General information
Full name plenum van 2002-07-17 14:21:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip257.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K1688
12/03/2002
✔
Projet de loi concernant les méthodes particulières de recherche et quelques autres méthodes d'enquête.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#3
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#4
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#5
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#6
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#11
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#16
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#17
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#18
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#19
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#20
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#21
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#22
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#23
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#24
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#25
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#26
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#27
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#32
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#33
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#38
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#39
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#45
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#46
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#47
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#48
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#49
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#50
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#51
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#52
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#53
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#54
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#55
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#56
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#57
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#58
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#59
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#60
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#61
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#62
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#63
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#64
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#65
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#66
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#67
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#68
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#69
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#70
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#71
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#72
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#73
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#74
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#75
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#76
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#77
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#78
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#79
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik vervolg het verslag uitgebracht door de heer Hove over de algemene bespreking zoals die in de commissie plaats had.
Ik geef eerst het standpunt van de leden van de Commissie tijdens de eerste algemene bespreking.
De heer Coveliers onderstreepte het grote belang van het voorliggende wetsontwerp. Hij verwees naar de diverse parlementaire onderzoekscommissies die concludeerden dat de politiediensten over te weinig middelen beschikken om de georganiseerde criminaliteit te lijf te gaan. Vandaar zijn pleidooi voor wetgeving die de bijzondere opsporingsmethoden regelt. Dit moet voor hem kunnen, zelfs indien een inbreuk op het prive-leven mogelijk is. Hij stipt aan dat het wetsontwerp evenwichtig is en voldoende controlemechanismen inbouwt.
Mevrouw Dardenne roept op om aandacht te hebben voor de ethische aspecten van het voorliggende vraagstuk. De politiediensten die gebruikmaken van de bijzondere opsporingsmethoden dragen een grote verantwoordelijkheid. Verder vraagt deze spreekster naar een aantal bijkomende cijfers die een licht werpen op de doeltreffendheid van de bijzondere opsporingsmethoden.
Ook de heer Erdman, voorzitter van de commissie, vindt het goed dat de bijzondere opsporingsmethoden die nu reeds worden toegepast op grond van rondzendbrieven een wettelijke regeling krijgen. Hij wenst echter verduidelijking op een aantal punten, met name over het onderscheid tussen de bijzondere opsporingsmethoden, de andere onderzoeksmethoden en de politionele onderzoekstechnieken, over de vraag of het werkbaar is deze methoden te beperken tot de misdrijven opgesomd in artikel 90ter Strafvordering, over het rechtsgevolg van een vordering voor uitgelokte feiten en tenslotte over de rol van het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter. Deze spreker waarschuwt er ook voor dat deze methoden slechts kunnen worden ingezet voor grote criminaliteit.
De heer Giet vroeg de minister verdere uitleg over de wijze waarop tot nu toe van bijzondere opsporingstechnieken werd gebruikgemaakt.
De heer Van Parys schaarde zich achter de idee van een wettelijke regeling, maar formuleerde een reeks vragen en opmerkingen:
Ten eerste, is het wel verantwoord dat voor de bijzondere opsporingsmethodes de subsidiariteit en de proportionaliteit steeds geldt, terwijl dat het voor de technieken slechts zó is in de mate dat ze binnen een methode worden aangewend?
Ten tweede, de strafbare feiten die door de politieambtenaren kunnen gepleegd worden, moeten nader worden gespecificeerd. Bovendien moet ook worden nagedacht over de regeling van de burgerlijke belangen van degenen die door het misdrijf van de politieambtenaren werden benadeeld.
Ten derde, de verhouding tussen het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter is een delicaat punt. Kan de onderzoeksrechter in het ontwerp zijn rol wel ten volle spelen?
Ten vierde, in bepaalde gevallen dreigt het onderscheid tussen de huiszoeking en de inkijkoperatie flinterdun te worden.
Ten vijfde, stelt de spreker vast dat het ontwerp een voorspelbare strijd oplevert tussen het federale parket en het college van procureurs-generaal.
Ten slotte vraagt deze spreker aandacht voor het evenwicht tussen de behoeften van de opsporing en vervolging en de beginselen van de eerlijke procesvoering.
De heer Schoofs ten slotte, stelde een reeks vragen van praktische aard, met name of de overheid over voldoende middelen beschikt om dit wetsontwerp op het terrein te realiseren, of de politiemensen al specifieke opleidingen hebben kunnen volgen en of de minister zich heeft kunnen laten bijstaan door experts.
Uit het antwoord van de minister blijkt in eerste instantie dat er in 2001 1.149 aanvragen waren voor bijzondere opsporingstechnieken. Vier vijfde daarvan zijn te situeren in de drugshandel, overvallen, diefstallen, agressie, voertuigzwendel en mensenhandel. De vragen komen vooral uit Brussel, Antwerpen en Gent. 140 tot 150 agenten zijn hiermee bezig. Slechts 14 agenten werken undercover. De nodige budgettaire middelen zijn hiervoor beschikbaar.
De minister verduidelijkt verder dat de politiële onderzoekstechnieken politiële onderzoeksmethoden ondersteunen en dat zij enkel worden toegepast in het kader van politiële onderzoeksmethoden. Hieruit volgt dat de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit gelden, zowel voor de bijzondere opsporingsmethoden als voor de politiële onderzoekstechnieken.
De minister verantwoordt de grote rol van het openbaar ministerie als volgt: ten eerste, de vertrouwensmagistraten zijn het best vertrouwd met bijzondere opsporingstechnieken; ten tweede, dat maakt een eenvormige aanpak mogelijk en ten slotte is het de vertrouwensmagistraat die in het bezit is van het vertrouwelijke dossier.
De politieambtenaren die een misdrijf plegen, moeten het proportionaliteitsbeginsel in acht nemen. Doordat het plegen van een misdrijf in het kader van bijzonder opsporingsmethodes (BOM) een beslissende verschoningsgrond oplevert, zal het slachtoffer steeds over een burgerlijke vordering beschikken.
De minister is gekant tegen een lijst van uitgesloten of toegelaten misdrijven, omdat dat voor de criminele organisaties hét middel bij uitstek zou zijn om na te gaan of iemand al dan niet politieagent is.
Na het betoog van de minister heeft de heer Giet daarin gesteund door mevrouw Herzet, de heer Erdman en mijzelf aangedrongen op hoorzittingen. Tussen de heren Erdman en Van Parys ontstond daarna een discussie over de vraag of het al dan niet wenselijk is het toepassingsgebied van bijzondere opsporingsmethodes te beperken tot de grote criminaliteit. De minister heeft geantwoord dat het niet de bedoeling van de regering is het toepassingsgebied van de bijzondere opsporingsmethodes te beperken tot de grote criminaliteit. Bovendien stelde hij dat de controle door de onderzoeksrechter in het ontwerp groter is dan in de huidige regeling waarbij op basis van rondzendbrieven wordt gewerkt. In het licht van het recente arrestVercauteren heb ik de problematiek van de zuivering van de nietigheden aangekaart. De minister heeft hierop geantwoord dat het arrest-Vercauteren in die context niet relevant is.
Ik kom tot het verslag van de hoorzittingen. De commissie voor de Justitie heeft diverse hoorzittingen gehouden.
Procureur-generaal Schins onderstreepte dat het college van procureurs-generaal enorm veel belang hecht aan de wettelijke regeling voor het gebruik van de bijzondere opsporingstechnieken. Hij vindt een dergelijke wettelijke regeling absoluut noodzakelijk, niet alleen vanuit rechtstatelijk oogpunt en vanuit het standpunt van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en de politiediensten maar ook omdat een werkwijze gesteund op ministeriële rondzendbrieven steeds minder de toets van het Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten van de Mens dreigt te doorstaan.
De spreker, procureur-generaal Schins, formuleert een aantal vaststellingen met betrekking tot het wetsontwerp.
Ten eerste, het gaat om een moeilijke evenwichtsoefening, waarbij ervoor moet worden gezorgd, enerzijds, dat het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en de politiediensten voldoende gewapend zijn in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, en anderzijds, dat de individuele rechten en vrijheden en de fundamentele rechten voldoende gevrijwaard blijven. Ten tweede, het is belangrijk dat de wetgeving kwalitatief op peil staat en dat ze sluitend is. De criminele organisaties zullen immers op de loer liggen om van meet af aan contrastrategieën te ontwikkelen.
Ten derde, de wetgeving heeft een onmiddellijke weerslag op de fysieke integriteit van de personen die betrokken zijn bij de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.
Ten vierde, dat alles heeft tot gevolg dat de onderzoeksmagistraten en de mensen van het terrein van dichtbij betrokken moeten zijn en blijven bij het totstandkomen van de wetgeving. De procureurgeneraal is gelukkig dat dit het geval is. Diverse overlegmomenten hebben geleid tot een aantal verbeteringen, maar toch vindt de spreker het wenselijk dat nog een aantal bijsturingen gebeuren, bijvoorbeeld op het vlak van de inkijkoperatie, de observatie met technische hulpmiddelen en de bescherming van het vertrouwelijk informantendossier.
Ten vijfde, de op til zijnde wetgeving mag in geen geval een achteruitgang betekenen ten opzichte van de huidige situatie. De strijd van de samenleving tegen de georganiseerde criminaliteit moet gelijke tred kunnen houden met de criminele milieus. België mag in de internationale context evenmin achterop hinken.
Ten zesde, de spreker onderstreept de controle op het gebruik van de bijzondere opsporingstechnieken, die op diverse niveaus aanwezig is, met name binnen de politiediensten zelf, door het openbaar ministerie, door de onderzoeksrechter, door de onderzoeksgerechten en ten slotte door de rechters ten gronde.
Wat dat betreft, formuleert de procureur-generaal een reserve tegen het ontworpen artikel 47undecies. Het college van de procureursgeneraal zou liever zien dat dit artikel zou wegvallen, omdat het een toetsing door de rechterlijke macht op het seponeringsbeleid van het openbaar ministerie zou installeren.
Volgens de procureur-generaal is het niet de taak van een rechter om een advies te geven. Dat vraagt teveel tijd en druist in tegen de klassieke regels van de zetelende magistratuur.
Ook de tweede spreker, onderzoeksrechter Vandermeersch, verheugt zich over de wettelijke verankering van de bijzondere opsporingstechnieken. Dat dient de transparantie. De spreker roept evenwel op om aandacht te blijven hebben voor de mogelijke inbreuken op het privé-leven. Dat impliceert dat de bijzondere opsporingstechnieken beperkt moeten worden tot de meest ernstige vormen van criminaliteit. Het ontwerp voldoet daar niet volledig aan: het toepassingsgebied van de wet is immers zeer ruim, vermits er enerzijds verwezen wordt naar een strafminimum van één jaar gevangenisstraf en/of naar de lijst met misdrijven waarvoor telefoontaps mogelijk zijn.
De heer Vandermeersch vestigt er ook de aandacht op dat het wetsontwerp de mogelijkheid opent om pro-actief onderzoek en bijzondere opsporingsmogelijkheden om naar zaken te vissen en inlichtingen in te winnen onder gerechtelijke bescherming. Daarna komt de spreker op een aantal punten terug. Ten eerste, hij noemt opnieuw de te ruime autonomie die aan de politiediensten wordt gelaten. Ten tweede, de procureur des Konings, die een centrale rol krijgt in de controle van de bijzondere opsporingsmethodes, is wellicht onvoldoende gewapend om het democratisch tegenwicht te vormen voor de tenuitvoerlegging van de bijzondere opsporingsmethodes. Ten derde, op het vlak van de bescherming van de individuele rechten en vrijheden doet er zich een verschuiving voor van de rechter naar het parket. Ten vierde, het wetsontwerp zet in verscheidene opzichten de onderzoeksrechter in zijn rol van behoeder van de individuele rechten en vrijheden buitenspel. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de inkijkoperaties, die via het minionderzoek aangevraagd mogen worden. De onderzoeksrechter mag echter, in tegenstelling tot de gewone regel van het minionderzoek, het dossier niet naar zich toetrekken. Nog een ander voorbeeld: in de wet wordt bepaald dat de bijzondere opsporingsmethodes ten uitvoer worden gelegd door de procureur des Konings. Volgens de spreker zal dat ertoe leiden dat de onderzoeksrechter zijn verantwoordelijkheid als leider van het onderzoek à charge en à décharge en als toezichthouder op de wettigheid van de bewijsmiddelen niet meer ten volle zal kunnen uitoefenen.
Ten slotte verwijst de spreker nog naar de controle op de wettigheid door de onderzoeksrechter, waarbij deze laatste nog slechts als alibi fungeert.
Ten vijfde, volgens onderzoeksrechter Vandermeersch wordt het recht op tegenspraak door het wetsontwerp bedreigd. Dat uit zich voornamelijk in het vertrouwelijk dossier dat onvoldoende onderworpen wordt aan de tegenspraak van de procespartijen.
Ten slotte geeft de spreker nog een aantal bijzondere overwegingen mee. Ik formuleer de voornaamste hiervan in het kort. De observatie zou gepaard moeten gaan met strengere garanties dan deze bepaald in de wet. Het is volgens de spreker een gevaarlijke techniek om de werkingssfeer van een regel af te bakenen door te verwijzen naar een maatregel waarin de werkingssfeer van een andere maatregel wordt vastgelegd. In concreto klaagt de spreker aan dat undercoveragenten en tipgevers kunnen worden aangewend voor de misdrijven waarvoor telefoontap mogelijk is.
De spreker klaagt bij wijze van besluit de onrustwekkende verschuiving aan van de bevoegdheden van de rechter naar het parket. De mogelijkheden tot tegenspraak worden in het ontwerp gehypothekeerd. Ten slotte stelt de onderzoeksrechter dat het ontwerp vatbaar is voor kritiek vanwege het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De derde spreker, de heer Van Laere, gaf een korte uiteenzetting van de concrete uitvoering en controle bij het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden.
Vanuit zijn ervaring in de grensoverschrijdende operaties en zijn contacten met buitenlandse overheden legde federaal procureur Brammertz op zijn beurt de nadruk op het belang van de wettelijke verankering van de bijzondere opsporingsmethoden. Als antwoord op een aantal betogen in de commissie voor de Justitie ging de heer Delmulle in op het vertrouwelijk dossier. Volgens deze spreker geldt als principe dat alles in het open dossier wordt vermeld tenzij zich daartegen elementen verzetten, bijvoorbeeld de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen, de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant of de burgerdeskundige.
Deze spreker verdedigt de rol van het openbaar ministerie in het ontwerp. Hij stipt aan dat de drempel van één jaar gevangenisstraf gerechtvaardigd is omwille van de internationale verplichtingen van België. Bovendien stelt hij dat een veel indringender maatregel, te weten de voorlopige hechtenis ook kan vanaf één jaar gevangenisstaf.
Volgens de heer Delmulle moet het ontwerp nog worden verfijnd, in de zin dat voor een observatie op een woning geen machtiging van de onderzoeksrechter zou mogen worden gevraagd.
Mevrouw De Rouck poogde het wantrouwen dat bestaat tegenover het vertrouwelijke dossier, weg te nemen door te stellen dat men, zodra het mogelijk is, overstapt van het vertrouwelijke dossier naar het open dossier.
Onderzoeksrechter Van Cauwenberghe heeft geen probleem met de laagdrempeligheid van de bijzondere opsporingsmethoden, maar wel met de volgens hem te beperkte rol van de onderzoeksrechter.
De heer Vandermeersch vraagt de wetgever om nog enkele zaken uit te klaren, zoals de vraag welke documenten thuishoren in het vertrouwelijke dossier en welke niet of de vraag wat moet worden begrepen onder pro-actief onderzoek.
De artikelsgewijze bespreking was vrij uitvoerig en interessant. Ik vestig de aandacht van de plenaire vergadering op die bijzonder interessante bespreking van de artikelen en op de discussies die naar aanleiding van de diverse amendementen werden gevoerd. Wie een volledige kijk wil hebben op de inhoud en de strekking van het voorliggende ontwerp, beveel ik de lectuur van de artikelsgewijze bespreking aan. Die bespreking verder toelichten zou ons hier echter te ver leiden, hoewel bij die bespreking enkele principiële discussies plaatshadden.
Het ontwerp werd aangenomen met 13 stemmen tegen 1 onthouding.
Translated text
Mr. Speaker, I will continue the report presented by Mr. Hove on the general discussion as it took place in the committee.
I will first express the views of the members of the Commission during the first general discussion.
Mr Coveliers emphasized the great importance of the present bill. He referred to the various parliamentary investigation committees that concluded that the police services have insufficient resources to combat organized crime. Therefore, they advocate legislation governing the special detection methods. This should be possible for him, even if a breach of private life is possible. He points out that the bill is balanced and incorporates sufficient control mechanisms.
Mrs Dardenne calls for attention to the ethical aspects of the present issue. The police services that use the special detection methods bear a great responsibility. Furthermore, this speaker asks for a number of additional figures that shed light on the effectiveness of the special detection methods.
Mr Erdman, Chairman of the committee, is also pleased that the special detection methods already used on the basis of circular letters will be regulated by law. However, he wants clarification on a number of points, in particular on the distinction between the special detection methods, the other investigation methods and the police investigation techniques, on the feasibility of limiting these methods to the crimes listed in Article 90ter of the Criminal Procedure, on the legal effect of a claim for facts initiated and, finally, on the role of the public prosecutor and the investigation judge. This speaker also warns that these methods can only be used for major crime. Their
Mr. Giet asked the Minister for further explanations on how special detection techniques have been used so far.
Mr Van Parys defended the idea of a legal arrangement, but formulated a series of questions and comments:
First, is it appropriate that subsidiarity and proportionality are always applicable to special detection methods, whereas for the techniques it is only so to the extent that they are used within a method?
Second, the criminal offences that may be committed by police officers should be specified further. In addition, it is also necessary to consider the regulation of the civil interests of those who have been harmed by the crime of the police officers.
Third, the relationship between the prosecutor and the investigative judge is a delicate point. Can the investigative judge play his full role in the draft?
Fourth, in certain cases, the distinction between the home search and the inquiry operation threatens to become flinterdun.
Fifth, the speaker notes that the draft creates a predictable battle between the federal prosecutor’s office and the college of prosecutors-general.
Finally, this speaker calls for attention to the balance between the needs of investigation and prosecution and the principles of fair trial.
Finally, Mr Schoofs raised a series of questions of a practical nature, in particular whether the government has sufficient resources to implement this draft law on the ground, whether the police officers have already been able to take specific training and whether the minister has been able to be assisted by experts.
The Minister’s response shows, in the first instance, that in 2001 there were 1,149 applications for special detection techniques. Four-fifths of these are related to drug trafficking, robberies, theft, aggression, vehicle fraud and human trafficking. The questions come mainly from Brussels, Antwerp and Gent. 140 to 150 officers are involved. Only 14 officers work undercover. The necessary budgetary resources are available for this.
The Minister further clarifies that the police investigation techniques support police investigation methods and that they are only applied in the context of police investigation methods. It follows that the conditions of subsidiarity and proportionality apply both to the special detection methods and to the police investigation techniques.
The Minister accounts for the large role of the Public Prosecutor as follows: first, the trust magistrates are best acquainted with special detection techniques; second, that allows for a uniform approach and finally it is the trust magistrates who hold the confidential file.
Police officers who commit a crime must respect the principle of proportionality. Since the commission of a crime in the context of special detection methods (BOM) constitutes a decisive justification, the victim will always have a civil claim.
The Minister is opposed to a list of excluded or permitted crimes, as that would be the best means for criminal organizations to verify whether or not someone is a police officer.
Following the Minister’s speech, Mr. Giet, supported by Mrs. Herzet, Mr. Erdman and myself, urged hearings. Between Mr. Erdman and Mr. Van Parys there was then a discussion about whether or not it is desirable to limit the scope of special detection methods to the large crime. The Minister responded that it is not the Government’s intention to limit the scope of the special detection methods to the major crime. Furthermore, he argued that the examination judge’s control in the draft is greater than in the current scheme that works on the basis of circular letters. In the light of the recent verdictVercauteren, I have addressed the problem of the purification of the nonsense. The Minister responded that the judgment-Vercauteren is not relevant in this context.
I come to the report of the hearings. The Justice Committee held several hearings.
Attorney General Schins stressed that the College of Attorneys General attaches great importance to the legal framework for the use of special detection techniques. He considers such a legal arrangement absolutely necessary, not only from the point of view of the rule of law and from the point of view of the Prosecutor’s Office, the investigative judges and the police services, but also because a practice based on ministerial circular letters is increasingly less likely to pass the test of the European Convention for the Protection of Human Rights.
The speaker, Attorney General Schins, formulates a number of findings regarding the bill.
First, it is a difficult exercise of balance, which must ensure, on the one hand, that the public prosecutor, the investigative judges and the police services are adequately armed in the fight against organised crime, and, on the other hand, that the individual rights and freedoms and fundamental rights remain adequately protected. Second, it is important that the legislation is qualitatively on the level and that it is conclusive. After all, the criminal organizations will be on the lookout to develop counter-strategies from the outset.
Third, the legislation has an immediate impact on the physical integrity of the persons involved in the fight against organised crime.
Fourth, all this has the effect that the investigative magistrates and the people of the field must be closely involved and continue to be involved in the creation of legislation. The Attorney General is happy that this is the case. Several moments of consultation have led to some improvements, but the speaker still finds it desirable that some additional upgrades are made, for example in the area of the inquiry operation, the observation with technical tools and the protection of the confidential informant dossier.
Fifth, the current legislation should under no circumstances represent a deterioration from the current situation. The struggle of society against organized crime must be able to keep pace with the criminal environments. Belgium should not be left behind in the international context either.
Sixth, the speaker emphasizes the control of the use of special detection techniques, which is present at various levels, in particular within the police services themselves, by the prosecutor’s office, by the investigative judge, by the investigative courts and finally by the judges on the ground.
In that regard, the Attorney General makes a reservation against the draft article 47undecies. The General Prosecutor’s College would rather see this article disappear, as it would install a judicial review on the prosecutor’s suspension policy.
According to the Attorney General, it is not the duty of a judge to give an opinion. This takes too much time and is contrary to the classic rules of the sitting magistrates.
Also the second speaker, investigative judge Vandermeersch, welcomes the legal anchoring of the special detection techniques. This serves transparency. The speaker, however, calls for continued attention to potential breaches of privacy. This implies that the special detection techniques should be limited to the most serious forms of crime. The draft does not fully comply with this: the scope of the law is very broad, since, on the one hand, it refers to a minimum penalty of one year imprisonment and/or to the list of crimes for which telephone calls are possible.
Mr Vandermeersch also draws attention to the fact that the bill opens the possibility of proactive investigation and special detection possibilities for fishing and obtaining intelligence under judicial protection. Then the speaker comes back on a number of points. First, he reiterates the too wide autonomy left to the police services. Second, the King’s Prosecutor, who will have a central role in the control of the special detection methods, may not be sufficiently armed to constitute the democratic counterbalance for the implementation of the special detection methods. Third, in the field of protection of individual rights and freedoms, there is a shift from the judge to the prosecutor’s office. Fourth, in several ways, the draft law sets out the investigative judge in his role of guardian of individual rights and freedoms. This is the case, for example, with the inquiry operations, which can be requested through the minion survey. However, contrary to the usual rule of the minion investigation, the investigation judge may not draw the file to himself. Another example: the law stipulates that the special investigation methods are implemented by the King’s Attorney. According to the speaker, this will result in the investigation judge no longer being able to fully exercise his responsibilities as the head of the investigation à charge et à décharge and as the supervisor of the legality of the evidence.
Finally, the speaker also refers to the control of legality by the investigation judge, the latter still acting only as an alibi.
Fifth, according to investigative judge Vandermeersch, the right to contradiction is threatened by the bill. This is mainly reflected in the confidential file that is not sufficiently subject to the contradiction of the parties to the proceedings.
Finally, the speaker gives a few special considerations. I will formulate the main of these in brief. The observation should be accompanied by stricter guarantees than those provided for by law. It is a dangerous technique to delineate the scope of a rule by referring to a measure defining the scope of another measure. In concrete, the speaker complains that undercover agents and tip-givers can be used for the crimes for which telephone calling is possible.
The speaker complains by decision the troubling shift of the powers of the judge to the prosecutor’s office. The possibilities of contradiction are mortgaged in the draft. Finally, the investigation judge argues that the draft is subject to criticism due to the European Court of Human Rights.
The third speaker, Mr Van Laere, gave a brief explanation of the concrete implementation and control when using special detection methods.
From his experience in cross-border operations and his contacts with foreign governments, federal prosecutor Brammertz, in turn, emphasized the importance of the legal anchoring of the special detection methods. In response to a number of arguments in the Justice Committee, Mr Delmulle agreed to the confidential file. According to this speaker, the principle is that everything in the open file is listed unless elements contradict it, such as the covering of the technical means used, the safeguarding of the security and the covering of the identity of the informant or the civil expert.
This speaker defends the role of the prosecutor’s office in the design. He points out that the threshold of one year imprisonment is justified by the international obligations of Belgium. Furthermore, he argues that a much more intrusive measure, namely the provisional detention, can also start from one year in prison.
According to Mr Delmulle, the draft still needs to be refined, in the sense that for an observation on a home, no authorisation of the investigation judge should be requested.
Mrs De Rouck sought to remove the mistrust that exists in the confidential file by suggesting that, as soon as possible, a transition from the confidential file to the open file should be made.
Investigative Judge Van Cauwenberghe has no problem with the low threshold of the special detection methods, but rather with the too limited role of the investigative judge.
Mr Vandermeersch asks the legislature to clarify some other matters, such as the question of which documents belong to the confidential file and which not, or the question of what should be understood under proactive research.
The article-by-article discussion was quite extensive and interesting. I draw the attention of the plenary session to this ⁇ interesting discussion of the articles and to the discussions held following the various amendments. For those who want to have a full view of the content and the scope of the present draft, I recommend the reading of the article-by-article discussion. However, further explanation of that discussion would lead us too far here, although there were some principled discussions during that discussion.
The draft was adopted with 13 votes against 1 abstinence.
#2
Official text
Monsieur le président, pourrais-je poser une question au rapporteur?
Translated text
Can I ask a question to the rapporteur?
#3
Official text
Pour cela, vous devez vous inscrire dans la discussion générale.
Translated text
To do this, you must sign up for the general discussion.
#4
Official text
Peut-être pourrais-je vous la poser? Il s'agit d'une question de procédure.
Translated text
Maybe I could put it on you? This is a matter of procedure.
#5
Official text
Si vous faites appel au règlement, je vous donne la parole.
Translated text
If you appeal to the Regulation, I give you the word.
#6
Official text
Monsieur le président, vous jugerez de la correction de l'appel au règlement. M. Bourgeois et M. Hove viennent de nous faire un rapport destiné à l'ensemble de la séance plénière, celle-ci comprend 149 collègues.
M. Bourgeois termine son exposé en disant que si l'on souhaite avoir la substantifique moelle du contenu des discussions en commission, il nous propose de prendre connaissance de la discussion des articles en commission. Je pense que ce serait utile à un bon travail parlementaire.
Un grand nombre d'entre nous a reçu ce rapport de 157 pages il y a une heure. Certains l'ont peut-être reçu ce matin par la poste s'ils sont partis relativement tard de chez eux, mais beaucoup ne le recevront que demain. Dès lors, pensez-vous, Monsieur le président, qu'il est techniquement possible pour des parlementaires de lire ce document alors que l'article 66 de notre règlement prévoit un minimum de trois jours entre le moment où un rapport est communiqué à la séance plénière et le moment où notre discussion générale est entamée?
Le délai de trois jours ne sera donc pas respecté dans les faits ni par rapport à l'entame de la discussion générale ni, je le crains, par rapport au moment du vote en séance plénière. Je sais que le gouvernement a demandé l'urgence et que l'article 40 lui permet et nous permet d'aller de l'avant. Mais en ce qui concerne la dernière suggestion évoquée par M. Bourgeois, j'estime que nous ne sommes pas techniquement en mesure de répondre au voeu qu'il a émis.
Translated text
Mr. Speaker, you will judge the correction of the appeal to the Rules. by Mr. Bourgeois and Mr. Hove has just submitted a report for the entire plenary session, which includes 149 colleagues. by
by Mr. Bourgeois concludes his presentation by saying that if one wishes to have the substantive softness of the content of the discussions in committee, he proposes to take note of the discussion of the articles in committee. I think this would be useful for a good parliamentary work. by
Many of us received this 157 page report an hour ago. Some may have received it this morning by mail if they left their home relatively late, but many will receive it only tomorrow. Therefore, do you think, Mr. Speaker, that it is technically possible for parliamentarians to read this document while Article 66 of our Rules of Procedure provides for a minimum of three days between the time when a report is communicated to the plenary session and the time when our general discussion is started? by
The three-day period will therefore not be respected in the facts, nor in relation to the beginning of the general discussion, nor, I fear, in relation to the moment of the vote in the plenary session. I know that the government has asked for the urgency and that Article 40 allows it and allows us to move forward. As for the last proposal made by Mr. Bourgeois, I believe that we are not technically able to meet the will he has issued.
#7
Official text
Je vais tenter de mettre cela au point monsieur Decroly. Je comprends vos questions. Comme vous l'avez souligné, l'urgence a été accordée par la chambre (article 40 du règlement). Pour éviter tout malentendu: l'urgence signifie que tous les droits de tous les parlementaires, au niveau des commissions ou de la séance plénière, restent entièrement identiques. Seuls les délais peuvent être raccourcis à l'extrême.
Deuxième cas, et vous en avez l'expérience comme d'autres collègues, il peut arriver que la commission unanime donne son feu vert pour un rapport oral. Très souvent, dans ces conditions, l'exposé du rapporteur est un peu plus long pour permettre aux collègues en séance plénière qui ne disposent pas encore d'un texte écrit d'avoir le maximum d'informations par la voix du rapporteur.
Troisième cas, ce n'est pas le cas ici, il arrive souvent aussi que le rapporteur renvoie à son rapport. En général, il s'agit de sujets sur lesquels un consensus a été constaté.
Nous avons ici un quatrième cas. Le rapport a été distribué sur les bancs, comme vous l'avez signalé de manière pertinente. Sur le plan réglementaire, c'est correct. Le rapport est là et je ne peux pas demander à M. Bourgeois de détailler article par article, ce qu'il peut évidemment faire. Dans un sens, ce type de travail ne favorise pas une connaissance approfondie par un membre qui n'a pas suivi les travaux de la commission de toutes les discussions qui s'y sont déroulées. A cet égard, vous avez raison. Par ailleurs, la Chambre a accordé l'urgence pour ce projet, par consensus je crois, et c'est une des conséquences de l'urgence.
Le règlement le permet. Je ne suis pas un très grand défenseur des urgences fréquentes, je vous le dis très simplement.
Ici, elle est correcte; je ne peux pas faire d'observation réglementaire, constatant qu'il est vrai qu'il faut parcourir le rapport déposé maintenant pour ceux qui n'ont pas participé à la commission. J'ai dit récemment que les droits des parlementaires qui ne sont pas membres des commissions sont aussi pleins et entiers que ceux des membres qui sont bien sûr favorisés parce qu'ils ont suivi les débats en commission.
Je comprends donc votre observation, mais du point de vue réglementaire, la procédure est parfaitement exacte, comme vous l'avez vous-même souligné.
Translated text
I will try to explain this, Mr. Decroly. I understand your questions. As you pointed out, the urgency was granted by the Chamber (Article 40 of the Rules of Procedure). To avoid misunderstandings: the urgency means that all the rights of all parliamentarians, at the level of the committees or the plenary session, remain entirely identical. Only the deadlines can be shortened to the extreme.
Second case, and you have the experience like other colleagues, it may happen that the unanimous committee gives its green light for an oral report. Very often, under these conditions, the rapporteur’s exposition is a little longer to allow colleagues in plenary session who do not yet have a written text to have as much information as possible through the rapporteur’s voice.
In the third case, this is not the case here, it also often happens that the rapporteur refers to his report. In general, these are topics on which consensus has been found.
Here we have a fourth case. The report has been distributed to the banks, as you pointed out in a relevant manner. From a regulatory point of view, this is correct. The report is here and I cannot ask Mr. Bourgeois to detail article by article, which he can of course do. In a sense, this type of work does not promote in-depth knowledge by a member who has not followed the committee’s work of all the discussions that took place there. In this regard, you are right. In addition, the House granted the urgency for this project, by consensus I believe, and this is one of the consequences of the urgency.
The regulation allows it. I am not a very big advocate of frequent emergencies, I tell you very simply. by
Here, it is correct; I cannot make any regulatory observation, finding that it is true that it is necessary to browse the report submitted now for those who have not participated in the commission. I recently said that the rights of parliamentarians who are not members of committees are as full and whole as those of members who are of course favored because they have followed the committee debates. by
So I understand your observation, but from a regulatory point of view, the procedure is perfectly accurate, as you yourself pointed out.
#8
Official text
Mijnheer de voorzitter, uw uitleg is uiteraard correct. Ik wil een nuance aanbrengen. Bij een wetsontwerp mag de Kamer zich niet uitspreken — ik vind dat jammer — over de urgentie. Als de regering de urgentie vraagt, wordt zij automatisch toegekend. Enkel bij wetsvoorstellen kan de Kamer zich over de urgentie uitspreken.
Translated text
Your explanation is obviously correct. I want to make a nuance. In the case of a draft law, the Chamber may not take a decision — I regret that — on the urgency. If the government requests the urgency, it is granted automatically. Only in the case of legislative proposals can the Chamber decide on the urgency.
#9
Official text
Ik wil ook een nuance aanbrengen. Als het gaat om een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, moeten wij ons over de urgentie uitspreken. Als het gaat om een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, vraagt de regering de urgentie op basis van artikel 80 van de Grondwet. Ik word een beetje technisch. Het is voor de experts.
In de algemene bespreking zijn zeven sprekers ingeschreven: de heren Van Parys, Arens, Erdman, Mme Dardenne, de heren Coveliers, Giet en mevrouw Talhaoui. De sprekerslijst is nog niet gesloten.
De heer Van Parys heeft het woord.
Translated text
I also want to add a nuance. When it comes to a matter referred to in Article 77 of the Constitution, we must speak about the urgency. In the case of a matter referred to in Article 78 of the Constitution, the Government requests the urgency on the basis of Article 80 of the Constitution. I am becoming a bit technical. It is for the experts.
Seven speakers were registered in the general discussion: Mr Van Parys, Arens, Erdman, Mrs Dardenne, Mr Coveliers, Giet and Mrs Talhaoui. The speaker list is not yet closed.
Mr Van Parys has the word.
#10
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het gebruik van bijzondere opsporingsmethodes gebeurt op dit ogenblik op basis van rondzendbrieven van de minister van Justitie. Op dit ogenblik worden de bijzondere opsporingsmethodes in onderzoeken gebruikt op basis van de rondzendbrief van 1990 die in 1992 is aangepast. Gelukkig kunnen we over deze bijzondere opsporingsmethodes beschikken, anders zouden we in geen enkele belangrijke zaak oplossingen kunnen vinden.
Het gaat in hoofdzaak over de observatie, de infiltratie en het gebruik van informanten. De uitnodiging van de minister van Justitie bestaat erin een wettelijke regeling uit te werken voor deze bijzondere opsporingsmethodes. Iedereen zal het erover eens zijn dat in principe een dergelijke wettelijke regeling noodzakelijk is. Dat was trouwens ook een aanbeveling van zovele parlementaire onderzoekscommissies. Wat is de bedoeling van een wettelijke regeling inzake de bijzondere opsporingsmethodes?
Ten eerste, hebben wij de verantwoordelijkheid om de politieagenten, de speurders en de magistraten de nodige rechtszekerheid te geven. Het is evident dat, als speurders op dit ogenblik gebruik maken van observatie, infiltratie en informanten, zij dansen op het slappe koord. Als zij resultaten bereiken in belangrijke onderzoeken worden zij gelauwerd, maar als het mis loopt worden zij met de vinger gewezen en dreigen zij verantwoordelijk te worden gesteld. Vandaar dat wij er via een wettelijke regeling in moeten kunnen slagen om de speurders en de magistraten die met deze technieken bezig zijn met het oog op een betere bestrijding van de criminaliteit rechtszekerheid te bieden.
De tweede doelstelling is de rechtszekerheid van het onderzoek en de vervolging. We hebben zo dikwijls meegemaakt in processen bij belangrijke dossiers dat onderzoeksmethodes in vraag werden gesteld, dat bewijselementen niet werden aanvaard en dat daardoor daders die feiten hadden gepleegd vrijuit gingen. Men had onoordeelkundig gebruik gemaakt van bepaalde onderzoeksmethodes. Het moet dus de bedoeling zijn om tot een situatie te komen waarin de bewijselementen die men in het kader van belangrijke strafdossiers verzameld heeft minder snel in vraag worden gesteld. De bedoeling is dus duidelijk. Er moet rechtszekerheid komen voor de speurders en de magistraten en er moet meer zekerheid komen voor het onderzoek dat zo weinig mogelijk in vraag mag worden gesteld. De bewijsmiddelen moeten zeer duidelijk en onomstotelijk vaststaan.
Het tot stand brengen van een wettelijke regeling inzake de bijzondere opsporingsmethodes is een bijzonder moeilijke evenwichtsoefening. Ten eerste, willen wij er allemaal naar streven, zeker op dit ogenblik, om de criminaliteit op een efficiëntere manier te kunnen bestrijden. We zijn het er allemaal over eens, wij moeten de politiediensten, de magistratuur en de parketten in staat stellen om betere resultaten te boeken in de strijd tegen de criminaliteit. In de eerste plaats is er dus de noodzaak van een grotere efficiëntie. Daartegenover staan de rechten en de vrijheden van de mensen. Dat is het onderwerp van de evenwichtsoefening die moest worden gemaakt. We hebben het hierbij onder meer over de rechten van de verdediging. De rechten van de verdediging hebben echter een pejoratieve weerklank gekregen. Ik geef even een heel concreet voorbeeld. Als het via deze wettelijke regeling mogelijk wordt om een "inkijkoperatie" te doen in uw of mijn woning — als we geen parlementsleden zouden zijn — of in de woning van een burger, dan zou dit kunnen zonder medeweten van de eigenaar.
Het is evident dat bij dergelijk verregaande onderzoeken — een inkijkoperatie in private plaatsen zonder toestemming van de eigenaar — voldoende rekening wordt gehouden met onder meer het recht op privacy.
Hoe kan die noodzaak aan efficiëntie worden gecombineerd met de rechten en de vrijheden van eenieder? Dat was de uitdaging van het wetsontwerp. Tijdens de bespreking van het wetsontwerp werd hierover trouwens permanent gediscussieerd. Het risico van een wettelijke regeling tegenover een regeling bij wijze van omzendbrief is natuurlijk dat men via een wettelijke regeling dreigt zijn strategie prijs te geven aan het criminele milieu, aan degenen met criminele intenties. Een wettelijke regeling houdt natuurlijk een veel grotere transparantie in dan een regeling via omzendbrieven die een vertrouwelijk karakter hebben.
We mogen het risico niet lopen dat we via de wettelijke regeling onze strategie prijsgeven en dat we de speurders en het openbaar ministerie geen troeven meer geven terwijl we het criminele milieu als het ware inzicht geven in de strategie die wordt gevolgd om misdrijven op te lossen. Het was dan ook de belangrijke uitdaging om ervoor te zorgen dat de wettelijke regeling geen stap achteruit was ten opzichte van de huidige regeling via omzendbrieven. Indien dat het geval was geweest, zou de nieuwe regeling niet goed zijn en dan zou men zich beter gehouden hebben bij een regeling op basis van omzendbrieven. Op die manier zouden we de speurders en de parketten immers minder mogelijkheden hebben geboden dan wat ze nu ter beschikking hebben.
Mijnheer de voorzitter, ik kom dan tot de essentie van mijn betoog dat kort zal zijn. Mijnheer de minister, u hebt geflirt met het risico om een stap achteruit te zetten ten opzichte van de huidige regeling via de omzendbrieven. U hebt geflirt met dat risico door in het wetsontwerp een artikel in te lassen dat nadien werd bevestigd met een amendement. In dat artikel wordt bepaald dat er in een wettigheidscontrole moet worden voorzien via de raadkamer indien tijdens het onderzoek gebruik wordt gemaakt van informanten. Die regeling, die zowel in het wetsontwerp als in het amendement dat door de minister van Justitie na meerderheidsoverleg werd ingediend, was opgenomen, was een stap achteruit ten opzichte van de huidige regeling, omdat op het ogenblik het opsporingsonderzoek — ook wanneer men van informanten gebruikmaakt — niet onderhevig is aan de controle van de raadkamer. Het risico was heel reëel dat de tekst zoals hij ter bespreking lag en het amendement zoals het door de minister van Justitie was ingediend, een stap achteruit zou zijn ten opzichte van de actuele toestand.
Het desbetreffende artikel en amendement waren een eis van de socialisten en de groenen. Zij eisten dat er een wettigheidscontrole zou plaatsvinden op het gebruik van informanten wanneer — tijdens het opsporingsonderzoek — informanten worden gebruikt. De minister van Justitie is op die eis van de socialisten en de groenen ingegaan naar aanleiding van het interkabinettenoverleg bij de indiening van het wetsontwerp en op het einde van de besprekingen in de commissie met de indiening van het amendement, waardoor ondubbelzinnig de wettigheidscontrole op het gebruik van informanten werd ingevoerd.
Mijnheer de minister, dit was naar mijn aanvoelen roekeloos. Dit was roekeloos omdat dit levensbedreigend was voor de informanten. U moet zich de situatie voorstellen. Wanneer het zo is dat naar aanleiding van het gebruik van informanten het opsporingsonderzoek moet worden getoetst door de raadkamer, dan weet natuurlijk niet alleen de in verdenking gestelde, maar dan weet ook het criminele milieu dat in dat onderzoek, vermits het aan de raadkamer wordt voorgelegd, informanten zijn gebruikt. Dan is het een relatief koud kunstje voor het criminele milieu of voor de in verdenking gestelde om te weten te komen wie deze informant wel zou zijn. Ik hoef u niet te verduidelijken dat als wij over belangrijke dossiers spreken, op dat ogenblik in de realiteit het leven van de informant bedreigd is. Dit risico heeft men genomen, dit was de roekeloze handelwijze vanwege de regering in dit dossier, vanwege de meerderheid en vanwege de minister van Justitie.
Maar eigenlijk is er meer. Welke informant zou nog geneigd zijn om medewerking te verlenen aan Justitie en gerecht als men weet dat aan het einde van het opsporingsonderzoek via de toetsing door de raadkamer het reële risico ontstaat dat de informant kan worden geïdentificeerd? Dit zou de hele informantenwerking die wij op dit ogenblik kennen via de rondzendbrief, op de helling hebben gezet. Dit is voorwaar geen oppositietaal; het was het college van procureurs-generaal zelf dat in hun advies aan de commissie en in de hoorzittingen waarvan daarnet sprake was in het verslag, hiervoor uitdrukkelijk had gewaarschuwd. Deze wettigheidcontrole door de raadkamer hield het risico in dat informanten gevaar liepen voor hun veiligheid en dat de hele informantenwerking op de helling zou worden gezet. Het waren trouwens ook de verschillende parketmagistraten en speurders die dat hadden meegedeeld. Ondanks deze waarschuwing, had men desalniettemin dit artikel en dit amendement ingevoerd. Collega Coveliers die de materie kent, had dit ingezien. Hij had voorzien in een amendement waarbij de informantenwerking buiten de wettigheidcontrole van de raadkamer zou worden gehouden. Alleen was het zo dat op het einde van de besprekingen collega Coveliers ertoe neigde dit amendement niet langer te verdedigen.
Aan het einde van de besprekingen stonden wij voor een verscheurende keuze, mijnheer de voorzitter van de commissie voor de Justitie. Als CD&V-fractie hadden wij zeer duidelijk de dreiging en de bedreiging zien komen. Wij wisten dat wanneer het artikel en het amendement van de regering zouden worden aangenomen, het op dat ogenblik het einde zou zijn van de informantenwerking. Wij hebben daarom precies op de laatste zitting voor de stemmingen zo bijzonder gefulmineerd tegen dit artikel en nog eens uitdrukkelijk gewezen op hetgeen de procureurs-generaal en de speurders hadden gezegd: levensbedreigend voor de informanten en een risico voor het geheel van de informantenwerking in het bijzonder. Wij stonden voor de keuze: ofwel zouden wij de regering en de meerderheid op hun bek laten gaan, ofwel zouden wij een constructieve houding aannemen. Wij hebben voor dit laatste gekozen. Wij hebben een alternatieve meerderheid aangeboden en uitgelokt, met de liberalen. Uiteindelijk heeft dit ervoor gezorgd dat wij via dit wetsontwerp effectief kunnen beschikken over een efficiënte informantenwerking zonder wettigheidcontrole vanwege de raadkamer op basis van een wettelijke regeling. Deze alternatieve meerderheid moest de mogelijkheid bieden effectief te doen wat men van ons verlangt.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the use of special detection methods is currently being made on the basis of circular letters from the Minister of Justice. Currently, the special detection methods are used in investigations based on the 1990 circulation letter, which was amended in 1992. Fortunately, we can have these special detection methods at our disposal, otherwise we would not be able to find solutions in any important matter.
It is mainly about observation, infiltration and the use of informants. The invitation of the Minister of Justice consists in developing a legal framework for these special investigation methods. Everyone will agree that in principle such a legal arrangement is necessary. This was also a recommendation from so many parliamentary investigation committees. What is the purpose of a legal regulation on special detection methods? Their
First, we have the responsibility to provide police officers, detectives and magistrates with the necessary legal certainty. It is obvious that if detectives at this moment use observation, infiltration and informants, they dance on the sluggish rope. If they ⁇ results in important investigations, they are lauded, but if they go wrong, they are pointed with the finger and threaten to be held accountable. Therefore, we must be able to manage through a legal framework to provide legal certainty to the detectives and magistrates involved in these techniques in order to better combat crime.
The second objective is the legal certainty of the investigation and prosecution. We have experienced so often in trials on important files that investigative methods were challenged, that evidence was not accepted and that as a result the perpetrators of those facts were freed. Certain research methods have been used inappropriately. It must therefore be intended to create a situation in which the evidence collected in the context of important criminal records is less quickly challenged. The intention is therefore clear. There must be legal certainty for investigators and magistrates and there must be greater certainty for the investigation that should be questioned as little as possible. The evidence must be established very clearly and irrefutably.
The establishment of a legal framework on special detection methods is a ⁇ difficult balance exercise. First, we all want to strive, especially at this moment, to fight crime more efficiently. We all agree that we must enable the police services, the judiciary and the prosecutors to ⁇ better results in the fight against crime. First of all, there is the need for greater efficiency. On the contrary, there are the rights and freedoms of the people. That is the subject of the balance exercise that had to be done. This includes the rights of defence. However, the rights of the defence have received a pejorative response. Let me give a very concrete example. If, through this legal regulation, it becomes possible to carry out a “puppy operation” in your or my home — if we were not members of parliament — or in the home of a citizen, then this could be done without the knowledge of the owner.
It is evident that such extensive investigations — an inquiry operation in private places without the owner’s permission — adequately take into account, inter alia, the right to privacy.
How can this need for efficiency be combined with the rights and freedoms of everyone? That was the challenge of the bill. During the discussion of the draft law, this issue was, by the way, constantly discussed. The risk of a legal regulation versus a regulation in the form of a circulation letter is, of course, that one threatens to give his strategy a price to the criminal environment, to those with criminal intentions. A legal regulation, of course, implies a much greater transparency than a regulation through communications that have a confidential character.
We should not take the risk of disclosing our strategy through the legal regulation, and that we will no longer give assets to the investigators and the prosecutor’s office, while giving the criminal environment as a matter of fact insight into the strategy that is followed to resolve crimes. Therefore, the major challenge was to ensure that the legal framework was not a step backwards from the current system by sending letters. If that had been the case, the new scheme would not be good and then one would have better adhered to a scheme based on circulation letters. In this way, we would have offered the detectives and the parquets fewer opportunities than they now have.
I will then come to the essence of my argument, which will be brief. Mr. Minister, you have flirted with the risk of taking a step back from the current scheme through the circulation letters. You flirted with that risk by inserting an article into the bill that was subsequently confirmed with an amendment. That article stipulates that a legality check must be provided through the Chamber if informants are used during the investigation. That arrangement, which was included both in the draft law and in the amendment submitted by the Minister of Justice after majority consultation, was a step backwards from the current arrangement, because at the moment the investigation of the investigation — even when the use of informants — is not subject to the control of the council. The risk was very real that the text as discussed and the amendment as submitted by the Minister of Justice would be a step backwards from the current situation.
The relevant article and amendment were a demand of the Socialists and the Greens. They demanded that a legality check be carried out on the use of whistleblowers when whistleblowers are used during the investigation. The Minister of Justice has responded to this request of the Socialists and the Greens following the inter-kabinet consultation at the submission of the draft law and at the end of the discussions in the committee with the submission of the amendment, thus unambiguously introducing the legality control on the use of informants.
Mr. Minister, this was in my opinion reckless. This was reckless because it was life-threatening for the informants. You have to imagine the situation. If it is true that due to the use of informants the investigation investigation must be reviewed by the council, then of course not only the suspect knows, but then also the criminal environment knows that in that investigation, as it is submitted to the council, informants have been used. Then it is a relatively cold trick for the criminal environment or for the suspect to find out who this informant would be. I do not need to clarify that when we are talking about important files, at that moment in reality the life of the informant is threatened. This risk was taken, this was the reckless behavior because of the government in this file, because of the majority and because of the Minister of Justice. Their
But actually there is more. Which informant would be more inclined to cooperate with Justice and Justice if it is known that at the end of the investigation investigation through the review by the council chamber the real risk arises that the informant can be identified? This would have put all the informant work that we know at the moment through the circular letter on the slope. This is indeed not an opposition language; it was the collegium of prosecutors-general itself that had explicitly warned of this in its opinion to the committee and in the hearings that were just mentioned in the report. This lawfulness check by the Chamber held the risk that whistleblowers would be at risk for their safety and that the entire whistleblowing activity would be put on the slope. It was, by the way, also the various parquet magistrates and investigators who had communicated this. Despite this warning, this article and this amendment had nevertheless been introduced. Colleague Coveliers who knows the matter had realized this. He had envisaged an amendment that would keep the informant’s work outside of the council’s legality control. It was only so that at the end of the discussions colleague Coveliers tended to no longer defend this amendment. Their
At the end of the discussions we were faced with a disruptive choice, Mr. Chairman of the Justice Committee. As the CD&V group, we had very clearly seen the threat and the threat coming. We knew that if the article and the amendment of the government were to be adopted, it would at that moment be the end of the informant work. We have therefore, precisely at the last session before the voting, so ⁇ fulminated against this article and again explicitly pointed out what the prosecutors-general and the investigators had said: life-threatening for the informants and a risk for the whole of the informant activity in particular. We were facing the choice: either we would let the government and the majority go on their mouths, or we would take a constructive stance. We have chosen the latter. We have offered and provoked an alternative majority, with the liberals. In the end, this has ensured that through this bill we can effectively have an efficient informant work without legality control due to the council on the basis of a legal regulation. This alternative majority was to provide the opportunity to do effectively what is required of us.
#11
Official text
Monsieur Van Parys décide s'il accepte que je l'interrompe ou pas; je ne veux surtout pas le contrarier à cet égard, et j`apprécie comme toujours ses interventions.
Vous venez de faire l'historique de la problématique de l'amendement de M. Coveliers et vous mettez en avant la problématique sans aucun doute importante de la sécurité des informateurs. L'amendement de M. Coveliers a été voté. Par conséquent, la chambre du Conseil n'exerce pas, dans le projet tel que nous l'avons voté, de contrôle de l'utilisation des informateurs et des indicateurs.
Pouvez-vous me dire en quoi le contrôle de la chambre du Conseil, qui n'existe pas, est différent du contrôle de la juridiction de fond, qui lui existera de toute façon?
Par conséquent, le risque que vous dénoncez se pose inévitablement — pour autant qu'il existe, mais cela, c'est un autre problème — devant la juridiction de fond pour n'importe quel dossier, à propos des indicateurs, je dis bien. C'est tout ce que je voulais vous dire et je vous laisse continuer.
Translated text
Mr. Van Parys decides whether he accepts that I interrupt him or not; I do not want to bother him in this regard, and I appreciate, as always, his interventions. by
You have just made the history of the problem of the amendment of Mr. Coveliers and you highlight the undoubtedly important problem of the security of informers. The amendment of Mr. Coveliers was voted. Therefore, the Chamber of the Council does not exercise, in the draft as we voted, control over the use of informers and indicators. by
Can you tell me how the control of the Council Chamber, which does not exist, is different from the control of the main court, which will exist to it anyway? by
Therefore, the risk you are denouncing inevitably arises — so far as it exists, but that, it’s another issue — before the main jurisdiction for any file, about indicators, I say right. That’s all I wanted to tell you, and I let you continue.
#12
Official text
Het gevaar van het wetsontwerp, het artikel en het amendement in kwestie schuilde in het feit dat men een tweede voorafgaand moment van risico inbouwde, met name aan het einde van het opsporingsonderzoek. Daarbij verplichtte men de onderzoeksrechter verslag uit te brengen aan de raadkamer, waardoor zowel de in verdenking gestelde als het criminele milieu — door het feit dat een dossier aan de raadkamer werd voorgesteld — wist dat er van informanten gebruik was gemaakt. Ik hoef maar te citeren uit het advies van het college van procureurs-generaal, mijnheer Giet. U bent immers goed geplaatst om een procureurgeneraal te begrijpen in zijn ongetwijfeld goede intenties. In dat advies zegt het college dat, als die maatregel wordt doorgevoerd, het criminele milieu, meer dan in zijn eigen verdediging, geïnteresseerd zal zijn in de identificatie van de informant. Het milieu zou daar ook zonder meer en vrij gemakkelijk in kunnen slagen.
Kunnen wij het risico nemen, om inzake de informantenwerking, waarop de raadkamer op het ogenblik geen wettigheidscontrole uitoefent, een procedure in te voeren waardoor, ten eerste, het leven van de informant wordt bedreigd en, ten tweede, in het algemeen niemand nog het risico zal durven te nemen om in belangrijke dossiers informatie te verstrekken? Dat was de grote uitdaging van het debat. De uitdaging was om de eis van de socialisten en de groenen te counteren en toch de wettigheidscontrole in de tekst te laten opnemen. Het is enkel omdat de oppositie die argumentatie telkens opnieuw met overtuiging heeft herhaald, dat men uiteindelijk bereid is gevonden om een alternatieve meerderheid te vormen, om te voorkomen dat die bijzonder zware hypotheek op de informantenwerking zou worden gelegd.
Ik ben ervan overtuigd dat de oppositie op die wijze een bijzonder constructieve houding heeft aangenomen, waardoor een en ander is voorkomen. Ten eerste — dat interesseert me minder — is voorkomen dat de minister van Justitie op zijn bek is gegaan ten overstaan van zijn procureurs-generaal, zijn speurders en zijn procureurs. Immers, hij had hen verloochend door hun advies oorspronkelijk naast zich neer te leggen. Onze constructieve houding heeft vooral tot gevolg gehad dat we de informantenwerking hebben gered en daar ging het eigenlijk over.
Ik ben ervan overtuigd dat het initiatief vanwege de oppositie een belangrijk precedent is, collega's. Daar eindig ik mee. Ik stel immers vast dat de socialisten en de groenen sinds lang belangrijke veiligheidsdossiers blokkeren. Ik denk aan de problematiek van de straatcriminaliteit. Ik denk aan de problematiek van de jeugdcriminaliteit. Telkens opnieuw stellen we vast dat we de oplossingen voor belangrijke samenlevingsproblemen niet kunnen uitwerken, omdat socialisten en groenen het verhinderen. Het probleem was dat de minister van Justitie zich daar tot op heden altijd bij heeft neergelegd. Hij heeft dat ook nu weer gedaan, via het artikel en via het amendement, waardoor de informantenwerking dreigde verloren te gaan. Stel u voor. Het precedent schuilt in het feit dat de liberalen voor het eerst zijn ingegaan op ons uitdrukkelijk verzoek, ons herhaald initiatief om met een alternatieve meerderheid het veto van de socialisten en groenen te omzeilen. Het resultaat, mevrouw Herzet, hebben we bereikt. We hebben het bereikt, omdat we er via een parlementaire meerderheid in zijn geslaagd een informantenwerking tot stand te brengen die behoorlijk is en die is gestoeld op een wettelijke regeling.
Ik meen dat wij op dezelfde weg moeten voortgaan.
Mijnheer de minister, er is in dit Parlement een meerderheid voor het jeugdsanctierecht en voor een spijtoptantenregeling. Dit is zonder meer het geval. De tweespalt in dit Parlement doet zich voor op deze lijn. Collega's, laten wij van deze meerderheid gebruikmaken zoals wij nu hebben gedaan naar aanleiding van de informantenregeling. Wij bieden, vanuit de CD&V-fractie opnieuw een alternatieve meerderheid aan, die ons moet toelaten de fundamentele samenlevingsproblemen op te lossen waarmee u en ik dagelijks in de grote steden en in de gemeenten overal in Vlaanderen en Wallonië worden geconfronteerd. De meerderheid bestaat. Laten we die gebruiken. Wij bieden u aan om een alternatieve meerderheid te vormen, ook voor het jeugdsanctierecht en voor de spijtoptantenregeling, zoals we dit hebben gedaan naar aanleiding van de informantenwerking in dit wetsontwerp.
Mevrouw Gerkens, dit is de echte parlementaire democratie. U hebt in theorie vele keren over nieuwe politieke cultuur gesproken. Wat wij hier hebben gedaan, is de echte parlementaire democratie. Een meerderheid van het Parlement heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft omzeild dat een minderheid zijn veto stelt ten opzichte van essentiële, fundamentele oplossingen ten aanzien van de samenlevingsproblemen.
Het is vanuit deze constructieve oppositie dat wij de feitelijke meerderheid in dit Parlement oproepen om samen met ons die samenlevingsproblemen op te lossen, ook inzake het jeugdsanctierecht en de spijtoptantenregeling. Het is vanuit deze optiek dat wij de informantenregeling mee hebben mogelijk gemaakt en dat wij u voor uw verantwoordelijkheid plaatsen om samen — naar aanleiding van een wetsvoorstel dat wij zullen indienen — dringend de problematiek van de jeugdcriminaliteit en de problematiek van de spijtoptanten op te lossen. Het is trouwens in deze geest dat wij dit wetsontwerp op de bijzondere opsporingsmethoden zullen goedkeuren.
Translated text
The danger of the draft law, article and amendment in question lies in the fact that a second prior moment of risk was incorporated, in particular at the end of the investigation. This required the investigating judge to report to the council, so that both the suspect and the criminal environment — by the fact that a file was submitted to the council — knew that informants were used. I just need to quote from the advice of the College of Attorneys-General, Mr. Giet. After all, you are well placed to understand a Attorney General in his undoubtedly good intentions. In that opinion, the college says that, if that measure is implemented, the criminal environment, more than in its own defense, will be interested in the identification of the informant. The environment could ⁇ do this quite easily.
Can we take the risk of introducing, in respect of the informant activity, which the council does not currently exercise legality control, a procedure which, firstly, threatens the life of the informant and, secondly, in general, no one will dare to take the risk of providing information in important files? That was the big challenge of the debate. The challenge was to counter the demands of the socialists and the Greens and yet to have the legality control included in the text. It is only because the opposition has repeated this argumentation again and again with conviction that one is eventually found willing to form an alternative majority, in order to prevent that ⁇ heavy mortgage being laid on the informant action.
I am convinced that in this way the opposition has taken a ⁇ constructive stance, which has prevented this. First — which interests me less — is to prevent the Minister of Justice from walking on his mouth before his prosecutors-general, his detectives and his prosecutors. After all, he had denied them by putting their advice away from him initially. Our constructive attitude has mainly resulted in saving the informant work and that is what we were talking about. Their
I am convinced that the initiative, because of the opposition, is an important precedent, colleagues. I end with that. After all, I note that the Socialists and the Greens have long blocked important security files. I think of the problem of street crime. I think of the problem of youth crime. Again and again, we find that we cannot find solutions to major societal problems because socialists and Greens are preventing it. The problem was that the Minister of Justice has always been involved with this until now. He has done so again now, through the article and through the amendment, thus threatening to lose the role of informant. Imagine yourself . The precedent lies in the fact that the liberals have for the first time responded to our explicit request, our repeated initiative to bypass the veto of the socialists and the Greens with an alternative majority. The result, Mrs. Herzet, we have achieved. We have achieved this because, through a parliamentary majority, we have succeeded in establishing an informant action that is proper and based on a legal framework.
I think we should continue on the same path.
Mr. Minister, there is a majority in this Parliament in favour of the law on youth sanctions and for a regret-optant scheme. This is of course the case. The double division in this Parliament proceeds on this line. Colleagues, let us use this majority as we have now done following the informant system. We again offer, from the CD&V group, an alternative majority, which should allow us to solve the fundamental societal problems that you and I face daily in the major cities and in the municipalities throughout Flanders and Wallonia. The majority exists. Let us use them. We offer you to form an alternative majority, also for the youth sanction law and for the regret-optant scheme, as we have done following the informant work in this bill.
This is the real parliamentary democracy. In theory, you have talked many times about new political culture. What we have done here is the real parliamentary democracy. A majority of the Parliament has taken its responsibility, bypassing the fact that a minority vetoes essential, fundamental solutions to societal problems. Their
It is from this constructive opposition that we call on the actual majority in this Parliament to work with us to solve those societal problems, including with regard to the law on youth sanctions and the regret-optant system. It is from this perspective that we have made the informant scheme possible and that we place you under your responsibility to resolve urgently the problem of youth crime and the problem of regret-optants together – following a proposal of law that we will submit. By the way, it is in this spirit that we will approve this bill on the special detection methods.
#13
Official text
Monsieur le président, je voudrais demander à M. Van Parys de quoi il se plaint réellement. Depuis le début de cette législature, le champ d'application des dispositions attentatoires au droit commun en matière de procédure pénale n'a cessé de s'étendre.
Toutes les priorités, qui ont été mises en avant dans votre programme électoral ainsi que d'autres d'ailleurs, ont été rencontrées par cette majorité.
Je vous propose donc de faire une opposition alternative, c'est-à-dire une opposition qui, de temps en temps, sur des sujets comme ceuxlà, ne vote pas pour ou fasse autre chose que s'abstenir.
Pour ma part, quand j'estime qu'un texte n'est pas bon, je vote contre. Cela ne me fait pas que des amis, mais au moins je reste conforme à mes idées. Faites la même chose et arrêtez de vous plaindre.
Dans les faits, le PS, Ecolo, le MR et leurs amis néerlandophones vous donnent tout le temps raison. La majorité alternative n'est pas nécessaire puisqu'elle vote comme vous.
Translated text
I would like to ask Mr. Van Parys really complains about it. Since the beginning of this legislature, the scope of the provisions of common law as regards criminal proceedings has continuously expanded. by
All the priorities, which were put forward in your electoral programme and others elsewhere, were met by this majority. by
I therefore propose to make an alternative opposition, i.e. an opposition that, from time to time, on such subjects, does not vote for or do anything other than abstain. by
For my part, when I feel that a text is not good, I vote against. It doesn’t just make me friends, but at least I stay in line with my ideas. Do the same and stop complaining. by
In fact, the PS, Ecolo, MR and their Dutch-speaking friends give you right all the time. Alternative majority is not necessary because it votes like you.
#14
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik vrees dat ik niet dezelfde opvatting genegen ben als de heer Decroly. De heer Decroly moet toch beseffen dat nu wij, tegen de wil van socialisten en groenen in, de informantenwerking mogelijk hebben gemaakt zonder controle van de raadkamer, we voor twee nieuwe belangrijke uitdagingen staan. Ik verwijs naar de aanpak van de jeugdcriminaliteit, waar we opnieuw hebben moeten vaststellen dat het voorontwerp van wet dat door de minister van Justitie was uitgewerkt, opnieuw door de socialisten en de groenen in de meerderheid wordt geblokkeerd. Wij zullen de jeugdcriminaliteit in de steden en gemeenten pas dan kunnen aanpakken als wij hier gebruikmaken van de meerderheid waarover wij kennelijk beschikken. Het mooie precedent van dit ontwerp is dat we voor het eerst van deze alternatieve meerderheid hebben kunnen gebruikmaken. Dat wekt bij ons het perspectief dat wij dat in de toekomst opnieuw zullen kunnen doen, niet omwille van het politieke spel, maar omdat wij op die manier effectief samenlevingsproblemen kunnen oplossen op basis van een reële en bezielde parlementaire meerderheid die in dit halfrond aanwezig is.
Translated text
Mr. Speaker, I am afraid that I do not have the same opinion as Mr. Decroly. However, Mr Decroly must realize that now that we, against the will of socialists and Greens in, have made informant work possible without the control of the council chamber, we are facing two new major challenges. I refer to the approach to youth crime, where we have had to reaffirm that the preliminary bill drafted by the Minister of Justice is again blocked by the Socialists and the Greens in the majority. We will only be able to tackle youth crime in the cities and municipalities if we use the majority that we obviously have. The beautiful precedent of this design is that for the first time we have been able to use this alternative majority. This gives us the prospect that we will be able to do so again in the future, not because of the political game, but because in this way we can effectively solve societal problems on the basis of a real and animated parliamentary majority present in this hemisphere.
#15
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis a pour objectif d'encadrer légalement le recours aux méthodes particulières de recherche. Il s'inscrit dans le cadre de la lutte contre la criminalité organisée.
De prime abord, nous sommes favorables à un tel projet de loi, ce pour plusieurs raisons:
1. Les fonctionnaires de police qui, dans le cadre de leur fonction, ont recours aux techniques spéciales de recherche doivent pouvoir bénéficier d'une sécurité juridique et matérielle dans l'exercice de leur mission. Il n'est pas normal que ceux-ci travaillent dans la clandestinité, dans l'insécurité permanente et parfois même dans l'inégalité.
2. L'adoption d'un cadre légal précis et contraignant permet non seulement de poser la validité juridique des moyens de preuve provenant du recours aux techniques spéciales de recherche, mais également de faciliter l'accès au débat contradictoire en faveur des juges et des avocats. On évite ainsi qu'à l'avenir, des personnes ayant réellement commis des infractions pénales soient acquittées parce qu'en l'absence de loi la question de la validité juridique de certaines méthodes spéciales de recherche ne fut pas tranchée.
3. Il est nécessaire que les missions des uns et des autres soient clarifiées. Nous pensons à la mission des magistrats de confiance, mais également aux agents des services concernés qui opèrent les contrôles de première ligne en ce qui concerne l'application des méthodes particulières de recherche.
Les acteurs de terrain sont donc demandeurs d'une telle législation.
Par ailleurs, plusieurs commissions d'enquête parlementaire ont montré la nécessité de prévoir un régime juridique adéquat aux méthodes spéciales de recherche.
Dans un Etat démocratique, il n'est pas bon qu'une matière aussi délicate, que celle qui nous préoccupe, soit réglementée par de simples circulaires ministérielles.
Si l'on peut être d'accord avec le principe d'une telle législation, il ne faut pas méconnaître les points délicats d'un tel projet. En effet, ce projet de loi tend à réaliser un équilibre délicat entre, d'une part, une lutte plus efficace contre la grande criminalité et la criminalité organisée et, d'autre part, le respect des droits démocratiques fondamentaux visés par le projet de loi (le droit à la vie privée, le droit à un procès équitable et l'exercice des droits de la défense).
Chaque aspect de ce projet de loi est donc sensible. Pour certains d'entre eux le cdH émet quelques réserves sur le texte tel qu'il nous est soumis.
La légalité de la recherche proactive doit être envisagée avec la plus grande prudence. Il faut mener une réflexion sérieuse sur ce qui constitue le caractère régulateur d'une telle approche préventive de la criminalité organisée.
Nous faisons référence au seuil infractionnel. Il s'agit de vérifier concrètement si une proportionnalité existe entre le caractère intrusif du moyen d'enquête envisagé au regard des droits fondamentaux invoqués et le seuil infractionnel requis pour justifier le recours proactif aux méthodes spéciales de recherches.
Le seuil correspondant à un an d'emprisonnement principal est difficilement justifiable pour nous. Comme vous l'avez dit à plusieurs reprises en commission, le recours aux méthodes spéciales de recherche doit demeurer une exception et se limiter à lutter contre les formes les plus graves de criminalité.
Ensuite, il importe également que la question de la responsabilité pénale des fonctionnaires de police impliqués dans le déroulement des méthodes particulières de recherche ne soit pas ignorée. Tant le contrôle interne au sein des services de police concernés que le contrôle exercé par le parquet et par la magistrature doivent garantir le respect par les agents des obligations fixées par la loi. Pour cela, il importe qu'un accès minimum à l'information soit sauvegardé, sans pour cela mettre en danger la sécurité des agents qui opèrent sur le terrain.
Nous pensons que cette information ne peut être garantie que si un délai assez bref sépare la commission de l'infraction par l'agent, de la communication écrite par cet agent au procureur du Roi compétent des faits entourant l'infraction commise par l'agent.
Par ailleurs, un débat sur la nature des infractions que les fonctionnaires de police sont habilités à perpétrer doit avoir lieu. Concernant cette question, le cdH s'oriente vers une approche qualitative. A cet égard, nous estimons que la perpétration de certaines infractions doit être interdite eu égard au respect des droits démocratiques fondamentaux tels que visés par la Convention européenne des droits de l'homme. C'est la raison pour laquelle nous maintenons notre amendement — qui a été redéposé — prévoyant que nul agent chargé d'appliquer quelque méthode ou technique particulière de recherche ne peut attenter volontairement à l'intégrité physique de quelque personne que ce soit. Cet amendement qui vise simplement à insérer un nouvel alinéa entre les alinéas 2 et 3 à l'article 47quinquies, § 2 est libellé comme suit: "En toute hypothèse, toute atteinte volontaire à l'intégrité physique des personnes est interdite". C'est à la demande de grands spécialistes du droit — et je cite le professeur Bofflie — que nous avons déposé cet amendement. J'espère que d'autres groupes politiques nous rejoindront dans le courant de cette discussion.
Nous ne le revendiquons peut-être pas suffisamment aujourd'hui, monsieur le président, monsieur le ministre, mais nous mettrons cet amendement au vote de l'assemblée plénière demain.
Comme je l'ai déjà dit, la commission d'infractions par les fonctionnaires de police impliqués dans les opérations de méthodes particulières de recherche doit s'inscrire dans un cadre légal, contraignant et inspiré par une approche qualitative. Recours doit être fait à la protection de l'intégrité physique des personnes; à ce titre, toute infraction volontaire contre les personnes doit être interdite. Nous espérons que nous serons rejoints lors des votes à propos de cet amendement.
Le projet de loi semble accorder une place prépondérante au procureur du Roi dans le contrôle du déroulement des enquêtes pénales qui impliquent le recours aux méthodes particulières de recherche. Or, la loi Franchimont que nous avons votée sous la précédente législature consacre la fonction de juge d'instruction comme élément essentiel dans le déroulement des enquêtes pénales.
Lorsque l'on examine le projet de loi, on assiste à un changement d'orientation concernant le rôle du juge d'instruction dans l'avenir. C'est au regard des atteintes que certaines méthodes spéciales de recherche peuvent apporter à certains droits fondamentaux, que doit porter la réflexion sur la répartition de compétences entre le procureur du Roi et le juge d'instruction dans la mise en oeuvre des techniques spéciales de recherche. Par ailleurs, il est essentiel que le juge d'instruction dispose de suffisamment d'instruments pour qu'il puisse exercer un contrôle permanent sur des techniques qui sont exécutées dans le cadre de son instruction.
Nous estimons qu'il aurait fallu être plus précis quant au sort qui devra être réservé aux renseignements recueillis par les services de police compétents à la suite d'une méthode particulière de recherche. L'existence de dossiers confidentiels concernant le recours aux trois méthodes particulières de recherche doit être suffisamment circonscrit dans la loi. S'inspirant de la jurisprudence de la Cour des droits de l'homme, il s'avère que des compensations au niveau des droits de la défense doivent intervenir pour l'inculpé.
Il doit avoir la possibilité de contester les informations contenues dans de tels dossiers confidentiels. Notre souci d'assurer un équilibre raisonnable entre le dossier confidentiel et le dossier de procédure est guidé par notre préoccupation de faire en sorte que le juge de fond puisse exercer son travail dans le respect des conditions prescrites par la Convention européenne des droits de l'homme.
Sans éléments suffisamment convaincants dans le dossier de procédure, nous risquons de voir aussi se profiler des possibilités d'acquittement.
Enfin, nous ne pouvons qu'être satisfaits du fait que le ministre ait résolu la question du secret professionnel, du moins en ce qui concerne les avocats et les médecins, par le biais d'une adaptation de l'article 90octies du Code d'instruction criminelle, qui est d'application en ce qui concerne la protection des locaux professionnels, des avocats et des médecins en matière d'écoutes téléphoniques. A ce niveau, je souhaite que l'on ajoute les locaux professionnels des psychologues et des assistants sociaux.
En guise de conclusion, nous estimons que ce projet de loi constitue un pas dans la bonne direction si l'on veut s'attaquer de manière plus efficace à certaines formes de criminalité grave. Il n'empêche que, par nature, son application se révèle délicate. C'est pourquoi notre préoccupation a été le dépôt d'amendements en vue d'en circonscrire l'application de la meilleure manière. Des balises supplémentaires auraient pu être prévues dans la loi. De telles balises viseraient à faire en sorte que les autorités chargées d'appliquer les méthodes spéciales de recherche ne fassent pas autre chose que ce qui est prévu dans le projet de loi. Autrement dit, nous disons "oui" à la neutralisation de ce qui constitue une réelle menace pour la sécurité de nos concitoyens mais nous disons "non" à une logique qui serait de procéder, au travers de cette loi, à du pur renseignement, sans perspectives judiciaires.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, the bill that is submitted to us aims to legally frame the use of particular research methods. It is part of the fight against organized crime. by
First of all, we are in favor of such a bill, for several reasons:
1 of 1. Police officers who, in the course of their duties, use special investigation techniques should be able to enjoy legal and material security in the exercise of their duties. It is not normal for them to work in clandestinity, in permanent insecurity and sometimes even in inequality. by
2 of 2. The adoption of a precise and binding legal framework enables not only to establish the legal validity of the means of evidence resulting from the use of special research techniques, but also to facilitate access to contradictory debate in favor of judges and lawyers. It is thus avoided that in the future, persons who have actually committed criminal offences are acquitted because, in the absence of a law, the question of the legal validity of certain special methods of investigation was not resolved.
3 of 3. It is necessary to clarify the tasks of each other. We think of the mission of trusted magistrates, but also of the officials of the relevant departments who carry out the first-line checks in relation to the application of particular research methods.
Therefore, the field actors are demanding such legislation.
In addition, several parliamentary investigation committees have shown the need to provide for an adequate legal regime for special research methods. by
In a democratic state, it is not good for such a delicate matter, such as that which concerns us, to be regulated by simple ministerial circles.
If one can agree with the principle of such legislation, one should not ignore the delicate points of such a project. In fact, this bill tends to ⁇ a delicate balance between, on the one hand, a more effective fight against large crime and organized crime and, on the other hand, respect for the fundamental democratic rights covered by the bill (the right to privacy, the right to a fair trial and the exercise of the rights of defence).
Every aspect of this bill is sensitive. For some of them the CDH makes some reservations on the text as it is submitted to us. by
The legality of proactive research should be considered with the utmost caution. A serious reflection must be carried out on what constitutes the regulatory character of such a preventive approach to organized crime.
We refer to the infringement threshold. In particular, it is necessary to verify whether there is a proportionality between the intrusive nature of the means of investigation envisaged with regard to the fundamental rights invoked and the infringement threshold required to justify the proactive use of special research methods.
The threshold corresponding to one year of main imprisonment is hardly justifiable for us. As you have repeatedly stated in the committee, the use of special research methods must remain an exception and be limited to combating the most serious forms of crime.
Next, it is also important that the question of criminal liability of police officers involved in the conduct of particular investigation methods is not ignored. Both internal control within the police departments concerned and the control exercised by the prosecutor’s office and by the judiciary must ensure that the officers comply with the obligations laid down by law. For this purpose, it is important that a minimum access to information is secured, without thus endangering the safety of agents operating on the ground.
We believe that this information can only be guaranteed if a fairly short period separates the commission of the offence by the agent, from the written communication by that agent to the competent King’s prosecutor of the facts surrounding the offence committed by the agent. by
Furthermore, a debate on the nature of the offences that police officers are authorized to commit must take place. In this regard, the CDH is oriented towards a qualitative approach. In this regard, we believe that the commission of certain crimes should be prohibited in the light of respect for fundamental democratic rights as envisaged by the European Convention on Human Rights. That is why we maintain our amendment — which has been re-deposed — providing that no agent in charge of applying any particular method or technique of research can voluntarily attack the physical integrity of any person. This amendment, which merely aims to insert a new paragraph between paragraphs 2 and 3 to Article 47quinquies, § 2, is worded as follows: "In any case, any voluntary infringement on the physical integrity of persons is prohibited." It was at the request of great legal experts — and I quote Professor Bofflie — that we submitted this amendment. I hope other political groups will join us in the course of this discussion. by
We may not claim it sufficiently today, Mr. Speaker, Mr. Minister, but we will put this amendment to the vote of the plenary assembly tomorrow.
As I have already said, the commission of offences by police officials involved in the operations of particular research methods must enter into a legal framework, binding and inspired by a qualitative approach. The protection of the physical integrity of persons must be applied; as such, any voluntary offence against persons must be prohibited. We hope to join us in the voting on this amendment.
The bill appears to give a preponderant place to the King’s Attorney in controlling the course of criminal investigations that involve the use of particular methods of investigation. However, the Franchimont Act that we voted in the previous legislature consists of the function of an investigation judge as an essential element in the course of criminal investigations. by
When examining the bill, we see a change in orientation regarding the role of the investigative judge in the future. It is in the light of the infringements that certain special methods of investigation may bring to certain fundamental rights that reflection must be made on the distribution of powers between the King’s Prosecutor and the Investigative Judge in the implementation of special techniques of investigation. Furthermore, it is essential that the investigating judge has sufficient instruments to exercise permanent control over techniques that are executed as part of his instruction. by
We believe that it should have been more precise as to the fate to be reserved for information collected by the competent police services as a result of a particular method of investigation. The existence of confidential records concerning the use of the three particular methods of research must be sufficiently limited by law. Based on the case-law of the Court of Human Rights, it turns out that compensation at the level of the rights of defence must be made for the accused. by
It should be able to challenge the information contained in such confidential records. Our concern to ensure a reasonable balance between the confidential file and the procedural file is guided by our concern to ensure that the main judge can perform his work in compliance with the conditions prescribed by the European Convention on Human Rights.
Without sufficiently convincing elements in the procedural file, we are also at risk of seeing the possibilities of acquittal profiles.
Finally, we can only be satisfied that the Minister has resolved the issue of professional secrecy, at least with regard to lawyers and doctors, through an adaptation of Article 90octies of the Code of Criminal Instruction, which is applicable with regard to the protection of professional premises, lawyers and doctors with regard to telephone listening. At this level, I would like to add the professional premises of psychologists and social workers. by
In conclusion, we believe that this bill is a step in the right direction if we want to tackle certain forms of serious crime more effectively. However, by nature, its application is delicate. That is why our concern was the submission of amendments in order to circumscribe its implementation in the best way possible. Additional marks could have been provided in the law. Such labels would aim to ensure that the authorities responsible for applying the special research methods do not do anything other than what is provided in the bill. In other words, we say “yes” to the neutralization of what constitutes a real threat to the security of our fellow citizens but we say “no” to a logic that would be to proceed, through this law, to pure intelligence, without judicial prospects.
#16
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb daarstraks al gezegd dat dit een bijzonder belangrijk ontwerp is temeer omdat het ons confronteert met fundamentele opties en fundamentele benaderingen in deze maatschappij.
Tot degenen die menen dat vandaag de klassieke middelen voldoende zijn in een maatschappij die wordt geconfronteerd met fenomenen die niet meer binnen haar grenzen op te vangen en te bestrijden zijn wil ik het volgende zeggen. Wanneer het criminogeen effect internationaal wordt georganiseerd en moeilijk lokaliseerbaar wordt, wanneer meer en meer wordt aangedrongen — ook door degenen die dit soort van wetgeving bekampen — op internationale samenwerking, wanneer het gaat over de keuze tussen enerzijds, het vrijwaren van de rechten van het individu in een maatschappij en anderzijds, het mogelijk maken voor deze maatschappij om die rechten te blijven vrijwaren, dan is men uiteindelijk gedwongen om bepaalde opties te nemen waaraan men nochtans voorafgaandelijk bepaalde voorwaarden moet koppelen.
Bij het aanhoren van procureur-generaal Schins in de commissie zijn in zijn uiteenzetting zeer belangrijke elementen naar voren gekomen. Ik ga uiteraard niet met alles akkoord en niet specifiek de visie van de procureur-generaal zal mij leiden in de benadering van deze problematiek. Hij zegde dat de wetgeving zeer duidelijk moest zijn en niet voor interpretatie vatbaar, opdat de grenzen van wat mag en niet mag, van wat kan en niet kan, van wat eventueel als onaanvaardbaar zou worden beschouwd in het kader van een goede rechtsbedeling en met eerbiediging van alle rechten van eenieder die betrokken is in de procedures, duidelijk zouden zijn afgebakend.
Ik kom tot mijn tweede bemerking. In wat hier ter tafel ligt, zouden wij een duidelijk onderscheid moeten maken — er is misschien wat verwarring ontstaan bij de benadering van het geheel — tussen het trachten te organiseren van gerechtelijke onderzoekssituaties die al of niet een vervolging tot gevolg hebben en een stelsel van inlichtingendiensten. We hebben misschien in het verleden — sommige politiediensten zijn daartoe nog altijd geneigd — wel eens de evolutie gekend dat politiediensten zich op het niveau van inlichtingendiensten gingen bewegen los van de finaliteit van de inlichting en uiteindelijk bijna om de inlichting. Dit is natuurlijk niet de opdracht van politiediensten. Daarvoor is in een andere wetgeving voorzien. Daarom hebben we trouwens, in de wijsheid van de wetgever, twee afzonderlijke begeleidingscommissies. Enerzijds, zijn er de diensten die zich specifiek bezighouden met het inlichtingsluik, de diensten die specifiek als opdracht hebben inlichtingen in te winnen, ongeacht wat na de overheveling met die inlichtingen ook moge gebeuren op politioneel of gerechtelijk vlak. Anderzijds, is er het luik politiediensten in het kader van het gerechtelijk apparaat met het oog op de specifieke taken die hen zijn toebedeeld. In zijn geheel heeft dit ontwerp ons vanzelfsprekend voor moeilijke keuzes gesteld, maar het schrijft zich in in de benaderingen die ik zoeven heb geschetst.
Mijnheer Decroly, u hebt gelijk, dit is geen alleenstaand ontwerp. In nog andere ontwerpen waren facetten vervat waarin wij het gerechtelijk onderzoek of de vervolging specifiek hebben geregeld wanneer het de bestrijding van zware criminaliteit betrof.
Thans komen tot het eerste heikele punt, namelijk wat het doel is van dit soort van wetgeving. Tijdens de commissiebesprekingen heb ik op een bepaald ogenblik gezegd dat men ideëel misschien een wetboek van strafvordering moeten opstellen, wat ik het courante wetboek van strafvordering zou noemen en een uitzonderlijk wetboek van strafvordering dat specifiek ten aanzien van bepaalde misdrijven, bepaalde regelingen zou treffen. Dit is natuurlijk niet zo eenvoudig om de zeer simpele reden — dat is ook de reden geweest waarom het zo moeilijk was op bepaalde punten beslissingen te treffen — dat men bij het opstarten van een gerechtelijk onderzoek of een politieel onderzoek niet weet waar men terechtkomt.
Destijds zegde ik al in een boutade dat de grens van één jaar, waarbij men aanhoudingsbevelen mogelijk maakt in ons wetboek van strafvordering, een illusie is omdat aanvankelijk de kwalificatie dermate kan worden uitgebouwd dat het ene jaar altijd wordt bereikt, weze het dat aan het einde van de rit blijkt dat de misdrijven helemaal niet aan dat plafond zijn geraakt. Dat maakt de procedure als dusdanig niet onontvankelijk.
Inderdaad, er zijn zeer moeilijke benaderingen en het hoofddoel — dat is herhaaldelijk in de commissie gezegd — is de bestrijding van die fenomenen in het kader van de criminaliteit die een ondergraven van de democratische waarden in zich houden en die op een bepaalde manier moeten kunnen gestopt worden.
Dat zoeken naar de rechten van het individu, enerzijds gevrijwaard in een vrije maatschappij en, anderzijds, een maatschappij wapenen om die rechten te blijven vrijwaren, is inderdaad de evenwichtsoefening die we hebben moeten maken. Ik zeg niet dat we daar volledig in geslaagd zijn. We hebben in ieder geval een poging gedaan. Wie meent dat — ik heb al echo's in die zin opgevangen — de tekst die uit de commissies is gekomen nog erger is dan de tekst die oorspronkelijk door u, mijnheer de minister, was ingediend, nodig ik in ieder geval uit alle werkzaamheden aandachtig te analyseren en de teksten naast elkaar te leggen.
Ik zal niet ingaan op de technische aanpassingen en het omschrijven van de juiste termen en principes. Ik stel alleen vast en ik som even op wat dan toch zeer specifiek met het akkoord van de regering in deze tekst is ingewerkt:
Ten eerste, men heeft altijd gezegd dat elke politiedienst nu op alle mogelijke manieren bijzondere methodes zal kunnen toepassen. Dit wordt de politiestaat bij uitzondering. Het is nu duidelijk omschreven dat alleen die bepaalde politiediensten zullen worden aangewezen om die specifieke taken waar te nemen.
Ten tweede, er is een duidelijke omschrijving gegeven van strafbare feiten die door politieambtenaren zouden kunnen worden gepleegd en dit specifiek met — een aanvulling waarvan sommigen de noodzakelijkheid betwijfelen — het onderstrepen van de proportionaliteit, namelijk geen feiten te plegen die erger zouden zijn dan eventueel de feiten die men zou willen vervolgen. Organisatorische maatregelen voor de veiligheid van politieambtenaren werden genomen.
De procureurs-generaal werd geassocieerd aan de federale procureur om specifieke voorstellen te doen in die zin.
Specifieke redenen van verschoning voor feiten gepleegd in dat verband werden ingebouwd.
Wat de observatie betreft, werd een duidelijk onderscheid gemaakt — een zeer belangrijk punt — tussen twee fases in het opsporingsonderzoek. Enerzijds is er de fameuze pro-actieve recherche waarvan in de wet-Franchimont reeds sprake was. Het terrein waarop pro-actieve recherche nodig is of kan zijn en toegelaten is werd duidelijk afgebakend. Deze terreinafbakening gebeurde niet voor het opsporingsonderzoek dat een ander facet en een ruimer terrein heeft. Het onderscheid werd gemaakt en er is voor gezorgd dat de pro-actieve recherche niet buiten haar grenzen kan gaan.
Mijnheer Van Parys, ik kom straks terug op het fameuze undicies en het amendement 11.
De regeling van het beroepsgeheim is volledig ingebouwd in de wettekst, zowel voor de advocatuur als voor de geneesheren.
De onderscheiden rol tussen onderzoeksrechter en procureur des Konings — n'en déplaise à M. Coveliers — wordt beklemtoond. De onderzoeksrechter heeft een zeer specifieke rol. Hij heeft de leiding van zijn onderzoek, hij zal de leiding behouden. Hij heeft toegang tot het geheim dossier van de procureur des Konings. Geef hem zeker niet de controle als dusdanig over de bijzondere opsporingsmethodes. Met een dergelijke controlebevoegdheid is hij immers niet langer de onafhankelijke magistraat die voor en tegen moet onderzoeken en krijgt met een heel andere rechtsfiguur. Zolang men de onderzoeksrechter als een onafhankelijke factor in het gerechtelijk onderzoek wil behouden, moet men hem toelaten op een bepaald ogenblik te stoppen, wijzigingen door te voeren en eventueel een vordering aan de procureur-generaal te vragen. De onderscheiden rol is duidelijk afgelijnd.
Wat het confidentieel dossier betreft, vrees ik dat velen verwarring hebben geschapen en angsten hebben losgemaakt.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I have already said that this is a ⁇ important draft, especially because it confronts us with fundamental options and fundamental approaches in this society.
To those who believe that today the classical means are sufficient in a society facing phenomena that can no longer be captured and combated within its boundaries, I want to say the following. When the criminogenic effect is organized internationally and difficult to localize, when more and more — including by those who fight against this type of legislation — is pressured to international cooperation, when it comes to choosing between, on the one hand, safeguarding the rights of the individual in a society and, on the other hand, enabling this society to continue safeguarding those rights, then one is ultimately forced to take certain options to which, however, certain conditions must be attached in advance.
During the hearing of Attorney General Schins in the committee, very important elements were highlighted in his presentation. Of course, I do not agree with everything and not specifically the view of the Attorney General will guide me in the approach to this problem. He said that the legislation must be very clear and not subject to interpretation, so that the boundaries of what may and cannot, of what can and cannot, of what might be considered unacceptable in the context of good judicial administration and with respect for all rights of everyone involved in the proceedings, would be clearly defined. Their
I come to my second observation. In what is on the table here, we should make a clear distinction — there may be some confusion in the approach of the whole — between trying to organize judicial investigation situations that either or not lead to prosecution and a system of intelligence services. We may have known in the past — some police services are still inclined to do so — the evolution of police services at the level of intelligence services moving apart from the finality of intelligence and ultimately almost around intelligence. This, of course, is not the task of police services. This is provided for in another legislation. Therefore, by the way, in the wisdom of the legislator, we have two separate accompanying committees. On the one hand, there are the services specifically dealing with the intelligence cage, the services specifically tasked with obtaining intelligence, regardless of what may happen after the removal of such intelligence at the police or judicial level. On the other hand, there is the loophole of police services within the framework of the judicial apparatus in view of the specific tasks assigned to them. Overall, this design has obviously put us in the face of difficult choices, but it fits into the approaches I have just outlined.
Mr. Decroly, you are right, this is not a single design. Other drafts included aspects in which we specifically arranged the judicial investigation or prosecution when it concerned the fight against serious crime.
Now come to the first delicate point, namely, what is the purpose of this type of legislation. During the committee discussions, I said at some point that it might ideally be necessary to draw up a Code of Criminal Procedure, what I would call the current Code of Criminal Procedure, and an exceptional Code of Criminal Procedure that would make certain arrangements specifically with regard to certain crimes. This is, of course, not so easy for the very simple reason — which has also been the reason why it was so difficult to make decisions on certain points — that when initiating a judicial investigation or a police investigation one does not know where one ends.
At the time, I already said in a boutade that the one-year limit, where arrest warrants are allowed in our Code of Criminal Procedure, is an illusion because initially the qualification can be expanded so that one year is always reached, since at the end of the ride it turns out that the crimes have not reached that ceiling at all. This does not make the procedure as such unacceptable.
Indeed, there are very difficult approaches and the main goal – which has been repeatedly stated in the committee – is to combat those phenomena in the context of crime that undermine democratic values and that must be stopped in a certain way.
That search for the rights of the individual, liberated in a free society on the one hand, and, on the other hand, arming a society to continue safeguarding those rights, is indeed the exercise of balance that we must have done. I am not saying that we have fully succeeded. In any case, we made an attempt. Who thinks that — I have already received echoes in that sense — the text coming from the committees is even worse than the text originally submitted by you, Mr. Minister, I invite you, in any case, to carefully analyze all the work and to place the texts side by side.
I will not go into the technical adjustments and defining the correct terms and principles. I am only fixing and summarizing what, however, very specifically with the agreement of the government is included in this text:
First, it has always been said that every police service will now be able to apply special methods in every possible way. This will be the police state by exception. It is now clearly defined that only those specific police services will be designated to perform those specific tasks.
Second, there is a clear description of criminal offences that could be committed by police officers and this specifically with – a supplement to which some doubt the necessity – the emphasis on proportionality, namely, not to commit acts that would be worse than possibly the facts that one would wish to prosecute. Organizational measures were taken for the safety of police officers.
The Attorney General was associated with the Federal Attorney to make specific proposals in that sense.
Specific reasons for reconciliation for facts committed in that connection were embedded. Their
Regarding the observation, a clear distinction — a very important point — was made between two phases in the detection study. On the one hand, there is the famous pro-active research that was already mentioned in the Franchimont Act. The area in which proactive research is or can be required and permitted has been clearly defined. This terrain delimitation did not occur for the search investigation that has a different facet and a wider terrain. The distinction was made and it has been ensured that pro-active research cannot go beyond its boundaries.
Mr Van Parys, I will return to the famous undicies and amendment 11.
The system of professional secrecy is fully embedded in the legislation, both for the lawyer’s profession and for the doctors. Their
The distinctive role between the investigative judge and the prosecutor of the King — n'en déplaise à M. Coveliers — is stressed. The investigative judge has a very specific role. He has the lead of his research, he will retain the lead. He has access to the secret file of the Procurator of the King. Certainly do not give him control as such over the special detection methods. After all, with such a control power, he is no longer the independent magistrate who must investigate for and against and gets with a completely different legal figure. As long as the investigative judge is intended to remain an independent factor in the judicial investigation, it should be allowed to stop at any given moment, to make changes, and possibly to bring a claim to the Attorney General. The distinctive role is clearly delineated.
As for the confidential file, I fear that many have created confusion and released fears.
#17
Official text
Monsieur Erdman, je souhaiterais vous interroger sur deux aspects que vous venez d'évoquer.
Le premier concerne le rapport entre l'utilisation de méthodes d'investigation proactive et les méthodes particulières de recherche. Vous faites allusion à l'article 28bis, paragraphe 2, qui établit un lien entre les deux. Or, je cite l'article 28bis en question: "Pour entamer une enquête proactive, l'autorisation écrite et préalable du procureur du Roi (...)" — il s'agit du ministère public en général — "est requise, sans préjudice du respect des dispositions légales spécifiques relatives aux techniques particulières de recherche". Mais l'expression "sans préjudice" n'implique pas une mise en relation aussi nette des deux sortes de mesures possibles. Au contraire, cette expression permet même un régime spécifique et différencié entre, d'une part, ce qui limite le recours à la proactivité et, d'autre part, ce qui couvre le régime des méthodes particulières de recherche.
En vous entendant commenter cet article 28bis, c'est la première question qui me vient à l'esprit.
Ma deuxième question a trait au pouvoir du juge d'instruction. Il s'agit d'un vieux débat qui revient régulièrement depuis le début de la législature. Mais si on lit l'article 14 du projet dont nous débattons ici, qui est relatif à l'article 28 septies du code, le pouvoir du juge d'instruction en sort-il indemne, comme vous semblez le prétendre, ou est-il raboté? Parce que l'article auquel je fais allusion est un article qui règle le pouvoir d'évocation du juge d'instruction dans le scénario de la miniinstruction. Tel est notamment le contenu de l'article 28 septies du Code. Vous créez, par l'article 14 du projet dont nous débattons une exception en disant que cet alinéa ne s'applique pas aux actes d'instruction visés au 56 bis et au 89 ter . Dans les faits, cela signifie que vous ôtez au juge d'instruction son pouvoir d'évocation, c'est-à-dire cette espèce de pouvoir d'autosaisine qu'il se voit reconnaître, dans le cas où, précisément, dans le scénario que vous venez d'évoquer, il estime qu'il faut s'arrêter ou qu'un supplément de contrôle est nécessaire. Le code, en matière générale, permet au juge d'instruction de revendiquer un contrôle beaucoup plus précis qu'un vague contrôle lointain et de régularité sur ce qui se fait. Ce pouvoir, vous le lui retirez.
Donc, comment pouvez-vous dire que le juge reste le juge d'instruction et ne pourra pas devenir le juge de l'instruction? Comment pouvez-vous dire que son pouvoir, dans l'économie générale des pouvoirs prévus par le Code d'instruction criminelle, est intouché, alors que, par des dispositions aussi concrètes et précises que celles prévues à l'article 14, il subit une érosion supplémentaire?
Translated text
Mr. Erdman, I would like to ask you about two aspects that you have just mentioned. by
The first concerns the relationship between the use of proactive research methods and specific research methods. You refer to Article 28bis, paragraph 2, which establishes a link between the two. However, I cite Article 28bis in question: “In order to initiate a proactive investigation, the prior written authorization of the King’s Prosecutor (...)” – it is the public prosecution in general – “is required, without prejudice to compliance with the specific legal provisions relating to the particular techniques of investigation”. But the expression "without prejudice" does not imply such a clear link between the two kinds of possible measures. On the contrary, this expression allows even a specific and differentiated regime between, on the one hand, what limits the recourse to proactivity and, on the other hand, what covers the regime of particular research methods. by
When I hear you comment on this article 28bis, this is the first question that comes to mind.
My second question concerns the power of the judge of instruction. This is an old debate that has been repeated regularly since the beginning of the legislature. But if we read article 14 of the draft that we are discussing here, which is related to article 28 septies of the code, is the power of the judge of instruction out of it, as you seem to claim, or is it stripped? Because the article I refer to is an article that regulates the evocation power of the judge of instruction in the mini-instruction scenario. This is in particular the content of Article 28 septies of the Code. You create, by article 14 of the project that we are discussing, an exception by saying that this paragraph does not apply to the instructive acts referred to in 56a and 89b. In fact, this means that you take away from the investigative judge his evocation power, that is, that kind of self-sealing power that he sees himself recognized, in the event that, precisely, in the scenario you have just mentioned, he believes that it is necessary to stop or that an additional control is necessary. The code, in general, allows the investigative judge to claim a much more precise control than a wave of remote control and regularity on what is being done. That power, you take it from him. by
So how can you say that the judge remains the judge of instruction and will not be able to become the judge of instruction? How can you say that its power, in the general economy of the powers provided for by the Code of Criminal Investigation, is intact, when, by provisions as concrete and precise as those provided for in article 14, it suffers further erosion?
#18
Official text
Monsieur Decroly, vous faites bien de poser les deux questions.
Translated text
Mr. Decroly, you do well to ask both questions. by
#19
Official text
En ce qui concerne la première qui porte sur l'article 28 bis, celui-ci a été introduit dans la loi Franchimont. A ce moment, nous étions confrontés à certaines opérations de police. Rappelez-vous la fameuse affaire « rebelle ». Aucune législation ne régissait les recherches proactives entamées par des services de police, ce qu'un juge d'instruction, lors des auditons, a appelé l'opération "fishing". On allait voir ce qu'on allait voir et peut-être ces recherches allaient-elles déboucher sur un élément positif. A l'époque, il n'existait aucune réglementation concernant les méthodes de recherche. On avait l'idée qu'il fallait pouvoir, dans le cadre de l'enquête menée par le procureur du Roi, avoir une phase proactive.
Translated text
As regards the first, which relates to Article 28a, it was introduced in the Franchimont Act. At that time, we were faced with some police operations. Remember the famous “rebel” case. No legislation regulated proactive searches initiated by police services, which an investigation judge, during audits, called the operation “fishing”. We were going to see what we were going to see and maybe this research would lead to a positive element. At the time, there was no regulation regarding research methods. It was the idea that it should be possible, within the framework of the investigation conducted by the Prosecutor of the King, to have a proactive phase.
#20
Official text
Néanmoins, première considération, on a bien délimité le terrain dans lequel une opération proactive pouvait avoir lieu, à savoir les infractions prévues au 90 ter . Rappelez-vous la loi sur les écoutes établissant une liste relative à la grande criminalité. Je vous concède que cette liste du 90 ter a déjà connu pas mal d'extension depuis son instauration. C'est la responsabilité du législateur d'avoir effectivement considéré que certaines infractions qui, originellement, n'y figuraient pas, ont été ajoutées, probablement sur la base de l'expérience de l'un ou l'autre dossier qui avait engendré cette problématique.
Translated text
Nevertheless, first consideration, it was well delimited the terrain in which a proactive operation could take place, namely the offences provided for in 90 ter . Remember the law on intercepting establishing a list of major crimes. I admit that this list of 90b has already experienced a lot of extension since its introduction. It is the responsibility of the legislator to have effectively considered that certain offences that, originally, were not included in it, were added, probably on the basis of the experience of one or the other file that had generated this problem.
#21
Official text
Nonobstant, aucune réglementation n'existait en ce qui concerne les méthodes à employer. Donc, lorsque vous faites allusion à la disposition de l'article 28 bis , «sans préjudice», c'est parce qu'on avait annoncé à ce moment-là la clarification légale de la situation en matière de méthodes spéciales de police.
Translated text
Nevertheless, there was no regulation regarding the methods to be used. Therefore, when you refer to the provision of Article 28a, "without prejudice", it is because at that time the legal clarification of the situation regarding special police methods had been announced.
#22
Official text
Dès lors, l'article 28bis n'est pas en contradiction avec notre texte. Deuxièmement, afin d'éviter toute discussion possible, nous avons clairement déterminé que deux phases peuvent être distinguées dans le cadre de l'enquête menée au niveau du procureur du Roi.
Translated text
Therefore, Article 28bis is not in contradiction with our text. Second, in order to avoid any possible discussion, we have clearly determined that two phases can be distinguished as part of the investigation conducted at the level of the King’s Attorney. by
#23
Official text
Si, dans la deuxième phase, pour certaines méthodes, effectivement, le niveau d'un an de peine pouvait être accepté, l'observation par exemple, en ce qui concerne la phase proactive où rien ne s'était encore passé, on avait clairement tenu à ce que les balises introduites par la loi Franchimont soient respectées. Dans cette optique, nous avons, à deux reprises, si je ne m'abuse, effectivement clarifié la situation.
Translated text
If, in the second phase, for some methods, indeed, the level of one year of punishment could be accepted, observation for example, with regard to the proactive phase where nothing had yet happened, it was clearly required that the tags introduced by the Franchimont law be respected. In this perspective, we have, twice, if I am not mistaken, actually clarified the situation. by
#24
Official text
Dès lors, le "sans préjudice" a été reconfirmé ici puisque nous renvoyons à l'article 28bis en ce qui concerne les balises.
Translated text
Therefore, the "without prejudice" has been reaffirmed here since we refer to Article 28bis with regard to labels.
#25
Official text
Venons-en à présent au pouvoir du juge d'instruction, à la mesure dans laquelle celui-ci est éventuellement brimé dans son action. Précisons que, durant toutes les enquêtes, nous ferons appel à un juge d'instruction. Il s'agit peut-être d'une approche que certaines personnes ont eue en disant que l'emploi de méthodes spéciales nécessitait l'appel à un juge d'instruction. Cependant, ce n'est pas la voie que nous avons choisie. Nous pouvons débattre sur l'opportunité de le faire ou non. Néanmoins, il n'est pas évident de déterminer que, dans chaque cas, il faudra effectivement charger un juge d'instruction de l'enquête si des méthodes spéciales sont utilisées.
Translated text
Let us now come to the power of the judge of inquiry, to the extent that he is eventually brimmed in his action. It should be noted that during all investigations, we will call on an investigation judge. This may be an approach that some people have taken by saying that the use of special methods required the appeal to an inquiry judge. However, this is not the path we have chosen. We can discuss the possibility of doing it or not. Nevertheless, it is not obvious to determine that, in each case, a judge of instruction will actually have to be charged with the investigation if special methods are used.
#26
Official text
Par contre, il a été clarifié qu'à partir du moment où un juge d'instruction intervient, — des dispositions nécessitant son intervention, par exemple la perquisition —, il a accès à tout document possible, y compris au fameux dossier considéré comme confidentiel et ce, afin, par exemple, de protéger les agents des méthodes spéciales. Il est vrai qu'il n'est pas, à ce moment-là, partie d'une enquête du fait que, dans d'autres situations, on ne fait pas appel à lui.
Translated text
On the other hand, it was clarified that from the moment that an investigative judge intervenes, — arrangements requiring his intervention, for example the search — he has access to all possible documents, including the famous dossier considered confidential, and this, for example, to protect officers from special methods. It is true that he is not, at that time, part of an investigation because, in other situations, one does not appeal to him.
#27
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kom terug op het confidentieel dossier. Het is een belangrijke vaststelling dat men zich alleen te verdedigen heeft voor de feiten die in het gerechtelijk dossier daadwerkelijk ten laste worden gelegd. Alle elementen die niet in het gerechtelijk dossier worden naar voren gebracht, zijn niet ten laste aangevoerd en worden niet gebruikt als bewijsmateriaal. Er wordt herhaaldelijk gesteld dat er processen-verbaal moeten worden opgesteld als men bijzondere opsporingsmethodes gebruikt. Deze processen-verbaal moeten ten laatste voor het afsluiten van het gerechtelijk dossier worden ingebracht.
Translated text
I would like to return to the confidential file. It is an important finding that one has to defend himself only for the facts that are actually accused in the court file. All elements that are not presented in the court file are not charged and are not used as evidence. It is repeatedly stated that processes-verbals must be drawn up when special detection methods are used. These process-verbals must be entered at the latest before the closing of the judicial file. Their
#28
Official text
Mijnheer Van Parys, ik kom tot de "politieke benadering" van de problematiek die u hebt aangekaart. Als er gewerkt wordt met infiltranten is het duidelijk dat ten overstaan van verdachten en betichten alleen die elementen die in het strafdossier worden aangevoerd kunnen worden ten laste gelegd. Het ontwerp dat door ons allemaal aanvaard werd stelt duidelijk dat de procureur des Konings slechts kan gebruikmaken van elementen die hem langs informantenwerking werden toevertrouwd in het dossier op voorwaarde dat hij dat in een proces-verbaal verwerkt.
Translated text
Mr Van Parys, I come to the “political approach” of the problem you have addressed. When working with infiltrants, it is clear that in the face of suspects and defendants only those elements that are cited in the criminal record can be charged. The draft, which was accepted by all of us, makes it clear that the King’s Prosecutor can only use elements entrusted to him through informant action in the file, provided that he processes it in a process-verbal.
#29
Official text
Met uitzondering van de informanten 02.16 en dat is een belangrijke restrictie.
Translated text
With the exception of the informants 02.16 and that is an important restriction.
#30
Official text
Inderdaad, dat zijn de twee voorwaarden waarbij een verantwoordelijkheid rust bij de procureur des Konings. Ik blijf erbij dat de toetsing die men in het kader van de procedure voor de raadkamer na afwerking van de procedure zou hebben gedaan over de wettelijkheid van de middelen die werden aangewend, evengoed kon werken ten overstaan van informantenwerking. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het advies van de procureurs-generaal nogmaals en met veel aandacht heb gelezen. Ik kan me best inbeelden dat men met betrekking tot het informantenbeheer vreest dat bronnen zullen worden drooggelegd en dat eventueel personen in gevaar zullen worden gebracht. U hebt zelf de reserve ingebouwd die ervoor zorgt dat, zodra de procureur des Konings de beveiliging van de informanten niet kan waarborgen, hij mogelijkerwijze niet van die elementen zal gebruikmaken. Uiteindelijk werd na beraadslaging, na discussie en na uw oproep een meerderheid gevonden om over het fameuze amendement nr. 11 te stemmen, die de informantenwerking niet als voorwaarde stelde om absoluut een procedure voor de raadkamer te organiseren; en daarbij stemde de meerderheid niet tegen een andere oppositie. Ik kan u best volgen wanneer u zegt dat er een alternatieve meerderheid is, omdat u en de liberalen dat hebben voorgesteld. De andere leden, behalve een, hebben zich onthouden, omdat zij inderdaad de mening waren toegedaan dat het niet veel meer bijbracht. Maar goed, de tekst is zoals hij is, en op dat ogenblik zal men er wel gebruik van maken.
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog één opmerking en een bede aan u en aan de Kamer. Op een bepaald ogenblik hebben wij over de fameuze amendementen-Vandermeersch gestemd. Onderzoeksrechter Vandermeersch heeft immers gezegd dat er telkens over "beschikkingen" en "ordonnances" wordt gesproken, hoewel dat de onderzoeksrechter toekomt. De procureur des Konings neemt geen "ordonnances". We hebben dat dan gewijzigd in "décisions", in het Frans. Wij hebben dat echter niet gewijzigd in het Nederlands. Dus is er nu een Nederlandse tekst met "beschikkingen", oorspronkelijk "ordonnances", terwijl die "ordonnances" werden gewijzigd in "décisions". Vermits iedereen ermee akkoord gaat die "ordonnances" te wijzigen in "décisions", stel ik voor die "décisions" in het Nederlands als "beslissingen" te vertalen, zoals het moet. Dat levert immers een correcte benadering op. Die opmerking werd gemaakt door de diensten.
Translated text
Indeed, these are the two conditions under which a responsibility rests with the Prosecutor of the King. I continue to note that the review that would have been carried out in the context of the procedure before the Chamber after the procedure has been completed on the legality of the resources used could also work in the face of informant activity. I must honestly say that I have read the opinion of the Attorney General again and with great attention. I can very well imagine that, with regard to the management of informants, one fears that sources will be dried up and that possibly persons will be put at risk. You have installed the reserve that ensures that, as soon as the King’s Prosecutor cannot guarantee the security of the informants, he may possibly not use those elements. Finally, after discussion, after discussion and after your call, a majority was found to vote on the famous amendment no. 11 to vote, which did not make informant activity a prerequisite for organizing a procedure for the council chamber absolutely; and in doing so the majority did not vote against another opposition. I can best follow you when you say that there is an alternative majority, because you and the liberals have suggested that. The other members, except for one, abstained because they were indeed of the opinion that it did not contribute much more. But well, the text is as it is, and at that moment one will use it.
Mr. Speaker, I have one more comment and a prayer to you and to the Chamber. At some point we voted on the famous Vandermeersch amendments. In fact, investigative judge Vandermeersch has said that there is always a discussion of "decisions" and "ordonnances", although that is up to the investigative judge. The Procurator of the King does not take "orders". We then changed that to “decisions”, in French. This has not changed in Dutch. So there is now a Dutch text with "decisions", originally "ordonnances", while those "ordonnances" were changed into "decisions". Since everyone agrees to change those "ordonnances" into "decisions", I suggest translating those "decisions" in Dutch as "decisions", as it should. This provides a correct approach. This observation was made by the services.
#31
Official text
In orde.
Translated text
in order .
#32
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik kom tot een laatste bedenking.
Hopelijk zijn wij verlost van die wazige situatie, waarbij alles dat in dit ontwerp wordt omschreven, vandaag wordt toegepast op basis van rondzendbrieven. Er werden geen rechten gecreëerd voor wie erbij betrokken is. Men kon zich op geen enkele manier verweren en met betrekking tot bepaalde aspecten van dit ontwerp vond men in het dossier zelfs geen spoor van de herkomst van bepaalde inlichtingen. Ik heb altijd de volgende boutade gebruikt. Er zijn veel punten in een dossier, waarbij men zich telkens afvraagt wat er achter het punt staat: "Ik ontken alles. Punt. Nu zal ik bekennen". Wat zit er in dat punt? In een dossier staat even veel informatie die "uit welingelichte bron" komt. Dagelijks vinden we dat in processen-verbaal. Laten we hopen dat met deze regeling wij ten minste uit die wazige structuur geraken, waarbij de doelmatigheid beperkt blijft in vergelijking met de doelstelling en in genen dele naar andere benaderingen wordt afgewend.
Trouwens, op dat punt is toch getracht in de tekst zeer duidelijke bakens vast te leggen. Wat de rechten betreft die in deze in het gedrang komen, zullen degenen die daarover moeten oordelen te gelegener tijd ook duidelijk de bakens uitzetten. In die geest zullen wij deze tekst goedkeuren.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, Ladies and Gentlemen, I will come to a final consideration.
Hopefully we have been delivered from that vague situation, where everything described in this design is applied today on the basis of circular letters. No rights were created for those involved. It was impossible to defend itself in any way, and with regard to certain aspects of this draft it was not even found in the file trace of the origin of certain intelligence. I always used the next boutade. There are many points in a file, where you always wonder what is behind the point: “I deny everything. The point. Now I will confess.” What is in that point? In a file there is just as much information that comes "from well-informed sources". Every day we find this in processes-verbal. Let us hope that with this scheme we will at least get out of that vague structure, where the effectiveness remains limited in comparison with the goal and in genes partly deviates to other approaches.
Moreover, on this point, however, it has been attempted to capture very clear signs in the text. Regarding the rights that are compromised by this, those who have to judge about them will also clearly open the beacons at times. In that spirit, we will approve this text.
#33
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je tiens tout d'abord à remercier les rapporteurs et les services, qui ont fourni un travail considérable pour arriver à nous remettre le rapport de nos travaux. D'aucuns le considèrent un peu tardif, mais vu l'ampleur de la tâche, je suis d'avis qu'il convient de le saluer.
Il me paraît intéressant, au moment de la discussion de ce projet dont on peut dire qu'il suscite la controverse, de revenir au deuxième rapport intermédiaire de la commission d'enquête sur la criminalité organisée en Belgique. Ce rapport était précisément consacré aux techniques spéciales d'enquête — on n'avait à l'époque pas encore fait la subtile distinction entre méthode et technique, et à leur utilisation.
Je vais donc me référer à certains éléments de ce rapport pour essayer d'étayer et de cadrer mes principales remarques car je ne ferai pas le tour de la question. C'est difficile d'être exhaustif dans ce genre de dossier.
D'emblée, en relevant les critiques que suscitait l'absence de base légale, le rapport de la commission d'enquête relevait ce qui suit: "Le débat démocratique sur les sacrifices que notre société est prête à consentir au regard des libertés individuelles pour mener la lutte contre la criminalité organisée n'a pas eu lieu. La question de savoir pour quels types d'infractions on est prêt à restreindre les libertés individuelles, à quelles conditions et moyennant quelles garanties, n'a jamais été posée dans un débat parlementaire".
A cela, nous pouvons répondre aujourd'hui que nous légiférons et qu'une base légale va enfin être donnée à des pratiques qui, jusque là, sont utilisées et uniquement réglementées via des circulaires ministérielles, qu'elles datent de 1990 ou 1992. Comme mes collègues, je pense en effet qu'il est nécessaire, au regard des atteintes à la vie privée et au principe du respect des droits de l'homme et des libertés fondamentales que ces méthodes peuvent entraîner, de les encadrer précisément, à quelles conditions et sous quel contrôle, et de déterminer avec la plus grande rigueur pour quels types d'infractions on est prêt à restreindre nos libertés individuelles, comme l'indiquait le rapport, donc de légiférer. Je ne suis toutefois pas sûre que la méthode adoptée, discussion en intercabinets et en kern avant toute autre discussion, ait vraiment favorisé le débat parlementaire démocratique que la commission d'enquête appelait de ses voeux. Même si, en commission, nous avons pu prolonger les débats et améliorer sensiblement les textes, il me reste une série d'insatisfactions quant au résultat, surtout si je le compare avec les principes fondamentaux énoncés dans le même rapport de la commission d'enquête, comme les conditions liées à la mise en oeuvre de ces techniques, notamment celui de proportionnalité et de subsidiarité, pour autant que l'on puisse considérer que le fait de légiférer rencontre le principe de légalité.
A propos du principe de proportionnalité, je reprends ce que disait la commission d'enquête: "Il doit s'agir d'un crime ou d'un délit, soit grave, soit organisé au sens où il est commis dans le cadre de l'activité criminelle d'un groupe d'individus. L'application du principe de proportionnalité pose la double question de savoir à partir de quel moment on peut recourir à une technique spéciale d'enquête et pour quels types d'infractions on peut y recourir".
"La mise en oeuvre d'une technique spéciale présuppose-t-elle l'existence de données objectives? Seule une réponse positive permet de vérifier que la méthode choisie est bien proportionnée à l'objectif poursuivi. Il faut disposer d'une information suffisante quant à l'existence ou la préparation d'une infraction ou permettant de supposer que des personnes déterminées ont des activités illégales ou sont sur le point de commettre des infractions. Il faut veiller à ce que la technique spéciale d'enquête ne devienne pas une technique de collecte d'informations".
À propos de cette dernière remarque et de cette possible confusion entre la mission judiciaire, consistant à rechercher les auteurs d'infractions, et la collecte d'informations qui relève du renseignement, je signale qu'à mon sens, l'article 47ter, paragraphe 1 ier, du projet tel qu'il nous est proposé n'est pas encore suffisamment précis bien qu'il ait été amendé. L'essentiel de l'amendement que j'avais proposé n'a pas été repris. Il visait à indiquer que la recherche, la collecte, le traitement de données doivent se faire en vue de poursuivre les auteurs. Pour moi, il ne s`agit pas de deux éléments distincts comme c'est le cas dans le texte: «Les méthodes sont mises en oeuvre, premièrement, en vue de poursuivre les auteurs des délits et, deuxièmement, en vue de rechercher et de collecter des données». La recherche, la collecte, le traitement des données ne peuvent avoir qu'une finalité judiciaire précise, faute de quoi nous risquons d'ouvrir la porte à toutes sortes de dérives comme, par exemple, celle évoquée par M. Erdman dans le cadre d'une opération restée célèbre, l'opération Rebelle, consistant à ficher et inventorier toute une catégorie de la population.
Le principe de proportionnalité, selon la commission d'enquête, demande aussi pour quel type d'infractions on peut recourir à ces méthodes. D'après l'exposé des motifs, l'objectif de la loi en projet est de lutter contre la grande criminalité. Pourtant, le champ d'application du présent projet s'étend à pratiquement toutes les infractions, dès lors que sont visées toutes celles qui sont susceptibles d'entraîner une peine d'emprisonnement d'un an et plus, c'est-à-dire toutes les infractions prévues par le code pénal à l'exclusion des seules contraventions et de quelques délits comme l'abandon de famille, l'empoisonnement de chevaux ou le vol d'essence. Je regrette que nous n'ayons pas pu préciser davantage le champ d'application de ces méthodes.
Un autre problème lié pour moi à cette question du champ d'application reste le renvoi systématique à l'article 90ter du code d'instruction criminelle. Cette disposition qui réglemente les écoutes téléphoniques renvoie déjà elle-même, notamment à l'article 114 de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, article 114 qui lui-même renvoie à l'article 111 de la même loi qui sanctionne toute communication portant atteinte au respect des lois. Cet exemple qui n'est pas de moi — je n'en suis pas capable, je l'ai emprunté à la note du SAD — montre combien ce renvoi en cascade peut s'avérer dangereux dans une législation puisqu'il suffit de modifier un élément de la chaîne pour que des conséquences involontaires apparaissent à l'un ou l'autre bout de la chaîne. Ainsi, chaque fois qu'on modifiera le 90ter, le champ d `application de la présente loi se trouvera élargi.
Rencontre-t-on là encore le principe de la proportionnalité? Je pense qu'on est en droit de s'interroger. Le principe de légalité est lui-même malmené puisque le texte légal manque de la rigueur et de la précision voulues. Je ne dirai même rien ici de la notion de proactivité pour laquelle j'ai toujours eu les plus grandes réticences. Ceux qui siégeaient en même temps que moi au Sénat s'en souviendront.
Toujours à propos du champ d'application, j'aurais de loin préféré, comme le suggère d`ailleurs la commission d`enquête dans son rapport intermédiaire, que nous procédions à une énumération limitative des infractions pour lesquelles les méthodes spéciales pourraient être utilisées, en tenant compte du fait que le seul taux de la peine est un critère insuffisant — je lis les conclusions de la commission d'enquête — qu'il faut tenir compte du caractère organisé des auteurs, de la répétition des faits ou de leur relation avec d'autres.
Voilà pour le principe de proportionnalité.
A propos du principe de subsidiarité, l'énoncé des motifs du projet de loi que nous évoquons aujourd'hui indique que: "la subsidiarité implique que les méthodes particulières de recherche sont de nature tellement intrusive qu'il convient dès lors de vérifier si le même résultat ne peut être obtenu par d'autres moyens de recherche." Il s'agit là de l'énoncé général du principe car j'avoue que la suite du chapitre à ce propos me paraît peu claire. Cela dit, je ne retrouve l'énoncé de ce principe ni dans la définition de la notion, ni dans les conditions générales pour l'usage des méthodes particulières. La seule mention de ce principe est faite dans l'article 47octies, §2 qui traite de l'infiltration. Dois-je en déduire que le principe de subsidiarité ne s'applique qu'à cette méthode particulière?
Par ailleurs, selon moi, le projet de loi met en place une érosion des prérogatives des juges d'instruction pour consacrer le rôle central des procureurs du Roi, notamment dans le contrôle des méthodes particulières de recherche. Ne croyez pas que je fasse une fixation sur le juge d'instruction ou sur le procureur du Roi ou que j'aie une confiance absolue en les juges d'instruction et une méfiance très forte à l'égard des procureurs du Roi. Pour moi, telle n'est pas la question. Il ne s'agit en rien d'un problème de personne. Mais permettez-moi quelques considérations d'ordre structurel ou d'analyse institutionnelle. En effet, dans leurs fonctions respectives, le procureur du Roi et le juge d'instruction occupent des positions différentes. Ainsi, le procureur du Roi représente le ministère public et est partie à la cause, le juge d'instruction instruit à charge et à décharge. Le parquet — ou le ministère public — dépend directement du ministre de la Justice, et donc du pouvoir exécutif. Le juge d'instruction, quant à lui, fait partie du pouvoir judiciaire, séparé du pouvoir exécutif.
De par la définition même de sa fonction et la séparation des pouvoirs, le juge d'instruction, non pas en tant qu'individu mais en tant que titulaire d'une fonction, présente des garanties "systémiques" d'impartialité et d'indépendance, nécessaires au principe de loyauté dans la recherche de la preuve et à la sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales.
Or, le projet espère, en évinçant et en instrumentalisant le juge d'instruction, un glissement qui, pour moi, fissure la séparation des pouvoirs et permet une certaine mainmise de l'exécutif sur le pouvoir judiciaire. Je ne prétends pas que c'est ce que l'on fait aujourd'hui, ni même que c'est ce qui va se faire. Mais je vous mets en garde: l'on met en place l'organisation qui le permettrait, ce qui me semble dangereux pour la démocratie.
Certes, nous avons pu, au cours de nos travaux, apporter quelques améliorations au projet. Certaines sont de pure forme, mais d'autres sont plus significatives quant au fond, comme par exemple la consécration de mesures particulières, lorsque les techniques particulières de recherche concernent des médecins et des avocats ou des personnes soumises à l'obligation de respect du secret professionnel. Ce serait un comble évidemment!
Nous avons également introduit une précision concernant les délits qui peuvent être commis par les policiers, souslignant le respect du principe de proportionnalité, et l'exigence de l'établissement d'un procès-verbal à chaque étape de la mise en oeuvre des techniques particulières.
Ainsi qu'il a déjà été souligné, le juge de fond pourra toujours, en fin de procédure, marquer sa réticence quant au non-respect du principe de loyauté dans la recherche de la preuve. Mais finalement, légiférons-nous pour obtenir cet effet? Pour aboutir, comme l'a dit le juge Vandermeersch, à ce que des preuves récoltées dans le secret et qui ne pourront faire l'objet d'un réel débat contradictoire, notamment quant à la façon dont elles ont été obtenues, soient disqualifiées par des juridictions de fond et conduisent à un acquittement technique?
Dans ce cas aussi, on aura raté l'objectif de lutter contre la criminalité organisée.
Je ne peux donc que regretter le manque d'honnêteté et de précision dans le texte qui nous est proposé. Monsieur Erdman, vous avez d'ailleurs attiré l'attention sur les propos du procureur de Gand, M. Schilz, selon lequel une grande précision et une grande clarté sont nécessaires si l'on veut que le principe de légalité soit respecté. Selon moi, ce n'est pas le cas.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, I would like first to thank the rapporteurs and the services, who have provided considerable work in order to arrive at delivering us the report of our work. Some consider it a bit late, but given the scale of the task, I think it should be greeted. by
It seems to me interesting, at the time of the discussion of this project, which can be said to be controversial, to return to the second interim report of the Commission of Inquiry on Organized Crime in Belgium. This report was precisely devoted to special techniques of inquiry—the subtle distinction between method and technique, and their use, had not yet been made at that time.
I will therefore refer to some elements of this report to try to support and frame my main remarks because I will not turn around the question. It is difficult to be exhaustive in this kind of case.
From the very beginning, in response to the criticism of the lack of legal basis, the report of the commission of inquiry stated: “The democratic debate about the sacrifices that our society is willing to make with regard to individual freedoms in the fight against organized crime has not taken place. The question of what types of offences are willing to restrict individual freedoms, under what conditions and under what guarantees, has never been raised in a parliamentary debate.”
To this, we can answer today that we legislate and that a legal basis will finally be given to practices that, so far, are used and only regulated through ministerial circulars, whether they date from 1990 or 1992. In fact, like my colleagues, I believe it is necessary, in view of infringements on privacy and the principle of respect for human rights and fundamental freedoms that these methods may entail, to frame them precisely, under what conditions and under what control, and to determine with the greatest rigor for what types of infringements we are willing to restrict our individual freedoms, as indicated in the report, and therefore to legislate. However, I am not sure that the method adopted, discussions between cabinets and in the kern before any other discussion, really favoured the democratic parliamentary debate that the commission of inquiry called its wishes. Although, as a committee, we have been able to extend the debates and significantly improve the texts, I still have a number of dissatisfactions with regard to the outcome, especially if I compare it with the fundamental principles set out in the same report of the commission of inquiry, such as the conditions related to the implementation of these techniques, in particular that of proportionality and subsidiarity, in so far as it can be considered that the act of legislation meets the principle of legality.
As regards the principle of proportionality, I repeat what the commission of inquiry said: “It must be a crime or a crime, either serious or organized in the sense that it is committed in the context of the criminal activity of a group of individuals. The application of the principle of proportionality raises the double question of when a special investigation technique can be used and for what types of infringements it can be used.”
Does the implementation of a special technique presuppose the existence of objective data? Only a positive response can verify that the chosen method is well proportionate to the aim pursued. There must be sufficient information regarding the existence or preparation of an offence or allowing to assume that certain persons have illegal activities or are about to commit offences. It must be ensured that the special investigation technique does not become a technique for collecting information.”
Regarding this latter observation and this possible confusion between the judicial task, consisting of finding offenders, and the collection of information that falls within the scope of intelligence, I would point out that, in my opinion, Article 47ter, paragraph 1 iir, of the draft as it is proposed to us, is not yet sufficiently precise although it has been amended. Most of the proposed amendments have not been adopted. It was intended to indicate that research, collection, data processing must be done in order to prosecute the authors. For me, these are not two separate elements, as is the case in the text: “The methods are implemented, first, in order to prosecute the perpetrators of crimes and, secondly, in order to search for and collect data.” The research, collection, processing of data can only have a specific judicial purpose, otherwise we risk opening the door to all sorts of derivatives such as, for example, the one mentioned by Mr. Erdman as part of an operation that remained famous, the Rebel Operation, consisting of filing and inventory a whole category of the population.
The principle of proportionality, according to the commission of inquiry, also asks for what type of infringements these methods can be used. According to the explanation of the reasons, the objective of the bill in the draft is to fight against large crime. Nevertheless, the scope of the present draft extends to virtually all offences, since they cover all those that are likely to result in a prison sentence of one year or more, that is, all the offences provided for by the Criminal Code with the exclusion of only offences and a few offences such as family abandonment, poisoning of horses or theft of gasoline. I regret that we have not been able to clarify the scope of these methods.
Another problem related to this question of the scope is the systematic reference to Article 90ter of the Code of Criminal Instruction. This provision which regulates telephone interceptions already refers itself, in particular to article 114 of the law of 21 March 1991 on the reform of certain public economic undertakings, article 114 which itself refers to article 111 of the same law which sanctions any communication infringing on compliance with the laws. This example, which is not mine — I am not able to do so, I borrowed it from the SAD note — shows how this cascading referral can prove dangerous in a legislation since it is enough to modify an element of the chain so that unintentional consequences appear at one or the other end of the chain. Thus, each time the 90ter is amended, the scope of this law will be expanded.
Does the principle of proportionality still exist? I think we have the right to question. The principle of legality itself is misled as the legal text lacks the desired rigour and accuracy. I will not even say anything here about the notion of proactivity for which I have always had the greatest reluctance. Those who were sitting at the same time as me in the Senate will remember it. by
Also concerning the scope, I would have far preferred, as the commission of inquiry suggests in its interim report, that we proceed with a limitative listing of the offences for which special methods could be used, taking into account the fact that the penalty rate alone is an insufficient criterion — I read the conclusions of the commission of inquiry — that it is necessary to take into account the organized character of the perpetrators, the repetition of facts or their relationship with others. by
This is the principle of proportionality.
Regarding the principle of subsidiarity, the statement of reasons of the bill we discuss today states that: "Subsidiarity implies that particular research methods are of such intrusive nature that it is therefore necessary to verify whether the same result can not be obtained by other means of research." That said, I do not find the enunciation of this principle in the definition of the notion, nor in the general conditions for the use of particular methods. The only mention of this principle is made in Article 47cties, §2 which deals with infiltration. Do I have to deduce from this that the principle of subsidiarity applies only to this particular method?
Furthermore, in my opinion, the bill introduces an erosion of the prerogatives of the investigative judges to devote the central role of the King’s prosecutors, in particular in the control of particular methods of investigation. Do not think that I make a fixation on the judge of inquiry or on the prosecutor of the King, or that I have absolute confidence in the judges of inquiry and a very strong distrust towards the prosecutors of the King. For me, that is not the question. This is not a problem of anyone. But let me give you a few structural considerations or institutional analysis. Indeed, in their respective functions, the King’s Prosecutor and the Investigative Judge occupy different positions. Thus, the King's Prosecutor represents the public prosecution and is a party to the case, the investigation judge trained in charge and discharge. The public prosecution — or the public prosecution — depends directly on the Minister of Justice, and therefore on the executive power. The judge of instruction, on the other hand, is part of the judicial power, separated from the executive power.
By the very definition of its function and the separation of powers, the judge of instruction, not as an individual but as a holder of a function, presents "systemic" guarantees of impartiality and independence, necessary for the principle of loyalty in the search for evidence and for the safeguarding of human rights and fundamental freedoms. by
However, the project hopes, by eliminating and instrumentalizing the judge of instruction, a slide that, for me, cracks the separation of powers and allows a certain control of the executive over the judicial power. I do not claim that this is what we are doing today, nor even that this is what is going to be done. But I warn you: the organization is set up that would allow it, which I think is dangerous for democracy. by
Of course, during our work, we have been able to make some improvements to the project. Some are purely formal, but others are more substantial, such as the dedication of special measures, where special research techniques involve physicians and lawyers or persons subject to the obligation of professional secrecy. That would be a big deal of course!
We also introduced a clarification regarding the crimes that may be committed by police officers, emphasizing compliance with the principle of proportionality, and the requirement of drawing up a record at each stage of the implementation of particular techniques. by
As has already been pointed out, the main judge will always be able, at the end of the proceedings, to express his reluctance regarding the non-compliance with the principle of loyalty in the search for evidence. But ultimately, do we legislate to ⁇ this effect? To result, as said by Judge Vandermeersch, in that evidence collected in secret and which cannot be the subject of a real contradictory debate, in particular as to how it was obtained, be disqualified by courts of substance and lead to a technical acquittal?
In this case, too, the goal of fighting organised crime will be missed. by
Therefore, I can only regret the lack of honesty and accuracy in the text that is proposed to us. Mr. Erdman, you also attracted attention to the statements of the Attorney General of Gand, Mr. Erdman. Schilz, according to which high precision and high clarity are necessary if the principle of legality is to be respected. In my opinion, this is not the case.
#34
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het ontwerp dat wij vandaag bespreken is een erg belangrijk ontwerp. Ik verwijs daarvoor naar de verschillende onderzoekscommissies die het Parlement reeds heeft gekend, waarin telkens op de noodzaak van het legifereren in verband met bijzondere opsporingsmethoden is gewezen.
Ik wil de minister van Justitie overigens feliciteren voor de standvastigheid en vastberadenheid waarmee hij het ontwerp heeft begeleid in de moeilijke tocht naar de plenaire vergadering van de Kamer.
Het ontwerp is vooral ook belangrijk — dat bleek ook uit de discussies en de uiteenzettingen van daarnet — omdat precies in deze vorm van legifereren een aantal pijnpunten worden blootgelegd over de toekomstige manier waarop men zal moeten proberen de gemeenschap te beschermen tegen normovertreders — ik bedoel dus wel bescherming tegen die organisaties en die normovertredingen die erg maatschappijaantastend zijn — vooral omdat dat gelijktijdig zal moeten gebeuren met het optreden tegen de veel voorkomende criminaliteit die voor de publieke opinie wellicht een veel grotere impact heeft dan de georganiseerde misdaad. Ik ben er mij terdege van bewust dat het afrukken van een handtas voor zeer veel mensen — misschien wel terecht — veel moeilijker aanvaardbaar is dan een gigantische organisatie die miljarden kan winnen dankzij zeer fijn uitgewerkte criminele activiteiten.
Daarom is het ook interessant — ik zal u daarmee niet lang lastigvallen — eens een aantal voorspellingen of vooruitzichten te lezen. Men heeft dat lange tijd alleen in de economie gedaan, nu doet men dat gelukkig ook in de criminologie. Aan de hand van de evolutie van de maatschappij wordt nagegaan hoe de maatschappij er bijvoorbeeld in 2010 zal uitzien en hoe erop zal moeten worden ingespeeld om de criminaliteit die dan zal heersen, te kunnen beheersen. Op enkele rare uitzonderingen na, denk ik wel dat iedereen het ermee eens is dat wij een strijd tegen de criminaliteit hoe dan ook verliezen als het gaat over de beheersing van de criminaliteit.
Er is een zeer interessante studie gemaakt, vóór de recente verkiezingen in Nederland, door drie hoogleraren, twee mannen en een vrouw. Professor G. Bruinsma, professor H. van de Bunt en professor I. Marshall Haen hebben verkenningen naar de kennisvragen over de misdaad en misdaadbestrijding in 2010 op papier gezet. Zij verwijzen trouwens naar een Engelse studie terzake. Ook in België hebben sommige criminologen zich daaraan gewijd. Ik verwijs naar T. Peters en J. Goethals, die onder de titel "Criminologie en de geïntegreerde strafrechtswetenschappen: een bericht uit Leuven" in "Delikt en Delinkwent" al in 1997 daarover eigenlijk al een aantal elementen naar voren hebben gebracht.
Uit die studies wil ik kort twee citaten naar voren brengen. Ten eerste, de Nederlanders zeggen: "De bestrijding van criminaliteit is door de toenemende betrokkenheid van niet-strafrechtelijke diensten onderdeel geworden van een algemener beleid om onveiligheid te beteugelen.
Bestrijding van criminaliteit is geen exclusieve taak voor politie en justitie. De betrokkenheid van vele anderen met specifieke invalshoeken en belangen zal belangrijke nieuwe inzichten voortbrengen over de preventie en de bestrijding van criminaliteit".
Dit is ook voor deze materie van het allergrootste belang. Al te vaak wordt immers uitgegaan van de idee dat men daders zoekt. Neen, men zoekt naar organisaties en niet specifiek naar daders. Men moet zoeken naar de organisaties teneinde die te kunnen vatten. Indien men daders voor de rechtbank kan brengen — wat uiteraard de bedoeling is — zo veel te beter. Peeters en Goethals zeggen: " De criminologie draagt in zich een specifieke aanpak of manier van kijken, interpreteren en duiden die niet samenvalt met een puur sociaal-wetenschappelijke analyse of met een puur normatieve, ethische of juridische. In het criminologische kijken zitten feiten en normen met elkaar vervlochten".
Waarom dit als aanloop naar de wet op de bijzondere opsporingsmethodes? Welnu, indien men dit ontwerp bekijkt op de manier waarop men verouderde maar nog steeds bestaande vormen van criminaliteit bekijkt, die ook moeten worden beheerst, dan zal men opmerkingen maken zoals wij die hebben gehoord van vertegenwoordigers van bepaalde liga's die eigenlijk totaal uit hun context zijn gerukt en deze teksten foutief interpreteren. Ik verwijs naar het Crime Prevention Panel in het Verenigd Koninkrijk dat hierover een aantal bijzonder belangrijke opmerkingen heeft gemaakt.
Het is dus van het allergrootste belang dat wij trachten deze vorm van criminaliteit, de georganiseerde misdaad, te vatten.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the draft we are discussing today is a very important draft. In this regard, I refer to the various investigative committees already known to Parliament, which have always pointed out the need for legislation in relation to special detection methods.
I would like to congratulate the Minister of Justice for the steadfastness and determination with which he accompanied the draft in the difficult journey to the plenary session of the Chamber.
The draft is also especially important — which was also evident from the discussions and the exhibitions of the latter — because precisely in this form of legislation a number of pain points are exposed about the future way in which one will have to try to protect the community against norm breachers — I mean, therefore, protection against those organisations and those norm breaches that are very harmful to fellowship — especially because that will have to happen simultaneously with the action against the common crime which may have a much greater impact on public opinion than organized crime. I am well aware that printing a handbag for very many people — ⁇ rightly — is much more acceptable than a giant organization that can earn billions thanks to very fine-tuned criminal activities.
Therefore it is also interesting — I will not bother you with this for a long time — to read some predictions or prospects. This has long been done only in economics, but now, fortunately, it is also done in criminology. Based on the evolution of society, we look at what society will look like in 2010, for example, and how it will need to be played in order to be able to control the crime that will then prevail. With a few strange exceptions, I think everyone agrees that we lose a fight against crime anyway when it comes to controlling crime.
There was a very interesting study done, before the recent elections in the Netherlands, by three professors, two men and one woman. Professor G. Bruinsma, Professor H. of the Bunt and Professor I. Marshall Haen published research into the knowledge questions about crime and crime control in 2010. They also refer to an English study on the subject. Even in Belgium, some criminologists have devoted themselves to this. I refer to T. Peters and J. Goethals, who under the title "Criminology and the Integrated Criminal Law Sciences: A Report from Leuven" in "Delikt and Delinkwent" already in 1997 have actually put forward a number of elements on this.
From this study, I would like to summarize two quotes. First, the Dutch say: “The fight against crime has become part of a more general policy to mitigate insecurity due to the increasing involvement of non-criminal services.
Combating crime is not an exclusive task for police and justice. The involvement of many others with specific perspectives and interests will generate important new insights on crime prevention and combat.”
This is also of the greatest importance for this matter. Too often, however, it is assumed that the perpetrators are being sought. No, they are looking for organizations and not specifically for perpetrators. We need to look at the organizations in order to be able to capture them. If one can bring the perpetrators before the court — which is of course the intention — so much better. Peeters and Goethals say: "Criminology involves a specific approach or way of viewing, interpreting and expressing that does not coincide with a purely socio-scientific analysis or with a purely normative, ethical or legal. In criminological view, facts and norms are intertwined.”
Why this as an introduction to the law on the special detection methods? Well, if one looks at this draft in the way one looks at obsolete but still existing forms of crime, which also need to be controlled, then one will make comments like we have heard from representatives of certain leagues who are actually completely drawn out of their context and misinterpret these texts. I refer to the Crime Prevention Panel in the United Kingdom, which has made a number of ⁇ important comments on this subject.
It is therefore of the utmost importance that we try to understand this form of crime, the organized crime.
#35
Official text
Mijnheer Coveliers, de heer Decroly wil u onderbreken.
Translated text
Mr Coveliers, Mr Decroly wants to interrupt you.
#36
Official text
Met alle plezier, mijnheer de voorzitter.
Translated text
With great pleasure, Mr. President.
#37
Official text
Monsieur le président, je sais qu'après le "snelrecht", nous en sommes arrivés au "snelwet". Cependant, je voudrais demander à M.Coveliers d'être plus modéré lorsqu'il émet des critiques au sujet des ligues des droits de l'homme et d'être moins dédaigneux à leur égard.
Souvenez-vous que ce sont les-mêmes ligues qui, avec d'autres associations du monde judiciaire, avaient attiré l'attention de notre parlement sur les risques et les dangers que comportait le projet sur la comparution immédiate. Il a fallu non pas que le parlement s'autorégule, vu la forme d'emballement qui lui est devenue coutumière depuis lors, mais que le pouvoir judiciaire mette personnellement fin à certains excès et finisse par annuler l'essentiel des dispositions les plus significatives de ce projet de loi, qui avait été adopté ici à une large majorité.
A votre place, monsieur Coveliers — je me permets de vous faire la remarque car vous avez été un ardent promoteur de ce projet de loi —, je serais un peu moins critique avec ceux qui tirent parfois la sonnette d'alarme avec quelques mois d'avance sur la réalité qui s'impose par la suite.
Translated text
I know that after the “snelrecht” we have reached the “snelwet”. However, I would like to ask Mr. Coveliers to be more moderate when criticizing human rights leagues and to be less despicable towards them.
Remember that it is the same leagues that, along with other associations in the judiciary world, had drawn the attention of our parliament on the risks and dangers that the project on immediate appearance involved. It was not necessary for the parliament to self-regulate itself, given the form of packaging which has become customary for it since then, but for the judiciary to personally put an end to some excesses and eventually annul most of the most significant provisions of this bill, which had been adopted here by a large majority. by
In your place, Mr. Coveliers — I allow myself to make your remarks because you have been an ardent promoter of this bill — I would be a little less critical with those who sometimes ring the alarm clock with a few months in advance on the reality that is imposed afterwards.
#38
Official text
Collega Decroly, ik apprecieer dat u moeite doet om standpunten te verdedigen die naar mijn gevoelen, en u hebt het recht van mening te verschillen, ietwat voorbijgestreefd zijn. Ik kom daar trouwens zo dadelijk op terug.
Ik denk dat wij een duidelijk evenwicht moeten zoeken en mevrouw Dardenne heeft terecht verwezen naar het verslag van de Senaat, dat ik uiteraard ken. Mijnheer Decroly, als overtuigd liberaal, wat u waarschijnlijk momenteel niet bent, ga ik ervan uit dat het de kerntaak van de overheid is te proberen ieder individu zoveel mogelijk vrijheid te geven. Ik ben evenwel niet naïef en ik weet dat een aantal individuen van de gegeven vrijheden misbruik zullen maken. Ik vraag aan de overheid te zoeken naar de juiste balans tussen de vrijheden die men afneemt — wanneer men vrijheden afneemt van criminelen neemt men ze uiteraard ook af van nietcriminele burgers, trouwens men is niet gans zijn leven crimineel — en de restanten van vrijheden die men moet garanderen.
Daarom zeg ik: als ik vrij wens te zijn, wil ik vrij de straat op kunnen gaan. Ik wil er ook zeker van zijn dat criminele bendes opgespoord worden. Ik vind het dan enigszins overdreven dat een kwart van het bruto nationaal product door de georganiseerde misdaad in het parallelle circuit wordt weggesluisd. Er moeten daarom aangepaste, moderne middelen voorhanden zijn om die vorm van misdaad te counteren. Uiteraard moeten die middelen goed worden gecontroleerd. Ik heb mijn ideeën over die controle. Ik zal u ook dadelijk mijn visie op de onderzoeksrechter en de rechter van het onderzoek meedelen. Ik besef dat ik op dat punt niet word gesteund, maar ik bemerk toch een evolutie in de goede richting, niet alleen in België, maar ook in andere Europese landen. Ik zie die evolutie ook in het Europese corpus iuris, waarin duidelijk sprake is van le juge des libertés en niet van de onderzoeksrechter. Bij georganiseerde misdaad is er geen sprake meer van spontane delicten. De oorzaak van de misdaad is niet te vinden in een vorm van sociale achterstelling — die nog wel bestaat, maar niet hier. Men maakt hier na planning op een georganiseerde wijze misbruik van alle mogelijke wettelijke middelen met het doel illegale winsten te genereren. Men tast het democratische stelsel bijzonder erg aan. Tegen die vorm van misdaad moeten aangepaste methodes worden ingezet die op een degelijke manier worden gecontroleerd. Ik respecteer dat u een andere mening hebt; ik prijs mij echter gelukkig dat niet heel velen uw mening delen. Deze wet biedt naar mijn mening een zeer goede mogelijkheid om tegen de georganiseerde misdaad in het verweer te gaan.
De traditionele techniek van het verhoor na de feiten heeft geen effect. Het sporenonderzoek heeft geen effect, gezien het georganiseerde karakter van de misdaad. Ik vermeld het voorbeeld van de eerste Bendecommissie. In de tweede Bendecommissie waren de sporen dwaalsporen, waarin zelfs gerenommeerde journalisten tuinden. Pas jaren later kon men dat zien. Ik denk aan de overval op de supermarkt van Colruyt, de diefstal van de flessen champagne en de toen gepleegde moorden. Die diefstallen waren louter dwaalsporen.
Ik kom tot het gebruik van getuigen. Er zijn meestal geen getuigen. Wij moeten wetten goedkeuren zodat anonieme getuigenissen mogelijk worden. Anders worden de getuigen geliquideerd. Wij hebben een wet goedgekeurd om getuigen te beschermen en eventueel een andere woonplaats te geven. Wij doen dat omdat die organisaties weten dat werken met getuigen één van de klassieke onderzoeksmethoden was. Men moet ook niet rekenen op documenten om een onderzoek te voeren.
De aanpassing van de opsporingsmethoden is bijgevolg aangewezen. Die nieuwe manier van opsporen zal zijn aangepast aan de moderne criminaliteit. De vereiste van de subsidiariteit en de proportionaliteit komt daaruit voort. Men stelt duidelijk dat, indien andere middelen mogelijk zijn, men die moet gebruiken. Indien het over relatief kleine feiten gaat, moet men niet de grote middelen inzetten en met het spreekwoordelijke kanon op een mug schieten. Het specifieke en het nieuwe van deze methodes is dat ze een heimelijk karakter hebben. Zonder dat heimelijke karakter kan men natuurlijk niets doen tegen een organisatie die op voorhand de maatregelen van de politie programmeert. Wanneer men telkens afwacht tot er een feit is gepleegd, weet de persoon die in een organisatie het feit heeft geprogrammeerd wat men zal ondernemen. Op die manier verliest men altijd. Het resultaat is dat men in een maatschappij zal leven waarin heel wat misdrijven niet meer opgelost raken. Rond die misdrijven worden dan fantasieën gevormd, die wereldwijd worden gevoed. Doordat deze zaken niet worden opgelost, ondermijnt men in feite het democratische karakter van een samenleving.
Het heimelijke karakter van de onderzoeksmethoden ís eigenlijk niet nieuw. In een recent verleden heb ik in deze Kamer een wetsvoorstel ingediend waarin die technieken beschreven stonden. Het was een wettelijke vertaling van de toen bestaande rondzendbrief.
Ik zal nooit vergeten dat de toenmalige minister van Justitie, de heer Wathelet, weliswaar in het Frans, toen zei: "de wonden zijn nog te vers". Nadien, bij de bespreking van de wet op het politieambt — wat oorspronkelijk de politiefunctie heette, een veel betere benaming volgens mij — in de Kamer, toen de heer Tobback minister van Binnenlandse Zaken was, werd 's avonds laat een amendement ingediend. De heer Tobback heeft toen gezegd dat het amendement moest worden ingetrokken en dat het later zou worden geregeld. Hij zei verder dat we gelijk hadden en dat dit geregeld moest worden. Op dat ogenblik zouden we het er echter niet doorgekregen hebben. Hij had gelijk, we kregen het er toen niet door. Ik heb het wetsvoorstel dan ook aangehouden maar heb verder niet aangedrongen.
Mijnheer Decroly, ik was hiermee trouwens niet de eerste en u zult dat zeker interessant vinden. In Frankrijk is er ook een beweging om de politie wat te ordenen. Tijdens een discussie over de vroegere politie stelde men vast dat in 1720 het Bureau de Sûreté de Paris deze methode eigenlijk al mutatis mutandis toepaste. Dit is dus niet nieuw. Wij hebben het nu nodig en ik hoop dat we het nu ook kunnen gaan toepassen.
Translated text
Colleague Decroly, I appreciate that you are working hard to defend views that feel to me, and you have the right to differ, somewhat overlooked. By the way, I come back to it so quickly.
I think we need to find a clear balance and Mrs Dardenne has rightly referred to the Senate report, which I know of course. Mr. Decroly, as a convinced liberal, what you probably are not at the moment, I assume that it is the core task of government to try to give every individual as much freedom as possible. However, I am not naive and I know that some individuals will abuse the given freedoms. I ask the government to seek the right balance between the freedoms that are taken away—when freedoms are taken away from criminals, of course, they are taken away from non-criminal citizens, by the way, one is not a criminal at all—and the remains of freedoms that must be guaranteed.
That is why I say, if I want to be free, I want to be free to go on the street. I also want to make sure that criminal gangs are detected. I find it then somewhat exaggerated that a quarter of the gross domestic product is closed away by organised crime in the parallel circuit. Therefore, adapted, modern means must be available to counteract this form of crime. Of course, these resources must be well controlled. I have my ideas about that control. I will also immediately communicate to you my view on the investigative judge and the investigative judge. I realize that I am not supported at that point, but I still notice an evolution in the right direction, not only in Belgium, but also in other European countries. I see that evolution also in the European corpus iuris, which clearly refers to le juge des libertés and not to the investigative judge. In organized crime, there are no more spontaneous crimes. The cause of the crime is not to be found in any form of social disadvantage — which still exists, but not here. Here, after planning, all possible legal means are abused in an organized manner with the aim of generating illegal profits. The democratic system is ⁇ affected. This type of crime should be tackled by adapted methods that are properly controlled. I respect that you have a different opinion; however, I praise myself fortunately that not very many share your opinion. This law is, in my opinion, a very good opportunity to defend against organized crime.
The traditional technique of interrogation after the facts has no effect. The investigation has no effect, given the organized nature of the crime. Let me take the example of the first joint committee. In the second Bendecommission, the tracks were traces of error, in which even renowned journalists gardened. Only years later could we see it. I think of the robbery at the Colruyt supermarket, the theft of the bottles of champagne, and the murders committed at the time. Those robberies were merely traces of deception.
I come to the use of witnesses. Usually there are no witnesses. We need to pass laws so that anonymous testimony is possible. Otherwise the witnesses will be liquidated. We have passed a law to protect witnesses and eventually give a different place of residence. We do this because those organizations know that working with witnesses was one of the classic methods of investigation. It is also not necessary to rely on documents to conduct an investigation.
Therefore, the adaptation of the detection methods is appropriate. This new way of tracking will be adapted to modern crime. The requirement of subsidiarity and proportionality follows from this. It is clearly stated that, if other means are possible, one should use them. When it comes to relatively small facts, one should not use the big resources and shoot a mosquito with the proverbial cannon. The specific and new of these methods is that they have a secret character. Without that secret nature, of course, one can do nothing against an organization that programmes the police measures in advance. When one waits until a fact is committed, the person in an organization who has programmed the fact knows what one will undertake. In this way, you always lose. The result is that one will live in a society where many crimes are no longer solved. Around those crimes, fantasies are then formed, which are fed worldwide. In fact, the failure to resolve these issues undermines the democratic character of a society.
The secret nature of the research methods is not new. In the recent past, I have submitted a bill in this Chamber describing those techniques. It was a legal translation of the then existing circular letter.
I will never forget that the then Minister of Justice, Mr. Wathelet, though in French, when said, "the wounds are still too fresh." Then, during the discussion of the law on the police office — which was originally called the police office, a much better name in my opinion — in the House, when Mr. Tobback was Minister of Home Affairs, an amendment was submitted late in the evening. Mr Tobback then said that the amendment should be withdrawn and that it would be settled later. He continued that we were right and that this should be arranged. At that time, however, we would not have gone through it. He was right, we didn’t get through it. I voted in favour of the bill, but did not insist further. Their
Mr. Decroly, I was by the way not the first with this and you will surely find it interesting. In France, there is also a movement to order the police. During a discussion about the former police, it was found that in 1720 the Bureau de Sûreté de Paris actually applied this method already mutatis mutandis. So this is not new. We need it now and I hope we can apply it now.
#39
Official text
(...) existe depuis 1920. Si on a pris ces mesures à l'époque, on ne peut pas vraiment dire que cela a arrangé les choses.
Translated text
It has existed since 1920. If we took these measures at the time, we cannot really say that it arranged things.
#40
Official text
Ik denk dat u zich daar vergist. Als we kijken welke omwenteling men in de tweede helft van de achttiende eeuw heeft gekregen op basis van de mogelijkheden, meen ik dat dit een goed voorbeeld is om te zeggen om nu mutatis mutandis deze zaken toe te passen.
Ik zal het verder niet meer hebben over de inhoud van deze tekst, omdat daarover lang genoeg werd gediscussieerd. Ik meen dat het een goed idee is om te spreken van opsporingsmethoden waarbij informantenbeheer, observatie — met de opmerking die de heer Erdman daarover heeft gemaakt — en infiltratie naar voren worden gebracht. Nadien wordt dan uitgeweid over technieken zoals inkijkoperaties, postvang, het opnemen van gesprekken en andere elementen. U moet eens nagaan hoeveel artikelen van deze wet controlemaatregelen inhouden. Men moet dit doen en men moet dat doen, er moet een PV worden opgesteld die weliswaar met de geheimhouding van de informant in het dossier moet komen. Dat moet men maar eens vergelijken met de beperkingen die men de crimineel oplegt. Vergelijk dit eens met het afnemen van de vrijheid in het kader van het rechercheren naar organisaties die er specifiek door hun contrastrategieën voor zorgen dat zij buiten schot blijven via de originele, oude methodes. Welnu, ik meen dat de weegschaal duidelijk niet doorslaat. De maatschappij heeft ook recht op bescherming. De rechten van de mens zijn heilig en men mag daaraan op geen enkele manier afbreuk doen. Het begrip de mens omvat echter ook de anderen, de mensen die niet betrokken zijn bij deze feiten. Ook zij hebben recht op bescherming. Zij moeten op een vrije manier kunnen leven. Dat kan alleen als men degenen die hiervan misbruik willen maken probeert te vinden.
Translated text
I think you are mistaken there. If we look at the reversal of the possibilities in the second half of the eighteenth century, I think this is a good example of applying these matters mutatis mutandis now.
I will no longer talk about the content of this text, because it has been discussed long enough. I think it is a good idea to talk about detection methods that highlight informant management, observation — with Mr. Erdman’s comment on that — and infiltration. Subsequently, it is then extended to techniques such as inquiry operations, mail capture, recording of calls and other elements. You should check how many articles of this law contain control measures. One must do this and one must do it, a PV must be drawn up which, though, must come with the confidentiality of the informant in the file. This should be compared to the restrictions imposed on the criminal. Compare this with the reduction of freedom in the context of researching organizations that specifically through their counter-strategies ensure that they remain out of shoot through the original, old methods. Well, I think the scale clearly does not pass through. Society also has the right to protection. Human rights are sacred and must not be undermined in any way. The concept of man, however, also includes the others, the people who are not involved in these facts. They also have the right to protection. They must be able to live in a free way. This can only be done if one tries to find those who want to abuse it.
#41
Official text
Mijnheer Coveliers, ik kan u volgen en ik heb trouwens zelf gezegd dat het zoeken naar dat evenwicht het moeilijkste is. Ik kan echter niet aanvaarden — misschien is dat een lapsus van uwentwege — dat u de waarborgen, controle-elementen, bakens en beperkingen die in deze wet zijn opgesomd gaat vergelijken met wat u de vrijheden noemt die aan criminelen worden gegeven. Ik meen dat men dit eigenlijk vanuit een ander oogpunt moet beoordelen. Men moet vertrekken vanuit het vermoeden van onschuld van eenieder. Ondanks de proportionaliteit en ondanks de eventuele subsidiariteit die hier is ingebouwd moet men in ieder geval het feit in aanmerking nemen dat men een evenwicht moet zoeken tussen de rechten van het individu — wie het ook is en tot hij of zij veroordeeld is — en de middelen die men een maatschappij geeft om diezelfde rechten voor eenieder te vrijwaren. Dat is het evenwicht dat men moet zoeken. Ik meen dus dat het een lapsus van uwentwege was toen u het had over het grote aantal beperkingen en voorschriften die procureurs en politiemensen werden opgelegd terwijl criminelen van alles kunnen doen. Als u bedoelt dat men middelen moet zoeken om de activiteiten van die criminelen te kunnen bestrijden, dan kan ik u volgen. Het is echter niet de balans zoals u die stelde die belangrijk is, belangrijk is de balans tussen de rechten van ieder individu en de middelen die men een maatschappij moet geven. Ik meen dat we de terminologie van het gewapend bestuur ooit eens ergens hebben gehoord. Men moet de maatschappij op een bepaalde manier wapenen om diezelfde rechten voor eenieder te waarborgen.
Translated text
Mr. Coveliers, I can follow you and, by the way, I have said myself that finding that balance is the most difficult. However, I cannot accept — ⁇ it is a lapsus of yours — that you are going to compare the safeguards, control elements, beacons and restrictions listed in this law with what you call the freedoms given to criminals. I think this should actually be judged from a different perspective. One must start from the presumption of innocence of everyone. In any case, despite proportionality and despite the possible subsidiarity embedded herein, one must take into account the fact that one must seek a balance between the rights of the individual — whoever it is and until he or she is convicted — and the means given to a society to safeguard those same rights for everyone. This is the balance that must be sought. So I think it was a lapsus of your way when you talked about the large number of restrictions and regulations imposed on prosecutors and police officers while criminals can do anything. If you mean that we need to find resources to combat the activities of these criminals, then I can follow you. However, it is not the balance as you stated that matters, but the balance between the rights of each individual and the resources that one should give a society. I think we’ve heard the terminology of the armed administration somewhere. One must arm society in a certain way to guarantee the same rights for everyone.
#42
Official text
Mijnheer de voorzitter, het was mijn bedoeling duidelijk te maken dat de controle op de politiediensten en het openbaar ministerie in verhouding moet staan tot de beperking van de vrijheden die voor alle burgers, dus ook voor de normovertreders, gelden. Op dat vlak moet de balans een zeker evenwicht vertonen. Vrijheden worden aan iedereen toegekend. In een democratie kan men de normovertreders niet meer of minder vrijheden toekennen.
Collega Erdman, het is wel van belang dat rekening wordt gehouden met de recherche naar de organisaties. Lange tijd heeft men zich gericht op de buitgerichte recherche. Dit is een belangrijk aspect. Men tracht de buit te lokaliseren en ze in beslag te nemen. Vervolgens werd gezegd dat men ook het financiële aspect moet onderzoeken. Ik meen dat nu duidelijk wordt dat het onderzoek zich nu moet richten op de organisaties. Op dat moment is er sprake van een ander evenwicht. Bij een onderzoek naar een organisatie zal men immers niet met dezelfde beperkingen moeten afrekenen omdat daar niet onmiddellijk sprake is van een individu maar wel een criminele organisatie. Het is daarbij vooral van belang niet alleen de laagste pion, die het misdrijf uitvoert, te pakken. In de nieuwe, horizontale criminaliteitsstructuur is het immers de bedoeling heel de organisatie aan te pakken en niet alleen de top of de basis. Volgens mij kan trouwens objectief worden vastgesteld dat de federale politie op dit ogenblik daarin is geslaagd in een aantal zaken. Er zijn voorbeelden waarbij men via criminaliteitsanalyse erin is geslaagd hele bendes op te rollen en niet langer 1 of 2 ondergeschikten.
Mijnheer de voorzitter, ik zal op deze problematiek nog terugkomen omdat volgens mij de figuur van de onderzoeksrechter haaks op deze aanpak staat. Ik ben het volledig eens met collega Dardenne die zegt dat de onderzoeksrechter een onafhankelijk magistraat moet zijn. Vergeet de illusie dat de onderzoeksrechter zal bepalen welke politiedienst wat kan doen. De onderzoeksrechter en de procureur sturen de politie op juridisch vlak. Op dat moment is er sprake van vooroordelen omdat men de zaak nu eenmaal wil oplossen. Om die reden is het bijzonder interessant dat men ter bescherming van de individuele burger over een onafhankelijke, zittende magistraat beschikt die niet rechtstreeks in het onderzoek is betrokken maar die, zoals de Ermittelungsrichter in Duitsland en de rechter-commissaris in Nederland, tegen het openbaar ministerie zegt dat men te ver gaat. Als er onvoldoende elementen zijn om een bepaalde methode toe te passen, zal dit dan ook worden verboden. Volgens mij is het echter onmogelijk dat deze inschatting moet gebeuren door iemand die zelf in het onderzoek betrokken is. Het is misschien een karikatuur maar toen men vroeger een stroper oppakte, kon dit wel maar in de huidige criminaliteitsbestrijding lijkt mij dit onmogelijk. De figuur van de juge des libertés — ik vind de term zoals die in het Europese corpus juris voorkomt trouwens schitterend — is een rechter die de vrijheden beschermt, die los staat van het onderzoek en daarom ook niet kan worden beïnvloed door de procureur. Als zittend magistraat zal hij kunnen beslissen over bijvoorbeeld het al dan niet uitvoeren van een huiszoeking in een bepaalde zaak.
Collega Van Parys heeft het lang gehad over het artikel 47undecies. Het amendement dat ik op dit artikel heb ingediend, werd mij eerlijk gezegd ingegeven door een hoorzitting van het College van procureurs-generaal. Ik wist uit het overleg dat tussen de verschillende meerderheidsfracties heeft plaatsgevonden vóór de stemming dat dit amendement zou worden goedgekeurd.
Collega Erdman heeft terecht gezegd dat, op een collega na, men niet tegen dit amendement heeft gestemd, maar dat men zich heeft onthouden op basis van een aantal elementen. Dit amendement werd echter goedgekeurd. CD&V en ook het Vlaams Blok hebben dat mee goedgekeurd. CD&V heeft dit dus mee goedgekeurd, en terecht. Ik geloof dus ook dat informantenbeheer moeilijker zou zijn geworden, zij het misschien niet onmogelijk. Daar is de kritiek van de heer Van Parys, die vanuit zijn positie misschien wat is aangedikt, fundamenteel juist. Vandaar ook het voorstel. Ik ben zeer blij dat dit uiteindelijk in de wet is gekomen.
Men moet ook eens naar de structuur van de wet zien. Het artikel 47 undecies is wel een kolos wat controle betreft. Dat moet men eens duidelijk zeggen. Als men dat weteconomisch bekijkt, zit dat daar ergens te paard. Dat komt daar eigenlijk niets bij doen. Plots staat daar een artikel bij. In de afweging stoort mij dat niet zo erg, maar het stoorde mij wel dat informantenbeheer daarbij stond omdat men toch ook uit de praktijk weet dat dit totaal onmogelijk was.
Translated text
Mr. Speaker, it was my intention to make it clear that the control of the police services and the prosecutor’s office must be proportionate to the restriction of the freedoms applicable to all citizens, including those who violate norms. At this point, the balance should show a certain balance. Freedoms are granted to everyone. In a democracy, one cannot grant the norm offenders more or less freedoms. Their
Mr. Erdman, it is important that the research into the organizations is taken into account. For a long time, the focus has been on out-of-the-source research. This is an important aspect. They are trying to locate the prey and confiscate it. Then it was said that the financial aspect should also be examined. I think it is now becoming clear that the research should now focus on the organizations. At this point, there is a different balance. After all, when investigating an organization, one will not have to account for the same restrictions because there is not immediately an individual, but a criminal organization. It is especially important not only to seize the lowest pion, who commits the crime. After all, in the new, horizontal crime structure it is intended to address the entire organization and not just the top or the base. In my opinion, by the way, it can be objectively established that the federal police have succeeded at this point in a number of matters. There are examples where one has managed to roll up entire bands through crime analysis and no longer 1 or 2 subordinates.
Mr. Speaker, I will return to this issue because I think the figure of the investigative judge is opposed to this approach. I fully agree with colleague Dardenne who says that the investigative judge should be an independent magistrate. Forget the illusion that the investigative judge will determine which police service can do what. The investigative judge and the prosecutor direct the police on the legal level. At that time there is prejudice because one wants to solve the case. For this reason, it is ⁇ interesting that, in order to protect the individual citizen, there is an independent, seated magistrate who is not directly involved in the investigation but who, like the Ermittelungsrichter in Germany and the judge-commissary in the Netherlands, says against the prosecutor’s office that one goes too far. If there are insufficient elements to apply a particular method, this will be prohibited. In my opinion, however, it is impossible that this assessment should be made by someone who is involved in the research itself. It may be a caricature but when one used to pick up a stroper, this could be but in the current crime fight this seems to me impossible. The figure of the judge des libertés — I find the term as it appears in the European corpus juris, by the way, brilliant — is a judge who protects the freedoms, who is independent of the investigation and therefore cannot be influenced by the prosecutor. As a sitting magistrate, he will be able to decide, for example, whether or not to carry out a home search in a particular case.
Mr. Van Parys has long spoken about Article 47undecies. The amendment I submitted to this article was, frankly, initiated by a hearing by the College of Attorneys-General. I knew from the consultation between the various majority groups before the vote that this amendment would be approved.
Mr Erdman correctly stated that, after one colleague, this amendment was not voted against, but was abstained on the basis of a number of elements. However, this amendment was approved. CD&V and also the Flemish Blok have approved this. CD&V thus approved this, and rightly. So I also believe that informant management would have become more difficult, although it may not be impossible. There is the criticism of Mr. Van Parys, who, from his position, ⁇ what is intended, is fundamentally correct. Hence the proposal. I am very pleased that this has finally come into law.
We also need to look at the structure of the law. Article 47 undecies is a colossus when it comes to control. This must be said clearly. If you look at it from a legal economic perspective, it’s somewhere on the horse. This actually does nothing to do with it. Suddenly there is an article. In the consideration, this does not bother me so much, but it bothered me that informant management was there because it is also known from practice that this was completely impossible.
#43
Official text
Ik deel natuurlijk het standpunt dat het artikel 47 undecies een kolos is, die de hele problematiek op de helling zette. Met het oog op de objectiviteit van de weergave van de debatten wilde ik het volgende toch nog in het midden brengen.
Ik herinner mij nog perfect de discussie toen de regering het amendement indiende waarin men bepaalt dat de raadkamer ten volle de wettigheidcontrole heeft en dat dit gebeurt op basis van artikel 127, de toevoeging die men had opgenomen in paragraaf 1 van undecies. Ik heb de regering toen gevraagd of dit amendement samen moest gelezen worden met het amendement Coveliers. De minister heeft toen heel uitdrukkelijk verklaard dat dit niet het geval was. Dit staat ook in het verslag. Ik herinner mij nog levendig de verklaring van de voorzitter van de commissie nadat ik nog eens had gewezen op de problemen die door het College van procureursgeneraal waren weergegeven ten aanzien van de dreiging voor de werking met informanten. De voorzitter van de commissie nam dan een standpunt in dat heel duidelijk de tekst van het wetsontwerp en het amendement verdedigde. Het is alleen door de vasthoudendheid van de CD&V-fractie dat dit amendement overeind is gebleven. Dit is de realiteit.
De liberalen moeten weten wat zij willen. Ofwel zoeken zij bondgenoten om een aantal fundamentele samenlevingsproblemen op te lossen, ofwel zoeken zij die niet. De waarheid in dezen is dat, als daar niet de steun en het stemgedrag van de CD&V-fractie waren geweest, op dat ogenblik het artikel en het amendement van de regering geen stand zouden hebben gehouden. Dan hebt u natuurlijk gelijk te zeggen dat wij op dat ogenblik voor een kolos van een artikel stonden, dat elke serieuze informantenwerking onmogelijk maakte. Dit is de realiteit der dingen zoals weergegeven in het verslag. Ik roep trouwens de rapporteurs, voor zo ver aanwezig, tot getuige.
Translated text
I, of course, share the view that Article 47 undecies is a colossus, which puts the whole problem on the slope. In view of the objectivity of the presentation of the debates, I wanted to put the following in the middle.
I still remember perfectly the discussion when the government submitted the amendment which stipulates that the council has full control of legality and that this is done on the basis of Article 127, the addition that was included in paragraph 1 of undecies. I then asked the government whether this amendment should be read together with the Coveliers amendment. The Minister then stated very explicitly that this was not the case. This is also stated in the report. I still remember vividly the statement of the chairman of the committee after I had once again pointed out the problems raised by the College of Prosecutors-General with regard to the threat to operating with whistleblowers. The chairman of the committee then took a position that very clearly defended the text of the draft law and the amendment. It is only due to the tenacity of the CD&V Group that this amendment has remained. This is the reality.
Liberals need to know what they want. Either they are looking for allies to solve a number of fundamental societal problems, or they are not looking for them. The truth in these is that if there had not been the support and voting behavior of the CD&V group, at that moment the article and the amendment of the government would not have remained. Then, of course, you are right to say that at that moment we were facing a colossus of an article, which made any serious informant action impossible. This is the reality of things as shown in the report. I also invite the rapporteurs, who have been present so far, to be witnesses.
#44
Official text
De historische versie van de feiten die de heer Van Parys geeft, is juist. Hij heeft inderdaad namens CD&V tamelijk sterke steun aan mijn amendement gegeven. Ik zou natuurlijk kunnen zeggen dat, als het amendement er niet was geweest, men het niet had kunnen steunen. Ik verheug mij erover dat dit amendement gerealiseerd werd, want ik denk dat de informantenwerking daardoor inderdaad gemakkelijker en beter zal verlopen en minder zal worden gestoord.
Daar zijn we het over eens.
Translated text
The historical version of the facts given by Mr. Van Parys is correct. He has indeed, on behalf of CD&V, given quite strong support to my amendment. I would, of course, say that if the amendment had not been present, it would not have been supported. I am pleased that this amendment has been implemented, because I believe that this will indeed make informant work easier and better and will be less disturbed. Their
We agree on that.
#45
Official text
Mijnheer de voorzitter van de Kamer, ik kom even terug op die "kolos". We mogen niet uit het oog verliezen dat er over dit artikel oorspronkelijk een advies werd gevraagd van de voorzitter van de KI. Uiteindelijk moeten wij ons nu baseren op de verslagen die het college, de GP en de federale procureur zullen overmaken over het gebruik van die methodes. Daaruit moeten we onze eigen conclusies trekken en we zullen onze verantwoordelijkheid terzake moeten opnemen. Men heeft het niet uitdrukkelijk over `statistisch materiaal'. Nee, er is tezelfdertijd toelichting gevraagd over de toepassing van die methodes. Het is dus wel essentieel dat we onszelf in die wet hebben opgelegd onze verantwoordelijkheid op te nemen bij de beoordeling.
Translated text
Mr. Chairman of the Chamber, I want to come back to that “colos”. We must not lose sight of the fact that this article was originally asked for an opinion from the chairman of the KI. Ultimately, we must now rely on the reports that the college, the GP and the federal prosecutor will submit about the use of these methods. From this we must draw our own conclusions and we will have to take our responsibility for this. There is no explicit mention of ‘statistical material’. No, at the same time, explanations on the application of those methods were requested. It is therefore essential that we have imposed ourselves in that law to include our responsibility in the assessment.
#46
Official text
Dat is natuurlijk juist maar men moet het ene niet met het andere vermengen. Het ene gaat over de controle op het individuele dossier, het andere gaat over een rijkscontrole. Ik ben het eens met de voorzitter van de commissie als hij zegt dat dit is ingevoerd — terecht volgens mij — in plaats van het advies van de voorzitter van de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Mijnheer de voorzitter, ik wil u wel aan deze uiteenzetting herinneren, wanneer de een of andere fractie zal vragen om deze verslagen te bespreken nadat ze zijn ingediend. Ik vraag me af welke belangstelling er op dat ogenblik in de commissie voor de Justitie zal zijn voor dergelijke dingen. We hebben al zoveel verslagen opgelegd gekregen, waar uiteindelijk geen enkele aandacht aan is besteed. Laten wij echter uitgaan van de goede intenties van de collega's. Dat moet ook de bedoeling zijn.
Translated text
Of course this is true, but one should not be confused with the other. One is about the control of the individual file, the other is about a state control. I agree with the chairman of the committee when he says that this has been introduced — rightly in my opinion — rather than the opinion of the chairman of the Chamber of Accusation. Mr. Speaker, I would like to remind you of this statement, when any group will ask to discuss these reports after they have been submitted. I wonder what interest there will be at that time in the Justice Committee for such things. We have already been imposed so many reports, which in the end have not been paid any attention to. Let us, however, assume the good intentions of our colleagues. That must also be the intention.
#47
Official text
Mijnheer de voorzitter, misschien wordt de term "kolos" een beetje verkeerd gebruikt maar kijk ook eens naar de economie van de wet. Die onderverdeling 6 staat daar inderdaad een beetje eigenaardig. Die had ook ergens anders kunnen staan. Uiteindelijk gaat hoofdstuk 3 over "Andere onderzoeksmethodes" en daarin wordt er niet meer over gesproken. Bovendien wordt er in ieder artikel op zijn beurt nog eens over controlemaatregelen gesproken. Dus, mijnheer Van Parys, indien de Kamer deze discussie niet zou voeren — wat uiteraard niet zal gebeuren — dan is er nog altijd de garantie op de individuele controle in de verschillende artikelen. Voeg daar de algemene controle op de politiediensten aan toe en de controle die het college van procureursgeneraal uitoefent op de kwaliteit van de parketten. Er is dus voldoende controle aanwezig maar we zullen inderdaad onze verantwoordelijkheid moeten opnemen en dat bespreken.
Ik wil eindigen met een laatste opmerking. Diegenen die denken dat we met dit wetsontwerp het nec plus ultra hebben van de opsporingsmethodes, vergissen zich. We zullen regelmatig moeten bijsturen en evalueren. Waar heeft de maatschappij nood aan? Waar moet die maatschappij worden beschermd? Wat is er teveel? Er kunnen immers ook maatregelen te veel zijn. Dat zullen we regelmatig moeten evalueren. We zullen regelmatig de moed moeten hebben om sommige dingen af te schaffen. Ik heb dat ooit eens geprobeerd in de Senaat met de duivenbond en dat heeft vier jaar aangesleept en toen bestond hij nog, want er waren blijkbaar te veel belangen mee gemoeid. Ik vind het een grote prestatie van de minister van Justitie dat hij deze tekst tot hier heeft geloodst. We zullen deze tekst ook bijzonder goed kunnen gebruiken bij het beheersen van de criminaliteit, met alle controlemogelijkheden die erbij horen en met het vooruitzicht dat we hem vroeg of laat opnieuw zullen moeten aanpassen. Wij zullen deze tekst dus met veel overtuiging goedkeuren.
Translated text
Mr. Speaker, maybe the term "kolos" is a little misused but also look at the economy of the law. Section 6 is a bit strange. He could have stood elsewhere too. Finally, chapter 3 deals with "Other Research Methods" and no more is discussed in it. In addition, each article in turn discusses control measures. So, Mr. Van Parys, if the Chamber did not conduct this discussion — which of course will not happen — then there is still the guarantee of individual control in the various articles. Add to this the general control of the police services and the control exercised by the college of prosecutors-general on the quality of the prosecutors. There is, therefore, sufficient control, but we will indeed have to take our responsibility and discuss that. Their
I would like to conclude with a final comment. Those who think that with this bill we have the nec plus ultra of the detection methods are mistaken. We will need to regularly update and evaluate. What does society need? Where should this society be protected? What is too much? There may also be too many measures. We will need to evaluate this regularly. We will regularly need to have the courage to abolish some things. I tried it once in the Senate with the pigeon union and it took four years and then it still existed, because there were apparently too many interests involved. I think it is a great achievement of the Minister of Justice that he has brought this text to this point. We will also be able to use this text especially well in the control of crime, with all the control capabilities involved and with the prospect that we will have to re-adjust it sooner or later. We will therefore approve this text with great conviction.
#48
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la nécessité de lutter contre la criminalité organisée ne fait de doute pour personne.
Même si, compte tenu de l'évolution de la criminalité, il importe que la démocratie se défende en recourant, le cas échéant, à de nouvelles méthodes d'investigation — qui sont d'ailleurs utilisées actuellement sur la base de simples circulaires ministérielles — il n'est pas sain, dans un Etat de droit, de ne pas préciser les règles permettant de rencontrer deux objectifs fondamentaux mais parfois antinomiques: le respect du droit et des libertés individuelles et la sécurité collective.
Le groupe socialiste estime que le projet visant à conférer une base légale à certaines méthodes d'enquête constitue une démarche positive car nous sommes convaincus de la nécessité de mettre fin à une situation hypocrite et nous y souscrivons pleinement. Au moins deux commissions d'enquête parlementaire avaient d'ailleurs, à plusieurs reprises, insisté sur cette nécessité de l'instauration d'un cadre légal.
De fait, il est indéniable que l'absence de réglementation a engendré, dans les services de police, un comportement en marge ou à la limite du tolérable.
L'équilibre — mot que je viens d'entendre prononcer par plusieurs — entre respect de la vie privée et des droits individuels d'une part, et, d'autre part, efficacité, est toujours précaire. Si, au stade actuel, l'équilibre recherché a, selon moi, été amélioré sinon atteint (je laisse toutefois à chacun le soin d'en juger), il faudra s'attacher à le retrouver dans la réalité et à veiller à ce qu'il soit maintenu dans le temps.
Ainsi, lors de la mise en oeuvre, une attention toute particulière devra être consacrée à certaines méthodes (contrôle visuel discret, observation dans une habitation, ouverture du courrier) susceptibles de porter atteinte à un certain nombre de droits fondamentaux. C'est pourquoi nous sommes satisfaits de constater que l'emploi de telles méthodes reste soumis à l'autorisation d'un juge d'instruction, garant des droits individuels, et reste soumis, comme il se doit, au contrôle de la chambre du conseil.
Notons que le travail parlementaire a sensiblement amélioré le texte initial par des discussions intenses et créatrices émanant de l'ensemble des groupes politiques démocratiques. Je voudrais simplement épingler, comme d'autres l'ont fait ici, les nouvelles dispositions sur la problématique du secret professionnel des avocats et des médecins, dispositions qui étaient totalement absentes du texte qui nous était proposé.
Soulignons aussi la problématique du dossier confidentiel dont on a beaucoup parlé et qui — comme je l'ai déjà dit et redit — est le cheval de Troie des méthodes particulières de recherche par rapport à un bon aboutissement des poursuites. Ce dossier confidentiel me paraît, dans l'état actuel du texte, mieux défini qu'il ne l'était auparavant; en effet, ce qui était auparavant prévu était la possibilité de rédiger un procès-verbal alors que le texte actuel prévoit l'obligation de rédiger un procès-verbal, c'est-à-dire un document figurant en définitive dans le dossier répressif soumis à la contradiction des parties.
Enfin, rappelons également que le contrôle de légalité a, à mon sens, été amélioré.
En effet, tout d'abord, il instaure cette fois clairement, en faisant référence à l'article 127 du code d'instruction criminelle, un débat devant la Chambre du conseil, débat contradictoire permettant l'application de la loi qui a réformé la procédure pénale, notamment en ce qui concerne la demande de devoirs complémentaires et la possibilité, de droit commun, pour la Chambre du conseil, de renvoyer le dossier au parquet, avec certaines questions.
Le contrôle de légalité est également amélioré dans la mesure où la possibilité pour le juge du fond de soulever des moyens d'ordre public reste inscrite dans notre Code d'instruction criminelle.
En outre, il n'a pas été inutile — nous l'avions d'ailleurs demandé — d'auditionner les personnes de terrain afin de connaître les difficultés d'application pratique des circulaires. Par ailleurs, même si cela n'a pas été fait officiellement, nous savons que la plupart des commissaires ont eu l'occasion de rencontrer certains groupes extérieurs, tels que, par exemple, la Ligue des droits de l'homme.
Le texte, tel qu'amendé, et les arbitrages intervenus peuvent paraître suffisants mais je ne peux toutefois m'empêcher d'insister sur la nécessité de veiller à une certaine transparence quant aux méthodes utilisées afin d'éviter tout abus et tout glissement préjudiciable. Il convient que les méthodes et techniques particulières soient utilisées dans les cas exceptionnels et il faut opérer une distinction entre la grande et la petite criminalité dans leur application.
A cet égard, monsieur le ministre, il me paraît tomber sous le sens qu'une directive du collège des procureurs généraux devrait rapidement intervenir à l'attention des procureurs du Roi, quant à l'utilisation des méthodes particulières de recherche et à leur champ d'application, étant entendu qu'il me paraît que dans l'ensemble de nos débats, c'est la criminalité organisée et la criminalité grave qui ont été retenues comme champ d'application.
Translated text
The importance of fighting organised crime is undeniable.
Even if, given the evolution of crime, it is important for democracy to defend itself by recourse, where appropriate, to new methods of investigation – which are now used on the basis of simple ministerial circulars – it is not healthy, in a rule of law, not to specify the rules for meeting two fundamental but sometimes antinomial goals: respect for individual rights and freedoms and collective security.
The Socialist Group considers that the project to provide a legal basis for certain investigative methods is a positive approach because we are convinced and fully support the need to end a hypocritical situation. At least two parliamentary committees of inquiry have also repeatedly insisted on the need for a legal framework.
In fact, it is undeniable that the absence of regulation has resulted, in police services, in marginalized or tolerable behavior.
The balance — a word I’ve just heard from many — between respect for privacy and individual rights, on the one hand, and efficiency, on the other, is still precarious. If, at the present stage, the balance sought, in my view, has been improved or not achieved (but I leave it to everyone to judge), it will be necessary to strive to find it in reality and to ensure that it is ⁇ ined in time.
Therefore, when implementing, particular attention will need to be paid to certain methods (discreet visual inspection, observation in a home, opening of mail) that may infringe on a number of fundamental rights. Therefore, we are pleased to find that the use of such methods remains subject to the authorization of an investigative judge, guarantor of individual rights, and remains, as appropriate, subject to the control of the Chamber of Councils.
Parliamentary work has significantly improved the original text through intense and creative discussions from all democratic political groups. I would simply like to pinpoint, as others have done here, the new provisions on the problem of the professional secret of lawyers and doctors, provisions which were entirely absent from the text that was proposed to us.
Let us also highlight the problem of the confidential file of which we have talked a lot and which – as I have already said and repeated – is the Trojan horse of particular methods of investigation compared to a good outcome of the prosecutions. This confidential dossier seems to me, in the current state of the text, better defined than it was before; indeed, what was previously planned was the possibility of drawing up a minutes, whereas the current text provides for the obligation of drawing a minutes, that is to say a document that appears in the final repressive file subject to the contradiction of the parties.
Finally, it should also be noted that the legal control has improved. by
Indeed, first of all, it clearly establishes this time, by reference to article 127 of the Code of Criminal Investigation, a debate before the Chamber of Councils, a contradictory debate allowing the application of the law that reformed the criminal procedure, in particular with regard to the request for additional duties and the possibility, by common law, for the Chamber of Councils, to return the file to the prosecutor's office, with certain questions. by
The control of legality is also improved to the extent that the possibility for the judge of substance to raise public order remedies remains in our Criminal Instruction Code.
Furthermore, it was not unnecessary — we had also asked — to hear the people on the ground in order to know the difficulties of the practical application of circles. Moreover, although this has not been done officially, we know that most Commissioners have had the opportunity to meet with certain external groups, such as, for example, the Human Rights League.
The amended text and the arbitrations that have taken place may seem sufficient, but I cannot help but insist on the need to ensure a certain degree of transparency as to the methods used in order to avoid any abuse and harmful shifting. Special methods and techniques should be used in exceptional cases and a distinction should be made between large and small crime in their application.
In this regard, Mr. Minister, it seems to me that a directive of the College of Prosecutors-General should be promptly brought to the attention of the Prosecutors of the King, as regards the use of particular methods of investigation and their scope, being understood that it seems to me that in all our discussions it is organized crime and serious crime that have been selected as the scope of application.
#49
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik zou naar aanleiding van deze belangrijke uiteenzetting van collega Giet enige verduidelijking willen vragen. Als ik het goed heb begrepen, vraagt de PS aan de minister van Justitie om — eens deze wet is totstandgekomen — een rondzendbrief op te stellen vanwege het College van procureurs-generaal aan de verschillende parketten volgens dewelke men deze wet in eerste instantie moet toepassen op de georganiseerde en zware criminaliteit. Heb ik de heer Giet in die zin goed begrepen?
Translated text
Mr. Speaker, I would like to ask for some clarification in the light of this important statement by Mr. Giet. If I have understood it correctly, the PS asks the Minister of Justice – once this law has been adopted – to draw up a circular letter because of the College of Prosecutors-General to the various prosecutors according to which this law must be applied in the first instance to organized and heavy crime. Did I understand Mr. Giet well in that sense?
#50
Official text
Dans le texte que nous allons voter figurent des dispositions précises qui font référence à l'article 90 ter et aux articles 324 bis et suivants. Fondamentalement, ces dispositions ne nous posent pas de difficultés.
Par contre, le problème se pose lorsqu'on dit que cela s'applique à des infractions qui sont punies d'une peine de prison d'un an ou plus. Nous nous sommes expliqués sur cette frontière en relation avec Schengen et sur la limite autorisée pour délivrer un mandat d'arrêt. Il est clair que cela permettrait que des infractions, qui fondamentalement ne font pas partie de ce qu'il est convenu d'appeler la criminalité organisée et la criminalité grave, se voient appliquer des méthodes particulières de recherche. Puisque notre intention est de réserver ces méthodes particulières de recherche à la criminalité organisée et à la criminalité grave, il faut le préciser dans une directive du collège des procureurs généraux.
Translated text
The text we will vote on contains specific provisions referring to Article 90b and Articles 324a and subsequent. Basically, these provisions do not cause us difficulties. by
On the other hand, the problem arises when it is said that this applies to offences that are punished with a prison sentence of one year or more. We explained this border in relation to Schengen and the limit allowed to issue an arrest warrant. It is clear that this would allow for criminal offences, which are basically not part of what is agreed to be called organized crime and serious crime, to be applied specific methods of investigation. Since our intention is to reserve these particular methods of investigation to organized crime and serious crime, this should be specified in a directive of the College of Prosecutors-General.
#51
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wens met het oog op het verslag heel duidelijk te zeggen dat men hier de aanleiding aan het creëren is om het toepassingsgebied van de wet bij wijze van rondzendbrief te beperken ten opzichte van de tekst van de wet zelf. De wet zelf zegt dat een aantal bijzondere opsporingsmethoden mogelijk zijn voor misdrijven waarop een gevangenisstraf staat van meer dan 1 jaar. Als het standpunt van de PS erin zou bestaan om bij wijze van rondzendbrief ook voor deze bepaling het toepassingsgebied van de wet te beperken tot de georganiseerde en zware criminaliteit, dan voel ik reeds wat het manoeuvre is. Ik was al enigszins ongerust na het betoog van de groenen in dit debat. Het blijkt nogmaals dat men nog altijd niet goed heeft verteerd dat deze wet een ruimer toepassingsgebied heeft dan artikel 90ter en de georganiseerde criminaliteit.
Men heeft het gegeven dat er geen wettigheidcontrole meer is vanuit de raadkamer op bijvoorbeeld de informantenwerking niet goed verteerd. Ik zal niet aanvaarden — en daar moeten wij vanuit het Parlement op toezien — dat er via een of andere wijze, bijvoorbeeld via een rondzendbrief, aan het toepassingsgebied van de wet. wordt getornd. Dit kan onder geen enkel beding. Het zal de wet en alleen de wet zijn die het toepassingsgebied zal bepalen. Enige restrictie of interpretatie of beperking via rondzendbrieven zal dus niet kunnen. Als het de bedoeling is om op deze wijze toch weer aan deze wet te ontsnappen of om ze een bepaalde richting te geven dan doen we het beter via de rondzendbrief zoals ze nu is. Ik voel de socialisten en de groenen in deze alweer aankomen.
Translated text
Mr. Speaker, in view of the report, I would like to say very clearly that the reason is being created here is to limit the scope of the law by means of a circular letter in relation to the text of the law itself. The law itself states that a number of special detection methods are possible for crimes for which a sentence of imprisonment is more than 1 year. If the position of the PS was to restrict the scope of the law to organized and serious crime in the form of a circular letter also for this provision, then I already feel what the manoeuvre is. I was already somewhat concerned after the debate of the Greens in this debate. Again, it shows that it is still not well understood that this law has a wider scope of application than Article 90ter and organized crime.
It has been given that there is no longer legality control from the council chamber on, for example, the informant work is not properly digested. I will not accept — and we must monitor this from Parliament — that by any means, for example, by a circular letter, there is into the scope of the law. is tortured. This cannot be done under any circumstances. It will be the law and only the law that will determine the scope of application. Therefore, any restriction or interpretation or restriction through circular letters will not be possible. If it is intended to escape this law in this way again or to give them a certain direction, then we do it better through the circular letter as it is now. I feel the Socialists and the Greens are coming back in this already.
#52
Official text
Mijnheer de voorzitter, de uiteenzetting van de heer Van Parys verbaast mij tenzij ze politiek kan worden geïnterpreteerd. Ik heb daarjuist samen met de heer Coveliers toch zeer duidelijk beklemtoond dat alles wat die wet toelaat moet worden gezien in het kader van het principe van proportionaliteit en subsidiariteit. Wanneer u zelfs bepaalde toepassingsgebieden in deze wet voor bepaalde methoden koppelt aan dat jaar strafbaarheid dan is zulks nog steeds gekoppeld aan de inhoud van die wet en dan tornt men in geen geval aan de wet en aan de principes van proportionaliteit en subsidiariteit. Ik heb trouwens de heer Coveliers op zijn manier horen zeggen: "Ge wenst toch niet de middelen te hebben om dit voor alles en nog wat te gaan toepassen?".
Translated text
Mr. Speaker, the statement of Mr. Van Parys surprises me unless it can be politically interpreted. However, I have already, together with Mr Coveliers, very clearly emphasized that everything that this law allows must be considered within the framework of the principles of proportionality and subsidiarity. Even if you link certain areas of application in this law for certain methods to criminality in that year, it is still linked to the content of that law and in no way violates the law and the principles of proportionality and subsidiarity. I have, by the way, heard Mr. Coveliers say in his own way: “You don’t want to have the means to apply this to everything and something else?”
#53
Official text
Er is nog een zeer groot verschil tussen hetgeen de heer Erdman hier zegt en hetgeen de heer Giet liet verstaan in verband met de rondzendbrieven. Een rondzendbrief zou het de facto onmogelijk maken dat men deze wet gaat inroepen voor andere zaken dan die welke met de georganiseerde misdaad te maken hebben Het is heel duidelijk dat de minister in dit dossier of in deze kwestie stelling moet nemen. Ten laatste straks, met het antwoord op de verschillende vragen, verwacht ik dat de minister van Justitie duidelijk zegt of er een...
Translated text
There is still a very great difference between what Mr. Erdman says here and what Mr. Giet explained in connection with the circular letters. A circular letter would make it de facto impossible to invoke this law for matters other than those related to organized crime It is very clear that the minister must take a stand in this file or in this issue. Finally, soon, with the answer to the various questions, I expect the Minister of Justice to clearly say whether there is a...
#54
Official text
(...)
Translated text
The [...]
#55
Official text
Ja, een rondzendbrief kan zeker contra legem zijn, mijnheer de minister. We hebben het in andere zaken ook al meegemaakt dat een rondzendbrief contra legem kan zijn. Ik hoop dat u daarover straks duidelijkheid schept en de heer Giet op zijn plaats zet.
Translated text
Yes, a circular letter can ⁇ be contra legem, Mr. Minister. We have also experienced in other cases that a circular letter can be contra legem. I hope you clarify this later and put Mr. Giet in his place.
#56
Official text
Het is evident dat een rondzendbrief niet contra legem kan zijn. Als de rondzendbrief wordt geformuleerd zoals de heer Giet dat doet, dan is hij contra legem. Dan wil ik vragen aan de minister van Justitie dat hij uitdrukkelijk bevestigt dat het toepassingsgebied het toepassingsgebied is van de wet en niet het toepassingsgebied zoals collega Giet het vraagt, via een rondzendbrief die de parketten aan handen en voeten zou binden.
Translated text
It is obvious that a round sending letter cannot be contra legem. If the circular letter is formulated as Mr. Giet does, then he is contra legem. Then I would like to ask the Minister of Justice to expressly confirm that the scope of application is the scope of application of the law and not the scope of application as colleague Giet demands it, through a circular letter that would bind the parquets to hands and feet.
#57
Official text
Je constate que M. Van Parys discute sur 02.40 des intentions, ce qui devient difficile à un moment donné.
Je rappelle que nous avons voté, sous la précédente législature, une loi sur le collège des procureurs généraux qui permet très clairement de prendre des directives en matière de politique criminelle. En votre qualité d'ancien ministre de la Justice, monsieur Van Parys, vous savez très bien que mener une politique criminelle signifie faire un choix entre l'application de plusieurs lois ou le champ d'application d'une loi. C'est le quotidien d'un substitut, d'un procureur, d'un avocat général, d'un procureur général et d'un procureur fédéral. Cela ne signifie pas ne pas appliquer la loi. C'est simplement faire des choix, parce que le ministère public ne peut appliquer des lois à toutes les situations, à tout moment et à chaque instant. Cette loi sur le collège des procureurs généraux, vous l'avez voulue tout comme moi, puisque je l'ai aussi votée. Fondamentalement, ce n'est que l'application de la politique criminelle et nous savons qu'elle est indispensable.
Translated text
I have noticed that mr. Van Parys discusses on 02.40 of intentions, which becomes difficult at some point.
I remind you that we voted, in the previous legislature, a law on the College of Attorneys-General which allows very clearly to take guidelines on criminal policy. As your former Minister of Justice, Mr Van Parys, you know very well that conducting a criminal policy means making a choice between the application of several laws or the scope of a law. This is the daily life of a substitute, a prosecutor, a general lawyer, a general prosecutor and a federal prosecutor. This does not mean not applying the law. This is simply making choices, because the public prosecutor cannot apply laws to all situations, at all times and at every moment. This law on the College of General Prosecutors, you wanted it, just as I wanted it, since I also voted for it. Basically, this is just the implementation of criminal policy and we know that it is indispensable.
#58
Official text
Mais pas contre la loi!
Translated text
But not against the law.
#59
Official text
Bien entendu, pas contre la loi, monsieur Van Parys! Vous savez bien que si des lois ne sont pas appliquées parce que nous devons faire des choix, cela ne veut pas dire pour autant que nous sommes contre la loi mais c'est parce qu'il y a une incapacité fondamentale de poursuivre l'ensemble des infractions. Je regrette de devoir rappeler des évidences devant pratiquement tous les membres de la commission de la Justice.
Dans le cadre de nos travaux en commission, je constate la volonté unanime, d'ailleurs exprimée dans l'exposé des motifs du gouvernement, de lutter contre la criminalité organisée et contre la criminalité grave. Je voudrais également rappeler les chiffres que le ministre nous a livrés en commission pour que nous nous rendions compte de la réalité des méthodes particulières de recherche aujourd'hui.
En 2001, 1149 demandes ont été introduites, dont 512 concernaient uniquement un appui technique. Lorsque je me réfère à la liste des infractions qui ont nécessité cette application, nous nous trouvons très clairement dans la criminalité organisée et la criminalité grave, les trafics de drogue, les attaques à main armée, les vols, les agressions, les trafics de voitures, la traite des êtres humains, etc.. Vous trouverez tout cela dans le rapport.
Fondamentalement, où est le problème et qu'est-ce que cela change par rapport à la politique criminelle telle que déterminée actuellement?
Translated text
Of course, not against the law, Mr Van Parys! You know well that if laws are not enforced because we have to make choices, it does not mean that we are against the law, but it is because there is a fundamental inability to prosecute all the offenses. I regret having to recall the obvious facts before virtually all members of the Justice Committee.
As part of our committee work, I see the unanimous will, expressed in the exhibition of the reasons of the government, to fight against organized crime and against serious crime. I would also like to recall the figures that the minister delivered to us in committee so that we realize the reality of particular research methods today.
In 2001, 1149 applications were submitted, of which 512 concerned only technical support. When I refer to the list of crimes that required this application, we find ourselves very clearly in organized crime and serious crime, drug trafficking, armed attack, theft, assault, car trafficking, human trafficking, etc. You will find all this in the report. by
Basically, where is the problem and what is it changing from the criminal policy as currently determined?
#60
Official text
Monsieur le président, je suis étonné d'entendre M. Giet nous expliquer que, d'une certaine manière, on pourrait défaire, au niveau du pouvoir judiciaire, au niveau de l'ordre judiciaire, ce que le parlement aurait fait. Je trouve extraordinaire d'entendre régulièrement ici des gens frustrés — je les comprends — de la tournure prise par certains compromis en commission parlementaire, nous dire que par le biais du rapport des travaux parlementaires, et maintenant d'une directive, nous allons pouvoir récupérer la sauce que nous aurons laissé mal prendre lors de notre action parlementaire.
Je trouve cela pitoyable. M. Giet sait quand même très bien que sa proposition de directive n'aura pas davantage de force juridique par rapport à la limitation du champ d'application d'une loi comme celleci qu'une carte blanche qu'il publierait dans un quotidien, même à très grand tirage, de notre pays.
Je constate que, finalement, la nuance qu'il a apportée quant à son adhésion personnelle au texte, en indiquant qu'à ses yeux, son champ d'application n'aurait dû porter que sur le 90 ter et le 324 bis , signe, en toutes lettres et noir sur blanc, l'échec de ceux qui se disent progressistes dans la limitation des dégâts d'une telle législation. Voilà ce que M. Giet est occupé à nous avouer. Et qu'il ne nous fasse pas croire — car on gesticule beaucoup et dans les mois prochains, cela va augmenter et embellir sur les bancs dits de gauche de cette assemblée — que par des directives, il sera possible de réparer les dégâts qu'il laisse faire pour l'instant au parlement. Ces dégâts sont d'autant plus inquiétants à mon sens qu'ils manifestent, en plus des dangers de cette législation, qui comme Mme Dardenne l'a rappelé tout à l'heure, créent un glissement de pouvoir supplémentaire du pouvoir judiciaire vers le pouvoir exécutif, et montrent — M. Giet en témoigne par le type d'argumentation qu'il vient de développer — un glissement du pouvoir législatif, au sens de pouvoir parlementaire, vers le pouvoir judiciaire! En effet, il semble que le parlement peut délirer en toute quiétude, y compris à la vitesse grand V, comme lors de l'examen d'un projet de loi aussi important.
Peu importe. On compte sur le ministère public ou sur les magistrats pour ne pas user ou abuser de toutes les latitudes que leur ouvre cette législation, qui a un champ d'application par trop étendu.
M. Giet a évoqué le travail quotidien du Collège des procureurs généraux. Je trouve, quant à moi, que le travail quotidien des parlementaires n'a pas été correctement accompli.
Translated text
I am surprised to hear Mr. Giet explains to us that, in a certain way, one could defeat, at the level of the judicial power, at the level of the judicial order, what Parliament would have done. I find it extraordinary to hear regularly here people frustrated — I understand them — of the turn taken by some compromises in a parliamentary committee, telling us that through the report of parliamentary work, and now a directive, we will be able to recover the sauce that we will have left badly taken during our parliamentary action.
I find this regrettable. by Mr. Giet knows, however, very well that his proposed directive will not have more legal force compared to the limitation of the scope of an act like this than a white card he would publish in a daily newspaper, even at very large printing, of our country.
I find that, in the end, the nuance he brought with regard to his personal adherence to the text, indicating that in his eyes, its scope should have been only on the 90 ter and 324 a, signals, in all letters and black on white, the failure of those who say they are progressive in limiting the damage of such legislation. This is what Mr. Giet is busy confessing to us. And let him not make us believe—because much is gestured and in the coming months it will increase and embellish on the so-called left-wing banks of this assembly—that by directives, it will be possible to repair the damage it leaves to do for the moment to the parliament. These damage are all the more disturbing in my opinion as they manifest, in addition to the dangers of this legislation, which, as Ms. Dardenne has just recalled, create an additional shift of power from the judiciary to the executive power, and show — Mr. Dardenne. Giet testifies to this by the type of argument he has just developed—a shift from the legislative power, in the sense of parliamentary power, to the judiciary! Indeed, it seems that the parliament can delight in all quietness, including at the big V speed, as during the consideration of such a major bill. by
It does not matter. We rely on the public prosecution or on the magistrates not to use or abuse all the latitudes that this legislation opens to them, which has a too wide scope of application. by
by Mr. Giet talked about the daily work of the College of General Prosecutors. I find that the daily work of parliamentarians has not been done properly.
#61
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik zal even terugkomen op de uiteenzetting van de heer Giet. De heer Giet zal zich herinneren dat mevrouw De Rouck, de eerste substituut van Gent, op een bepaald ogenblik in de hoorzittingen een zeer duidelijk en scherp betoog heeft gehouden. Zij stelde dat, in de mate dat wij ons zouden beperken tot artikel 90ter of tot de georganiseerde en de zware criminaliteit en wij ons niet zouden houden aan het toepassingsgebied van sommige opsporingstechnieken voor die misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan één jaar, we een stap achteruit zullen zetten ten opzichte van de huidige situatie.
Mevrouw De Rouck heeft gezegd dat die opsporingsmethodes noodzakelijk zijn voor het verhandelen van wapens, voor valsmunterij, voor het dealen van drugs, voor autozwendel, voor valsheid in geschrifte, voor diefstal met braak en voor garagediefstal.
Als de interpretatie die de heer Giet via de rondzendbrief wil uitlokken, is wat hij bedoelt, dan zal men ten opzichte van de huidige situatie voor deze misdrijven de bijzondere opsporingstechnieken die mogelijk zijn voor misdrijven met een gevangenisstraf van meer dan één jaar, niet meer kunnen toepassen.
Ik verwijs zeer duidelijk naar het betoog van mevrouw De Rouck, die als vertrouwensmagistraat met deze materie bezig is. Men moet dus weten wat men doet. Het is zeer duidelijk dat men hier beetje bij beetje, een poging doet om binnen te halen wat men in de bespreking niet heeft bereikt omwille van het feit dat anderen het wel mogelijk hebben gemaakt.
Translated text
Mr. Speaker, I will return for a moment to Mr. Giet’s presentation. Mr. Giet will remember that Ms. De Rouck, the first deputy of Gent, held a very clear and sharp speech at some point in the hearings. It stated that, to the extent that we would limit ourselves to Article 90ter or to organized and serious crime and we would not comply with the scope of some detection techniques for those crimes with a sentence of imprisonment of more than one year, we would take a step back from the current situation.
Ms. De Rouck has said that these detection methods are necessary for the sale of weapons, for the sale of counterfeit ammunition, for the sale of drugs, for the sale of cars, for false writing, for theft with vomiting and for garage theft. Their
If the interpretation that Mr Giet wants to provoke through the circular letter is what he intends, then, in relation to the current situation for these crimes, the special detection techniques that are possible for crimes with a prison sentence of more than one year will no longer be able to apply. Their
I refer very clearly to the argument of Mrs. De Rouck, who, as a Magistrate of Confidence, deals with this matter. Therefore, one must know what one does. It is very clear that one here little by little, an attempt is made to bring in what one has not achieved in the discussion because others have made it possible.
#62
Official text
Monsieur Decroly, je veux bien admettre que nous baignons dans l'illusion que toutes les lois pénales que nous votons sont appliquées au jour le jour et sans aucun problème par les parquets. Mais je crois que vous faites fi de toute la problématique de la politique criminelle qui fait pourtant partie de nos débats à un rythme quasi quotidien.
La politique ciblée, c'est opérer des choix concernant les buts à poursuivre. Et nous pouvons voter autant de lois créant de nouveaux articles du Code pénal que nous voulons, tant que le système restera celui que nous connaissons actuellement, il faudra faire des choix et il y aura des lois qui ne seront pas appliquées quotidiennement par les parquets, parce qu'ils sont dans l'impossibilité matérielle de le faire. C'est tout ce que j'ai voulu indiquer.
Et lorsque l'on vote la loi sur le Collège des procureurs généraux et que l'on donne la possibilité à ce dernier d'édicter des directives, des politiques criminelles qui, contrairement à ce que vous pourriez croire, ont un pouvoir, une force obligatoire vis-à-vis des parquets, cela démontre clairement que ce parlement est conscient de ce qu'il fallait faire des choix en matière de politique criminelle. Et les procureurs généraux ont leur mot à dire dans cette politique criminelle. C'est, à mon sens, une excellente chose que le pouvoir exécutif, contrôlé par le pouvoir législatif, puisse indiquer quelles sont les priorités en matière de poursuites.
Cela étant, je crois que nous devons aussi être conscients que la lutte contre la criminalité organisée ne passe pas uniquement par des textes de loi. Elle nécessite un travail policier et judiciaire sérieux. Par conséquent, comme toute loi dans ce domaine, nous savons que sa bonne application dépendra de la sagesse, au sens large, avec laquelle les magistrats pourront l'appliquer.
Monsieur le ministre, le groupe socialiste votera ce projet dans la mesure où il met fin à la sournoiserie de la clandestinité, en insistant sur le fait que cette réforme devra être soutenue par un budget approprié et par le développement de programmes de formation spécifique, non seulement à l'attention des policiers chargés de l'utilisation des techniques spéciales, mais également et surtout à l'attention des magistrats du parquet et du siège chargés de les encadrer et de les surveiller. N'oublions pas que le contrôle de légalité leur est confié et, comme je l'ai déjà dit en commission, c'est fondamentalement le coeur du projet qui nous est soumis. D'ailleurs, la commission d'enquête sur la criminalité organisée avait clairement mis l'accent sur ce point et j'ai souhaité la citer abondamment dans le rapport. Le procureur du roi et le juge d'instruction, lors de la mise en oeuvre, la chambre du conseil, la chambre des mises en accusation et le juge du fond dans la suite du dossier ont une mission essentielle de contrôle.
Monsieur le ministre, votre responsabilité à cet égard est de renforcer la capacité de ces magistrats d'être à même de contrôler les services de police. Je crois que vous manqueriez à vos devoirs les plus élémentaires en n'y veillant pas. Le respect de la démocratie est à ce prix, à savoir l'instauration de contre-pouvoirs efficaces. Si nous approuvons ce projet, il est en même temps clair qu'on ne peut être totalement rassuré quant à la bonne application automatique d'un texte de loi. Le parlement, via le rapport du collège des procureurs généraux, ne devra pas omettre d'exercer ce contrôle politique. Aussi, suis-je pour ma part quelque peu étonné que certains estiment parfois que ces considérations sur les difficultés d'application d'une loi ou le souci que l'on peut avoir quant au respect des libertés et des droits individuels, sont hors débat alors qu'à mon sens, en cette matière, rien n'est définitif. Prendre des risques à cet égard nécessite effectivement que l'on en débatte et que l'on trouve des garde-fous suffisants. Le groupe socialiste tient à souligner que ce qui est aussi en débat en matière de criminalité organisée, en matière de délinquance économique et financière, c'est notre équilibre démocratique car ce sont des criminalités qui taraudent nos fondements démocratiques. Nous devons, par conséquent, y être attentifs, lutter contre ceux-ci et nous donner les moyens de le faire. Il faut faire des choix, il faut trouver un équilibre — et je reviens à ce mot, c'est notre responsabilité — en écoutant les avis de tous, bien entendu, mais en définitive, il faut prendre ses responsabilités et c'est ce que nous ferons.
Translated text
Mr Decroly, I would like to admit that we are bathing in the illusion that all the criminal laws we vote are applied day by day and without any problem by the prosecutors. But I think you are ignoring all the problem of criminal policy which is yet part of our debates at a rate almost daily. by
Targeted policy is to make choices regarding the goals to be pursued. And we can vote as many laws creating new articles of the Criminal Code as we want, as long as the system remains the one we currently know, we will have to make choices and there will be laws that will not be applied daily by the prosecutors, because they are in the material impossibility to do so. That is all I wanted to indicate. by
And when the law on the College of General Prosecutors is voted and the latter is given the opportunity to issue directives, criminal policies that, contrary to what you might believe, have a power, a compulsory force over the prosecutors, this clearly demonstrates that this parliament is aware of what choices should be made in matters of criminal policy. And the prosecutors have their word to say in this criminal policy. It is, in my opinion, an excellent thing that the executive power, controlled by the legislative power, can indicate what are the priorities in terms of prosecution. by
In this context, I believe that we must also be aware that the fight against organized crime does not only pass through legislative texts. It requires serious police and judicial work. Therefore, like any law in this field, we know that its proper application will depend on the wisdom, in the broad sense, with which the magistrates will be able to apply it.
Mr. Minister, the Socialist Group will vote on this draft in so far as it puts an end to the clandestinity slander, insisting that this reform must be supported by an appropriate budget and by the development of specific training programs, not only to the attention of the police officers responsible for the use of special techniques, but also and above all to the attention of the magistrates of the prosecutor’s office and of the seat responsible for encadring and monitoring them. Let us not forget that the control of legality is entrusted to them and, as I have already said in the committee, it is fundamentally the heart of the project that is submitted to us. Furthermore, the Committee on Organized Crime Investigation had clearly emphasized this point and I wanted to mention it abundantly in the report. The King’s Prosecutor and the Investigative Judge, at the time of enforcement, the Chamber of Councils, the Chamber of Accusations and the Judge of Fund in the follow-up of the case have an essential supervisory task.
Mr. Minister, your responsibility in this regard is to strengthen the ability of these magistrates to be able to control the police services. I think you would miss your most basic tasks by not taking care of them. Respect for democracy is at this price, namely the establishment of effective counter powers. If we approve this project, it is at the same time clear that one cannot be fully assured about the correct automatic application of a law text. The Parliament, through the report of the College of Prosecutors-General, must not omit exercising this political control. Therefore, I am somewhat surprised that some sometimes consider that these considerations about the difficulties of applying a law or the concern that one may have regarding the respect for individual freedoms and rights, are out of debate while, in my opinion, in this matter, nothing is definitive. Taking risks in this regard indeed requires that it be debated and that sufficient guards are found. The Socialist Group would like to emphasize that what is also in debate in matters of organized crime, in matters of economic and financial crime, is our democratic balance because it is crime that undermines our democratic foundations. We must therefore be attentive to them, fight them, and give ourselves the means to do so. We must make choices, we must find a balance – and I return to that word, it is our responsibility – listening to everyone’s opinions, of course, but ultimately we must take responsibilities and that is what we will do.
#63
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal mijn uiteenzetting aanvatten met te stellen dat in feite praktisch reeds alles gezegd is en ik zal mij dan ook beperken tot het politiek statement dat het Vlaams Blok wenst te maken met betrekking tot de bijzondere opsporingsmethodes.
Het betoog van de heer Giet, wat hij vanop het spreekgestoelte heeft verkondigd, verontrust mij toch enigszins. Ik ben dus benieuwd naar het antwoord van de minister van Justitie op de vraag of er een rondzendbrief moet komen. Mijns inziens is dat zeker nog niet nodig en moet men eerst de bijzondere opsporingsmethoden rustig hun gang laten gaan en op het werkveld een toepassing zien krijgen op alle domeinen waarvoor zij kunnen worden aangewend. Na verloop van tijd kan eventueel een evaluatie worden gemaakt, waarna de minister het beleid eventueel via een rondzendbrief zou kunnen bijsturen. Hic et nunc, nog vóór deze wet is goedgekeurd, een rondzendbrief naar de parketten sturen, vind ik enigszins een verkeerd signaal.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, toch wil ik het belang van dit wetsontwerp onderstrepen. Wat dat betreft sluit ik mij aan bij de vorige sprekers.
De bijzondere opsporingsmethoden en andere onderzoeksmethoden zijn wellicht de meest spectaculaire en tot de verbeelding sprekende. Men ageert immers op het terrein, meer dan ooit in de onderwereld zelf. Dat is niet zonder gevaar voor de politiediensten. Dit wetsontwerp is onmiskenbaar een vernieuwing en verfijning van het instrumentarium in het opsporings- en vervolgingsbeleid omdat het de armslag van politie en parket vergroot. Met de omzetting van de rondzendbrieven in een wet die vooral de georganiseerde misdaad maar niet alleen deze misdrijven naar de keel probeert te grijpen zal er voor de mensen op het terrein veel minder schroom en veel meer durf, zekerheid en rechtszekerheid komen om op te treden.
Na de lofbetuigingen over het wetsontwerp herhaal ik echter eens te meer en beklemtoon ik opnieuw dat het justitiebeleid op strafrechtelijk vlak van minister Verwilghen nog ver van af is. Er moet een spijtoptantenregeling komen. Deze spijtoptantenregeling zal het koninginnenstuk vormen van de aanpak van de georganiseerde misdaad. Alleen met deze spijtoptantenregeling kunnen we voldoende efficiënt de georganiseerde misdaad te lijf gaan.
Ik verheug me dat het Vlaams Blok mee gezorgd heeft voor de alternatieve meerderheid. Ik ben eveneens verheugd omdat die krachten die in het verleden er steeds in geslaagd zijn de goedgekeurde wetten inzake criminaliteit en georganiseerde criminaliteit uit te hollen en de uitvoering ervan op het terrein in gevaar te brengen, ditmaal hun slag niet hebben thuisgehaald. Het Vlaams Blok is tevreden deelachtig te kunnen zijn aan de zoete vreugde van de klinkende overwinning van de oppositie samen met de VLD in een wisselmeerderheid. Mijn fractie verheugt zich erop dat dit wetsontwerp dat wij zullen goedkeuren wet zal worden.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, Colleagues, I will begin my presentation by stating that in fact practically everything has already been said and I will therefore limit myself to the political statement that the Flemish Bloc wishes to make regarding the special methods of detection.
The discourse of Mr. Giet, which he has proclaimed from the speech hall, however, somewhat disturbs me. I am looking forward to the Minister of Justice’s response to the question of whether there should be a circular letter. In my opinion, this is ⁇ not necessary yet, and one must first let the special detection methods go quietly and see their application in the field of work in all the domains for which they can be used. Over time, an evaluation may be made, after which the Minister could eventually update the policy via a circular letter. Hic et nunc, even before this law was passed, sending a circular letter to the parks, I find a somewhat wrong signal.
However, I would like to emphasize the importance of this bill. I agree with the previous speakers.
The special detection methods and other research methods are ⁇ the most spectacular and imaginative. After all, one ages on the ground, more than ever in the underworld itself. This is not without danger for the police. This bill is undoubtedly a renewal and refinement of the instrumentarium in the investigation and prosecution policy because it increases the arms of police and prosecutor. With the transformation of the circular letters into a law that primarily tries to grasp organized crime but not only these crimes, there will be much less scorn for the people on the ground and much more courage, security and legal certainty to act.
However, after the praise statements on the draft law, I repeat once again and again emphasize that Minister Verwilghen’s criminal justice policy is still far from being implemented. There must be a regret-optant arrangement. This regret-optant arrangement will be the queen-in-part of the approach to organised crime. Only with this regret-optant system can we effectively combat organized crime.
I am pleased that the Flemish Bloc has provided for the alternative majority. I am also pleased that those forces that in the past have always succeeded in removing the approved laws on crime and organized crime and jeopardizing their implementation on the ground, this time have not succeeded. The Flemish Bloc is pleased to be able to be part of the sweet joy of the sounding victory of the opposition together with the VLD in an alternate majority. My group is looking forward to the fact that this bill that we will pass will become a law.
#64
Official text
Merci, monsieur le président. Monsieur le ministre, chers collègues, le projet qui se trouve sur nos bancs aujourd'hui est le résultat d'un long travail. Depuis de nombreuses années, nous réclamions la définition d'une réglementation légale stricte en ce qui concerne les méthodes particulières de recherche. Jusqu'à ce jour, les méthodes n'ont été appliquées sur le terrain que sur la base de deux circulaires ministérielles datant d'une dizaine d'années. Or, nous le savons tous, le recours aux méthodes particulières de recherche n'est pas sans susciter des difficultés.
Ces méthodes sont en effet particulières à plus d'un titre. Leur application est susceptible de porter atteinte aux libertés et droits fondamentaux tels que le droit au respect de la vie privée. Ces méthodes sont également de nature à mettre à mal certains principes fondamentaux de la procédure pénale tel que le principe de loyauté dans la collecte des moyens de preuve. Dans la mesure où les méthodes particulières de recherche concernent directement les libertés individuelles et les droits de la défense, il revient au législateur, je dirais même, le législateur a l'obligation de donner à ces méthodes un cadre légal. Les articles 12 et 22 de la Constitution nous imposent de prévoir une réglementation légale pour ces méthodes particulières de recherche, et je me permets de les citer: "Nul ne peut être poursuivi que dans les cas prévus par la loi, et dans la forme qu'elle prescrit" et "Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans les cas et conditions fixés par la loi".
En donnant une base légale aux méthodes particulières de recherche, le projet de loi concrétise les recommandations de diverses commissions d'enquête parlementaires. Ces différentes commissions avaient admis que le recours à ces méthodes particulières d'investigation est indispensable dans la lutte contre la criminalité organisée. Dans le deuxième rapport intermédiaire consacré notamment à l'utilisation de techniques spéciales d'enquête, la commission parlementaire chargée d'enquêter sur la criminalité organisée en Belgique écrivait: "La criminalité évolue et, aux délits `'plutôt spontanés'' viennent s'ajouter les agissements d'entreprises criminelles puissamment organisées et soutenues, avec la conséquence que la police classique ne permet plus de protéger la société contre les formes complexes de criminalité. La nécessité de recourir aux techniques spéciales d'enquête est indéniable mais ces méthodes font peser sur les services de police une très lourde responsabilité, car il est à craindre qu'elles constituent une menace pour l'ordre juridique démocratique. Lorsque l'enquête répressive classique ne suffit plus, il y a lieu de prendre des précautions légales quant aux procédures et au contenu afin d'éviter que ces méthodes ne portent atteinte à l'ordre juridique démocratique et aux libertés individuelles."
Avant d'être déposé à la Chambre, ce projet a fait l'objet de nombreux débats au niveau du gouvernement. Une dizaine de réunions intercabinets se sont tenues afin de concilier les points de vue. Le Conseil des ministres s'est penché à plusieurs reprises sur les dispositions en projet. La commission de la Justice a, quant à elle, poursuivi ce travail en affinant les dispositions en projet et en précisant certaines notions qui méritaient effectivement de l'être. La commission de la Justice a pris le temps de la réflexion et a procédé à l'audition des personnes qui seront chargées d`appliquer et de contrôler les méthodes particulières de recherche. Les représentants du ministère public et des forces de l'ordre nous ont longuement expliqué dans quelles circonstances ils appliquaient les méthodes particulières de recherche, quelles étaient les procédures à suivre quels étaient les contrôles effectués par la hiérarchie et les magistrats.
A ceux-là, je réponds qu'un vol d'armes militaires a été résolu et que cinq organisations criminelles actives à partir de Bruxelles ont été démantelées grâce à l'application de méthodes particulières de recherche et ce en l'espace de quelques semaines.
Ce faisant, nos magistrats et nos forces de police ont évité que des bandes organisées ne commettent les hold-up qu'elles étaient occupées de préparer.
D'autres critiques ont évidemment été invoquées à l'encontre de la version initiale du projet. Ces critiques ont fait l'objet de débats approfondis qui ont permis d'améliorer le texte sur différents points.
Les conditions d'application des méthodes particulières de recherche dans un cadre proactif ont été précisées. Il est désormais renvoyé à l'article 28bis, §2 du Code d'instruction criminelle. Cela signifie que les conditions à remplir pour pouvoir mener une enquête proactive s'imposeront aux méthodes particulières de recherche appliquées de manière proactive. Par conséquent, l'application de MPR dans un contexte proactif ne pourra être possible que pour les infractions relevant de la criminalité organisée ou visée à l'article 90ter du Code d'instruction criminelle.
Par ailleurs, un amendement du gouvernement précise également que la suspicion raisonnable ne suffit pas, il faudra des indices sérieux que des infractions vont être commises ou ont été commises pour pouvoir recourir à ces méthodes.
On a encore reproché au texte de ne pas contenir le principe de l'interdiction de la provocation policière et d'autoriser sans limite les policiers à commettre des infractions. C'est totalement faux et il me semble irresponsable de véhiculer de telles idées. L'interdiction de la provocation policière est explicitement inscrite à l'article 47quater en projet et ce conformément à la jurisprudence de la Cour de Cassation.
En outre, le projet de loi pose clairement le principe selon lequel il est interdit au fonctionnaire de police chargé d'exécuter des MPR de commettre des infractions dans le cadre de sa mission. Il est vrai que le texte prévoit une possibilité d'exemption de peine, mais cette exemption ne pourra être accordée que dans des conditions bien déterminées. Une exemption de peine sera possible pour le policier qui, dans le cadre de sa mission et avec l'accord du procureur du Roi, commet une infraction absolument nécessaire. Le projet de loi initial prévoyait déjà que cette infraction devait être absolument nécessaire à la réussite de la mission ou à la sécurité des personnes impliquées dans l'opération.
Afin de traduire sans équivoque le principe de la proportionnalité, un amendement de la majorité a précisé que cette infraction ne pourra être plus grave que les infractions pour lesquelles les méthodes particulières de recherche sont mises en oeuvre. Une proportionnalité devra donc exister entre l'infraction commise par le policier et les infractions investiguées.
L'amendement prévoit encore que l'infraction commise par le policier devra être proportionnelle à l'objectif visé. Cela signifie que la proportionnalité devra également exister entre la gravité de l'infraction commise par le policier et la nécessité d'assurer la réussite de la mission ou la sécurité des personnes impliquées dans l'infraction.
Ainsi, à ceux qui prétendent que le projet de loi donne un blanc seing aux policiers leur donnant l'autorisation de commettre sans limite des infractions, je leur réponds qu'ils se trompent et qu'ils ont une lecture erronée du projet de loi.
Un certain nombre de critiques visaient également la constitution d'un dossier confidentiel. Selon certains, l'existence de ce dossier fermé viole le droit à un procès équitable. La nature confidentielle de ce dossier ne permettrait pas à la partie poursuivie par le procureur du Roi de préparer valablement sa défense.
Effectivement, on était en droit de s'interroger sur le contenu concret de ce dossier confidentiel et de craindre que les informations les plus significatives permettant aux juridictions d'instruction et de fond d'exercer leur contrôle ne se retrouvent dans ce dossier fermé. Cette crainte a été levée par un amendement du gouvernement.
L'officier de police dirigeant l'opération fera effectivement des rapports confidentiels au procureur du Roi mais cet officier dressera également des procès-verbaux à chaque phase de l'exécution de l'opération. Ces procès-verbaux ne mentionneront aucun élément susceptible de compromettre les moyens techniques et les techniques d'enquête policière utilisés. Ces procès-verbaux ne mentionneront pas non plus des éléments susceptibles de compromettre la sécurité et l'anonymat de l'indicateur et des fonctionnaires de police chargés de l'exécution des méthodes particulières de recherche. Ces éléments ne figureront que dans le dossier confidentiel. En effet, il est impensable d'imaginer de mener une enquête nécessitant l'application de méthodes particulières de recherche en révélant l'identité des agents infiltrants et les détails des techniques utilisées.
Des améliorations ont également été apportées au niveau de la gestion des indicateurs. Le projet de loi organise le recours aux indicateurs en l'assortissant d'un nombre de garanties et de contrôles. Toutefois, un aspect de la problématique n'était toujours pas résolu par le projet de loi. En effet, s'il apparaît que les informations fournies par un indicateur sont farfelues ou ne sont pas dignes de confiance, le procureur du Roi doit avoir la possibilité d'interdire formellement aux forces de police de continuer à travailler sur certaines informations fournies par un indicateur. Un amendement du gouvernement a réglé cette question.
Une autre critique fondamentale qui avait été formulée concernait plus spécifiquement l'application de certaines méthodes particulières de recherche sur des locaux utilisés à des fins professionnelles ou la résidence d'un avocat ou d'un médecin. Le projet de loi initial ne prévoyait aucune réserve, aucune limitation au niveau du respect du secret professionnel. Sur ce point, le projet de loi a été fondamentalement amélioré.
Désormais, une observation, une infiltration ou un contrôle visuel discret qui porte sur des locaux utilisés à des fins professionnelles ou la résidence d'un avocat ou d'un médecin ne peut être effectué qu'avec l'autorisation d'un juge d'instruction. Condition supplémentaire, le médecin ou l'avocat doit être soupçonné d'avoir commis une infraction visée à l'article 90ter du Code d'instruction criminelle ou une infraction dans le cadre d'une organisation criminelle. Ces méthodes pourront également être utilisées si des faits précis laissent présumer que des tiers soupçonnés d'avoir commis une des infractions que je viens de citer utilisent des locaux et la résidence du médecin ou de l'avocat. Le texte précise encore que ces mesures ne peuvent être exécutées sans que le bâtonnier ou le représentant de l'ordre provincial des médecins, selon le cas, soit averti.
Comme vous l'avez constaté, chers collègues, un certain nombre d'adaptations ont été apportées au texte initial. J'en citerai quelquesunes aujourd'hui.
Il était nécessaire de clarifier les notions utilisées, au risque de ne pas rencontrer l'un des objectifs principaux de ce projet de loi, à savoir assurer la sécurité juridique de nos magistrats et de nos enquêteurs dans la lutte qu'ils mènent contre la criminalité grave et organisée. L'utilisation de notions floues ou de concepts juridiques aux contours imprécis n'aurait pu s'avérer que contre-productive.
Pour conclure, ce projet de loi détermine les méthodes particulières de recherche qui pourront être utilisées par les autorités judiciaires et policières. Cet excellent projet respecte le principe de la proportionnalité en déterminant la nature des infractions pour la recherche desquelles les méthodes particulières de recherche pourront être mises en oeuvre.
La réglementation proposée détermine clairement les pouvoirs respectifs de la police, du procureur du Roi et du juge d'instruction. Le recours aux méthodes particulières de recherche est soumis au principe de subsidiarité. Il reviendra aux autorités judiciaires et policières de vérifier si le même résultat ne peut pas être obtenu par d'autres moyens de recherche.
Le texte en projet détermine les conditions auxquelles les fonctionnaires de police seront autorisés à commettre des infractions dans le cadre de leur mission et maintient le principe de l'interdiction de la provocation policière.
Enfin, la réglementation proposée tente de trouver un juste équilibre afin de sauvegarder les droits de la défense et le droit à un procès équitable, tout en veillant à garantir la sécurité et l'anonymat des fonctionnaires de police.
Nous pouvons donc apaiser les craintes qui avaient été formulées par certains. La commission de la Justice a pris le temps de la réflexion. Elle a examiné en profondeur les dispositions en projet. Elle a procédé à l'audition de magistrats et de policiers qui appliquent déjà ces méthodes particulières à l'heure actuelle et qui seront appelés à appliquer le texte que nous nous apprêtons à voter. Elle a apporté une série de modifications visant à préciser la portée du texte et à en combler les lacunes.
Pour ces différentes raisons, monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le groupe MR soutiendra le projet du ministre de la Justice, tel qu'il a été modifié en commission.
Translated text
Thank you Mr. President. Mr. Minister, dear colleagues, the project that is on our banks today is the result of long work. For many years, we have been demanding the definition of strict legal regulation with regard to specific research methods. To date, the methods have been applied on the ground only on the basis of two ministerial circles dating back about ten years. However, as we all know, the use of particular research methods is not without causing difficulties. by
These methods are specific to more than one title. Their application is likely to infringe fundamental freedoms and rights such as the right to privacy. These methods are also likely to undermine some fundamental principles of criminal proceedings such as the principle of loyalty in the collection of evidence. To the extent that particular methods of research directly concern individual freedoms and rights of defence, it is up to the legislator, I would even say, the legislator has the obligation to give these methods a legal framework. Articles 12 and 22 of the Constitution require us to provide for legal regulation for these particular methods of research, and I allow myself to quote them: "No one can be prosecuted except in the cases provided by the law, and in the form prescribed by it" and "Everyone has the right to respect for his private and family life, except in the cases and conditions fixed by the law".
By providing a legal basis for particular research methods, the bill concretizes the recommendations of various parliamentary inquiry committees. These different committees had admitted that the use of these particular methods of investigation is indispensable in the fight against organized crime. In the second interim report dedicated in particular to the use of special techniques of investigation, the parliamentary commission in charge of investigating organised crime in Belgium wrote: “Criminality evolves and, to the ‘rather spontaneous’ crimes are added the acts of highly organized and supported criminal enterprises, with the consequence that the classical police no longer allows to protect society against the complex forms of crime. The need to use special investigation techniques is undeniable, but these methods impose a very heavy responsibility on the police services, as there is concern that they pose a threat to the democratic legal order. When conventional criminal investigation is no longer sufficient, legal precautions should be taken with regard to procedures and content to prevent such methods from undermining the democratic legal order and individual freedoms.”
Before being submitted to the House, this project has been the subject of many discussions at the government level. A dozen inter-cabinet meetings were held to reconcile the views. The Council of Ministers has repeatedly examined the provisions in the draft. The Justice Committee, on the other hand, continued this work by refining the provisions in the draft and clarifying certain concepts that actually deserved to be. The Justice Committee took the time to reflect and conducted the hearing of the persons who will be responsible for applying and controlling the particular research methods. Representatives of the public prosecution and law enforcement agencies long explained to us under what circumstances they applied the particular methods of investigation, what were the procedures to follow and what were the checks carried out by the hierarchy and magistrates. by
To those, I answer that a theft of military weapons has been resolved and that five criminal organizations active from Brussels have been dismantled through the application of particular methods of investigation and this within a few weeks.
In doing so, our magistrates and our police forces prevented organized gangs from committing the hold-ups they were busy preparing.
Other criticisms have obviously been invoked against the original version of the project. These criticisms have been the subject of extensive discussions that have enabled the text to be improved on various points.
Conditions for the application of specific research methods in a proactive framework have been specified. It is now referred to Article 28bis, §2 of the Criminal Investigation Code. This means that the conditions to be met to be able to conduct a proactive investigation will be imposed on specific research methods applied proactively. Therefore, the application of MPR in a proactive context can only be possible for crimes falling within the scope of organized crime or referred to in Article 90ter of the Criminal Investigation Code. by
Moreover, a government amendment also clarifies that reasonable suspicion is not enough, it will require serious indications that violations will be committed or have been committed in order to be able to resort to these methods.
The text was further accused of not containing the principle of prohibition of police provocation and of unlimited authorization of police officers to commit offences. This is completely false and I find it irresponsible to carry out such ideas. The prohibition of police provocation is explicitly inserted in article 47quater in the draft and this in accordance with the case-law of the Court of Cassation.
Furthermore, the bill clearly sets out the principle that the police officer in charge of executing MPRs is prohibited from committing offences within the framework of his mission. It is true that the text provides for a possibility of exemption from punishment, but this exemption can only be granted under well-defined conditions. An exemption from punishment shall be possible for the policeman who, within the scope of his mission and with the consent of the Prosecutor of the King, commits an offence absolutely necessary. The original bill already stipulated that this breach must be absolutely necessary for the success of the mission or for the safety of the people involved in the operation.
In order to unambiguously translate the principle of proportionality, a majority amendment clarified that this offence may not be more serious than the offences for which particular research methods are applied. There must therefore be a proportionality between the offence committed by the policeman and the offences investigated.
The amendment also stipulates that the offence committed by the police officer must be proportionate to the aim sought. This means that proportionality must also exist between the severity of the offence committed by the policeman and the need to ensure the successful performance of the mission or the safety of the persons involved in the offence.
Thus, to those who claim that the bill gives a white seing to police officers giving them the authorization to commit unlimited offenses, I answer that they are mistaken and that they have an incorrect reading of the bill.
A number of criticisms also aimed at creating a confidential file. According to some, the existence of this closed file violates the right to a fair trial. The confidential nature of this file would not allow the party prosecuted by the King’s Prosecutor to validly prepare its defense.
Indeed, one was entitled to question the concrete content of this confidential file and to fear that the most significant information enabling the court of instruction and the court of substance to exercise their control could not be found in this closed file. This fear was removed by a government amendment.
The police officer who leads the operation will actually report confidential to the King’s Prosecutor, but this officer will also draw up minutes at each stage of the operation. These minutes shall not mention any element that may compromise the technical means and techniques of police investigation used. The minutes shall also not mention elements that could jeopardize the security and anonymity of the indicator and of the police officers responsible for the execution of the particular search methods. These items will only be included in the confidential file. Indeed, it is unthinkable to imagine conducting an investigation requiring the application of particular research methods by revealing the identity of the infiltrating agents and the details of the techniques used.
Improvements have also been made in the management of indicators. The bill organizes the use of indicators by providing a number of guarantees and controls. However, one aspect of the problem was still not resolved by the bill. Indeed, if it appears that the information provided by an indicator is flawed or unreliable, the King’s Prosecutor must have the possibility to formally prohibit police forces from continuing to work on certain information provided by an indicator. A government amendment has resolved this issue.
Another fundamental criticism that had been formulated concerned more specifically the application of certain particular methods of research on premises used for professional purposes or the residence of a lawyer or a doctor. The original bill did not provide for any reservations, no limitations on the level of respect for professional secrecy. In this regard, the bill has been fundamentally improved.
From now on, discreet observation, infiltration or visual inspection involving premises used for business purposes or the residence of a lawyer or a doctor can only be carried out with the permission of an investigative judge. Additional condition, the doctor or lawyer must be suspected of having committed an offence referred to in article 90ter of the Code of Criminal Investigation or an offence within the framework of a criminal organization. These methods may also be used if precise facts suggest that third parties suspected of committing one of the offences I have just mentioned use the premises and the residence of the doctor or lawyer. The text further specifies that these measures cannot be carried out without the steward or the representative of the provincial order of doctors, as the case may be, being notified. by
As you have noticed, a number of adjustments have been made to the original text. I will quote a few of them today. by
It was necessary to clarify the concepts used, at the risk of not meeting one of the main objectives of this bill, namely to ensure the legal security of our magistrates and our investigators in the struggle they lead against serious and organized crime. The use of blurred concepts or legal concepts with imprecise contours could only have proved counterproductive. by
In conclusion, this bill determines the specific research methods that may be used by judicial and police authorities. This excellent project respects the principle of proportionality by determining the nature of the offences for the investigation of which particular research methods may be implemented.
The proposed regulation clearly defines the respective powers of the police, the King’s Prosecutor and the Investigative Judge. The use of special research methods is subject to the principle of subsidiarity. It will be up to the judicial and police authorities to verify whether the same result cannot be obtained by other means of search. by
The draft text sets out the conditions under which police officers will be allowed to commit offences in the framework of their mission and ⁇ ins the principle of prohibition of police provocation. by
Finally, the proposed regulation seeks to find a fair balance in order to safeguard the rights of defence and the right to a fair trial, while ensuring the security and anonymity of police officials. by
So we can soothe the fears that have been expressed by some. The Justice Committee has taken time for reflection. She examined the provisions in the project in depth. It conducted the hearing of magistrates and police officers who already apply these particular methods at this time and who will be called to apply the text we are about to vote on. It introduced a series of amendments to clarify the scope of the text and to fill the gaps.
For these various reasons, Mr. President, Mr. Minister, Dear colleagues, the MR group will support the proposal of the Minister of Justice, as it has been amended in committee.
#65
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil de twee rapporteurs op mijn beurt van harte bedanken voor hun rapport en de tijd die zij erin hebben gestoken.
Het ontwerp dat wij hier vandaag bespreken past in de context van de bestrijding van de georganiseerde misdaad. In het regeerakkoord van 1999 nam deze regering zich voor de strijd tegen deze vorm van criminaliteit als een prioriteit te beschouwen. Ook voor ons, groenen, is dat een belangrijke prioriteit waaraan wij onze volledige medewerking hebben gegeven en voort zullen geven, omdat deze kwaal niet thuishoort in een democratische samenleving.
In het wetsontwerp wordt aan de bijzondere opsporingsmethoden een wettelijke basis gegeven. Dat is een aanzienlijke en noodzakelijke verbetering tegenover de huidige praktijk, waarbij schimmige rondzendbrieven die bij het publiek niet gekend zijn, een schijnlegitimiteit verlenen aan het gebruik van deze technieken en waarbij elke democratische en juridische controle ver te zoeken is. Een reglementering drong zich ook op vanuit het standpunt van de rechten van de verdediging. Positief in het wetsontwerp is dat de uitlokking of de provocatie verboden blijft. Dat wordt expliciet vermeld in artikel 47ter, conform de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I would like to thank the two rapporteurs for their report and the time they have spent on it.
The draft we discuss here today fits into the context of combating organized crime. In the Government Agreement of 1999, this government took the fight against this form of crime as a priority. This is also an important priority for us, the Greens, to which we have given and will continue our full cooperation, because this disease does not belong in a democratic society.
The draft law provides a legal basis for the special detection methods. This is a substantial and necessary improvement to current practice, in which fuzzy circular letters unknown to the public give a false legitimacy to the use of these techniques and in which any democratic and legal control is far-reaching. A regulation also urged from the point of view of the rights of defence. Positive in the bill is that incitement or provocation remains prohibited. This is explicitly stated in Article 47ter, in accordance with the case-law of the European Court of Human Rights in Strasbourg.
#66
Official text
MadameTalhaoui, vous allez beaucoup trop loin! Lorsque vous dites que la provocation policière est explicitement interdite, si j'ai bien compris l'interprétation, vous dites exactement le contraire de ce qui est. Elle n'est explicitement pas interdite. La provocation policière, si elle était explicitement interdite, apparaîtrait en toutes lettres à l'article 47 quater en projet. Je vous mets au défi dans cet article qui ne contient pourtant que sept lignes de me trouver les mots "provocation" et "policière". Vous pouvez dire tout ce que vous voulez, mais dire que la provocation policière est interdite, je suis désolé!
Translated text
Madame Talhaoui, you’re going too far! When you say that police provocation is explicitly prohibited, if I have well understood the interpretation, you say exactly the opposite of what is. It is not explicitly prohibited. Police provocation, if it were explicitly prohibited, would appear in every letter to Article 47c in the draft. I challenge you in this article which contains only seven lines to find me the words "provocation" and "police". You can say anything you want, but to say that police provocation is forbidden, I’m sorry!
#67
Official text
Mijnheer Decroly, zoals ik daarnet heb gezegd, heb ik de garantie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat verklaart dat provocatie en uitlokking door politie niet mogen.
Translated text
Mr. Decroly, as I just said, I have the guarantee of the European Court of Human Rights, which declares that provocation and incitement by police should not be allowed.
#68
Official text
Wat de heer Decroly zegt, is onjuist. Artikel 47quater bepaalt: "Een politieambtenaar mag bij de tenuitvoerlegging van een bijzondere opsporingsmethode een verdachte niet brengen tot andere strafbare feiten dan deze waarop diens opzet reeds tevoren was gericht". Zoals mevrouw Talhaoui zegt, is dat conform de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Translated text
What Mr. Decroly says is wrong. Article 47c stipulates: "A police officer shall not, in the implementation of a special method of investigation, lead a suspect to other criminal offences than those to which his intention had already been directed." As Ms. Talhaoui says, this is in accordance with the case-law of the European Court of Human Rights.
#69
Official text
En ik heb de garantie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erbij.
Het is ook belangrijk dat de burgerinfiltratie er niet in voorkomt, wegens het gevaar dat eraan is verbonden.
Collega's, het debat over de bijzondere opsporingsmethoden leidt tegelijkertijd de discussie in over de eerbiediging van sommige fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op de eerbiediging van het privé-leven. Onder meer de observatie, de inkijkoperatie, het direct afluisteren, het onderscheppen en het lezen van post dringen in het privé-leven door. Het andere principe zijn de rechten van de verdediging, de equality of arms. Met andere woorden, het gaat om het delicate evenwicht tussen de noodwendigheden van een efficiënte misdaadbestrijding waarbij de samenleving moet beschikken over een gewapend bestuur, enerzijds en het respect voor fundamentele rechten in een democratische samenleving, anderzijds.
Daarom is de groene fractie op haar hoede wanneer het gaat om een inperking of uitholling van deze rechten, ook al gaat het om de efficiëntie van misdaadbestrijding. Deze rechten zijn zo fundamenteel dat inbreuken daarop in een proportionele verhouding moeten staan tegenover het beoogde doel, met name de aanpak van de georganiseerde misdaad en de controle daarop door een onafhankelijke instantie. Het verleden heeft ons immers geleerd dat verschillende ontsporingen mogelijk zijn. Ik verwijs onder meer naar de zaak-Othello en de zaak van commandant François, die blijkbaar in een van de Bendecommissies naar voren is gekomen. Nog in het kader van de proportionaliteit en wegens het uitzonderlijk karakter van de bijzonder opsporingsmethode, vonden wij dat de strafbare feiten die een politieambtenaar tijdens een opdracht zou begaan of waarvoor de procureur een machtiging zou verlenen, niet ernstiger mochten zijn dan de feiten die men via opsporing met de bijzondere opsporingsmethode probeert te achterhalen, zodat de evenredigheid met het beoogde doel telkens als maatstaf voor ogen dient te worden gehouden.
Vandaar dat wij een amendement hebben ingediend omdat wij vonden dat de tekst zelf, waarin sprake is van "strikt noodzakelijk", toch niet voldoende duidelijk was.
Ondanks de verbeteringen aan de oorspronkelijke tekst en de verduidelijkingen in de commissie voor de Justitie, waartoe de hoorzittingen althans voor mij, zonder praktijkervaring, zeker hebben bijgedragen, willen wij nogmaals de uitzonderlijkheid en de particulariteit van de BOM beklemtonen. Een wetenschappelijke onderbouw van dat ontwerp is niet gebeurd, maar ware hier misschien wel op zijn plaats geweest, al was het alleen maar om de efficiëntie ervan aan te tonen. Ik kan u al aankondigen dat daarover aan de universiteit van Antwerpen blijkbaar een doctoraatstudie verdedigd zal worden.
Het ontwerp spreekt in zijn memorie van toelichting over de aanpak van de zware criminaliteit, het zware banditisme en misdaden tegen de menselijkheid als het gaat om het toepassingsveld van die technieken. Nochtans kan er twijfel ontstaan over het toepassingsgebied omdat de drempel voor de uitvoering van sommige BOM's mijns inziens betrekkelijk laag is. Ik heb het dan over het criterium van de correctionele gevangenisstraf van meer dan één jaar of het gebruik van sommige BOM's zonder dat er een drempel is voorzien of bepaalde categorieën van misdrijven worden genoemd. Ik ben mij ervan bewust dat die drempel het resultaat is van een compromis, namelijk de verwijzing naar onze voorlopige hechteniswet of naar een internationaal engagement, zoals artikel 40 van het Schengen-verdrag over de termijn voor uitlevering. Toch kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat wij ons daarmee op een hellend vlak bevinden en dat er dus enige waakzaamheid geboden is om niet in misbruiken te vervallen. Daarom hebben heel wat collega's ook in de commissievergadering gehamerd op het begrippenpaar dat er in die context alleen iets gedaan mag worden bij "serieuze aanwijzingen".
Ik wil graag twee grondrechten naar voren schuiven, namelijk de privacy en de rechten van de verdediging, waarop ik kort commentaar zal leveren.
Al de maatregelen waarin in het wetsontwerp wordt voorzien, grijpen, de ene al wat meer dan de andere, diep in het privé-leven van burgers in. In ons strafrecht is het de onderzoeksrechter die toeziet op mogelijke inbreuken daarop als onafhankelijke instantie. In het ontwerp komt hij bij sommige onderzoeksmethoden voor om een machtiging te verlenen, maar bij de andere onderzoeksmethoden is dat alleen de procureur des Konings, waardoor er wat de juridische controle betreft, eigenlijk een verschuiving ontstaat van de onderzoeksrechter naar de procureur des Konings op de eerbiediging van het recht op privacy. Wij hadden liever gezien dat de onderzoeksrechter, conform Franchimont, de behoeder zou zijn gebleven voor alle BOM's die een inbreuk betekenen op het recht op eerbiediging van het privé-leven.
Het tweede grondprincipe zijn de rechten van de verdediging. Wat de rechten van de verdediging betreft, zitten we in de context van de BOM met het vertrouwelijk dossier, een vervelend maar noodzakelijk kwaad omdat de fysieke integriteit van politiefunctionarissen beschermd moet worden. Het is een vertrouwelijk dossier waarin alle vertrouwelijke verslagen worden opgenomen en dat niet toegankelijk is voor de verdediging noch voor de feitenrechter. Zelfs de onderzoeksrechter heeft geen vat op het vertrouwelijk dossier omdat hij de elementen daarin opgenomen, niet mag gebruiken. Onze bezorgdheid blijft in die zin bestaan dat het recht op een tegensprekelijk debat wel eens in het gedrang zou kunnen komen omdat de verdediging niet alle stukken of informatie heeft of kent. De andere kant van de medaille bestaat erin dat de feitenrechter wel eens het proces ongedaan kan maken omwille van onregelmatig gebruik van een BOM en zelfs eventueel een technische vrijspraak kan uitspreken.
Translated text
And I have the guarantee of the European Court of Human Rights.
It is also important that the civilian infiltration does not occur in it, due to the danger associated with it.
Colleagues, the debate on the special methods of investigation simultaneously leads to the discussion on the respect for some fundamental rights and freedoms, such as the right to respect for private life. Among other things, the observation, the insight operation, the direct intercept, the interception and the reading of mail penetrate the private life. The other principle is the rights of defence, the equality of arms. In other words, it is about the delicate balance between the necessities of an efficient crime fighting in which society must have armed governance, on the one hand, and respect for fundamental rights in a democratic society, on the other.
Therefore, the Green Group is cautious when it comes to limiting or abolishing these rights, even when it comes to the efficiency of combating crime. These rights are so fundamental that violations of them must be proportionate to the objective pursued, in particular the fight against organized crime and its control by an independent body. After all, the past has taught us that different discharges are possible. I refer, among other things, to the case-Othello and the case of Commander François, which apparently came up in one of the Bendecommissions. Even within the framework of proportionality and due to the exceptional nature of the special investigation method, we found that the criminal offences committed by a police officer during an assignment or authorised by the prosecutor should not be more serious than the facts attempted to find out through investigation using the special investigation method, so that the proportionality with the aim sought should always be considered as a criterion.
Therefore, we submitted an amendment because we felt that the text itself, which is “strictly necessary”, was nevertheless not sufficiently clear.
Despite the improvements to the original text and the clarifications in the Committee on Justice, to which the hearings, at least for me, without practical experience, have ⁇ contributed, we would like to once again emphasize the exceptionality and peculiarity of the BOM. A scientific support for that design has not occurred, but might have been in place here, even if it was only to demonstrate its efficiency. I can already announce that a doctoral study will apparently be defended at the University of Antwerp.
The draft speaks in its Memorandum of Explanation on the approach to heavy crime, heavy banditism and crimes against humanity when it comes to the scope of these techniques. However, there may be doubts about the scope of application because the threshold for the implementation of some bombs is, in my opinion, relatively low. I am then talking about the criterion of the correctional prison sentence of more than one year or the use of some bombs without providing a threshold or mentioning certain categories of crimes. I am aware that that threshold is the result of a compromise, namely the reference to our provisional detention law or to an international commitment, such as Article 40 of the Schengen Convention on the deadline for extradition. Nevertheless, I cannot get rid of the impression that we are therefore at a sloping level and that there is therefore a certain vigilance to not fall into abuse. Therefore, many colleagues also in the committee meeting have hammered on the concept pair that in this context something can be done only with "serious indications".
I would like to highlight two fundamental rights, namely privacy and the rights of defence, on which I will briefly comment.
All the measures envisaged in the draft law, one more than the other, enter deep into the private life of citizens. In our criminal law, it is the investigative judge who supervises possible violations of it as an independent body. In the draft, he uses some investigative methods to grant authorization, but in the other investigative methods, only the King’s Prosecutor, which in terms of legal control, actually creates a shift from the investigative judge to the King’s Prosecutor on respect for the right to privacy. We would rather have seen that the investigative judge, according to Franchimont, would have remained the guardian for all bombs that violate the right to respect for private life.
The second fundamental principle is the rights of defence. As for the rights of defence, we are in the context of the BOM with the confidential file, an annoying but necessary evil because the physical integrity of police officers must be protected. It is a confidential file containing all confidential reports and is not accessible to the defence or to the judge of facts. Even the investigative judge has no grip on the confidential file because he is not allowed to use the elements contained therein. Our concern remains in the sense that the right to a contradictory debate may sometimes be compromised because the defense does not have or know all the documents or information. The other side of the medal is that the fact judge may sometimes cancel the proceedings because of the irregular use of a bomb and even possibly give a technical exemption.
#70
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw Talhaoui, ik zou toch definitief duidelijk willen reageren tegen de bewering dat de rechten van de verdediging in het gedrang worden gebracht door het vertrouwelijk dossier. Dit is niet waar. Met betrekking tot het vertrouwelijk dossier kan men niet argumenteren dat de rechten van de verdediging worden in het gedrang gebracht, want de elementen die erin vervat zijn en die niet zouden zijn omgezet in een proces-verbaal toegevoegd aan het dossier, kunnen niet ten uwen laste worden aangevoerd. Ze zijn als dusdanig geen bewijsmateriaal. Het enige bewijsmateriaal vloeit voort uit de elementen die zich in het gerechtelijk dossier bevinden. Die elementen van het vertrouwelijk dossier die de procureur des Konings tegenover u wil aanwenden, moet hij laten omzetten in een proces-verbaal dat bij het strafdossier moet worden gevoegd — dit staat herhaaldelijk in de tekst — voor het afsluiten ervan.
Zoals ik ook in de commissie heb gedaan, wijs ik er tevens op dat in de huidige omstandigheden niemand de procureur des Konings kan dwingen om elementen die eventueel te zijner kennis werden gebracht of waarvan hij kennis heeft uit andere dossiers, toe te voegen aan een dossier. Hij beslist over de bewijsvoering en men kan alleen zelf elementen aanvoeren in het kader van de procesvoering. Dit is vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie. Het is natuurlijk altijd vervelend te weten dat er iets geheim over u en mij bij iemand berust. Liever over mij, over u kan men moeilijk geheime zaken bewaren.
Translated text
Mr Talhaoui, I would definitely like to answer clearly to the claim that the rights of defence are compromised by the confidential file. This is not true. With regard to the confidential file, it cannot be argued that the rights of the defence are compromised, since the elements contained therein that would not have been converted into a minutes attached to the file cannot be invoked against you. As such, they are not evidence. The only evidence comes from the elements contained in the court file. Those elements of the confidential file that the King’s Prosecutor intends to use against you must be converted into a minutes to be attached to the criminal record — this is repeatedly stated in the text — before closing it.
As I have done in the committee, I also point out that under the present circumstances no one can force the King’s Prosecutor to add to a case elements which may have been brought to his knowledge or which he has knowledge from other files. He decides on the provision of evidence and one can only invoke elements in the context of the proceedings. This is the case of the Court of Cassation. It’s always sad to know that there’s something secret about you and me. For me, it is hard to keep secrets about you.
#71
Official text
Hij weet meer dan ik.
Translated text
He knows more than me.
#72
Official text
U bent een open boek. In die omstandigheden is er geen probleem. In alle ernst, dit is altijd vervelend, maar u moet dit plaatsen in de context van het juridisch debat. Het juridisch debat wordt gevoerd op basis van wat zich in het strafdossier bevindt.
Translated text
You are an open book. Under these circumstances, there is no problem. In all seriousness, this is always annoying, but you should put this in the context of the legal debate. The legal debate is conducted on the basis of what is in the criminal file.
#73
Official text
Het is juist dat vervelende dat misschien maakt dat de rechten van de verdediging toch wel eens ....
Translated text
It is precisely that annoying that may make the rights of defence even sometimes ....
#74
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil een klein voorbeeldje geven. Op een bepaald ogenblik weet men dat iemand zich van de ene naar de andere plaats heeft begeven om een misdrijf te begaan. Wat in het proces-verbaal zal staan, zal zijn dat men hem in actie heeft gezien van dat moment tot dat moment. Wat niet in het dossier zal zitten, is dat een politieman opgesteld was op de eerste verdieping van het gebouw ertegenover, met toestemming van de eigenaar, en dat hij met een verrekijker een en ander heeft vastgesteld. Dat zal er niet in staan en het hoeft er ook niet in te staan. Het essentiële is dat men zich moet verdedigen op feiten en die kunnen alleen maar onderwerp zijn van de discussie als ze ook in het proces-verbaal zijn opgenomen, dat integraal deel uitmaakt van het dossier.
Translated text
I would like to give you a small example. At some point, one knows that someone has traveled from one place to another to commit a crime. What will be stated in the process-verbal will be that one has seen him in action from that moment to that moment. What will not be in the file is that a police officer was set up on the first floor of the building opposite it, with the permission of the owner, and that he has established something and something with a rocker. This will not be involved and it does not need to be involved. The essential thing is that one must defend itself against facts and they can only be the subject of discussion if they are also included in the process-verbal, which is an integral part of the dossier.
#75
Official text
Dan vormen de infiltranten hierop toch een uitzondering?
Translated text
Are infiltrators an exception?
#76
Official text
Bij de infiltrantenwerking zal het er per definitie niet in worden opgenomen. Men zal er melding van maken dat men weet wat er gebeurt, maar men gaat niet vermelden dat de heer Jef Janssens dat heeft gezegd, want dan zal hij het maar eenmaal kunnen zeggen.
Translated text
In the case of infiltration, it will per definition not be included. One will report that one knows what is happening, but one will not mention that Mr. Jef Janssens has said it, because then he will only be able to say it once.
#77
Official text
Ik dank u voor de toelichting. Wat de informanten betreft wilde ik ook nog onderstrepen dat hoewel er een nationaal en lokaal informantenbeheer is om de credibiliteit van informanten na te gaan, men niet kan ontkennen dat dezelfde gelijkheid van wapens toch eventueel in het gedrang kan komen.
Mijnheer de minister, in verband met de uitgestelde tussenkomst had ik u nog een vraag in verband met mensenhandel willen stellen. Geldt deze uitgestelde tussenkomst ook als politiefunctionarissen geconfronteerd worden met mensenhandel waarbij men een vracht heeft gedetecteerd waarin mensen zitten. Gaat men die dan gewoon laten passeren — ik breng het Dover-drama in herinnering — of geldt dit uitstel enkel voor goederen of zaken? In het geval van mensenhandel, zou ik mij toch niet echt op mijn gemak voelen.
Translated text
Thank you for the explanation. As regards informants, I would also like to emphasize that while there is a national and local informant management to verify the credibility of informants, it cannot be denied that the same equality of weapons may still be endangered.
Mr. Minister, in connection with the postponed intervention, I would like to ask you another question related to human trafficking. Does this delayed intervention also apply if police officers are faced with human trafficking in which a cargo with people is detected? Will they just let them pass—I remind you of the Dover drama—or does this delay only apply to goods or things? In the case of human trafficking, I ⁇ ’t really feel comfortable.
#78
Official text
Mijnheer de voorzitter, het voorbeeld van mevrouw Talhaoui werd behandeld door de procureurgeneraal van Gent himself. Hij heeft een zaak behandeld waarin op een bepaald ogenblik werd gevraagd om een bijzondere opsporingstechniek te mogen toepassen. Slachtoffers van mensenhandel zouden vanuit een Belgische haven vertrekken. Men zou wachten tot de territoriale wateren waren verlaten om dan toe te slaan. De procureur-generaal heeft terecht geweigerd. Hij heeft ook de voorwaarden daarvoor toegelicht. Dat is de echte toepassing van de proportionaliteit en de subsidiariteit. Met mensen speelt men niet. Dat moge duidelijk zijn. Naar aanleiding van het door u geformuleerde voorbeeld wil ik dat verduidelijken.
Translated text
Mr. Speaker, the example of Mrs. Talhaoui was addressed by the Attorney General of Gent himself. He dealt with a case in which, at a certain point, a request was made for the use of a special detection technique. Victims of human trafficking would leave from a Belgian port. One would wait until the territorial waters were abandoned to then strike. The Attorney General rightly refused. He also explained the conditions for this. This is the real application of proportionality and subsidiarity. You do not play with people. That may be clear. Following your example, I would like to clarify this.
#79
Official text
Ik wou het gewoon zeker weten. In het drama van Dover wordt immers hoe langer hoe meer duidelijk dat er blijkbaar wel een of andere vorm van uitgestelde "tussenkomst" heeft plaatsgevonden. Daarom richtte ik mijn vraag tot u.
Ik wil concluderen. Bijzondere opsporingsmethodes dienen enkel te worden gebruikt voor georganiseerde criminaliteit en zeker niet alleen om gegevens over personen te verzamelen en op te slaan. No fishing, zei de heer Vandermeersch. Geen operatie Rebel, alstublieft. In een democratische samenleving kunnen de fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op de privacy en de rechten van de verdediging, niet zo maar beperkt worden of het voorwerp uitmaken van een inbreuk. Zelfs research management kan niet eindeloos doorgedreven worden zonder juridische controle.
Ik denk dat dit ontwerp, indien het wet wordt, vroeg of laat de toetsing door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg zal moeten doorstaan. Wij zullen dan meteen weten waar wij staan.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik voor mijn part zal mijn verantwoordelijkheid opnemen, maar niet zonder een gezonde dosis waakzaamheid en terughoudendheid.
Translated text
I just wanted to know for sure. After all, in the drama of Dover it becomes more and more clear that apparently some form of delayed "intervention" has taken place. That is why I addressed my question to you.
I want to conclude. Special detection methods should only be used for organised crime and ⁇ not only for the collection and storage of personal data. No fishing, said Mr Vandermeersch. No Operation Rebel, please. In a democratic society, fundamental rights and freedoms, such as the right to privacy and the right of defence, cannot be restricted or infringed. Even research management cannot be endlessly pushed through without legal control.
I think that this draft, if it becomes a law, sooner or later will have to pass the review by the European Court of Human Rights in Strasbourg. We will immediately know where we are.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I will take my responsibility for my part, but not without a healthy dose of vigilance and restraint.