Proposition 55K3152

Logo (Chamber of representatives)

Projet de loi relatif à l'approche administrative communale, à la mise en place d'une enquête d'intégrité communale et portant création d'une Direction chargée de l'Évaluation de l'Intégrité pour les Pouvoirs publics.

General information

Submitted by
Vivaldi
Submission date
Feb. 8, 2023
Official page
Visit
Status
Adopted
Requirement
Simple
Subjects
administrative sanction municipality organised crime public order public safety

⚠️ Voting data error ⚠️

This proposition is missing vote information, which is caused by a bug in the heuristic algorithms. As soon as I've got time to fix it, the votes will be added to Demobel's database.

Contact form

Do you have a question or request regarding this proposition? Select the most appropriate option for your request and I will get back to you shortly.








Bot check: Enter the name of any Belgian province in one of the three Belgian languages:

Discussion

Nov. 16, 2023 | Plenary session (Chamber of representatives)

Full source


President Eliane Tillieux

Mmes Yngvild Ingels, Julie Chanson et Eva Platteau, rapporteurs, se réfèrent au rapport écrit.


Christoph D'Haese N-VA

Mevrouw de minister, ik wil u niet verhelen dat ik samen met mijn fractie diep heb nagedacht over hoe ik deze uiteenzetting zou aanvatten. Laat ik misschien beginnen met het meest essentiële. Het klopt dat l'essentiel est invisible pour les yeux. Niemand, maar dan ook niemand, zit te wachten op uw wetsontwerp over de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek houdende de oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB.) Dat is een hele mond vol. Het is ook een heel lijvig wetgevend werk.

U kunt de N-VA-fractie er niet van verdenken daar niet mee bezig te zijn geweest. Ik ben zo vrij te refereren aan de uiterst vakkundige amenderingen die wij geprobeerd hebben te verkrijgen. Wij hebben 58 keer geprobeerd u tot iets juistere inzichten te brengen. Ik dank daarvoor de collega's Ingels, Metsu en Goethals, die samen met mij nogal wat kritische bedenkingen geformuleerd hebben.

Vandaag tracht u uw ontwerp door het Parlement te loodsen, te duwen, te forceren. Ik zal u onmiddellijk geruststellen, wij begeven on niet op de dilatoire carrousel, want anders hebben wij een abonnement bij de Raad van State, en dat zou niet gepast zijn. Wij willen het debat hier in alle openheid voeren, met open vizier.

U bent ervan overtuigd dat het om goede wetgeving gaat. Wij zullen proberen u ervan te overtuigen dat het niet om goede wetgeving gaat. Ik heb daar een aantal argumenten voor, argumenten die niet alleen van mij komen, maar van diverse fracties. Ik zal mij straks richten tot Vooruit, tot Open Vld, tot cd&v. Ik hoop dat hier straks een aantal leden van die fracties aanwezig zijn om mijn punt te kunnen maken.

U tracht uw ontwerp er hier vandaag door te loodsen. Maar, mevrouw de minister, dat was, dat is en dat zal geen goed idee zijn. Ik heb daar vijf goede redenen voor, een kapstok waar vijf argumenten aan hangen.

Ik begin met uw motieven, de goede trouw. Vervolgens zal ik stilstaan bij het draagvlak, dan bij het gebrek aan vertrouwen in de lokale bestuurders. Daarna zal ik spreken over de mogelijke gebrekkige toepassing van de wetgeving op het terrein, om te eindigen met wie dat bureaucratisch feestje zal mogen betalen. Het zal immers zeer veel geld kosten en veel middelen vergen.

Mevrouw de minister, wij zijn mild en vriendelijk vandaag. Voor uw motieven gaan wij uit van de goede trouw en we laven ons aan punt 180 van het document waarvan ik daarnet heb vernomen dat het een ernstige tekst is, namelijk het regeerakkoord. In die passage staat dat er een structurele versterking, dus geen verzwakking, komt van de mogelijkheden van bestuurlijke handhaving via de lokale besturen en dus niet via de centrale overheid, met respect voor de scheiding der machten. Dat gaat dan om de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Ik neem de vrijheid om daar een vierde macht aan toe te voegen, niet de media, maar wel de bestuurlijke macht bij burgemeesters die de openbare orde en veiligheid, zoals voorgeschreven in het Gemeentedecreet vastgelegd, op een goede manier verzekeren.

Ik baseer me ook op uw beleidsnota van 2022. Daarin staat het volgende: "We beogen een nieuw regelgevend kader, dat we momenteel uitwerken om de lokale overheden meer slagkracht te geven om op een doeltreffende manier de uitwassen van een ondermijnende criminaliteit op hun grondgebied te vermijden en te bestrijden.

Mevrouw de minister, u doet net het tegenovergestelde! Puur theoretisch krijgen de lokale besturen een extra wettelijk instrumentarium om de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Ik hoor u luidop denken: wie kan daar nu tegen zijn. Wel, het antwoord is niet wat u verwacht, want iedereen is tegen.

Dat brengt mij bij het tweede punt. Dit is geen kleine wetgeving. Als men zo'n belangrijke maatregel wil uitrollen, dan moet men zich toch eens afvragen wat dat in de praktijk gaat teweegbrengen. Gaat dat ons vooruithelpen? Ik ga ervan uit dat deze wet niet voor het Parlement is geschreven, mevrouw de minister, maar voor de maximalisatie van de bestuurlijke bevoegdheden van de burgemeesters en de politiechefs, zoals vastgelegd in uw beleidsnota en het regeerakkoord.

Wat u vandaag voorstelt, is op een koude steen gevallen. Is er een draagvlak in de politiek? Neen. Is er een draagvlak bij de belangenorganisaties? Neen. Is er een draagvlak bij degenen die dit wetenschappelijk onderzocht hebben? Neen.

Ik herhaal een argument dat ik al in de commissies voor Justitie en Binnenlandse Zaken heb gebruikt. Ik kan niet anders dat het vandaag herhalen, want de herhaling is de meester van de vooruitgang, op sommige vlakken dan toch. Het gaat hier niet om de macht om de macht voor de burgemeesters, maar wel om de macht om efficiënte maatregelen te kunnen nemen.

Soms hebben wij interessante vergaderingen over de partijpolitieke grenzen heen, waar partijpolitieke kleuren niet meer spelen. Die vergaderingen bestaan. Het zijn geen vivaldivergaderingen, maar vergaderingen van de burgemeesters van de centrumsteden. Ik wil niet pedant of arrogant zijn, maar dit topic is in elke vergadering ter sprake gekomen. Bij de laatste vergadering in Turnhout – mevrouw De Block, het is spijtig dat uw collega’s er niet zijn, dus ik richt mij tot u – heeft de burgemeester van Gent, Mathias De Clercq, mij letterlijk gezegd dat ik hem mocht citeren in de plenaire vergadering. Ik ga dat dus doen. Hij zei: “Het wetsontwerp dat voorligt baart een papieren tijger”. Dat is een perfecte samenvatting. Wat we vandaag willen goedkeuren – het Parlement zal daar kritisch over oordelen – is een papieren tijger.

Het gaat niet alleen om de mening van de burgemeester van Gent, ook de sympathieke collega uit Leuven, Mohamed Ridouani, zegt letterlijk: "Dat gaat u toch niet doen?" Hij zegt dat er absoluut afstemming nodig is tussen het federaal wetsontwerp en het Vlaams initiatief, want ook daar blijft u in deze stand van zaken in gebreke. U gaat uw burgemeester toch niet verloochenen? Hij zegt letterlijk: "Het kan toch echt niet de bedoeling zijn dat we twee DIOB's moeten laten gaan samenwerken? Dat kan toch de bedoeling niet zijn?"

Ik kan niet anders dan het rijtje af gaan. Wat zegt Wim Dries van cd&v? "Dit getuigt van weinig vertrouwen in de lokale besturen en staat haaks op het subsidiariteitsbeginsel. Bovendien zal de DIOB overstelpt worden met lokale adviesaanvragen en een administratieve bottleneck creëren. Tegen de tijd dat we alle papieren hebben, is de vogel al gaan vliegen." U gaat dat de voorzitter van de VVSG en uw burgemeester toch niet aandoen?

Ik neem nog iemand erbij, Bart De Wever. Mevrouw Verlinden, het is met een vleugje nostalgie dat Bart De Wever specifiek over deze wetgeving aanhaalde: "Ik heb een Volkswagen, hoopte op een Mercedes, maar ik dreig een deux-chevaux te krijgen." Dat is nostalgie, maar ik weet niet of dat altijd goed rijdt.

Conclusie en in alle ernst: er is geen draagvlak bij diegenen waar er draagvlak moet zijn. Het is problematisch. Het meest efficiënte tegenargument is dat niemand die die wetgeving moet toepassen erin gelooft.

Er is meer. De VVSG heeft hier uitgebreid over geconsulteerd. Op een colloquium zijn er vijf concrete aanbevelingen geformuleerd. Helaas vinden we daar niets van terug en zijn er vooral geen aanpassingen doorgevoerd.

Ik kan de aanbevelingen overlopen. Allereerst, ontgrendel de zware proceduregrendels van het wetsontwerp. U volgt die aanbeveling niet. Behoud en versterk maximaal de huidige lokale handhavingsmogelijkheden en ga de verdere uitholling van artikel 135, § 2 tegen. Ik ben hierover een achttal keren tussenbeide gekomen zowel in de commissie voor Justitie en als in de commissie voor Binnenlandse Zaken. U doet dat niet, u negeert dat. Zorg voor een versterking van de informatieprocedure van de lokale besturen, wat u evenmin doet.

Conclusie, er is geen draagvlak bij de VVSG, maar evenmin bij de Brusselse collega’s. Brulocalis geeft een negatief advies. De mensen die de steden en gemeenten moeten adviseren voor wetgevend werk, geven een negatief advies.

Ik richt mij tot de collega’s van het andere landsgedeelte. Ook de Union des Villes et Communes de Wallonie gaf een negatief advies. Niemand vindt het ontwerp goed. De betrokken studiediensten geven unisono een negatief advies.

Mijnheer Vandenbroucke, ik ben daarnaast ook op zoek gegaan naar iemand dit dit ontwerp wel goed vindt. Dit moet u ook vaak doen. Ik heb zo iemand echter niet gevonden. Professor Dirk Van Daele, die ook in de onderzoekscommissie voor de aanslagen in Zaventem en Maelbeek heeft gezeten, en professor Goffaux vinden het wetsontwerp te algemeen en te ambitieus.

Ik heb mijn oor ook te luisteren gelegd bij het parket. Wat zegt het parket? Het staat nog in zijn kinderschoenen en heeft ook veel kinderziektes. Het advies van het parket is ook niet veelbelovend. Mevrouw de minister, het is uw taak om goede contacten te onderhouden met de politie. Misschien kunt u in uw repliek de naam geven van een korpschef die dat goed vindt. Ik heb er alleszins geen enkele gevonden, dus u hebt geen draagvlak bij de burgemeesters, bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, bij de politie, bij het parket of bij de wetenschap en toch wilt u het wetsontwerp vandaag koste wat het kost doorduwen.

U dacht misschien dat er nog vertraging zou komen door de oppositie, maar wij gaan dat niet doen. Het is aan iedereen: laat de burgemeesters niet in de steek. Het gaat hier niet om de macht om de macht, maar om de uitdagingen van ondermijnende criminaliteit waarmee elke stad, hoe groot of hoe klein ook, dag in, dag uit wordt geconfronteerd. Het gaat niet alleen over de Pano-reportage van de drugs in de haven. Drugs zijn overal, in alle straten van alle steden, van klein tot groot, en daarvoor moet kort op de bal gespeeld kunnen worden. Dat moet echt kunnen worden aangepakt. Dat zullen wij niet kunnen oplossen met een Justitie die veel te laat achter de feiten aan komt of met papieren tijgers, maar wel met artikel 135, paragraaf 2 waarmee wij aan de burgemeester de mogelijkheden geven om de openbare orde, de zedelijkheid en de openbare rust te handhaven. Dat is het instrument dat u vandaag uitholt door het voorliggend wetsontwerp.

Ik heb een derde argument: ik vind het niet mooi dat u geen vertrouwen geeft aan diegenen die u willen helpen. U hebt geen vertrouwen in de burgemeesters. U hebt niet het minste vertrouwen in die 590 mensen die u willen helpen en dat is pijnlijk, want wij willen u helpen in de structuur – velen in het Parlement vinden die niet zo goed – met een burgemeester, een gouverneur en een minister van Binnenlandse Zaken. Als het water te hoog komt te staan, moet men die regel volgen, om het met de woorden van de dag te zeggen. Soms geldt echter ook de wet van Roger: wat men zelf doet, doet men meestal beter en sneller. Dat is wat hier gebeurt. Er is een gebrek aan vertrouwen.

Wij willen u graag helpen, maar wij willen natuurlijk ook niet worden geconfronteerd met wetgeving waarvan wij op voorhand zien dat zij inefficiënt is. Wij kunnen alleen maar waarschuwen en vragen om dat te doen. Ik weet niet welke techniek ik moet gebruiken, maar wij zijn ervan overtuigd dat het echt niet goed is. Het is echt niet goed.

U zult misschien zeggen dat ook Jan Jambon het indertijd geprobeerd heeft en dat het er misschien net was doorgeraakt. Dat gaat een van uw argumenten zijn, zeggende dat wij daar in het verleden ook niet in geslaagd zijn. Ik verwacht dat dit een van uw argumenten gaat zijn. U moet de twee teksten echter eens goed naast elkaar leggen, eens vergelijken en eens kijken naar de tijdslijnen. Dan ziet u hoe moeilijk u het ons maakt. U moet eens kijken naar het voorstel van Jan Jambon en de latere varianten, met aanpassingen, waar wel werd geluisterd naar degenen die ik daarnet heb opgesomd en waar wel geamendeerd werd. Dit is bestuurlijke koppigheid. Zijn wij nu echt dommeriken als wij 58 amendementen indienen en er van geen enkel kan gezegd worden dat er iets inzit? Dat is ‘vivaldistische’ koppigheid. En dat geeft een draak van een wetgeving, waarover wij elkaar nog veel gaan spreken.

Ik hoop dat u de mensen van de Raad van State recht in de ogen zult kunnen kijken wanneer uw burgemeesters worden teruggefloten. Wij gaan toepassingen maken. Ik ga het niet laten gebeuren in Aalst dat er onveilige situaties komen. Ik ga optreden, tegen uw wet als het moet, tot aan de rand, tot waar we kunnen gaan. Mensen die het goed menen en die de ondermijnende criminaliteit willen aanpakken in het land, gaan teruggefloten worden door het administratief rechtscollege, waarvoor alle respect, want dat is hun wettelijke taak. Er is weinig vertrouwen. Het is spijtig dat dit vertrouwen er niet is en dat het door u wordt belichaamd door dit erdoor te duwen. Dat is niet goed.

Dan kom ik aan mijn vierde argument. Er wordt te weinig uitgegaan van de realiteit. De realiteit is heel verschillend in grotere steden ten opzichte van kleinere steden. Ondermijnende criminaliteit is echter overal terug te vinden. Het gebrek aan terreinkennis is ook te vinden in de te volgen procedurele weg. Zoals uw eigen partijman zegt, de vogel zal allang gaan vliegen zijn. Als wij moeten doen wat u hier vandaag vraagt, komen wij ongelooflijk veel te laat en hollen wij achter de feiten aan. Dat kan toch de bedoeling niet zijn?

Er is al veel gezegd en geargumenteerd de laatste weken en maanden over de stand van het land, de stand van Justitie, de stand van het politielandschap.

U zult iets nieuws doen, een directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen of DIOB. Dit is totaal nieuw, een nieuw overheidsorgaan, een informatiebureau dat zal moeten worden belichaamd door 200 tot 400 mensen. Daar zal een bottleneck aan aanvragen komen. Vanwaar zullen die mensen komen? Er zijn te weinig politiemensen. Er zijn te weinig magistraten. Zal u die allemaal wegplukken? Zal u die allemaal detacheren? In politiekorpsen die nu kreunen onder de werklast? De rechterlijke orde? Wie zal dat doen? Tegen wanneer zal dat instituut er zijn?

Ondertussen staat de criminaliteit niet stil. Tegen wanneer denkt u dat bureau te kunnen samenstellen? Hoe zal u die draak oprichten? Wat zal dat kosten? Waar staat dat in uw begroting? We hebben u dat al dikwijls gevraagd, maar eigenlijk nog nooit een echt concreet antwoord gekregen. U zal dat toch niet met vijf lokale agenten doen, een integriteitsbureau dat werkzaam is voor het hele land? The proof of the pudding is in the eating. Bij onze dienst Bestuurlijke Handhaving heb ik eens nagegaan hoeveel keer we dit nodig hebben, als dit erdoor komt. We zijn maar een stad. Ik heb u vijf tot tien keer per week nodig. Ik moet vijf tot tien aanvragen per week aan u richten. Dan hebben we nog niet gesproken over Gent, Antwerpen, Roeselare en dergelijke, kleine entiteiten, Sint-Niklaas, Kortrijk, Oostende, Mechelen.

Mijnheer Calvo, u zal straks de papieren tijger goedkeuren. U hebt de beste ambities om een burgemeester bijvoorbeeld slagkrachtig te laten optreden tegen ondermijnende criminaliteit. Vandaag stemmen we over iets dat absoluut volledig het tegenovergestelde zal bereiken van wat u en ik gezamenlijk willen. Ik ben eens benieuwd naar uw repliek. We kunnen een heel lange tekst voorlezen, maar mij gaat het vooral over de realiteit. Daarover gaat het. Ik kijk uit naar uw repliek. Wij zullen dit wetsontwerp alvast niet goedkeuren, niet omdat we de problematiek niet willen aanpakken, maar omdat het een volstrekt onnuttige en geen goede wetgeving is.


Eva Platteau Groen

Mevrouw de minister, beste collega's, dit is een belangrijk wetsontwerp omdat het een belangrijke schakel vormt in de keten voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit, meer in het bijzonder de drugscriminaliteit. Deze ketenaanpak gaat van preventieve maatregelen en bestuurlijk handhaving – waarover het vandaag gaat – tot strafrechtelijke vervolging als heel belangrijke laatste schakel in de keten.

Mevrouw de minister, met dit wetsontwerp geeft u uitvoering aan het regeerakkoord, waarin stond dat er structurele versterking zou komen van de mogelijkheden van bestuurlijke handhaving via lokale besturen, met respect voor de scheiding der machten. Dat laatste is natuurlijk zeer belangrijk. Mijnheer D'Haese, we verschillen daarover misschien van mening.

Dit wetsontwerp is belangrijk omdat bepaalde ondernemingen, winkels of handelszaken, als dekmantel worden gebruikt om geld wit te wassen of malafide handel te drijven, zoals een wasserette waar geen lakens worden gewassen maar geld wordt witgewassen of een kapsalon waar geen haar wordt geknipt en zelfs geen kappersstoelen staan. We moeten er als samenleving alles aan doen om te vermijden dat de onderwereld ongestoord zaakjes kan doen in de bovenwereld. Daarover zijn we het allemaal eens. Bestuurlijk handhaving kan ervoor zorgen dat er sneller kan worden opgetreden en dat dergelijke zaken, die als dekmantel dienen voor criminele activiteiten, sneller gesloten kunnen worden.

Dat is natuurlijk een belangrijk idee en het klinkt heel goed, maar we hebben gemerkt dat het niet gemakkelijk is om dat in de praktijk om te zetten. Het was heel belangrijk om een wetgevend kader te maken waarbij er een evenwicht gevonden wordt tussen veiligheid en privacy. Het moest een wetgevend kader zijn waarin we respect hebben voor de principes van onze rechtsstaat, zoals het vermoeden van onschuld en de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen een administratieve beslissing.

Hoe moet dit in zijn werk gaan? Mevrouw de minister, u hebt een concreet stappenplan uitgewerkt en een structuur opgezet. Deze wet voorziet in de oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, de DIOB. Deze zal ondergebracht worden binnen de Algemene Directie Veiligheid en Preventie van de FOD Binnenlandse Zaken.

Mag ik zomaar onderbroken worden?


Christoph D'Haese N-VA

Gelukkig maar, want het is een debat. Het intrigeert mij eigenlijk bijzonder en ik zou u twee heel concrete vragen willen stellen.

Weet u wel waarover u het hebt? U spreekt immers over burgemeesters die de scheiding der machten niet zouden respecteren.

Ten eerste, hoe ziet u dat dan? Wat doen wij verkeerd? Benoem dat eens heel concreet. Als wij ervoor zorgen dat criminelen wel in het justitiële circuit belanden en wij daartoe bijdragen, wat toch bestuurlijke handhaving is, wat doen wij dan verkeerd?

Vertel mij eens op welke punten het ontwerp dat u straks zal goedkeuren en dat u dus blijkbaar heel goed vindt sneller is dan de huidige regeling. Geef mij daarvan eens een voorbeeld voor het wassalon of het kapsalon. Zeg eens hoe het nu sneller zal gaan.


Eva Platteau Groen

Mijnheer D’Haese, ik wou daar net toe komen.

Ik was aan het vertellen over de DIOB, die risicoanalyses zal maken van economische sectoren waarin de ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren en die op vraag van de gemeente en de lokale besturen een gemotiveerd en niet-bindend advies kan geven in het kader van zo'n integriteitsonderzoek. Het is dus heel belangrijk dat zo'n beslissing van een lokaal bestuur of een burgemeester gemotiveerd is. Wij zijn het er wellicht over eens dat die motivering belangrijk is, dat het een grondige basis is.

Ik weet dat jullie niet gelukkig zijn omdat deze regering er wel in slaagt om een wet inzake bestuurlijke handhaving tot een goed einde te brengen. U hebt allerlei vertragingsmanoeuvres gebruikt. U hebt dat in de commissie gedaan. U hebt amendementen naar de Raad van State gestuurd, waarna de Raad van State besliste dat ze niet ontvankelijk waren. U hebt er alleszins alles aan gedaan om dit te vertragen, waardoor wij dat instrument van bestuurlijke handhaving nog altijd niet kunnen gebruiken.


Christoph D'Haese N-VA

Mevrouw Platteau, als u vindt dat het indienen van een amendement een vertragingsmanoeuvre is, dan is het wel heel ver gekomen. Wij probeerden tot 58 keer toe en zelfs vandaag nog amendementen te laten goedkeuren. U zal straks trouwens nog de kans krijgen om een aantal amendementen goed te keuren. Als u dat nu kwalificeert als vertragingsmanoeuvres, dan is dat bedroevend en getuigt het van een gebrek aan respect voor de vier collega's die ze hebben geredigeerd.

Neem mij niet kwalijk dat ik dat opmerk. Wij mogen echter toch wel op een volwassen manier werken. Kom eens naar de commissie voor Justitie en naar de commissie voor Binnenlandse Zaken. Kom daar eens naar het debat luisteren. U leest nu gewoon een tekst voor en uw weet niet waarover het gaat. U weet niet waarover het gaat!


Eva Platteau Groen

Mijnheer D'Haese, wanneer ik het heb over vertragingsmanoeuvres, doel ik niet alleen op de indiening van amendementen. U hebt op een gegeven moment wel een tweede lezing gevraagd, maar u hebt toen de beschouwingen die u nu formuleert, niet naar voren gebracht. U hebt ook een verslag gevraagd, maar goed, ik zal niet alles herhalen van de commissievergaderingen. De minister was erbij aanwezig en zij zal kunnen beamen hoe alles verliep.

Hoe dan ook, in ieder geval gaat het er niet enkel om dat de vergunning van een handelszaak ingetrokken wordt. Als er strafrechtelijke feiten gepleegd worden, dan is het van fundamenteel belang dat die strafrechtelijk vervolgd worden. Het volstaat niet om enkel bestuurlijk daartegen op te treden. Mijnheer D'Haese, ik hoop dat wij het erover eens kunnen zijn dat gemeentelijk bestuurlijke handhaving niet de enige manier is om georganiseerde criminaliteit aan te pakken.

Alleszins is een goed evenwicht van belang en daar heb u naar gezocht, mevrouw de minister. We moesten ook de principes van gelijkheid en rechtszekerheid verankeren in de tekst. Zonder dat evenwicht liepen we het risico dat we het voorgestelde instrument helemaal niet bij wet zouden kunnen invoeren, omdat de tekst de toets van de Raad van State niet zou hebben doorstaan.

Mijnheer D'Haese, u zegt dat de burgemeesters het goed voor hebben. Dat wil ik wel geloven, maar dat betekent nog niet dat wij aan de burgemeesters zomaar alle macht kunnen geven, zonder motiveringsplicht of toetsingsverplichting. Burgemeesters zijn ook maar mensen, die fouten maken. We willen werkelijk een goed instrument hebben. (Protest van de heer D'Haese)

Mijnheer D'Haese, ik vraag u om respect op te brengen en mij te laten uitspreken en niet te onderbreken. Door uw voortdurende onderbrekingen ben ik de draad van mijn uiteenzetting kwijt.

U verwijst naar de burgemeester van Leuven. Ik zal mijn burgemeester niet afvallen. Ik kan u wel vertellen dat er in Leuven op een gegeven moment een reglement werd ingevoerd dat CBD-shops op het gehele Leuvense grondgebied verbood. De Raad van State heeft dat teruggefloten. Nochtans had de burgemeester daar goede bedoelingen mee, want hij wilde de jeugd beschermen tegen het cannabissymbool, al verkopen die shops een legaal product. Ook in dat voorbeeld zien we dat een beslissing van de burgemeester teruggefloten kan worden. We kunnen inderdaad in onze rechtsstaat de burgemeesters niet alle macht geven en hun beslissingen niet toetsen.

In de voorgestelde tekst hebben we in dat verband naar een evenwicht gezocht. Ik kan uw frustratie wel volgen dat de bepalingen extra bureaucratie met zich brengen. U noemt het ontwerp een papieren tijger. Ik kan mij inbeelden dat de tekst u als burgemeester frustreert. Alleszins zullen wij de uitvoering ervan moeten evalueren. U bent dat ook van plan, mevrouw de minister, heb ik begrepen. U zult van nabij volgen hoe de DIOB in de praktijk zal werken en hoe snel de lokale besturen een gemotiveerd advies kunnen geven. Wij willen natuurlijk allemaal dat de DIOB een werkbaar instrument wordt, dat tegelijk de toets van de rechtszekerheid kan doorstaan.

Mevrouw de minister, u hebt in maart de burgemeesters geconsulteerd. Hebt u ondertussen nog meer overleg gevoerd met de burgemeesters? Kunt u ons vertellen of er al meer draagvlak is? Op welke manier kunt u een antwoord bieden op de bezorgdheden van de burgemeesters?

Ik meen dat wij vooral de uitvoering van de wettekst moeten evalueren en nagaan hoe het instrument desgevallend moet worden bijgestuurd.

In ieder geval, wij zijn blij dat er een stap naar bestuurlijke handhaving gedaan wordt. Wij zullen dat opvolgen. Dat neemt niet weg – ik herhaal het – dat Justitie ten strafbare feiten moet optreden en echt de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit voeren. Zij moet de criminelen vervolgen en bestraffen. Daar ligt de echte prioriteit. De DIOB is niet het enige instrument, ze is maar een deel van de hele ketenaanpak.


Éric Thiébaut PS | SP

J'interviens parce que je n'ai pas voulu interrompre ma collègue, comme d'autres l'ont fait. Je voudrais déplorer les propos qui ont été tenus, selon lesquels ma collègue ne comprenait pas ce dont elle parlait. C'est manquer de respect. De plus, dire qu'elle n'assiste pas aux réunions de commission, c'est faux: elle est toujours là – comme moi, du reste, puisque nous en sommes membres. Nous ne venons pas seulement pour quelques textes qui nous intéressent de temps en temps. Par conséquent, je vous invite à faire preuve de plus de mesure dans vos propos et de plus de respect envers les collègues.

Par ailleurs, il n'y a pas que dans l'opposition qu'on trouve des bourgmestres. J'en suis aussi un, et depuis un certain temps, puisque c'est la quatrième fois que je remplis cette fonction. Donc, je connais un peu la matière. Pour ma part, je trouve intéressant le projet de Mme la ministre. Les bourgmestres ne sont pas unanimes, contrairement à ce que vous avez affirmé à cette tribune. Certains, dont je fais partie, estiment que leur permettre de disposer de plus de possibilités dans la lutte contre la criminalité, qui s'installe souvent dans les petits commerces, offre une piste supplémentaire qui est intéressante.

Je respecte votre avis, mais il ne représente pas celui de tous les bourgmestres du pays. Je suis désolé de vous le dire, cher collègue.


Christoph D'Haese N-VA

Ik respecteer ten volle uw mening en die van de collega, daar gaat het mij niet om. Ik wil de PS-fractie toch waarschuwen om dit niet tot misverstanden te laten leiden. Dit geeft u niet meer mogelijkheden, maar wel minder mogelijkheden.

Mevrouw Platteau, u verwees in uw tussenkomst naar een besluit van de burgemeester van Leuven dat werd teruggefloten, maar er valt een onderscheid te maken – zoals u wellicht wel weet moet elke beslissing in dit land gemotiveerd worden – tussen een regeling voor het gehele grondgebied van een gemeente dat via een tijdelijke politieverordening naar de gemeenteraad moet, en een burgemeestersbesluit. Dat zijn twee verschillende zaken. U haalt die hier door elkaar.


Eva Platteau Groen

(…) Dat was een voorbeeld waarmee ik wilde zeggen dat een burgemeester ook beslissingen kan nemen die achteraf teruggefloten worden door een…


Christoph D'Haese N-VA

Daarvoor is de Raad van State er, zo werkt dat in onze rechtsstaat. Het is ook maar goed dat dat controleorgaan er is. Men moet erop toezien dat de motivering voldoet aan de vereisten van artikel 135. Indien men een café waar drugs wordt gebruikt wilt sluiten, dan moet men erop letten dat dit overeenkomstig artikel 9bis, 2º wordt gemotiveerd. Er zijn herhaaldelijke vaststellingen nodig. Indien dat gebeurt in het kader van de openbare orde, de rust en de veiligheid, moet de beslissing gemotiveerd zijn en moeten het evenredigheids-en proportionaliteitsbeginsel in acht worden genomen. Dat doen wij allemaal al! Het is dus verkeerd om te zeggen dat wij dat niet zouden kunnen of niet zouden doen. We doen dat zeer plichtsbewust en we proberen het evenwicht te bewaren in de rechtstaat.

Dit punt wilde ik daarnet maken. Het gaat me niet zozeer om de macht, puur omwille van de macht. Ik houd hier geen pleidooi voor de burgemeesters, maar wel voor de efficiëntie. De hier voorliggende tekst zorgt echter voor inefficiëntie. Dat punt wil ik maken! Dit heeft niets te maken met de collegialiteit! Ik heb daarnet nog gesteld dat deze aangelegenheid over de partijpolitieke grenzen heen gaat. Men wilt, van welke stad of gemeente men ook komt, dat de lokale overheid een doeltreffend instrumentarium krijgt om lokale problematieken kordaat aan te kunnen pakken, daar waar Justitie te laat komt, omdat zij te weinig middelen en mensen heeft. Dat is wat wij vragen, over de partijpolitieke grenzen heen. Dat is geen politiek debat. Het gaat hier niet puur om de macht an sich. Burgemeesters motiveren wel degelijk en maken afwegingen. Sluiten we een handelszaak of niet? Dat moet worden afgewogen, want dat is iemands boterham. Daarover gaat het debat hier niet.


Franky Demon CD&V

Er is een groot probleem, mijnheer D’Haese. U vraagt waar de vooruitgang zit? Geef nu toch eens toe dat we nu preventief kunnen zeggen: deze zaak gaan we niet openen. Vroeger moest er van alles gebeuren, in het strijkatelier, bij de barbier, maar nu kan dat preventief. U kunt toch niet zeggen dat dit geen vooruitgang is.


Christoph D'Haese N-VA

Ik ben echt niet overtuigd. We moeten de man van het strijkatelier of de kapperszaak eerst een aangetekende brief sturen.

Is dat nog eens veranderd, mevrouw de minister?

Ik heb dat al gevraagd, maar u wou daar niet op ingaan. Lees een van de amendementen na.


Annelies Verlinden

(…)


Christoph D'Haese N-VA

Dat is geactualiseerd, mevrouw de minister. Antwoordt u mij straks eens op de vraag hoelang het duurt? Geef mij eens alle termijnen die in uw wet staan.


Franky Demon CD&V

Het is toch logisch dat, als men preventief wil sluiten, het iets langer duurt dan wanneer er al een feit is gebeurd. U moet ook een beetje eerlijk zijn, mijnheer D’Haese.


Ortwin Depoortere VB

Dit debat verloopt een beetje verhit, maar als voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken wil ik benadrukken dat ik wel heel tevreden ben over het debat dat we over verschillende sessies heen hebben gevoerd. Ik denk dat dit ook wel eens mag worden gezegd, ook voor de leden die zich actief in de commissie inzetten.

Dat gezegd zijnde, wie zou er iets kunnen hebben tegen het principe van bestuurlijke handhaving? Over alle partijgrenzen heen was en is het duidelijk dat het water de burgemeesters tot aan de lippen staat. Er is een ketenaanpak nodig, waarbij burgemeesters - het gezagsniveau dat het dichtst bij de burger staat - genoeg middelen krijgen om de georganiseerde criminaliteit en witwasserij tegen te gaan. Ik vrees echter dat dit wetsontwerp een lege doos zal blijven omdat het zoveel voorwaarden inbouwt. Ik erken wel dat de bedoeling goed is en dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de privacy en de rechten van de burger enerzijds en anderzijds het feit dat men de noodzakelijke instrumenten moet kunnen gebruiken om de misdaad aan te pakken.

De hoeksteen van uw bestuurlijke handhaving is het koninklijk besluit waarin die gevoelige economische sectoren worden bepaald aan de hand van een risicoanalyse, maar dan stellen er zich toch enkele vragen. Op basis waarvan zal dat koninklijk besluit worden opgesteld? Start men van een nulmeting of heeft men al bepaalde sectoren in het vizier? Welke criteria worden in dat opzicht gehanteerd? Wanneer zal dat koninklijk besluit worden herzien? Is het mogelijk om dat jaarlijks te doen? Moeten de gemeenten dan bij elke wijziging allemaal worden ingelicht? Ik neem aan van wel, want anders kunnen ze niet verder met hun bestuurlijke handhaving.

Zoals collega D'Haese al heeft gezegd, wordt de risicoanalyse gebaseerd op het advies van de DIOB, advies dat trouwens niet bindend is. De experts van de DIOB die dat advies formuleren, hebben toch toegang tot die databanken? Ze hebben via de verbindingsmagistraat toch een link met het gerecht? Ik vind het niet logisch dat het advies van een DIOB niet-bindend zou zijn. Ik zou het veel logischer vinden mocht het oordeel van de DIOB net wel een goed onderbouwd advies zijn dat bindend zou kunnen zijn. Is het niet beter om de DIOB in haar waarde te laten en het advies bindend te maken?

Ten tweede, welke middelen zult u uittrekken om de DIOB uit te bouwen? De heer D'Haese sprak van een aantal personeelsleden, maar dat is uiteraard veel te weinig om dat in de praktijk op een goede manier uit te rollen. In het voorliggend ontwerp blijft het echter een beetje donkerblauw kijken. Ik weet niet waar het de volgende jaren naartoe gaat. De samenstelling van de DIOB wordt dus nogal rigide vastgesteld. Zal er een evaluatie worden uitgevoerd om die samenstelling eventueel te wijzigen, de personeelsformatie uit te breiden en vooral de DIOB te decentraliseren?

Nogmaals, ik ga uit van de goede bedoelingen om een instrument te ontwerpen dat de lokale besturen in staat moet stellen om tegen ondermijnende criminaliteit op te treden. Over de noodzaak van een dergelijk instrument zijn wij het allemaal eens, maar uw wetsontwerp is – het spijt mij dat te moeten vaststellen – een typisch Belgisch compromis dat ertoe zal leiden dat kleinere gemeenten wel een beroep zullen kunnen doen op expertise, maar waardoor grotere en middelgrote gemeenten – ik wil geen limitatieve opsomming maken, maar kijk bijvoorbeeld naar middelgrote steden als Aalst of Mechelen – geen flexibel instrument zullen hebben om dit soort criminaliteit ten gronde aan te pakken. De lokale besturen die weet hebben van zaken waar er onfrisse zaakjes plaatsvinden of waarvan zij vermoeden dat er geld wordt witgewassen, zullen immers eerst heel wat adviezen moeten opvragen. Dat geeft weinig blijk van vertrouwen in de gemeenten.

Mevrouw de minister, mijn collega's hebben al veel gezegd, maar ik zal u zeven redenen geven waarom de Vlaams Belangfractie het wetsontwerp niet zal goedkeuren.

Ten eerste, het wetsontwerp zal volgens ons leiden tot een tragere aanpak, door de omslachtige procedure met DIOB en de langere termijnen. De procedure van het integriteitsonderzoek zal langer duren als burgemeesters deze wetgeving moeten volgen, waardoor ze minder krachtdadig zullen kunnen optreden.

Ten tweede, er is grote onduidelijkheid over de budgetten van DIOB, over de personeelsformatie van DIOB.

Ten derde, DIOB kan mogelijk hulp bieden voor kleinere steden, maar de grotere steden, met een eigen cel bestuurlijke handhaving, hebben daaraan weinig en riskeren tijdsverlies.

Ten vierde, de wet voert de verplichting in om een advies van DIOB te verkrijgen voor het weigeren, schorsen of opheffen van een vestigings- of uitbatingsvergunning of voor het sluiten van een inrichting. Eigenlijk zou dat hooguit een mogelijkheid mogen zijn, op basis van vrijwilligheid en geen verplichting.

Ten vijfde, het principe om via een koninklijk besluit een beperkte lijst te creëren van economische sectoren en activiteiten is volgens ons meer een rem dan een oplossing. Iedereen weet dat criminaliteit kruipt waar het niet gaan kan, dus waarom zouden wij dit moeten limiteren vanuit wetgevingstechnisch vlak?

Ten zesde, het toepassingsgebied van deze wet zou moeten worden uitgebreid tot overheidsopdrachten, concessies en diensten, subsidies en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is.

Ten zevende en ten slotte, er is het feit dat in het ontwerp de beslissingsbevoegdheid niet bij de burgemeester ligt, maar bij het college van burgemeester en schepenen. Mevrouw de minister, de burgemeester heeft een aantal prerogatieven op het vlak van openbare veiligheid en bestuurlijke politie. Het is ons inziens een gevaarlijk precedent om die beslissingsbevoegdheid uit te breiden.

Mevrouw de minister, u merkt het aan mijn discours, het Vlaams Belang kan achter het principe staan om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken, om die bestuurlijke handhaving efficiënt uit te rollen in dit land, maar wij zijn er allerminst van overtuigd dat u met dit wetsontwerp deze doelstellingen kunt verwezenlijken.


Franky Demon CD&V

Collega's, de laatste jaren worden we steeds vaker geconfronteerd met driest geweld binnen het drugsmilieu. Georganiseerde misdaadbendes voeren een nietsontziende drugsoorlog. We moeten die bendes op alle mogelijke manieren bestrijden.

De minister van Binnenlandse Zaken, Annelies Verlinden, heeft reeds verschillende maatregelen genomen om die strijd tegen de georganiseerde drugsbendes op te voeren, namelijk de aanstelling van een nationaal drugscommissaris die de strijd tegen de drugs moet coördineren, een versterking van de capaciteit van de federale gerechtelijke politie, in het bijzonder die van Antwerpen, en de oprichting van een havenbeveiligingskorps. Daarenboven investeert de minister van Financiën, Vincent Van Peteghem, in de douane door de aankoop van nieuwe scanners en de aanwerving van 108 bijkomende douaniers voor de haven van Antwerpen.

De strijd tegen de georganiseerde misdaad voeren we echter op verschillende fronten tegelijkertijd. De onderwereld tracht in ons economische weefsel te infiltreren om het misdaadgeld te kunnen witwassen. Tavernes zonder zaken, kapsalons zonder kappersstoel, nagelsalons die even snel opduiken als verdwijnen. Onze lokale besturen krijgen dergelijke malafide praktijken vaak het eerst op de radar. Het huidige wettelijke kader staat hen echter onvoldoende toe om hiertegen daadkrachtig en preventief op te treden.

Dit wetsontwerp inzake bestuurlijke handhaving creëert een wettelijk kader op basis waarvan de lokale besturen preventief zullen kunnen optreden en de georganiseerde misdaad zullen kunnen tegengaan. Lokale besturen krijgen de mogelijkheid om een doorgedreven integriteitsonderzoek te voeren naar inlichtingen binnen bepaalde economische sectoren en activiteiten. Die sectoren worden bepaald in een politieverordening, op basis van een door de Koning vastgestelde lijst van sectoren.

Het wetsontwerp voorziet tevens onder de vorm van het integriteitsonderzoek in een noodzakelijke overdracht van gegevens. Op basis van het resultaat van het onderzoek zal het lokale bestuur een vestigings- of uitbatingsvergunning weigeren, schorsen of opheffen dan wel kunnen beslissen om de inrichting in kwestie te sluiten.

Met de oprichting van de DIOB en de wettelijke verankering van de ARIEC's, die worden uitgebreid naar elk gerechtelijk arrondissement, wordt bovendien voorzien in voldoende ondersteuning van de lokale besturen bij de uitvoering van het integriteitsonderzoek.

De DIOB zal op regelmatige tijdstippen analyses maken van de maatschappelijke evoluties inzake ondermijnende criminaliteit. Die analyses moeten dienen als advies bij de opmaak van de lijst met de te viseren economische sectoren.

Met de bestuurlijke dwangsom en de bestuurlijke verzegeling creëren wij een instrumentarium om de genomen beslissingen ook effectief af te dwingen. Collega’s, wij spreken in het Parlement reeds verschillende jaren over de bestuurlijke handhaving. Net zoals verschillende collega's over de grenzen van meerderheid en oppositie heen is onze partij reeds lange tijd vragende partij voor dit wettelijk kader.

Ik heb hier minister Geens, minister Jambon en minister De Crem meegemaakt. Zij legden tijdens vorige legislaturen reeds voorstellen op tafel. Ook tijdens deze legislatuur werd door de Kamerleden een bijgewerkte versie van de teksten ingediend. Die verschillende teksten, maar in het bijzonder ook de ontvangen adviezen daarover, vormden het vertrekpunt op basis waarvan de huidige minister van Binnenlandse Zaken haar werkzaamheden heeft voortgezet.

Het respect voor de rechten en vrijheden van eenieder is cruciaal. Het ontwerp diende daartoe dan ook de nodige waarborgen te voorzien. Er worden bijvoorbeeld door sommige collega's vragen gesteld bij de noodzaak om de integriteitsbeoordeling steeds per sector te moeten doen. De Raad van State wees er echter duidelijk op dat die beoordeling een substantiële waarborg is om de niet-discriminatoire aard van deze wetgeving te waarborgen.

Niemand beweert dat het wetsontwerp dat we vandaag bespreken perfect is. Het is het resultaat van een politiek compromis, daar ben ik eerlijk over. De minister van Binnenlandse Zaken gaf tijdens de bespreking in de tweede lezing zelfs duidelijk aan dat de tekst er waarschijnlijk anders had uitgezien als ze die helemaal naar eigen goeddunken had mogen schrijven. Dat wil echter niet zeggen dat we niet tevreden mogen zijn met het resultaat. Het is namelijk een belangrijke stap voorwaarts. Op geen enkele manier heeft het de bedoeling om de bestaande rechtsgronden te vervangen of om er afbreuk aan te doen. Het geeft lokale besturen meer middelen dan ze vandaag voorhanden hebben. We spreken hier niet over het reactief optreden tegen bepaalde vormen van overlast op het openbaar domein. Het gaat hier om het preventief verbieden van het uitoefenen van economische activiteiten, ondanks het feit dat er niet onmiddellijk overlast op dat openbaar domein is.

In de commissie hebben we uitvoerig over dit wetsontwerp gesproken. Het klopt wat de voorzitter zegt. Het was een sereen, correct debat. Vanuit de steden en gemeenten kwamen gedurende het proces opmerkingen en voorstellen bij de teksten. Om tegemoet te komen aan een aantal van de daarin aangehaalde bezorgdheden, diende ik een aantal amendementen in om het ontwerp nog te verbeteren binnen de daartoe beschikbare politieke manoeuvreerruimte.

Zo hebben we ervoor gezorgd dat een gemeente bij het vastleggen van de economische sectoren en activiteiten in de politieverordening ook geografisch kan differentiëren, met name door te bepalen dat bepaalde economische sectoren en activiteiten enkel zullen worden onderworpen aan een integriteitsonderzoek binnen een bepaald deel van het grondgebied. Daardoor vermindert de werklast van de gemeenten. In dezelfde zin hebben we de verplichting om de uitbaters van de betrokken inrichtingen individueel in kennis te stellen van het integriteitsonderzoek geschrapt. Aangezien de politieverordening steeds zal worden bekendgemaakt, zullen de uitbaters al op de hoogte zijn, wat een individuele kennisgeving overbodig maakt.

De bijkomende instrumenten in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit waarin dit wetsontwerp voorziet, moeten zo spoedig mogelijk ontplooid worden en ter beschikking gesteld van de bestuurlijke overheden, opdat zij net als de gerechtelijke overheden nog beter kunnen optreden tegen malafide handelszaken waar bijvoorbeeld geld wordt witgewassen.

Voor onze fractie is het belangrijk dat de lokale besturen voldoende begeleid en ondersteund worden bij de implementatie van deze wetgeving. Daar is een rol weggelegd voor de ARIEC's.

Tot slot, cd&v pleit voor een transversale aanpak van de georganiseerde criminaliteit, de drugscriminaliteit in het bijzonder. Dit wetsontwerp is wat ons betreft een zeer belangrijke schakel in de aanpak. Wij zullen het dan ook met overtuiging steunen. En ja, mijnheer D'Haese, Brugge is als derde grootste centrumstad van Vlaanderen tevreden met dit wetsontwerp. Wij zullen het voor de volle 100 % steunen.


Vanessa Matz LE

Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, nous savons que les phénomènes de sécurité les plus menaçants pour notre sécurité intérieure ont largement évolué. Il y a quelques années, les vols dans les habitations, les vols à main armée ou encore les escroqueries classiques étaient logiquement la priorité des services de police sur le plan judiciaire. Aujourd’hui, les menaces principales sont notamment la criminalité organisée au sens large et, plus particulièrement, le trafic de drogues. En effet, les narcotrafiquants font peser une menace grave sur notre sécurité et notre État de droit. Les moyens colossaux dont ils disposent leur permettent de se développer rapidement et de gangréner progressivement notre société en tuant, menaçant, corrompant tout ce qui fait obstacle: dockers, douaniers, policiers et, demain, magistrats ou responsables politiques. De plus, ils installent des zones de non-droit.

Dans ce contexte, le port d’Anvers est devenu la principale porte d’entrée du trafic de cocaïne et de certaines substances illicites en Europe, avec tout ce que cela suppose. Dans le cadre du dossier Sky ECC, qui a permis de décrypter plus d’un milliard de données échangées, dans le milieu criminel et, plus particulièrement, dans celui des narcotrafiquants, la police judiciaire a pu saisir, en 2022, 90 tonnes de cocaïne pour une valeur marchande de plus de 5 milliards d’euros, mais aussi des revenus ou des gains criminels – argent liquide, bijoux, voitures, vêtements de luxe, chevaux de course –, le tout pour une valeur marchande de plus de 72 millions d’euros. En 2022, la quantité totale de cocaïne saisie sur notre territoire était de 120 tonnes.

Malgré ces saisies records, la marchandise reste disponible sur le marché européen avec un prix qui n’augmente pas, ce qui signifie qu’il y a suffisamment de cocaïne qui rentre sur le territoire européen. Il est donc très urgent de se doter de moyens de combattre efficacement le crime organisé, car plus il se développe, plus il sera difficile de l’éradiquer une fois qu’il aura atteint son objectif – cela commence à travers un système de corruption organisée.

Face à cela, nous avons besoin de moyens, de policiers, de policiers spécialisés, de magistrats de parquet, de magistrats du siège pour lutter efficacement contre cette criminalité organisée.

C'est dans ce contexte qu'avec mon groupe, nous déposons, à chaque exercice budgétaire, des amendements afin de doter la police judiciaire fédérale et les polices locales de moyens financiers supplémentaires, qui sont nécessaires au recrutement de personnel et à l'acquisition de matériel et de compétences technologiques.

Toutefois, ces amendements ont été systématiquement rejetés par les partis de la majorité. Pourtant, au cours de la précédente et de la présente législatures, les secteurs de la police et de la magistrature ont lancé de vibrants appels au secours. Les 11 et 17 mai 2022, le Parlement a entendu l'ensemble des membres du Collège des procureurs généraux, le procureur fédéral, le commissaire général de l'époque ainsi que l'ancien directeur général de la police judiciaire. Cette audition a été organisée à la demande de magistrats, ce qui est une première. Tous ont déploré la situation catastrophique dans laquelle se trouve la police fédérale dans son ensemble, et en particulier la police judiciaire fédérale.

Je me permets, à titre d'introduction, de reprendre certaines de leurs déclarations. Frédéric Van Leeuw a déclaré que le dossier Sky ECC avait mis à jour une série de problèmes de vulnérabilité de notre système dont on a déjà parlé lors de la commission Attentats. Vu le nombre d'informations récoltées dans ce dossier, le risque est qu'on utilise tous les lits de soins intensifs et que le système s'écroule, étant donné que les policiers sont déjà épuisés avec les maigres capacités dont ils disposent.

Ignacio de la Serna disait ceci: "Si nous sommes venus vous voir, c'est en désespoir de cause, parce que nous faisons le constat tous les jours que nos enquêtes en matière de criminalité grave et organisée, économique et financière lourde, n'avancent plus ou pas assez, et qu'on passe son temps à faire des priorités et à laisser tomber des dossiers importants. Le problème dont il s'agit est le financement de la PJF. On est dans le brouillard. La demande, c'est le refinancement, c'est tout. Cela fait un an que la demande est faite auprès des autorités mais il n'y a rien qui change: on parle dans le vide et on ne nous entend pas."

Eric Snoeck: "Nous avons perdu une capacité d'environ 1 000 enquêteurs équivalents temps plein sur vingt ans pour traiter effectivement les dossiers."

Mark De Mesmaeker disait: "Je rappelle le sous-financement structurel relatif au fonctionnement journalier de la police fédérale." Et d'ajouter: "En 2021, il y a eu une coupe préférentielle de 0,89 %. De 2022 à 2024, la coupe budgétaire était identique aux autres SPF, soit 1,11 %. De 2021 à 2024, ces coupures budgétaires font disparaître environ 50 millions par an du budget de la police fédérale. À cela s’ajoutent les coûts de la NAPAP. Il y a eu au fur et à mesure une disparition partielle des crédits pour financer le personnel de la police fédérale qui a décidé de rester. La police fédérale doit prévoir une compensation en interne.ʺ Et de conclure: ʺSur quatre années, il y a eu une perte de 212 millions. Les 310 millions prévus au moment de l’entrée en fonction sont affectés par ces montants.ʺ

Pour notre mouvement, il est évident que la logique de sous-financement structurel de la police fédérale doit enfin cesser. Nous devons mener la guerre au milieu de la drogue. Ni le gouvernement précédent ni l’actuel n’ont toutefois pris la mesure de la menace. C’est dans ce cadre que s’inscrit le présent projet. Je ne vais pas revenir sur ce qu’il contient ou pas. Nous avons déjà eu l’occasion d’en débattre très largement en commission. Je voudrais juste vous dire deux choses par rapport à ce projet. Nous avons l’impression, et c’est un peu plus qu’une impression, que c’est une usine à gaz et que c’est un emplâtre sur une jambe de bois.

Pourquoi une usine à gaz? On voit l’ampleur de la tâche qui attend notamment les bourgmestres pour tenter de répondre à ce projet de loi. Le projet a été un tout petit peu amélioré en cours de route grâce notamment à un amendement que nous avions déposé et qui a été repris par la majorité. Tant mieux, c’est à cela que ça sert! Cet amendement prévoyait de limiter le contrôle sur des zones géographiques et non pas sur un secteur sur l’ensemble d’une commune. On s’imaginait l’ampleur que cela pouvait avoir d'effectuer plusieurs centaines et parfois plusieurs milliers de contrôles, par exemple dans le secteur horeca dans des grandes villes de notre pays. Le fait d’avoir déjà restreint ce champ pour mener ces enquêtes est une bonne chose. Nous avons souligné le fait qu’on devenait un tout petit peu plus raisonnable au lieu de devoir entamer, au nom du principe de non-discrimination que nous soutenons évidemment et parce qu’on voudrait s’attaquer à un établissement en particulier du secteur horeca, un contrôle du secteur horeca sur l’ensemble d’une commune. C’était complètement démentiel. Nous avons respecté avec notre amendement non seulement le principe de non-discrimination mais aussi celui d’une plus grande efficacité.

Il reste que ce projet donne des moyens complémentaires aux bourgmestres. Mais en ont-ils besoin? N'ont-ils pas besoin que l'on renforce plutôt leur police locale, le matériel spécialisé de la police, l'accès à des techniques de pointe contre le crime organisé qui, lui, dispose de moyens colossaux?

Pourquoi un emplâtre sur une jambe de bois? Il y a évidemment l'ampleur des enjeux. La mesure apparaît anecdotique. Quand nous entendons d'autres collègues, singulièrement de la majorité, nous dire que, même s'il n'est pas parfait, ce projet va tout de même aider beaucoup, nous ne comprenons toujours pas en quoi ce projet soutiendra la lutte contre les trafiquants de drogue. M. Thiébaut disait tout à l'heure que ce n'est pas l'ensemble des bourgmestres qui est contre ce dispositif. En tout cas, c'est la première fois que j'entends un bourgmestre se prononcer en faveur. Je le dis avec la plus grande honnêteté. Je ne veux pas dire que ce sont tous les bourgmestres mais je n'en ai pas entendu – qu'ils soient bourgmestres de grandes villes, villes moyennes ou petites communes – un seul dire qu'au fond, ce projet-là…

Que cela ne vous embête pas car vous ne vous en servirez pas, je peux comprendre. Mais de là à dire que c'est un outil complémentaire dans la lutte contre le trafic de drogues, je pense que ce n'est pas tout à fait exact. Ce que nous voulons – et ce que les bourgmestres veulent ainsi que les responsables de la police – c'est qu'on réinvestisse massivement dans la police. Ces vingt dernières années, le budget de la police fédérale a été amputé d'une somme totale d'environ 400 millions d'euros. Ce sous-financement structurel a un impact important sur les effectifs et les moyens de la police. Le cadre fixé en termes d'effectifs n'est actuellement pas respecté. On estime que la police intégrée accuse un déficit d'effectif de près de 3 684 policiers.

Il faut donner à la police judiciaire les moyens en personnel qualifié et en matériel de pointe pour prévenir et traquer les narcotrafiquants. Il faut, dans un premier temps, stabiliser les effectifs de la police judiciaire en remplaçant tous les départs, estimés entre 250 et 300 collaborateurs par an, et, dans un deuxième temps, augmenter progressivement mais rapidement la capacité à la hauteur de minimum 1 000 équivalents temps plein par rapport à la situation actuelle.

Il faut aussi examiner la possibilité d'autoriser la police judiciaire à utiliser des techniques spéciales et très encadrées: procédures d'infiltration, méthodes de recherche spéciale, utilisation de provocations policières, etc. pour lutter contre cette criminalité organisée sous la surveillance étroite des magistrats et d'organismes de contrôle indépendants.

Il faut transformer l'Agence de l'Union européenne pour la coopération des services répressifs en un véritable FBI européen en étendant son mandat et en lui donnant les moyens à la fois humains et financiers pour s'attaquer à la criminalité transfrontalière et transnationale (mafia, trafic de drogue, terrorisme, cyber-harcèlement, etc.) ainsi qu'aux logiciels espions.

Nous regrettons que la ministre n'ait pas pu répondre à la question précise de l'impact budgétaire que ce projet de loi aura non seulement sur les finances de la police fédérale – dont on vient de dire qu'elle est exsangue – mais aussi et surtout sur les finances des pouvoirs locaux. Je suis étonnée que le bourgmestre, qui se dit enchanté par le projet, ne l'ait pas souligné.

Nous l'avons répété en commission, donner des moyens complémentaires aux bourgmestres est une chose mais il faut s'assurer qu'ils soient financés à hauteur de l'effort qui sera demandé aux communes. C'est à nouveau la même chose, c'est l'autorité fédérale qui décide et les communes n'ont qu'à se débrouiller pour mettre en œuvre ses différentes recommandations.

C'est la raison pour laquelle nous avions déposé un amendement demandant à la Cour des comptes une évaluation de l'impact budgétaire de ce projet sur les finances de la police fédérale et des pouvoirs locaux. Nous nous réjouissons que l'amendement ait passé la rampe du Conseil d'État. Espérons qu'il sera intégré dans le présent texte car la question n'est pas anodine.

Lutter contre la drogue, oui! Mais il nous semble que ce n'est pas l'outil ad hoc ou que ce n'est pas exactement ce qu'il faudrait dans l'ajustement pour lutter contre la drogue. Si, en plus, cela coûte à la police fédérale et aux pouvoirs locaux et que les démarches administratives en deviennent colossales parce qu'ils ne s'en sortent pas dans ce projet de loi – qui reste relativement une usine à gaz –, on aura complètement loupé l'objectif!

Dans l'intervalle, on attend toujours les scanners pour les containers et du renfort en personnel au port d'Anvers. On attend évidemment aussi du renfort dans les grandes villes parce que, si la source du trafic de drogue est à Anvers, on sait que ce trafic a lieu partout, dans toutes les communes. En attendant, je pense que l'on passe complètement à côté de l'objectif. On a passé un temps fou à examiner ce projet qui semble, au départ, être une intention louable mais qui passe complètement à côté de l'objectif essentiel. Il faut y aller avec des moyens. Sans moyens, sans magistrats, on n'y arrivera pas. On sait ce qu'un magistrat, un policier complémentaire rapporte dans ce type d'affaires, et on a largement de quoi financer ce qui nous manque en termes d'effectifs policiers et d'effectifs au niveau de la magistrature.

Vous aurez compris, chers collègues, que pour toutes les raisons que je viens d'évoquer, notre groupe votera contre ce projet.


Éric Thiébaut PS | SP

Madame la présidente, je suis surpris parce que ma collègue a l'air de prétendre que je suis le seul bourgmestre de Belgique à soutenir le texte. Dans mon groupe, nous sommes déjà sept bourgmestres. Il y a au moins une vingtaine de bourgmestres ici qui vont le soutenir. Je vous assure, madame Matz, que je ne suis pas tout seul.


Vanessa Matz LE

J'ai entendu certains bourgmestres de la majorité. Ils sont évidemment obligés de soutenir le texte par loyauté, mais ils se demandent à quoi cela va servir de manière complémentaire. Ils l'ont dit dans les débats, de manière assez détendue.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Madame la présidente, avec mon groupe, j'ai pu, à de nombreuses reprises, interpeller le gouvernement sur la nécessité de lutter sérieusement contre le trafic de drogue et la criminalité organisée. Nous avons relayé les demandes de la police judiciaire fédérale et de la Justice pour plus de moyens et nous avons aussi relayé les inquiétudes et l'insécurité ressenties par la population dans nos villes, notamment dans la mienne, Bruxelles, face à l'augmentation des violences.

Trop souvent, on constate que, face aux cartels et au crime organisé, le gouvernement va s'attaquer aux petits, par exemple en organisant des raids policiers autour de la gare du Midi pour arrêter des migrants et des sans-papiers qui seront relâchés un peu plus tard. Pour notre part, nous voulons un vrai changement de stratégie afin d'offrir aux services des moyens pour chercher les barons de la drogue. En effet, pendant qu'on s'en prend aux petits poissons, les gros profitent bien des milliards qu'ils accumulent sur le dos de la population. Et on les arrête très rarement.

Un moyen pour chercher cet argent et tous ces criminels est, par exemple, la levée du secret bancaire, que nous demandons depuis des années. Je pense aussi au renforcement des sections ECOFIN de la police judiciaire fédérale et de l'administration fiscale. Ce projet de loi ne va pas dans le bon sens. Il consiste à conférer aux communes le pouvoir de chercher et de poursuivre les infractions. Or c'est en principe le travail de la justice, et pas d'une autorité communale. On ne peut pas demander à nos communes, qui manquent déjà de moyens et qui sont déjà surchargées, de s'attaquer à des organisations criminelles internationales, alors qu'on n'investit rien ou, en tout cas, pas grand-chose, dans les services qui sont censés s'en occuper.

Cette tendance à confier de plus en plus de pouvoir aux autorités administratives est dénoncée depuis des années par la société civile et les acteurs de terrain. C'est le cas de ce projet, qui n'est même pas bien accueilli par ceux qui seront chargés de l'appliquer, à savoir les communes elles-mêmes. Eh oui! On peut dire ce qu'on veut dans cet hémicycle, mais les faits sont là! Ainsi, l'Union des villes et communes de Wallonie nous dit: "Ce système dépasse sensiblement le cadre normal d'action des pouvoirs locaux. Cette prérogative doit être laissée à l'ordre judiciaire." Idem du côté de Brulocalis, qui indique que ce projet sera inopérant sur ce terrain. Les communes n'ont tout simplement pas les moyens de l'appliquer. En plus d'être inapplicable, ce projet viole la séparation des pouvoirs. Je cite: "Il est nécessaire d'octroyer en priorité des moyens financiers et humains au parquet, à la justice et à la police fédérale. Déléguer les missions qui incombent à ces acteurs vers les pouvoirs locaux n'est pas une solution pérenne pour remédier à ces problèmes structurels." Idem pour les communes flamandes, qui ont dit exactement la même chose.

L’Institut fédéral des droits humains n’en veut pas non plus pour les mêmes raisons. Bref, il n’y a aucun soutien pour ce projet. On peut dire ce que l’on veut ici mais, officiellement, il n’y a pas de soutien pour ce projet. Face à ce constat, pour ne pas renforcer la Justice pour faire ce travail, la police judiciaire fédérale demande 1 000 enquêteurs, ce gouvernement n’en prévoit que 400 – en tout cas, il n’en annonce que 400.

On sait qu’on n’a aussi que trois ou quatre personnes pour lutter contre le trafic d’armes illégales, alors qu’on a entre 100 000 et un million d’armes illégales sur notre territoire. C’est quand même scandaleux, madame la ministre. Ce n’est pas une fourchette, c’est un râteau. On devrait au moins avoir un chiffre cohérent et correct. On n’en est pas capable parce qu’on n’a pas le personnel.

Les douanes au port d’Anvers ne peuvent scanner que 1 % des containers pour trouver de la drogue. Notre administration fiscale a été vidée de son personnel. C’est en renforçant tous ces services qu’on pourra s’en sortir, pas en bradant la démocratie et en transférant la charge vers les communes. Ce que l’on voit ici avec ce projet, c’est vraiment de ne pas voir en face le problème. On a un éléphant dans la pièce et on est en train de courir derrière la souris, jusqu’au moment où on se prendra le mur.

Il y a des choses claires à mettre en place pour lutter contre la criminalité organisée et contre le trafic de drogue. Les gens du terrain, la police judiciaire et la Justice le disent. Vous venez avec quelque chose que personne ne veut ni n’accepte. En effet, c’est difficilement applicable sur le terrain. Mais, surtout, quand les communes vont s’occuper de ces dossiers, il faudra faire des recherches, mettre en place des heures de travail. Pourquoi n’investissons-nous pas ces heures dans la Justice afin qu’elle fasse ce travail? Pourquoi encombrer les communes avec ce travail? Si on doit amener du personnel supplémentaire pour le faire, pourquoi ne met-on pas ce personnel là où il doit être – dans la Justice? Je ne comprends pas cette logique.

Si on veut vraiment combattre le trafic de drogue et le crime organisé, il faut y répondre de manière efficace. Ici, on n’a ni efficacité ni perspective pérenne et structurelle pour lutter contre la drogue.

Les acteurs de terrain vous disent ce dont ils ont besoin, et vous, vous répondez à côté. Dès lors, je ne comprends pas l'objectif de ce genre de projet de loi, tout comme je n'ai pas compris la descente à la gare du Midi. Quel est l'objectif? Est-ce faire de la politique et répondre aux préoccupations des citoyens et aux problèmes auxquels on est confronté, ou bien est-ce faire de la communication et faire croire qu'on fait quelque chose? Si tel est le cas, cela ne sert à rien de faire de la politique, il faut être efficace! Et là, on est complètement à côté de la plaque.

Vous l'aurez compris, chers collègues, nous allons voter contre ce projet, parce qu'il ne répond pas aux besoins actuels pour assurer la sécurité de nos concitoyens.


Sophie Rohonyi DéFI

Madame la présidente, je suis heureuse qu'après tous ces renvois au Conseil d'État, nous puissions enfin débattre de ce projet de loi. Je pense qu'on a pu voir à quel point il était utile d'avoir cette discussion.

On l'a dit, ce projet de loi a pour objectif de conférer à nos communes une base juridique leur permettant de prendre des mesures destinées à empêcher que s'installe une forme de "criminalité déstabilisante", pour reprendre les termes contenus dans le projet, une criminalité susceptible d'affecter directement ou indirectement notre sécurité publique. Je ne reviendrai pas sur la base juridique en tant que telle, qui est inspirée d'un service similaire mis en place aux Pays-Bas, à savoir la loi Bibob.

Pour être très claire d'emblée, notre groupe reconnaît l'opportunité de l'objectif ici poursuivi, à savoir le maintien de l'ordre public au sein de nos communes, qui pourraient être et qui sont d'ailleurs déjà infiltrées par des groupes criminels qui font de nos communes leur véritable terrain de jeu. Il n'empêche que les plus fins juristes que compte cette belle assemblée savent que la légitimité d'un objectif ne suffit pas pour être acceptable et donc soutenu. Il faut, en outre, un équilibre. Cet équilibre, certains d'entre vous l'ont évoqué. Et malheureusement, je trouve qu'en l'état, cet équilibre ne se retrouve pas dans le projet de loi, et je vais expliquer pourquoi.

Premièrement, l'expérience néerlandaise que j'ai évoquée et dont s'inspire ce projet de loi est très peu étayée ici par des statistiques. En outre, comparaison n'est pas raison. Parce qu'elle est différente de celle des Pays-Bas, l'actualité de ces derniers mois et qu'on a évoquée tout à l'heure le démontre tristement et malheureusement, notre pays est progressivement devenu la proie de la criminalité organisée à grande échelle, en matière de trafic de drogue mais aussi en matière de trafic d'armes, puisque ces trafics s'alimentent l'un l'autre.

La situation des Pays-Bas n’est donc pas analogue à la nôtre en termes de profils de criminalité organisée. Il est vrai que les derniers ministres de l’Intérieur et de la Justice et les ministres actuels aiment s’inspirer de ce qui est fait aux Pays-Bas. C’est un peu la solution de facilité qui fait mouche auprès des ministres néerlandophones en particulier lorsqu’ils sont en charge de portefeuilles régaliens. Si l’on s’inspire de ce qui se fait à l’étranger, la prudence s’impose de la même manière que la prise en compte de nos effectifs réels. Or, madame la ministre, vous avez annoncé que vous alliez faire appel aux services de la police et de la justice pour composer cette fameuse direction, faisant ainsi fi, je suis désolée, du manque d’effectifs au sein de ces derniers. Certains d’entre nous l’ont rappelé.

Deuxième problème, c’est que, bien que vous vous en défendiez, ce projet de loi témoigne d’une certaine défiance vis-à-vis des pouvoirs locaux voire entend les culpabiliser. Un exemple, au sein de l’exposé des motifs, je cite : ʺPeut-on attendre d’un citoyen d’avoir confiance en l’autorité publique si celle-ci ne dispose pas de suffisamment de moyens légaux pour exclure des criminels de certaines activités économiques?ʺ. Or, ces moyens légaux existent déjà. Il y a plutôt un problème au niveau des moyens humains et matériels comme on a pu le dire parce que les communes, donc le pouvoir démocratique le plus proche du citoyen, assument en fait déjà nombre de missions qui pallient aujourd’hui l’absence ou la carence d’autorités supérieures et jouent ainsi déjà un rôle essentiel, nous sommes tous d’accord de le dire, en termes de lutte contre la criminalité.

Je me réfère à cet égard à plusieurs interventions de certains collègues qu’ils soient membres ou non de la majorité et qui précisaient en commission encore aujourd’hui que disposer de la capacité légale de poser certains actes administratifs ne signifie pas ipso facto que les villes et communes soient en mesure de l’accomplir au regard des moyens humains et budgétaires dont elles disposent. En effet, aujourd’hui, la réalité quelle est-elle? L’État fédéral est censé pleinement assumer ses missions par l’entremise de la police judiciaire fédérale ou de la police fédérale et ainsi épauler les communes.

Or, dans les faits, ce n'est pas le cas. Les acteurs de la justice et la police n'ont eu de cesse de nous le dire en commission lors des multiples auditions que nous avons eues depuis le début de cette législature.

Je crains que ce projet de loi ne soit pas la mesure attendue pour répondre efficacement – parce que c'est bien l'efficacité que l'on veut – à la grande criminalité. Il suffit de voir les trop nombreux transferts de charge qui sont aujourd'hui opérés du fédéral vers les communes et qui surchargent ainsi nos zones de police qui sont appelées à assumer de plus en plus de missions qui, pourtant, ne relèvent pas de leur compétence mais de celle du fédéral, et ce, bien évidemment et bien malheureusement, sans disposer d'une enveloppe budgétaire correspondant à l'augmentation de ces missions.

De nombreuses voix s'élèvent également pour dire que l'État fédéral organise – volontairement ou non, on jugera plus tard – un réel chaos à Bruxelles. Ce sont aujourd'hui les communes et les bourgmestres bruxellois qui ont à assumer la gestion quotidienne des crises que nous avons traversées, que nous traversons aujourd'hui et que nous risquons encore de traverser à l'avenir: la crise sanitaire; la crise de l'accueil; la lutte contre les réseaux mafieux liés au trafic de drogues et des armes ou encore la traite des êtres humains. Chers collègues, cette surcharge de travail pour les communes n'est tout simplement pas tenable sur le long terme. Il est grand temps aujourd'hui que l'État fédéral assume ses compétences essentielles pour la sécurité de nos concitoyens et concitoyennes.

Troisièmement, une question complémentaire à se poser concerne le risque de voir la criminalité organisée se déplacer vers des communes de plus petite taille, que les criminels identifieraient comme des maillons faibles. Des incertitudes juridiques demeurent par ailleurs, comme la responsabilité civile et pénale des bourgmestres et échevins dans l'hypothèse où une enquête d'intégrité venait à ne pas être effectuée dans les règles. Par ailleurs, l'Organe de contrôle de l'information policière a mis en évidence le fait que le bourgmestre d'une commune ne peut pas désigner sa propre police locale pour mener une enquête d'intégrité.

En conclusion, chers collègues, madame la ministre, les oppositions à ce texte sont nombreuses et nous semblent malheureusement justifiées. Au vu des enjeux que le texte soulève, vu aussi l'impact budgétaire considérable qu'il aura pour les communes, il me semble qu'il aurait été plus opportun – et même primordial – qu'un réel débat puisse être organisé lors des travaux en commission en présence des représentants des intéressés.

Vous l'aurez compris, chers collègues, madame la ministre, notre groupe se verra contraint de voter contre ce projet.


Annelies Verlinden

Mevrouw de voorzitster, geachte Kamerleden, graag dank ik u allen voor het debat vandaag over een heel belangrijke aangelegenheid, ook al hebben we het betreffende wetsontwerp al zeven keer in commissie behandeld, werd de bespreking ervan al voor de vijfde keer in plenaire vergadering aan de orde gebracht en werden er 57 amendementen ingediend, waarvan 11 van de meerderheid. Ik denk dus, mijnheer D'Haese dat u uw rekensommetje opnieuw moet maken, maar dat terzijde. Alleszins werden er ook amendementen goedgekeurd, omdat we niet te beroerd om teksten te verbeteren waar het kan en waar wij er draagvlak voor kunnen vinden. Daarop ga ik zo meteen nog even in.

In al de uiteenzettingen hoor ik soms expliciet, soms omfloerst dat wij de strijd tegen de georganiseerde misdaad en drugsgeweld samen en vooral multidisciplinair moeten aanpakken, willen we ter zake stappen vooruit doen. Ik herhaal wat ik al in commissie zei dat hetgeen nu voorligt, voor mij niet de enige magische oplossing zal bieden. Ik heb evenmin beweerd dat de voorgestelde tekst perfect is. Wel ben ik er rotsvast van overtuigd dat hij tot de oplossing kan bijdragen.

Mijnheer D'Haese, sta me toe u, die een lange redevoering hebt gehouden, erop te wijzen dat parlementsleden in twee categorieën opgedeeld kunnen worden. De ene categorie parlementsleden maakt intentieprocessen over onder andere het gebrek aan vertrouwen in de burgemeesters en klaagt aan dat dat er geen rekening wordt gehouden met de realiteit, dat men geen kennis heeft van wat er op het terrein gebeurt en dat men onderschat wat burgemeesters kunnen. Die categorie slaat ons ook om de oren met doembeelden dat er niets van zal terechtkomen, dat de tekst een papieren tijger is, dat de regelgeving veel te zwaar is en dat de termijnen niet haalbaar zijn. Een andere categorie in het Parlement wordt gelukkig – dat woord is voor mijn rekening – gevormd door doeners, door mensen die graag een deel willen zijn van de oplossing. Ik behoor graag tot die laatste categorie, zelfs al brengt de tekst niet de ideale wereld tot stand, niet die van u, maar dat verrast natuurlijk niet., maar ook niet mijn ideale wereld.

Dat heeft te maken met het feit dat we naar draagvlak zoeken. U drong daarop aan. Welnu, dat is precies wat ik de afgelopen maanden heb gedaan voor onderhavige tekst. Ik heb een draagvlak voor een regeling gezocht bij de zeven partners van de coalitie en ik hoef u niet te vertellen dat zulks niet evident is gelet op de verschillende meningen. Het stemt mij in ieder geval tevreden en enigszins hoopvol dat we er nog toch nog in slagen om voor moeilijke thema's en de aanpak ter zake, waarover de meningen uiteenlopen, een compromis te vinden en stappen vooruit te zetten.

Er is altijd wat argwaan. Zoals steeds wil iedereen verandering zien, maar niemand wil veranderen. Dat is ook hier het geval. Wij moeten erdoor. Als men een bijkomend instrument voor lokale besturen wil creëren, dan moet er een bijkomende context en een extra kader worden gecreëerd. Dat hebben we hiermee dan ook gedaan. Ik geloof in de rechtstaat en daarom doen we dat ook met respect voor zijn principes van proportionaliteit, non-discriminatie en privacy. Die waren absoluut cruciaal bij de totstandkoming van het wetsontwerp. Het zijn net die principes waarmee men tijdens de vorige legislatuur heeft geworsteld, waardoor er uiteindelijk geen eindresultaat uit de bus kwam. De principes kunnen immers zeer moeilijk met elkaar verzoend worden.

Dat is net datgene wat we nu wel hebben gedaan. Ik geef toe dat er ruimte zal zijn voor bijsturing. De wet Bibob in Nederland is ook geëvolueerd en gegroeid en dat uitgangspunt hebben we hiervoor gehanteerd. Ik denk dat ik daarom wel voor een stuk van de oplossing zorg en dat we met de regering bijdragen aan de oplossing, wat uw doembeelden en intentieprocessen daarover ook mogen zijn. U vergelijkt trouwens appels met peren. Het is soms de gemakkelijkste oplossing om kort door de bocht te gaan en de zaken op scherp te zetten. Ik meen echter dat u de context daarmee geweld aandoet. We creëren hiermee immers een bijkomend instrument om preventief op te kunnen treden. Ik ben ontgoocheld dat u de zaken anders voorstelt.

Op basis van artikel 135 kan de politie nu al in geval van overlast overgaan tot de sluiting van bepaalde activiteiten, weliswaar beperkt en burgemeesters verrichten op dat vlak al fantastisch werk. Zij hebben ook al een hele weg op dat vlak afgelegd en leveren nu na de rechtspraak van de Raad van State al puik werk op het vlak van motivering bij de opmaak van politieverordeningen en -reglementen. Ik ben de burgemeesters daar bijzonder dankbaar voor.

Maar hiermee bieden we de burgemeesters, die daarvoor trouwens vragende partij waren, een instrument om preventief op te treden. Men kan in de rechtstaat in Europa, waarin we leven, niet zomaar iemand preventief verhinderen om een economische activiteit waarmee geld wordt verdiend om zichzelf en zijn familieleden te onderhouden, te ontplooien. Wil men preventief economische activiteiten stilleggen wegens vermoedens of indicaties van witwaspraktijken of van drugsgeld, dan is voorzichtigheid geboden, des te meer aangezien Europa de vrijheid van diensten en goederen kent. Daarom dwingen de beginselen van onze rechtsstaat van proportionaliteit, non-discriminatie en privacy ons om een heel duidelijk kader te maken, wat burgemeesters en lokale besturen bij hun beslissingen ter zake moet helpen.

U argumenteert dat burgemeesters hun pappenheimers kennen en weten welke zaken ze moeten sluiten en hoe en daar twijfel ik geenszins aan. Maar zo werken die beginselen niet. Als men het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel op de problematiek moet toepassen, dan betekent het dat men mensen in gelijke categorieën gelijk moet behandelen, niet alleen omdat de burgemeester een buikgevoel heeft of omdat de burgemeester zijn pappenheimers kent, maar wel omdat er aanleiding is voor deze of gene behandeling.

Ik wijs erop dat de Raad van State in zijn omstandig advies, dat u ongetwijfeld gelezen hebt, zich positief heeft uitgelaten over de tekst. Hij stemde ook in – ik ga snel door uw amendementen – met een schorsing van de uitvoerbaarheid van de beslissing gedurende de termijn waarbinnen de partijen in uiterst dringende noodzakelijkheid naar de Raad van State kunnen gaan. Er is dus een beroep mogelijk en de rechten om een activiteit uit te oefenen, blijven gewaarborgd, uiteraard op risico van de exploitant. Dat is het evenwicht, dat we hebben gevonden. Ik ben dan ook teleurgesteld dat u ondanks uw ervaring en achtergrond appels met peren vergelijkt en het voorgestelde preventieve instrument beschouwt als een instrument om op te treden tegen inbreuken tegen de openbare orde.

Tijdens uw tussenkomst en daarnaast ook beweert u te spreken in naam van alle burgemeesters, alle adviesinstanties en alle betrokkenen. Ik zal niet ingaan tegen die pretentie. Ik was wel enigszins verrast dat u de laatste versie van onze teksten niet heeft voor ogen gehouden bij de voorbereiding van uw tussenkomst. We hebben wel degelijk rekening gehouden met de opmerkingen van de VVSG, maar ook van Brulocalis en de UVCW.

Zo hebben we de werklast in rekening gebracht door, bijvoorbeeld, te stellen dat territoriale differentiatie kan. In de hele stad of gemeente moeten niet alle kappers, alle wedkantoren of alle pizzeria’s worden onderzocht. Als er echter een aanleiding bestaat om in een bepaalde buurt op te treden, kan dit. Die vraag kwam van de VVSG en wij hebben hiermee rekening gehouden. Beweren dat wij blind of doof blijven voor wat lokale besturen ons zeggen, is niet fair. Zo wil ik niet aan politiek doen of zo wil ik dergelijke dossiers niet voorstellen. U doet maar, wij luisteren meer dan wat u hier doet uitschijnen.

Wat u blijkbaar niet wist, is dat wij de aangetekende brief die we initieel vroegen te schrijven naar de betrokkene hebben geschrapt. Wij hebben hiervoor gekozen omdat in het kader van deze procedure een vrij verstrekkend antecedentenintegriteitsonderzoek wordt gevoerd. Het betekent niet gewoon in ieders boeken kijken. We vinden dat normaal wanneer het gaat om criminelen en om mensen van wie we denken dat ze niet deugen. We vinden het echter veel minder normaal wanneer we dat doen bij mensen van wie we denken dat ze deugen.

Dit instrument maakt geen a priori onderscheid tussen mensen van wie lokale besturen denken dat ze deugen en diegenen van wie ze denken dat ze niet deugen. Dit onderscheid is onmogelijk, want anders zouden we net als de vorige minister van Binnenlandse Zaken zijn gestruikeld over de toepassing van die principes. Wij willen vooruit, soms met kleinere stappen dan we zouden willen, maar wel vooruit in de goede richting in die strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Mijnheer D’Haese, ik vind niet dat u zomaar kan zeggen dat wij geen vertrouwen hebben in de lokale besturen. Net omdat we de lokale besturen respecteren, willen we hen goed omkaderen. U roept hier iets naar aanleiding van meningen van bepaalde burgemeesters, maar er zijn ook burgemeesters in dit land die ons gevraagd hebben om hen zo goed mogelijk te beschermen. Als zij een verstrekkende beslissing nemen over het stopzetten, het schorsen of niet toelaten van activiteiten op een individuele manier, op basis van hun buikgevoel, dan zouden zij zich kwetsbaar kunnen opstellen. Ik wil niet dat zij zich kwetsbaar moeten opstellen tegenover de georganiseerde criminaliteit. Ik wil niet dat een burgemeester die een beslissing moet nemen rond georganiseerde misdaad geen entourage heeft. De DIOB die we hebben gecreëerd en het ARIEC dat we in elk arrondissement mogelijk zullen maken, helpen de burgemeesters daarbij.

Ik weet dat er burgemeesters zijn in grotere administraties die vandaag al aan bestuurlijke handhaving doen en dat er burgemeesters in kleinere gemeentes zijn met minder gemeentepersoneel, die die ervaring niet hebben, maar ik ben minister van Binnenlandse Zaken voor het hele land en het is mijn taak om de veiligheid in heel het land te garanderen. Ik wil geen waterbedeffect. Er is niets gemakkelijker dan de maatschappelijke zetel van de ene naar de andere gemeente te verplaatsen met een eenvoudige publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dan helpen we de veiligheid niet, maar creëren we een waterbedeffect en dan zou u mij hier zeker komen zeggen dat ik alleen maar luister naar de grote of middelgrote steden en gemeenten en de kleine lokale besturen aan hun lot overlaat. Dat wil ik uiteraard niet.

U hebt hier ook in algemene termen gesproken namens dé politie en hét parket. U doet maar, maar ik denk dat de waarheid vaak grijzer is dan wat u hier voorhoudt. Ik heb wel degelijk draagvlak gehoord bij het parket. Het parket is nauw betrokken geweest bij de uitwerking van dit wetsontwerp. Er is ook enthousiasme bij de politie voor onder meer de uitbouw van de ARIEC's, waardoor er meer politiecapaciteit kan worden ingezet, in nauw overleg met steden en gemeenten. U vroeg daarnet nogal laconiek wat ik dan zou doen, of ik al die mensen dan bij de lokale besturen zou wegplukken. Die doen vandaag al aan bestuurlijke handhaving. Wat we vandaag doen, is zorgen voor meer samenwerking en informatie-uitwisseling en een beter instrument bieden om overlast en drugscriminaliteit preventief tegen te gaan.

Een betere passage in uw uiteenzetting vond ik uw opmerking dat we beter met het Vlaamse niveau zouden moeten afstemmen. Il faut le faire. Begin dit jaar werden wij geconfronteerd met een tekst van de Vlaamse minister. Over die tekst valt nog een en ander te zeggen, maar dat valt niet binnen mijn bevoegdheid. Mocht de Vlaamse regering overtuigd geweest zijn dat dit al heel lang een probleem was, dan begrijp ik niet goed waarom ze dan in januari die tekst op die manier heeft gepresenteerd.

Het spreekt voor zich dat wij niet tegen samenwerking zijn. Ik ben de eerste om niet alleen hieromtrent, maar ook op andere vlakken te pleiten voor samenwerkingsfederalisme. Wij zullen geen twee DIOB's oprichten als dat niet nodig is, maar u weet dat we voor het delen van informatie een wettelijke basis nodig hebben en in dezen dus allicht een samenwerkingsakkoord.

Wij willen vooruitgaan, wij hebben die tekst opgesteld. Het Vlaams Parlement moet nog overgaan tot de behandeling van dat decreet. Ik weet niet of uw boodschap nu is om niets te doen op federaal niveau en te wachten tot Vlaanderen klaar is. Ik had van u eerder een andere boodschap verwacht.

Nog een keer, al hoor ik mijzelf in herhaling vallen: u zegt dat wij appels met peren vergelijken, naar aanleiding van artikel 135, paragraaf 2. U hebt dat gelezen, niet alleen in het advies dat wij gekregen hebben over ons ontwerp, maar ook in het advies dat de Raad van State recent uitgebracht heeft na uw eerdere reeks amendementen, die volgens u niet dilatoir waren maar die toch tot uitstel hebben geleid.

De Raad van State zegt heel duidelijk dat de algemene bestuurlijke politie nog altijd geldt en dat artikel 135 niet wordt uitgehold. Dat gaat over de aantasting van de openbare orde, waartegen een burgemeester preventief kan optreden. Dat is een preventieve maatregel, en het gaat dus om instrumenten die naast elkaar worden gebruikt. De burgemeester van Antwerpen heeft op geheel objectieve en neutrale manier gezegd dat hij met een Volkswagen reed, en dat hij nu een 2CV krijgt. Maar hij krijgt minstens een Volkswagen én een 2CV. Ik weet dat de ambitie groter is dan een 2CV maar het gaat hier om en-en, en niet om of.

Tot slot, u hebt een Sander Loonesachtige opmerking gemaakt over de budgetten. Wij hebben inderdaad in de jongste begrotingsdiscussie middelen ingeschreven voor de operationalisering van de DIOB. Na de definitieve goedkeuring van de wet zullen wij die middelen vrijmaken. De diensten zijn daar al mee aan de slag gegaan omdat wij vooruit willen en omdat wij niet willen wachten. Doen alsof wij met een lege zak komen om de DIOB mogelijk te maken, is gewoon niet correct. De budgetdiscussies zijn niet altijd gemakkelijk, dat begrijp ik zeker, maar er zijn wel degelijk bijkomende middelen vrijgemaakt.

Mevrouw Platteau, u vroeg of ik nog contact heb gehad met de burgemeesters en de lokale besturen. Naast alle andere opmerkingen, uiteraard. Wel, ik heb regelmatig overleg gehouden, onder meer met de algemeen directeurs van de lokale besturen. Uiteraard kan men daar van alles van vinden. Ik heb soms het gevoel: onbekend is onbemind.

Het is een nieuw instrument. Ik heb in het begin van de bespreking de vergelijking gemaakt met de gemeentelijke administratieve sancties. Die waren ook nieuw. Er moeten vaststellingsambtenaren en handhavingsambtenaren opgeleid worden. De mensen moeten in het systeem inrollen. Dat begrijp ik ook. Ik heb er respect voor.

Vandaar de vraag aan de FOD zo snel mogelijk van start te gaan met het voorbereiden van de werkzaamheden. Nu zomaar zeggen dat het nieuw is en dat het dus niet zal werken, zoals de doemdenkers zouden doen, is onterecht. Het is allicht niet de ideale wereld. Dat heb ik al gezegd. Maar het is allicht wel beter dan wat de doemdenkers en de non-believers er hier van maken.

Door ermee van start te gaan, zullen wij het kunnen optimaliseren. Ik weet niet precies wie zei dat wij een evaluatie moeten maken. Ik denk dat een jaar te kort is om het te evalueren, maar wij hebben wel voorzien om dat binnen twee jaar te doen. Evaluaties van beslissingen die worden genomen in het Parlement, kunnen trouwens op elk moment gebeuren. Dat lijkt mij dus evident en het lijkt mij ook evident dat de lokale besturen daarbij een grote partner zijn.

Monsieur Thiébaut, je veux vous soutenir en disant que j'ai en effet également entendu des messages de bourgmestres qui, comme vous l'avez dit, sont positifs et trouvent cela intéressant. Je crois que de nombreux bourgmestres et autorités locales sont demandeurs d'avoir plus d'outils pour se battre contre ce phénomène de criminalité déstabilisant. On a essayé de créer cet instrument. C'est toujours un peu à risque tant pour nous que pour l'administration mais l'option est d'aller de l'avant. C'est ce que nous voulons faire parce que nous ne voulons pas que nos villes et communes soient dominées par ces bandes organisées, cette criminalité organisée. Il faut travailler à chaque maillon de la chaîne et c'est ce que nous faisons ici.

Mijnheer Demon, u werd onderbroken door de heer D’Haese over de termijnen. Ook op dat vlak hebben wij de appelen en de peren opnieuw naast elkaar gelegd, omdat u procedure 135 vergeleek met de preventieve procedure die wij hier hebben. Wanneer ik een snelle calculatie maak van de procedure die wij doorlopen, stel ik vast dat wij binnen een termijn van ongeveer vijftig à tachtig werkdagen tot een beslissing kunnen komen. Dat is niet niks. Dat zie ik wel. Vandaag kan dat immers niet. U geeft aan dat zulks een probleem is. Vandaag kunnen dergelijke beslissingen echter niet worden genomen, is de informatie er niet en hebben de lokale besturen niet de informatie die centraal bij de DIOB zal worden verzameld. Er is tot op heden dus een eeuwigdurende termijn, want de beslissing kan niet worden genomen. De voorliggende termijn, waarmee wij opschuiven, is alvast een bespoediging.

Wij zijn er allemaal voorstander van om zaken zo snel mogelijk van de baan te hebben. Kan dat sneller, dan zullen wij dat sneller doen. Indien de systemen gerodeerd zijn en wij weten hoeveel aanvragen er ongeveer komen, kunnen wij perfect versnellen. Dat is niet het probleem. U kan, zoals u weet, trouwens altijd op dag één een beslissing nemen, allicht ook voor de termijnen die u lokaal moet respecteren. Wanneer ik u zou vragen wanneer u dat doet of in welk percentage van de gevallen u de termijnen uitput, zal u wellicht aangeven dat wij veeleer naar het einde van de termijnen gaan. Laat ons dus hopen dat ter zake zo snel mogelijk kan worden beslist.

Mijnheer Depoortere, u had zeven punten van kritiek. Ik wil u niettemin bedanken voor de constructieve gesprekken die wij over het moeilijke thema hebben gehad, die ons helemaal hebben doordrongen van bestuurlijke handhaving en die wij niet licht zullen vergeten.

Ik kom nu bij de zeven punten die u als kritiek had. De langere procedure is, zoals ik net heb aangegeven, een langere termijn, omdat wij meer onderzoek moeten doen. De aard van de maatregel is immers ingrijpender dan bij andere maatregelen. Ook over de budgetten heb ik daarnet iets toegelicht. Wij hebben voor extra budgetten gezorgd.

U hebt opgemerkt dat een en ander voor kleine steden kan werken, maar dat het voor de grote steden tijdverlies zal zijn. Ik weet niet of die lijn zomaar hard kan worden doorgetrokken. Er zijn wel wat verschillende steden in ons land. Ik heb het in de commissie al aangegeven. U weet dus dat wij hebben overwogen een instrument te maken voor steden en gemeenten met bijvoorbeeld 30.000 en meer inwoners. Herinner u echter de discussies die wij hebben gehad, onder meer tijdens de coronaperiode, over het feit dat in bepaalde omgevingen wel zaken mochten en daarna niet meer, waarop iedereen over de grens van de gemeente ging.

Wij onderschatten de criminelen niet. U doet dat niet, maar ik doe dat ook niet. Het getal van 30.000 zou als een arbitrair onderscheid kunnen worden beschouwd. Bijvoorbeeld, waarom kan het voor kappers in een gemeente of stad van 30.000 inwoners wel en daaronder niet? Dat is dus de reden, maar het is vooral ook omdat ik de veiligheid in het hele land wil garanderen.

U hebt ook een opmerking gemaakt die ik eerlijk gezegd niet helemaal kon volgen, omtrent het verplicht advies van de DIOB als het negatief zou zijn. Die opmerking heb ik niet begrepen, omdat ze mij tegenstrijdig leek aan wat u eerder zei, namelijk dat het negatief advies van de DIOB bindend zou moeten zijn. Wij hebben het zo opgesteld omdat wij meer rechtszekerheid willen geven voor de betrokkenen, aangezien op basis van het advies een beslissing zal worden genomen, maar zeker ook voor de lokale besturen. Die beslissing is u bekend. Wie goed tussen de regels kan lezen, weet vanuit de gesprekken in de commissie om welke reden dat in de tekst staat. Politiek is soms ook de kunst van het compromis en dat hebben we hier proberen te beoefenen.

U noemde het koninklijk besluit met economische sectoren en activiteiten een rem. Nochtans heeft, zoals u ook gelezen zult hebben, de Raad van State op het belang ervan gewezen. Het koninklijk besluit zal opgemaakt worden na een risicoanalyse, dus dat is geen nattevingerwerk. De administratie zal, zich uiteraard baserend op het nationaal veiligheidsbeeld, die risicoanalyse maken. Het koninklijk besluit zal zodoende de activiteiten en sectoren bepalen. De DIOB zal dat regelmatig kunnen actualiseren. Als het systeem loopt en er meer informatie verzameld wordt, kan dat ook worden aangepast, want een koninklijk besluit heeft als voordeel dat het op korte termijn kan worden aangepast.

U verwees ook naar de uitbreiding voor overheidsopdrachten, -subsidies en -concessies. Daarover kunt u natuurlijk uw eigen mening hebben. Het is niet zo evident omdat de overheidsopdrachten en -concessies eigen proceduretermijnen hebben, dus met een eigen reglementering. Ook in Nederland zijn dergelijke zaken onderverdeeld. Dat heeft een impact op de reglementering inzake overheidsopdrachten. Dat is trouwens ook een van de opmerkingen van de Raad van State op het ontwerp, dat Vlaams gemaakt is. Het is niet zo evident, maar het kan uiteraard later verder verwerkt worden.

U hebt er nog op gewezen dat de beslissingsbevoegdheid bij het college en niet bij de burgemeester ligt. Wij hebben de beslissingsbevoegdheid inderdaad aan het college toegewezen. De Raad van State heeft daarover geen opmerkingen geformuleerd. U sprak over een hellend vlak of een gevaarlijk precedent voor de besluitvorming binnen de lokale besturen, maar mocht het echt zo gevaarlijk zijn, dan hoop ik dat de Raad van State ons daarop had gewezen.

Omwille van de bescherming van de lokale bestuurders hebben we dat vandaag zo beslist. Niks is voor de eeuwigheid, maar dat is nu zo. Dat kan misschien in bepaalde mate de burgemeesters ook wel comfort geven. Of het nu gaat om de mensen die in crisisbeheer beslissingen nemen, zoals vandaag de burgemeesters in de Westhoek, of het nu gaat om vergunningsbeslissingen, op het moment dat je dat alleen doet maak je je kwetsbaar. Op het moment dat je een collegiale beslissing hebt, is daar draagvlak voor. Dat is ook de reden waarom we dat hier zo gedaan hebben.

Madame Matz, je vous ai bien écoutée. De nombreux points concernent d'autres sujets qui relèvent des compétences de l'Intérieur, notamment les budgets de la police, le recrutement pour la police et la spécialisation qui, comme vous le savez, est également très importante pour moi. Mais ce n'est pas vraiment le sujet d'aujourd'hui. Nous devons collaborer sur toutes les initiatives pour protéger notre population et, dans les mois à venir, je continuerai à y travailler.

Monsieur Boukili, vous avez fait référence aux initiatives de la douane et de la Justice. Vous avez raison de dire que la Justice peut faire davantage d'efforts. On est tous d'accord sur ce point. Dès lors, je crois qu'il ne faut pas hésiter à créer des instruments administratifs qui peuvent être facilement adoptés par les autorités locales si elles sont bien entourées. Chaque jour, des bandes criminelles s'enrichissent parce qu'on ne fait rien à ce niveau. Or on sait tous que suivre les procédures de la Justice prend plus de temps.

Il s'agit d'un instrument législatif pour donner une approche administrative. À de nombreuses reprises, le Conseil d'État a donné un avis disant que cela peut faire partie de la police administrative. Je ne crois donc pas qu'il faille s'écrier que la Justice seule devrait pouvoir agir à ce sujet.

Enfin, madame Rohonyi, en m'adressant aux collègues, je pense avoir répondu à la plupart de vos remarques.


Christoph D'Haese N-VA

Mevrouw de minister, u zei dat wij hierover gerust persoonlijk van idee mogen verschillen. Dat kan de rijkdom zijn van een democratie. Wij moeten dat niet persoonlijk nemen. Dat wilde ik toch nog eens heel duidelijk accentueren, want dat is belangrijk.

Het is misschien een nadeel dat ik soms iets te concreet ben, iets te veel met mijn laarzen in het nat of in het veld sta. Ik excuseer mij voor het feit dat ik dan soms iets te concreet ben. Ik heb echter een heel concrete vraag voor u. Ik ga op zoek naar wat ons verbindt. Wat ons verbindt, dat zijn de rechtsstaat en de drie waarden die u naar voren schuift: proportionaliteit, non-discriminatie en privacy. Daarover gaat het. Volledig akkoord.

Hoeveel medewerkers zal de DIOB hebben? U hebt hier ongetwijfeld al lang over kunnen nadenken. Er zijn ook veel debatten geweest. Hoeveel gaat die DIOB kosten? En wie gaat dat belichamen?


Ortwin Depoortere VB

Mevrouw de minister, u hebt in uw antwoord geprobeerd om over elk van mijn zeven punten van kritiek bijkomende uitleg te geven, waarvoor mijn dank.

Ik wil eindigen waar ik begonnen ben. Niemand is tegen het principe van een bestuurlijke handhaving. Men is het er over alle partijgrenzen heen over eens dat er een instrument in het leven moet worden geroepen om die georganiseerde criminaliteit efficiënt aan te pakken. Het sleutelwoord is hier effectief efficiëntie. Mijn twijfel blijft of men met deze wet effectief tot efficiënte resultaten zal komen. Ik vrees ervoor.

Ik ben ook niet helemaal overtuigd van de antwoorden die u mij gaf. De heer D'Haese haalde er al één aan, namelijk de DIOB. U spreekt over extra budgetten in de komende begroting. Ik zal die cijfers nog moeten uitpluizen om na te gaan over hoeveel het gaat. Hoe zit dat echter praktisch in elkaar? Wat is de personeelsformatie van de DIOB? Wanneer zal dit geëvalueerd worden? U spreekt over een evaluatie na twee jaar. Dat lijkt mij rijkelijk laat. Ik geef toe dat niet alles na één jaar geëvalueerd kan worden, maar twee jaar lijkt mij toch iets te lang.

Mijn grootste kritiek betreft die lange omslachtige procedure. U spreekt zelf over 50 à 80 werkdagen. U zegt zelf ook dat dit lang is, maar dat de praktijk zal uitwijzen of het na verloop van tijd korter kan. Feit blijft dat u zelf ook vindt dat die 50 à 80 werkdagen een zeer lange termijn vormen om tot een beslissing te kunnen komen.

Kortom, mevrouw de minister, u had misschien zeer veel goede bedoelingen om tot een wet te komen om de bestuurlijke handhaving in het leven te roepen, maar zoals iedereen weet, is het uitgedraaid op een Belgisch compromis. Iedereen geeft dat toe en elke fractie heeft dat ook duidelijk benoemd. U hebt daar zelf ook gewag van gemaakt. Het nadeel van compromisvoorstellen is dat zij meestal mossel noch vis zijn en dat wij niet de resultaten zullen krijgen die wij allemaal wensen.


Eva Platteau Groen

Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer gedetailleerde antwoorden en voor de goede uitleg van wat het instrument echt zal zijn. Wij hebben de DIOB ook in de commissie besproken. De heer D'Haese verwijst naar grote besturen. Hij noemde vooral de grotere gemeenten, maar de bedoeling is natuurlijk niet dat wij een waterbedeffect creëren waardoor de kleinere besturen, die minder slagkracht hebben om het instrument toe te passen, de criminaliteit naar hun grondgebied zien verschuiven. Dat is zeer belangrijk en de DIOB kan daar echt in helpen. Het is dan ook belangrijk dat wij de kleinere gemeenten genoeg uitleg geven over het instrument en hen voldoende ondersteunen, zodat zij het ook op een goede manier zullen kunnen gebruiken.

U zei ook dat het een extra instrument is, vooral om preventief op te treden. Het is uiteraard logisch dat wij het preventief vermijden van het uitoefenen van een economische activiteit met de grootste zorg doen en loutere vermoedens zijn gewoon niet genoeg. Daarom hebben wij heel wat waarborgen moeten inschrijven in het wetsontwerp.

Mijnheer D'Haese, mijnheer Depoortere, u zegt dat het een compromis tussen zeven partijen is. Ik wil ook opmerken dat men er in een vorige regering met vier partijen niet in geslaagd is om tot deze tekst te komen, dus ik wil mevrouw de minister daar alle lof voor geven.

Mijnheer D'Haese, mijnheer Depoortere, u zei ook dat wij efficiënt moeten kunnen optreden. Ik denk dat wij vooral effectief moeten kunnen optreden tegen de georganiseerde criminaliteit. Als wij snel beslissingen nemen, maar die onwettig of onjuist blijken te zijn, waardoor wij de verkeerde mensen treffen, dan zijn wij niet goed bezig. Als wij mensen onterecht hun vergunning afnemen of verhinderen dat zij een handelszaak opstarten, dan zijn wij niet goed bezig. Misschien moeten wij iets langer wachten op een advies, maar dan kunnen wij met een juist advies wel gericht optreden en de juiste beslissingen nemen en dan is het instrument vooral effectief. Ik denk dat het zeer belangrijk is dat het doeltreffend is. Ik geloof wel dat we dit een kans moeten geven. De principes van proportionaliteit, non-discriminatie en privacy zijn hierin ook gerespecteerd, wat zeer belangrijk is.

Mevrouw de minister, ik denk dat u gelijk hebt in uw analyse. Iedereen wil verandering, maar niemand wil veranderen. Er zal op dat vlak wellicht ook wat weerstand zijn. Onbekend is onbemind. Ik denk dat het goed is dat we dit snel in de praktijk kunnen brengen om te zien hoe dat werkt en hoe het kan worden bijgestuurd. Ik denk dat dit zeer belangrijk is.


Nabil Boukili PVDA | PTB

Madame la présidente, je ne serai pas très long. Nous n'allons pas refaire chaque fois les même débats. J'entends que Mme Platteau est contente du projet. Du coup, elle devra expliquer à Unia et à la Ligue des Droits Humains pourquoi elle pense que ce projet ne porte pas en lui un risque de discrimination. C'est à eux qu'il faut l'expliquer. Comme nous l'avons dit, nous pensons que ce risque reste tout à fait possible. Ce n'est pas le PTB qui le dit mais des institutions reconnues au niveau fédéral.

Madame la ministre, vous avez dit à plusieurs reprises que nous mélangions les pommes et les poires. Je trouve surtout que ce gouvernement est face à une caisse de fruits pourris et qu'il n'arrive pas à s'en débarrasser. Il essaye par tous les moyens de mettre des sparadraps sur des hémorragies. Ce n'est pas comme cela qu'il faut agir. Quand on a une hémorragie, il faut l'arrêter. Il ne faut pas mettre un sparadrap dessus parce que le sang va continuer à couler. Il faut agir sur le fond du problème.

Je suis d'accord. S'il y a des outils administratifs à mettre en place, et que ceux-ci peuvent faciliter le travail de lutte contre le crime organisé, etc., pourquoi pas? Vous dites qu'il faut commencer quelque part. Il faut surtout ne pas commencer à l'envers. Il faut commencer là où il faut.

Deux questions se posent concrètement. Les enquêteurs qui vont mener ces enquêtes d'intégrité vont effectuer du travail en plus pour les polices locales, et pour la commune. Quel budget avez-vous dégagé? Combien de membres du personnel sont-ils prévus pour cela? Pour l'instant, il n'y a aucune indication à ce niveau, ni dans votre projet ni dans le budget qui arrive. Vous ne nous donnez pas d'informations à ce sujet. Quel budget y consacrez-vous? Combien de policiers supplémentaires prévoyez-vous pour faire ces enquêtes? Qui va traiter ces dossiers? Tout cela n'est pas clair, madame la ministre!

Si vous laissez cette charge-là aux communes, il faudra l'assumer. C'est comme quand on vire des chômeurs et que ceux-ci s'adressent au CPAS. On a l'impression qu'ils ne sont plus au chômage, mais ils représentent quand même un coût pour les CPAS, que ceux-ci assument. C'est déplacer un problème au lieu de le régler. Et vous le dites vous-même. Vous dites que vous faites cela parce que les procédures judiciaires sont trop longues. Mais il est là, le fond du problème!

Et pourquoi ne met-on pas à disposition les moyens nécessaires pour que notre justice fonctionne correctement, pour que les enquêtes soient menées? Des enquêtes telles que celle sur l'affaire Sky ECC seront-elles menées par des enquêteurs locaux? Non, c'est la police judiciaire fédérale, qui demande les moyens dont elle a besoin pour travailler. C'est par là qu'il faut commencer!

Quand on sait que seulement 1 % des conteneurs est scanné, vous dites qu'il faut effectivement agir là-dessus, mais cela fait quatre ans qu'on le dit, et rien n'est fait à ce niveau-là! Ce pourcentage a-t-il été augmenté? Des investissements supplémentaires au niveau de la douane ont-ils été réalisés? Non!

Je veux bien admettre que ce projet soit complémentaire à toute une politique de lutte contre le crime organisé. Mais où est précisément cette politique de lutte contre le crime organisé? Elle est là, la question! Si vous la résumez à ce projet de loi, vous ne luttez contre rien du tout! Il faut une perspective, un projet politique de lutte contre le crime organisé. Il est où, ce projet politique? C'est cela qu'on vous demande ici, c'est d'avoir une vision, une perspective, une lecture de société, un projet de société!

Comment notre société va-t-elle vivre dans les cinq ou dix ans à venir? Il est où, ce projet? Il n'existe pas! Selon vous, c'est avec l'approche administrative qu'on va régler le problème de la criminalité? Allez, ce n'est pas sérieux! Le personnel de terrain le dit, il vous donne des pistes pour agir, et vous laissez ces pistes de côté pour agir ailleurs. Je ne comprends pas cette attitude, tout simplement.


Éric Thiébaut PS | SP

Merci pour les éclaircissements de la ministre. J'entendais ma collègue évoquer la crainte exprimée par pas mal d'autres de voir se déplacer la criminalité des grandes villes vers les petites communes. Personnellement, en tant que bourgmestre d'une petite commune, cela ne me fait pas tellement peur. Parce qu'en réalité, lorsque vous êtes un criminel, il est plus facile de se dissimuler dans une grande ville que dans une petite commune! Dans les petites communes, la proximité fait qu'en cas d'agissements suspects, cela se remarque plus vite. Dès lors, je n'ai pas peur de voir cette grande criminalité se déplacer vers les petites communes, pas du tout.

Comme l'ont évoqué plusieurs de mes collègues, notamment M. D'Haese, la demande d'une approche administrative est partagée par de nombreux groupes politiques ici au sein de ce Parlement. Le ministre Jambon avait déjà tenté cette possibilité d'approche administrative et d'offrir un outil supplémentaire aux bourgmestres. Car c'est cela la clé.

Certains groupes ne sont pas d'accord avec la façon dont on l'amène. D'accord, mais une législation, cela vit! On verra comment cela fonctionnera sur le terrain. Mme la ministre parle aussi d'une évaluation de cette législation dans deux ans. Deux ans, c'est court en politique. Il faut le temps de mettre les choses en place et de recueillir les expériences sur le terrain. On aura un retour d'expérience et si l'on voit des points à ajuster, on ajustera. Mais on aura au moins cette possibilité qui n'existe pas actuellement. C'est donc malgré tout assez positif.