General information
Full name plenum van 2000-03-30 14:17:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip050.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K0213
03/11/1999
✔
Projet de loi relatif à la criminalité informatique.
50K0329
20/12/1999
✘
Proposition de loi modifiant l'article 32 de la loi du 16 juin 1989 portant diverses réformes institutionnelles en ce qui concerne le Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Mijnheer Verherstraeten, als ik het goed begrijp werden de twee wetsontwerpen gebundeld tot één wetsontwerp.
Translated text
Mr. Verherstraeten, if I understand it correctly, the two bills were bundled into one bill.
#2
Official text
Zo is het. Mijnheer de voorzitter, als het mij is toegestaan, wil ik even uit mijn rol van rapporteur stappen. Ik zou bij dit ontwerp een drietal opmerkingen willen maken. Ten eerste is tijdens de hoorzittingen onder meer gebleken dat we te maken hebben met een exploderende markt. Ook de kans op misdrijven neemt fenomenaal toe. Vorig jaar hebben we een vervijfvoudiging gekend van het aantal meldingen van misdrijven op het internet. Dat zorgt dus voor een fenomenale toename van case load in die nieuwe vormen van criminaliteit. Dit ontwerp kan een middel zijn om deze nieuwe vorm van criminaliteit aan te pakken, maar dat vereist meer mensen en middelen. Dat vereist bekwaam opgeleid personeel, dat permanent wordt bijgeschoold, want in deze sector is de kennis van vandaag de geschiedenis van morgen. Er moet bij de rechtbanken ook ruimte worden gecreëerd om bepaalde gegevens te bewaren. Dat veronderstelt financiële middelen. Als deze meerderheid, na begrotingscontrole of bij de opmaak van de begroting 2001, hiermee geen rekening houdt, dan blijft dit wapen, dat nu wordt gegeven aan politie en justitie, zonder munitie. Daar zal niet mee kunnen worden geschoten. Dan zal deze kans om de witteboordencriminaliteit aan te pakken louter window-dressing zijn. Daarom stelt onze fractie een duidelijke uitbreiding van manschappen en middelen voor, zoals dat in Nederland ook al het geval is. Ten tweede bevat dit ontwerp hoe dan ook een achilleshiel: de netwerkzoeking over de landsgrenzen heen. Het is immers zeer goed mogelijk dat een politieman via netwerkzoeking bewijsmateriaal in het buitenland vindt en daarvan een kopie maakt. Dit ontwerp voorziet in de verplichting om misdrijven via de geëigende kanalen te melden aan de betrokken overheid. Welnu, als een dergelijke situatie zich voordoet, zullen we worden geconfronteerd met strafrechtelijke procedureslagen. Immers, in het licht van de internationale rechtspraak - die eigenlijk verbiedt om in het buitenland aan opsporing en gerechtelijk onderzoek te doen - blijft het risico bestaan dat onderzoekers hier te lande buitenlandse wetgevingen overtreden, met het gevaar dat bewijsmateriaal hier uit het strafonderzoek zal moeten worden verwijderd. Dat is en blijft de achilleshiel van dit ontwerp. We zijn niet de eersten in Europa die een wetsontwerp omtrent informaticacriminaliteit klaarstomen, maar we zouden wel de eersten kunnen zijn om initiatieven te nemen, niet om afstand te doen van soevereiniteit inzake strafrecht maar om een nieuwe connotatie aan die soevereiniteit te geven. Het strafrecht wordt hoe langer hoe meer internationaal. Het ware aangewezen dat wij meer naar een gedeelde soevereiniteit zouden gaan en een veel soepeler rechtshulpprocedure zouden kunnen uitwerken. Daardoor zou een oplossing worden geboden aan de achilleshiel van de blijvende problematiek in internationale rechtsvinding, in internationaal strafrecht en in bewijsgaring buiten onze landsgrenzen. Ten slotte en niet onbelangrijk in dit ontwerp is er de medewerkingsverplichting voor de providers en voor allen die professioneel actief zijn in deze sector. Deze materie is zo technisch en wijzigt zo snel dat wij, de overheid, hier niets kunnen doen zonder de burgerzin van wie professioneel actief zijn in de sector. Daarom zijn de medewerkingsverplichting, de informatieverplichting en de geheimhoudingsverplichting op hun plaats. Daarom ook is de bewaringstermijn van gegevens van providers op zijn plaats. Aanvankelijk werd in het ontwerp de volle bevoegdheid aan de Koning gegeven, maar via een unaniem goedgekeurd amendement van mijn fractie wordt voorzien in een minimumtermijn van ten minste twaalf maanden en geldt de bewaringsverplichting binnen onze landsgrenzen. Wij weten, mijnheer de minister, dat dit door de providers niet op gejuich werd onthaald, en ook niet door uw eigen Belgacom. Er volgden kritische opmerkingen en dat heeft geresulteerd in amendementen die wij niet hebben kunnen behandelen om formalistische redenen. Wij denken echter dat de termijn van twaalf maanden op zijn plaats is. Feiten worden niet onmiddellijk ontdekt nadat zij zijn gepleegd. Wanneer wij de bewaartermijn gelijk zouden stellen aan de termijn die de providers wensen en die louter geënt is op controle van hun facturatiegegevens, dan vrees ik dat justitie en politie veel te laat zullen komen. Dit heeft uiteraard financiële consequenties, daarvan zijn wij ons bewust. Ik denk echter dat dit unaniem goedgekeurde amendement, met volledige goedkeuring en steun van de minister van Justitie, gehandhaafd dient te blijven. Vandaag, in dit halfrond, zien wij geen nieuwe amendementen. Het verhaal is nog niet af en het lobbywerk ook niet. Wij zullen zien of de Senaat zal evoceren, of er later in een of andere programmawet hierover nog iets zal worden gezegd. Wij suggereren in elk geval dat u en de minister van Justitie niet zullen zwichten voor het lobbywerk, dit ten bate van de veiligheid en van de bewijsgaring die in deze nieuwe vormen van criminaliteit, de criminaliteit van de eenentwintigste eeuw, zo noodzakelijk is. Wij keuren in elk geval dit na amendering gewijzigde ontwerp met vertrouwen goed.
Translated text
So is it. Mr. Speaker, if I have permission, I would like to step out of my role as a rapporteur. I would like to make three comments on this draft. First, during the hearings, it was shown, among other things, that we are facing an exploding market. The likelihood of crimes is also increasing phenomenally. Last year we saw a fifth increase in the number of reports of crimes on the Internet. That means a phenomenal increase in case load in these new forms of crime. This design may be a means to tackle this new form of crime, but that requires more people and resources. That requires skillfully trained personnel, who are permanently up-trained, because in this sector the knowledge of today is the history of tomorrow. There should also be room for the courts to retain certain data. This implies financial resources. If this majority, after budget control or in the preparation of the 2001 budget, does not take this into account, then this weapon, which is now given to police and justice, remains without ammunition. This will not be shot. Then this opportunity to tackle white board crime will be pure window-dressing. Therefore, our group proposes a clear expansion of personnel and resources, as is the case in the Netherlands. Second, in any case, this design includes an Achilles tail: the network search across national boundaries. After all, it is very possible for a police officer to find evidence abroad through network search and make a copy thereof. This draft provides for the obligation to report crimes to the relevant government through the appropriate channels. Well, if such a situation occurs, we will be faced with criminal procedural strikes. After all, in the light of international jurisprudence – which actually prohibits overseas search and judicial investigation – there remains the risk that researchers landing here violate foreign legislation, with the risk that evidence here will have to be removed from the criminal investigation. That is and remains the Achilles heels of this design. We are not the first in Europe to prepare a draft law on cybercrime, but we could be the first to take initiatives, not to renounce sovereignty in criminal law but to give a new connotation to that sovereignty. Criminal law is becoming more and more international. It is true that we would go more toward shared sovereignty and could develop a much more smooth legal aid procedure. This would provide a solution to the Achilles tail of the persistent problem in international legal discovery, in international criminal law and in evidence gathering outside our national borders. Finally, and not insignificant in this design, there is the cooperation obligation for the providers and for all who are professionally active in this sector. This matter is so technical and changes so quickly that we, the government, can do nothing here without the civic sense of who are professionally active in the sector. Therefore, the obligation of cooperation, the obligation of information and the obligation of secrecy are in place. Therefore, the retention period of data from providers is also in place. Initially, the draft granted full authority to the King, but through an unanimously approved amendment of my group, a minimum period of at least twelve months is provided and the retention obligation applies within our national borders. We know, Mr. Minister, that this was not welcomed by the providers, nor by your own Belgacom. Critical comments followed, resulting in amendments that we were unable to address for formalist reasons. However, we believe that the twelve-month period is in place. Facts are not discovered immediately after they have been committed. If we would equate the retention period to the period that the providers want and which is merely attached to checking their invoice data, then I fear that justice and police will come much too late. Of course, this has financial consequences, we are aware of this. However, I believe that this unanimously adopted amendment, with the full approval and support of the Minister of Justice, should remain in place. Today, in this hemisphere, we do not see any new amendments. The story is not over, and the lobbying work is not over. We will see if the Senate will evocate, or if there will be something else to say about this later in any program law. In any case, we suggest that you and the Minister of Justice will not shut down the lobbying work, this for the sake of the security and the proof-gathering that is so necessary in these new forms of crime, the crime of the twenty-first century. In any case, we approve this amended draft with confidence.
#3
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, la criminalité informatique est un thème dont les écrivains et les réalisateurs de cinéma sont devenus très friands. Le nombre de livres et de films consacrés à ce sujet a été très élevé au cours des dernières années, avec de telles surenchères entre les uns et les autres que les pirates informatiques sont souvent présentés comme des personnages sympathiques et même bien souvent des héros. Quand on s'aperc¸oit que son ordinateur a été piraté ou est victime d'un virus, ou lorsque les médias répercutent les performances des hackers - puisque c'est ainsi qu'il convient de les appeler -, quand on évoque l'espionnage à grande échelle comme on en a fait état dernièrement en commission de l'Intérieur, on se rend compte que la réalité rejoint très vite la fiction et la dépasse même souvent. Etant donné la place centrale de l'informatique dans notre société, la criminalité informatique peut avoir des effets désastreux sur chacun d'entre nous et sur la société elle-même. Il y a quelques jours encore, lors d'un débat dans le cadre de l'émission L'Ecran témoin à la RTBF sur le thème du piratage informatique, nous avons pu nous rendre compte que les nouvelles technologies évoluaient très rapidement et que notre droit était souvent dépassé en la matière. C'est Montesquieu, je crois, qui a dit que le droit était toujours dépassé par les moeurs. En l'occurrence, ce sont les moeurs ellesmêmes qui sont dépassées par la technoscience. Au nom de mon groupe, je tiens à exprimer aujourd'hui notre satisfaction de voir que ce projet puisse arriver à maturité parce qu'il répond à des problèmes très concrets qui se sont présentés. Il crée quatre nouvelles incriminations qui étaient nécessaires: le faux en informatique, la fraude informatique, l'accès non autorisé, le sabotage de données et le sabotage informatique. Si de nouvelles incriminations sont créées, le projet insère également dans le Code d'instruction criminelle un certain nombre de nouveautés en ce qui concerne les actes d'information et d'instruction dans un contexte informatique. Chers collègues, si je me réjouis au nom de mon groupe de savoir que nous serons bientôt mieux armés pour lutter contre la criminalité informatique, je suis également satisfait - et c'est sur ce point que je souhaite mettre l'accent - que des majorités différentes puissent avoir des vues convergentes sur ce type de questions. En l'occurrence, le projet reprend presque totalement le projet qui avait été finalisé par l'équipe précédente. Il s'agit donc, si j'ose dire - mais le terme est risqué dans la période que nous vivons actuellement -, d'une paternité partagée puisqu'il s'agissait également d'un accord de la précédente majorité, ce qui explique le large consensus obtenu en commission. Je m'en réjouis d'autant plus que nous avons pu tenir compte, en commission, des remarques faites à l'issue des auditions, notamment par la Commission de la vie privée, et que des amendements ont été introduits qui répercutent très fidèlement les préoccupations de ladite commission. Si le projet constitue un élément positif, le travail est loin d'être terminé. Comme le rapporteur vient de le signaler, encore faut-il lui donner les moyens d'exister, notamment les outils nécessaires à la justice pour pouvoir fonctionner. En outre, monsieur le ministre, nous attendons - et je sais que le gouvernement y travaille - deux autres projets qui ont été finalisés, le premier visant à modifier certaines dispositions du Code civil relatives à la preuve des obligations, le second réglementant l'activité d'autorités de certification agréées en vue de l'utilisation des signatures digitales. Au-delà de ces deux projets, je suis particulièrement attaché à ce que l'on prenne des initiatives dans le domaine de la sécurité informatique et de l'égalité d'accès du plus grand nombre aux nouvelles technologies. Bien entendu, s'il faut rencontrer les problèmes pénaux qui se posent, il faut aussi permettre que le plus grand nombre de nos concitoyens puissent utiliser ces technologies en toute sécurité. Chers collègues, parce que nous nous réjouissons du travail accompli en commun et que nous menons une opposition constructive, c'est avec grand plaisir que je vous annonce que le PSC votera le projet de loi qui nous est présenté.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, cybercrime is a topic that writers and filmmakers have become very affectionate about. The number of books and films devoted to this subject has been very high in recent years, with such auctions between one and another that hackers are often presented as sympathetic characters and even very often heroes. When one notices that his computer has been hacked or is the victim of a virus, or when the media replicates the performance of hackers – since this is how it is appropriate to call them – when one evokes large-scale espionage as it has been ⁇ recently in the commission of the Interior, one realizes that reality quickly joins fiction and even often surpasses it. Given the central place of computer science in our society, cybercrime can have disastrous effects on each of us and on society itself. Even a few days ago, during a debate in the framework of the program The Witness Screen at the RTBF on the topic of computer hacking, we were able to realize that new technologies were evolving very quickly and that our right was often exceeded in this matter. Montesquieu said that the law is always overcome by the morals. In this case, it is the morals themselves that are surpassed by technoscience. On behalf of my group, I would like to express today our satisfaction to see that this project can reach maturity because it responds to very concrete problems that have arisen. It creates four new incriminations that were needed: computer fraud, computer fraud, unauthorized access, data sabotage and computer sabotage. If new incriminations are created, the project also incorporates in the Code of Criminal Instruction a number of innovations with regard to the acts of information and instruction in a computer context. Dear colleagues, if I rejoice on behalf of my group to know that we will soon be better armed to fight cybercrime, I am also satisfied – and this is what I want to emphasize – that different majorities can have convergent views on this type of issues. In this case, the project almost completely takes over the project that had been finalised by the previous team. It is therefore, if I dare to say - but the term is risky in the period we currently live in - a shared paternity since it was also an agreement of the previous majority, which explains the broad consensus obtained in commission. I am especially pleased that we have been able to take into account, in a committee, the comments made at the end of the hearings, in particular by the Committee on Privacy, and that amendments have been introduced which very faithfully reflect the concerns of that committee. If the project is a positive element, the work is far from completed. As the rapporteur has just pointed out, it still needs to be given the means to exist, including the tools necessary for justice to be able to function. In addition, Mr. Minister, we are awaiting – and I know that the Government is working on it – two other projects that have been finalised, the first aimed at amending certain provisions of the Civil Code relating to proof of obligations, the second regulating the activity of accredited certification authorities for the use of digital signatures. Beyond these two projects, I am ⁇ committed to taking initiatives in the field of IT security and equal access for the greatest number to new technologies. Of course, if we must face the criminal problems that arise, we must also allow the greatest number of our fellow citizens to use these technologies safely. Dear colleagues, because we look forward to the work done together and lead a constructive opposition, it is with great pleasure that I announce that the PSC will vote on the bill that is presented to us.
#4
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals het gebruikelijk is dank ik de verslaggever voor zijn verslag. Teneinde echter alle misverstanden te vermijden wil ik daaraan onmiddellijk een opmerking toevoegen. Collega, u hebt gezegd dat een bijzonder opzet zou vereist zijn. Volgens mij is dat niet juist. Het gaat hier over het algemeen opzet en niet over een bijzonder opzet. Dat is belangrijk omdat, wanneer iemand vervolgd wordt ingevolge de bepalingen van deze artikelen, het volstaat het algemeen misdadig opzet te bewijzen en niet de specifieke opzet. Daarover mag geen misverstand bestaan. Het is juist dat de vorige regering deze teksten heeft voorbereid - ik sluit hier aan bij de vorige spreker - en dat zij in grote mate zijn overgenomen. Dat bewijst ook dat algemeen wordt ingezien dat een wettelijk kader voor de beteugeling van de informaticacriminaliteit noodzakelijk is en dit om twee redenen. Aanvankelijk beschouwde men, wat men toen nog de computercriminaliteit noemde - pas later ging men die terminologie breder stellen -, als een middel om een misdrijf te plegen. Men wou via controle op dat middel, op het overmaken van data, andere misdrijven opsporen. Dat is nu nog belangrijk, want men gebruikt dit nog steeds. Tegenwoordig heeft men informaticacriminaliteit as such, die misdadig opzet heeft. Dat maakt het vaak moeilijk. Hier is terecht gewezen op de problematiek van de bewijsvoering. In ons strafprocesrecht, in het Wetboek van Strafvordering, staat geen enkele regel over bewijs. De enige regel die wij hebben, is de overtuiging van de strafrechter. Dat kunnen vermoedens zijn, dat kan een bewijs zijn dat omstandig wordt gemotiveerd in een vonnis of arrest. Er is geen enkele bepaling in het Wetboek van Strafvordering, waar deze bewijsmiddelen naar voren geschoven worden. Dat maakt het moeilijker om grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden. Gezien wij maar een klein landje zijn zal waarschijnlijk 90% van deze vorm van criminaliteit grensoverschrijdend zijn. Via internet en andere mogelijkheden, kan men op een eenvoudig manier wereldwijde contacten onderhouden. U haalde dat voorbeeld terecht aan. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat vaak, wanneer onderzoeken gebeuren in België bijvoorbeeld en men via een server in het buitenland virtueel beslag legt op data zoals men die hier op het scherm krijgt, men het probleem krijgt van dubbele incriminalisering of van aansprakelijkheid van degene die hier beslag legt op zaken die elders wel getolereerd worden. Men zal natuurlijk geen beslag kunnen leggen op de data, want die zitten eventueel aan de andere kant van de wereld. Dat kan enkel opgelost worden via verdragen. Daarin hebt u gelijk en de regering is zich daarvan bewust zoals blijkt uit de verklaringen van de ministers in de commissie. We zouden dat in de eerste plaats moeten doen in de 15 lidstaten van de Europese Unie, waar we minstens zouden moeten proberen om een eenvormig recht op dat vlak te bekomen. Uiteraard moet er ook verder worden gekeken. Het is immers even gemakkelijk een internet-verbinding met Nederland als met Mongolië tot stand te brengen. Een tweede element dat ik even naar voren wil brengen is dat wij ons duidelijk bewust moeten zijn van de twee aspecten van de informaticacriminaliteit. Enerzijds is er het middel dat wordt gebruikt om georganiseerde misdaad mogelijk te maken. Anderzijds is er de specifieke criminaliteit. Als het gaat over een middel om andere vormen van criminaliteit mogelijk te maken, zal de opsporing gemakkelijker zijn. Het komt erop aan te weten te komen welke data worden doorgegeven. De bewijslast zal dus minder belangrijk zijn. Als men in het kader van de specifieke informaticacriminaliteit een veroordeling voor een rechtbank wil bekomen zal dat, rekening houdende met alle verdragen die dit land heeft afgesloten en de grondwettelijke bepalingen, uiteraard veel moeilijker te realiseren zijn. Wij moeten zeer duidelijk beseffen dat deze vorm van criminaliteit een nieuwe periode in het strafrecht inluidt. Ik heb daarvoor niet onmiddellijk een oplossing. Wij voorzien in gevangenisstraffen tot vijf jaar. Dit betekent dat iemand die ten onrechte een bepaald bestand binnengaat en daarin veranderingen aanbrengt, het risico loopt op een verwijdering uit de gemeenschap tot vijf jaar. Wij moeten dat in gedachten hebben op het ogenblik dat wij artikel 7 van het strafwetboek en de diversificatie van de straffen gaan bespreken. De strafbepaling zal moeilijker worden. Wij zullen niet meer telkens moeten bepalen of de straf een geldboete of een gevangenisstraf moet zijn. Men zal daarentegen specifiek moeten bepalen in welke vorm van sanctie men voorziet, tenzij men uiteraard de strafrechter de volledige vrijheid willen geven. Ik heb met veel interesse vastgesteld dat er een quasi unanimiteit bestaat inzake deze tekst. Collega Verherstraeten, ik heb ook uw terechte waarschuwing over de middelen gehoord. Het is evident dat een wetgeving zonder middelen contraproductief is. Een wet die men niet kan toepassen zal de overtreding en de normvervaging in de hand werken. U hebt dus gelijk. Alleen volstaat het mijn inziens niet dat de huidige computer crime unit - die nu verdeeld is over twee korpsen maar die hopelijk binnenkort een unit zal worden - wordt uitgebreid. Naar mijn mening is het nodig al degenen die zich met opsporingen bezighouden een basistechnologie bij te brengen. Wij hebben specialisten nodig. Vermits deze vorm van middel tot criminaliteit zo vaak voorkomt, moet men minstens de plaatselijke recherche - maar uiteraard niet elke politieman of -vrouw - een basis bijbrengen en via het systeem van de subsidiariteit de nodige ondersteuning geven. Ik wil het nog even hebben over het amendement dat door de tussenkomst van de verslaggever niet kon worden besproken in de commissie. Na rijp beraad heb ik besloten om het niet terug in te dienen. Ik ben er mij volkomen van bewust dat de termijn die nu wordt opgelegd een relatief lange termijn is voor de providers. Twaalf maanden deze data bijhouden is heel wat werk. Dat vergt een zware investering en voor betrokkenen rijst de vraag in hoever zij concurrentieel kunnen blijven met gelijksoortige bedrijven. Ik ben gezwicht voor het argument dat, gezien de strafrechtelijke verjaringstermijn van vijf jaar, een gegarandeerde periode van drie maand om bewijzen te verzamelen vrij kort is en dat bijgevolg deze periode moet worden herleid tot twaalf maand. Ik wijs erop dat in Nederland momenteel nog steeds een termijn van drie maand geldt, al worden er wel signalen uitgezonden om deze termijn te verlengen. In Frankrijk wordt er een langere termijn in aanmerking genomen en in Duitsland wenst men de termijn eveneens te verlengen. Ik verzoek de minister voor Justitie en zijn collega voor Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties om tijdens de Europese onderhandeling erop aan te dringen terzake zo snel mogelijk een Europese richtlijn uit te werken. Het is inderdaad concurrentievervalsend als het ene bedrijf zijn data twaalf maand moet bijhouden, terwijl enkele kilometers verder, over de grens, een ander bedrijf deze gegevens slechts drie maand moet bijhouden, hoewel er geen enkel verschil bestaat tussen beide bedrijven wat het aanbieden van diensten betreft. Mocht de terzake uit te werken Europese richtlijn in een kortere termijn voorzien, dan lijkt het mij aangewezen deze aangelegenheid te herzien en de vooropgestelde termijn te aanvaarden. Mocht er toch geen Europees akkoord worden bereikt, dan stel ik hoe dan ook voor na een bepaalde periode het gebruik van de vooropgestelde termijn te evalueren om na te gaan of het bewaren van de gegevens gedurende een jaar werkelijk nodig is en of de termijn niet kan worden ingekort. Mijnheer de voorzitter, heren ministers, dit wetsontwerp komt op zijn tijd. In 1986 reeds werden in deze assemblee resoluties besproken omtrent computercriminaliteit. Thans doen wij een inhaalmanoeuvre. Het komt erop aan terzake in de nodige middelen te voorzien en ons ervan bewust te zijn dat de evolutie aan de gang is en dat ook andere elementen uit het strafrecht zullen moeten worden aangepast aan deze evolutie. Inmiddels zullen wij dit wetsontwerp met veel overtuiging goedkeuren.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, as usual, I thank the reporter for his report. However, in order to avoid any misunderstandings, I would like to immediately add a comment. Colleague, you said that a special arrangement would be required. I think that is not correct. This is a general purpose, not a particular purpose. This is important because, when someone is prosecuted under the provisions of these articles, it is sufficient to prove the general criminal intent and not the specific intent. There should be no misunderstanding about this. It is true that the previous government prepared these texts – I agree with the previous speaker – and that they have been largely adopted. This also demonstrates the general recognition that a legal framework for combating cybercrime is necessary for two reasons. At first, what was then referred to as computer crime – only later was this terminology broadened – was considered as a means of committing a crime. Through the control of that means, on the transfer of data, other crimes were wanted to be detected. This is still important now, because it is still used. Today, there is cybercrime as such, which has a criminal intent. That often makes it difficult. It is rightly pointed out the problem of evidence-making. In our criminal procedure law, in the Code of Criminal Procedure, there is no rule on evidence. The only rule we have is the conviction of the criminal judge. These can be suspicions, which can be evidence that is circumstantially motivated in a judgment or judgment. There is no provision in the Code of Criminal Procedure where these means of evidence are pushed forward. This makes it more difficult to combat cross-border crime. As we are a small country, 90% of this type of crime is likely to be cross-border. Through the Internet and other possibilities, one can easily maintain global contacts. You rightly took that example. We must be aware that often, when investigations take place in Belgium, for example, and one virtually seizes data via a server abroad such as one gets here on the screen, one gets the problem of double incrimination or of responsibility of the one who seizes here on things that are tolerated elsewhere. Of course, one will not be able to seize the data, because they are possibly on the other side of the world. This can only be resolved through treaties. In this, you are right and the government is aware of it, as evidenced by the statements of the ministers in the committee. We should do so in the first place in the 15 Member States of the European Union, where we should at least try to obtain a uniform right in that area. Of course, there must also be a look further. After all, it is just as easy to establish an internet connection with the Netherlands as it is with Mongolia. A second element that I would like to highlight is that we need to be clearly aware of the two aspects of cybercrime. On the one hand, there is the means used to enable organized crime. On the other hand, there is the specific crime. If it is a means of enabling other forms of crime, detection will be easier. It is important to know which data is transmitted. The burden of proof will be less important. If one wants to obtain a conviction before a court in the context of the specific cybercrime, this will, given all the treaties that this country has concluded and the constitutional provisions, of course be much more difficult to ⁇ . We must very clearly realize that this form of crime inaugurates a new era in criminal law. I do not have an immediate solution for this. We provide for prison sentences of up to five years. This means that anyone who erroneously enters a particular file and makes changes to it risks being removed from the community for up to five years. We must keep this in mind when we begin to discuss Article 7 of the Criminal Code and the diversification of penalties. The punishment will become more difficult. We will no longer have to determine whether the punishment should be a fine or a prison sentence. On the other hand, it will be necessary to specify specifically what form of sanction is to be provided, unless, of course, the criminal judge is to be given full freedom. I have found with great interest that there is a quasi-unanimity on this text. Colleague Verherstraeten, I have also heard your correct warning about the resources. It is obvious that legislation without resources is counterproductive. A law that cannot be applied will work hand in hand with the violation and the norm-blurring. So you are right. In my opinion, it is not enough to expand the current computer crime unit, which is now divided into two corpses but which hopefully will soon become a unit. In my opinion, it is necessary to teach all those who are engaged in detection a basic technology. We need specialists. Since this form of means of crime is so common, at least the local investigation – but of course not every police officer or woman – should be founded and provided the necessary support through the subsidiarity system. I would like to talk about the amendment that could not be discussed in the committee due to the intervention of the reporter. After thorough deliberation, I decided not to return it. I am fully aware that the deadline that is now imposed is a relatively long deadline for the providers. Keeping these data for 12 months is a lot of work. This requires a heavy investment and for stakeholders arises the question of how far they can remain competitive with similar companies. I support the argument that, given the five-year criminal limitation period, a guaranteed three-month period for collecting evidence is relatively short and that this period should therefore be reduced to twelve months. I would like to point out that the Netherlands currently still has a three-month period, although signals are being sent to extend this period. In France, a longer term is considered, and in Germany, it is also desired to extend the term. I urge the Minister of Justice and his colleague for Telecommunications and Public Enterprises and Participations to urge, during the European negotiation, to draft a European directive on this subject as soon as possible. It is indeed competitive distortion if one company is required to keep its data for twelve months, while a few kilometers further, across the border, another company is required to keep those data only for three months, although there is no difference between the two companies in terms of providing services. If the European Directive to be drafted in question provides for a shorter deadline, it seems to me appropriate to review this matter and accept the predetermined deadline. If, however, no European agreement is reached, I suggest that, after a certain period of time, the use of the predetermined period be evaluated in order to determine whether the retention of the data for one year is really necessary and whether the period cannot be shortened. Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, this bill comes in time. In 1986, resolutions on computer crime were already discussed in this assembly. Now we are doing an inhalation manoeuvre. It is essential to provide the necessary resources in this regard and to be aware that the evolution is ongoing and that other elements of criminal law will also need to be adapted to this evolution. In the meantime, we will approve this bill with great conviction.
#5
Official text
Mijnheer de voorzitter, rekening houdend met de betogen van de vorige sprekers kan ik terzake zeer bondig zijn. Om te beginnen wens ik de rapporteur de danken voor zijn degelijk verslag. Mijnheer de minister, de behandeling van dit wetsontwerp in de commissie was geen eenvoudige taak, maar dat is het lot van de ministers van Justitie. Het intense commissiewerk had tot gevolg dat de oorspronkelijke tekst wijzigingen en aanpassingen onderging. Uiteindelijk zijn wij beland waar het hoorde dankzij een goede samenwerking over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Wellicht waren wij ons allen bewust van de noodzaak om terzake te legifereren. De archaïsche toestanden op dat vlak liggen al ver achter ons. Het is lang geleden dat door een gerechtelijke uitspraak de elektriciteit kon worden opgevangen. Voor het stelen van elektriciteit moest geen nieuwe wetgeving tot stand komen; de uitspraak van het Hof van Cassatie, dat ook het aftappen van elektriciteit als diefstal kwalificeerde, was voldoende. Vandaag nopen de moderne middelen ons tot het opstellen van nieuwe teksten. De wetenschappelijke onderbouw die, dankzij hearings, aan onze werkzaamheden kon worden gegeven, verheugt mij. Vervolgens is het juist dat wij, wat de aanpassingen en de amendementen betreft, niet alleen oog hadden voor het vrijwaren van de rechten van verdediging en het recht op privacy, maar ook getracht hebben het geheel te doen passen in het kader van de bestaande begrippen. Ik zal niet uitweiden over de middelen. Collega Verherstraeten heeft hierover gesproken en collega Coveliers heeft hem aangevuld. Ik wil enkel waarschuwen. Collega Coveliers, ik meen niet dat men in deze materie met elementaire kennis aan eenieder te geven, de problematiek kan oplossen. Men zal afhankelijk zijn van superspecialisten. Mijn bezorgdheid is dat de juridische controle, uitgaande van parket en onderzoeksrechter, alsook in het kader van de gerechtelijke behandeling, dermate moet worden uitgebouwd om te vermijden dat we afhankelijk worden van een beslissing die door superspecialisten in de materie wordt genomen. Zo niet kunnen zij tot bijna aan de uitspraak de beslissing hypothekeren met hun kennis. Dat is een waarschuwing die we eigenlijk zouden moeten kunnen inbouwen bij de aanvang van het in toepassing brengen van deze teksten. Mijnheer de minister, ik reken erop dat u, wanneer de teksten operationeel zullen zijn, ook ten overstaan van degenen die de teksten zouden moeten hanteren, deze waarschuwing zult meegeven. Voor het overige kan ik bevestigen dat wij dit ontwerp met enthousiasme zullen goedkeuren. We hebben dan ook vertrouwen dat het op een efficiënte manier zal kunnen worden toegepast.
Translated text
Taking into account the remarks of the previous speakers, I can be very concise on this subject. First of all, I would like to thank the rapporteur for his sound report. Mr. Minister, dealing with this bill in the committee was not an easy task, but that is the fate of the Ministers of Justice. The intense committee work resulted in changes and adjustments to the original text. In the end, we ended up where it was due to good cooperation across the boundaries of majority and opposition. Per ⁇ we were all aware of the need to legislate on this subject. The archaic states on that level are far behind us. It has been a long time since a court ruling allowed the electricity to be picked up. No new legislation was required for the theft of electricity; the ruling of the Court of Cassation, which also qualified theft of electricity as theft, was sufficient. Today, modern means call us to draw up new texts. The scientific support that, thanks to hearings, could be given to our work, delights me. Furthermore, it is true that, with regard to the adjustments and amendments, we have not only been concerned with safeguarding the rights of defence and the right to privacy, but have also sought to make the whole fit within the framework of the existing concepts. I will not extend on the resources. Collega Verherstraeten spoke about this and colleague Coveliers supplemented it. I just want to warn. Colleague Coveliers, I do not think that in this subject with basic knowledge to give everyone, the problem can be solved. One will depend on super specialists. My concern is that the legal control, starting from the prosecutor and the investigative judge, as well as in the context of the judicial proceedings, must be expanded so as to avoid becoming dependent on a decision made by super specialists in the matter. If not, they can mortgage the decision with their knowledge until almost the judgment. That is a warning that we should actually be able to incorporate in the beginning of the implementation of these texts. Mr. Minister, I expect that, when the texts are operational, you will communicate this warning also in front of those who should handle the texts. For the rest, I can confirm that we will approve this design with enthusiasm. We are therefore confident that it can be applied in an efficient way.
#6
Official text
Monsieur le président, je voudrais intervenir brièvement pour rappeler que, pour des raisons historiques, la Fondation universitaire luxembourgeoise est la seule institution universitaire de ce pays qui doive actuellement cotiser à l'Office national de sécurité sociale. Elle est aussi la seule institution universitaire qui ne bénéficie pas, pour son personnel académique et scientifique, du système de pension en vigueur pour les autres universités. Aussi les trois auteurs de cette proposition de loi, MM. Poncelet, Collard et Larcier proposent de supprimer cette double discrimination. Un amendement a été déposé et adopté par la commission des Affaires sociales visant à avancer au 1er janvier 1998 les effets de cette loi. Je signale qu'ainsi amendée, cette loi a fait l'unanimité en commission des Affaires sociales.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to intervene briefly to remind that, for historical reasons, the Luxembourg University Foundation is the only university institution in this country that currently has to contribute to the National Office of Social Security. It is also the only university institution that does not benefit, for its academic and scientific staff, of the pension system in force for the other universities. The three authors of this bill, Mr. Poncelet, Collard and Larcier propose to eliminate this double discrimination. An amendment was deposited and adopted by the Social Affairs Committee aiming to advance the effects of this law to 1 January 1998. I would like to point out that this amended law was unanimously approved in the Social Affairs Committee.
#7
Official text
Monsieur le président, en tant que coauteur de cette proposition, je voudrais, tout d'abord, remercier la commission des Affaires sociales qui a bien voulu mettre notre proposition à son ordre du jour et, en particulier, son président qui a veillé à ce qu'elle soit traitée très rapidement. Je voudrais également remercier le gouvernement de l'avoir soutenue. Comme l'a dit le rapporteur, notre proposition a été approuvée à l'unanimité en commission. Je tenais aussi à remercier d'ores et déjà notre assemblée en espérant qu'elle adoptera la même attitude.
Translated text
Mr. Speaker, as a co-author of this proposal, I would like to thank, first and foremost, the Social Affairs Committee for its willingness to put our proposal on its agenda and, in particular, its President for ensuring that it is dealt with very quickly. I would also like to thank the government for supporting it. As the rapporteur said, our proposal was approved unanimously in the committee. I would also like to thank our assembly already, hoping that it will take the same attitude.
#8
Official text
Monsieur le président, chers collègues, je voudrais intervenir très brièvement car je n'ai pas pu assister à la discussion de la proposition en commission des Affaires sociales. Je voudrais insister, à mon tour, sur la nécessité de supprimer certaines discriminations qui frappent la Fondation universitaire luxembourgeoise et son personnel. Je ne reviendrai pas, cela a déjà été fait par le rapporteur, sur les éléments et la nature de ces discriminations ainsi que sur les arguments développés en commission. Je voudrais simplement rappeler qu'il est important d'insister sur l'originalité de la Fondation universitaire luxembourgeoise qui a été créée en 1971 par la loi d'expansion des universités en parallèle avec l'institution provinciale du Limbourg. Cette institution est originale pour plusieurs raisons. Elle n'est pas organisée en facultés ou départements disciplinaires mais en unités de recherches et d'enseignement interdisciplinaire qui toutes traitent de la problématique de l'environnement dans la perspective du développement durable, ce qui est tout à fait d'actualité. L'enseignement qui est dispensé dans cette Fondation concerne des étudiants qui sont déjà diplômés universitaires et qui proviennent, chaque année, d'une trentaine de pays appartenant à tous les continents. Enfin, son conseil d'administration - c'est important - est pluraliste. Il est composé de représentants de toutes les tendances politiques et il est inter-universitaire puisqu'il comprend les recteurs des neuf autres institutions universitaires francophones. Il est d'autant plus normal d'aligner le statut de la FUL, en ce qui concerne son système de pension, sur les autres universités qu'elle doit respecter tous les modes de fonctionnement des institutions universitaires francophones quant à l'organisation des études, la collation des grades académiques et à l'élaboration des comptes et budgets ainsi que le contrôle du délégué du gouvernement. Comme l'a défendu M. Poncelet en commission, si vous le permettez, je voudrais en tant que Luxembourgeois, m'associer à notre collègue Guy Larcier pour soutenir cette proposition de loi qui supprime une discrimination tout à fait injustifiée qui lésait grandement une institution dont la compétence et le dynamisme sont malheureusement davantage reconnus à travers le monde que dans notre pays.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to speak very briefly because I could not attend the discussion of the proposal in the Social Affairs Committee. I would like to emphasize, in my turn, the need to eliminate certain discriminations that affect the Luxembourg University Foundation and its staff. I will not return, as has already been done by the rapporteur, to the elements and nature of these discriminations as well as to the arguments developed in the committee. I would just like to remind you that it is important to insist on the originality of the Luxembourg University Foundation which was established in 1971 by the University Expansion Act in parallel with the Limburg Provincial Institution. This institution is original for several reasons. It is not organized in faculties or disciplinary departments but in interdisciplinary research and teaching units that all deal with the problem of the environment in the perspective of sustainable development, which is quite current. The teaching that is given in this Foundation concerns students who are already university graduates and who come, each year, from about thirty countries belonging to all continents. Finally, its board of directors – which is important – is pluralist. It is composed of representatives of all political trends and it is inter-university since it includes the rectors of the nine other French-speaking university institutions. It is all the more normal to align the status of the FUL, as regards its pension system, with the other universities as it must respect all the modes of functioning of the French-speaking university institutions as regards the organization of studies, the collation of academic degrees and the preparation of accounts and budgets as well as the control of the government delegate. As defended by Mr. Poncelet in commission, if you allow it, I would like, as a Luxembourgeois, to partner with our colleague Guy Larcier to support this bill that removes an entirely unjustified discrimination that greatly damaged an institution whose competence and dynamism are unfortunately more recognized throughout the world than in our country.
#9
Official text
Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, soms vraag ik me af waartoe een algemene bespreking in de plenaire vergadering dient. Alles is toch al gebeurd in de commissie? Waarom moeten we daarover hier nog eens onze mening geven? Vandaag wordt echter geïllustreerd waarom dat wel zinvol is. Dit voorstel is bij eenparigheid van stemmen goedgekeurd in de commissie. Ik moet eerlijk toegeven dat onze fractie een van de twee zittingen heeft gemist, namelijk de zitting tijdens welke er is gestemd. Een kleine fractie kan nu eenmaal niet overal bij zijn. Hier is echter wel iets aan de hand, hoewel niet met de Faculté universitaire luxembourgeoise, die wellicht een eerbare instelling is. Wel problematisch is het feit dat de maatregelen die men voorstelt voor het wegwerken van discriminaties natuurlijk wel een financiële impact hebben. Voor de allereerste keer wordt de lijst van universitaire instellingen van de wet van 1985 en de wet van 1986 gewijzigd door de toevoeging van een instelling. Het is de allereerste keer dat zoiets gebeurt. Het gaat maar over twee personen, zo staat in de tekst. Slechts twee mensen zouden nu een pensioen krijgen volgens het nieuwe systeem. Ik wil even herinneren aan soortgelijke futiele zaken, zoals het creëren van toegevoegde rechters destijds. Men vond dat toen niet erg, maar vandaag zitten we met de gebakken peren, als u mij die uitdrukking vergeeft. Wat is de grond van de zaak? Het gaat hier om een privé-instelling van derde cyclus alleen, die eerst in haar geheel werd gesubsidieerd en daarna werd opgenomen in het universitaire bestel van de Franse Gemeenschap. Die instelling komt nù aankloppen. Ik kan me best inbeelden dat het billijk is die eventueel aan de lijst toe te voegen. Dat verlangen heeft echter financiële consequenties. Hier eist een gemeenschap dat er een federale maatregel wordt genomen met financiële consequenties, met name het verlagen van de bijdrage, door de RSZbijdrage af te schaffen en een speciaal bijdragestelsel in te voeren en door anderzijds het betere stelsel van pensioenen van de openbare sector toe te passen op deze personen. Welnu, collega's, ik denk dat zoiets bij de talrijke aspecten kan worden gevoegd waarover binnen de Costa overleg wordt gepleegd. Aan Vlaamse kant zijn er ook heel wat discriminaties die op een andere visie van die Gemeenschap berusten. Ik zie niet in waarom dit puntje er weer moet worden uitgelicht, om het hier in deze Kamer apart te regelen via een federale wet, terwijl alle Vlaamse eisen worden doorgeschoven naar de Costa. Ik mag dan ook aannemen dat een aantal Vlaamse fracties onaandachtig is geweest. Het moet toch op een vergissing berusten dat niet alleen de Vlaamse meerderheidsfracties, maar ook de Vlaamse oppositiefracties dit zomaar hebben laten gebeuren? Ik vraag dus aan alle Vlaamse fracties om zich hierover eens te bezinnen, evenwel niet ten gronde. Zou het echter niet correcter zijn om zowel de verlangens van de Franstaligen als die van de Nederlandstaligen mee te nemen naar de Costa? Moeten we hier dan echt alles ad hoc oplossen wat enigszins gewenst is voor de Franstaligen, terwijl de Nederlandstaligen naar de Costa worden verwezen? Als dat het recept is, dan beloven wij u nog heel aangename dagen.
Translated text
Sometimes I wonder what a general discussion in the plenary session is for. Everything has already happened in the committee. Why should we give our opinion here again? Today, however, it is illustrated why this makes sense. This proposal was unanimously approved in the committee. I must honestly admit that our group missed one of the two sessions, namely the session during which the vote was held. A small group cannot be everywhere. However, there is something going on here, though not with the Faculté universitaire luxembourgeoise, which may be an honorable institution. However, the problem is that the measures proposed to eliminate discrimination, of course, have a financial impact. For the very first time, the list of university institutions of the Act of 1985 and the Act of 1986 is amended by the addition of an institution. It is the first time that such a thing happens. It’s about two people, it says in the text. Only two people would now receive a pension under the new system. I would like to remind for a moment of similar futial cases, such as the creation of additional judges at the time. They didn’t mind that then, but today we sit with the baked pears, if you forgive me that expression. What is the ground of the case? It is a private institution of the third cycle alone, which was first subsidised in its entirety and then included in the university system of the French Community. This institution is coming to knock. I can imagine that it is fair to eventually add them to the list. However, this desire has financial consequences. Here a community demands that a federal measure be taken with financial consequences, in particular the reduction of the contribution, by abolishing the RSZ contribution and introducing a special contribution scheme and, on the other hand, by applying the better system of public sector pensions to these persons. Well, colleagues, I think such a thing can be added to the many aspects that are being discussed within the Costa. On the Flemish side, there is also a lot of discrimination based on a different view of that Community. I do not see why this point should be clarified again, to regulate it here in this Chamber separately through a federal law, while all Flemish demands are shifted to the Costa. I can therefore assume that some Flemish factions have been disrespectful. It must be based on an error that not only the Flemish majority factions, but also the Flemish opposition factions have simply allowed this to happen? I therefore ask all Flemish factions to think about this, but not to the bottom. Wouldn’t it be more correct, however, to bring both the wishes of the French speakers and those of the Dutch speakers to the Costa? Should we really solve everything ad hoc here that is somewhat desirable for the French speakers, while the Dutch speakers are referred to the Costa? If that is the recipe, then we promise you very pleasant days.