General information
Full name plenum van 2005-06-02 14:23:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/51/ip143.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
51K1778
11/05/2005
✔
Projet de loi instaurant une déduction fiscale pour capital à risque.
51K1767
04/05/2005
✔
Projet de loi portant des dispositions diverses relatives à la concertation sociale.
51K1735
26/04/2005
✔
Projet de loi modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 et le Code des taxes assimilées au timbre en matière d'assistance mutuelle des autorités compétentes des Etats membres dans le domaine des impôts directs et des taxes sur les primes d'assurance.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#1
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#9
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#10
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#11
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#12
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#13
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#14
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#15
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#16
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#17
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#18
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#19
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#20
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#21
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#22
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#23
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#24
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#25
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#26
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#27
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#38
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#39
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#45
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#46
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#47
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#48
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#49
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#50
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#51
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#52
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#53
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#54
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#55
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#0
#1
Official text
transposer en droit belge des directives européennes. Je vais donc renvoyer à mon rapport écrit.
Translated text
Transposing European Directives into Belgian law. I will return to my written report.
#2
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het voorliggende wetsontwerp is de facto de uitvoering van het interprofessioneel akkoord dat werd goedgekeurd door alle sociale partners met uitzondering van de FGTB dat, weliswaar met een krappe meerderheid, het moeizaam bereikte maar niettemin deugdelijke akkoord naar de prullenmand verwees. Gelukkig heeft de federale regering het initiatief genomen om het akkoord vooralsnog uit te voeren.
Ik zeg "gelukkig", maar dat betekent niet dat de VLD over de ganse lijn zo gelukkig is met hetgeen voorligt. Dat zal niemand verwonderen en hiermee verwoord ik waarschijnlijk het gevoel dat bij alle partijen leeft. Een interprofessioneel akkoord is nu eenmaal een compromis waarbij iedere partij een aantal toegevingen voor lief moet nemen. Het heeft ten minste de verdienste een eervol compromis te zijn en dat is fundamenteel. Zo hadden wij bijvoorbeeld liever een aanpassing aan de reglementering inzake brugpensioenen gezien — geen afschaffing, voor alle duidelijkheid — een aanpassing van de modaliteiten dus ten aanzien van de toekomstige bruggepensioneerden. We hebben begrepen dat deze discussie deel zal uitmaken van het eindeloopbaandebat.
Anderzijds worden in het wetsontwerp enkele maatregelen voorgesteld die wel in het VLD-straatje passen. Typevoorbeeld is de regeling aangaande de versoepeling van de overuren, de verlichting van de kost ervan voor werkgevers en het grotere voordeel voor werknemers die overuren presteren. Ook hier geldt weer de opmerking dat de VLD liever een meer vergaande regeling had gezien, maar we kunnen ons vinden in de algemene filosofie en juichen toe dat zowel werknemers als werkgevers er beter van worden.
Bovendien wordt eindelijk met het misverstand gebroken dat het presteren van overuren per definitie zou betekenen dat iemand werk van anderen afneemt. De economische realiteit leert ons dat het helemaal niet zo is en dat overuren vooral worden aangewend om piekmomenten op te vangen. Wie trouwens structureel overuren zou laten presteren als substituut voor een bijkomende werknemer kan best opnieuw leren rekenen, want hoe je het ook draait of keert, overuren blijven duurder dan reguliere uren.
Ook de regeling voor ploegenarbeid die voorziet in een verhoging van de korting op de bedrijfsvoorheffing van 1% tot 2,5% kan bijdragen tot behoud van werkgelegenheid in het land. Wat de actieve begeleiding en opvolging van werklozen betreft, zijn we blij met de aandacht die hieraan in dit wetsontwerp wordt besteed. Toch zal het de minister niet verwonderen dat we ons als VLD zorgen blijven maken over de concrete implementatie van het samenwerkingsakkoord, dat trouwens nog aan het Parlement moet worden voorgelegd.
Er zijn tal van tekenen die erop wijzen dat de nieuwe regeling niet zeer rigoureus wordt toegepast. We hebben de minister al gewezen op getuigenissen van RVA-facilitatoren die de werklozen op hun woord — de fameuze verklaring op eer — moeten geloven, zelfs bij gebrek aan bewijsmateriaal, op de bewering dat men instructies van bovenaf krijgt om een beperkt aantal inschakelingsparcours toe te kennen en op de geheimhouding van de cijfers. Het heeft geen zin om er binnen het kader van het wetsontwerp dieper op in te gaan.
Toch wil ik van dit forum gebruikmaken om te herinneren aan een aantal disfuncties, dat met het oog op de uitbreiding van de doelgroep tot de —40ers, vanaf 1 juli aanstaande, opgevolgd moet worden.
Het lijkt ons van belang dat de minister extra aandacht besteedt aan het gelijkstemmen van de violen met de deelgebieden. In april jongstleden waren wij getuige van de rel met Waals minister van Werk Marcourt, die andermaal bewees dat het zuiden van dit land fundamenteel anders aankijkt tegen de activeringsidee dan het noorden. Ook in Vlaanderen is het echter niet allemaal rozengeur en maneschijn. Zo blijkt het opleidingsaanbod ontoereikend te zijn. Er zal een tandje bijgezet moeten worden. Het is immers nutteloos dat de RVA-facilitator de werkzoekende een trajectbegeleidingsovereenkomst onder de neus duwt waarin hij of zij zich verbindt tot het volgen van een opleiding, wanneer nadien blijkt dat er in Vlaanderen een wachttijd is van anderhalf tot twee jaar vooraleer hij of zij die opleiding kan aanvatten. Ook in deze problematiek komt de rol van de private sector in het vizier, wanneer blijkt dat de VDAB onvoldoende capaciteit heeft om aan een opleidingsaanvraag te voldoen.
De schadeloosstelling van werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen is al jaren een heikel thema. Enerzijds valt het inderdaad niet te rijmen dat werknemers uit kleinere ondernemingen niet dezelfde regeling genieten als hun collega's in grotere ondernemingen, maar anderzijds blijft het eeuwige probleem van de kostprijs bestaan. Via het IPA heeft men op een elegante manier een oplossing gevonden, door van de kwestie een onderdeel van een compromis te maken. Op die manier kan een deel van de financiële enveloppe die voorhanden was voor het IPA besteed worden aan deze werkgelegenheid. Het streefdoel blijft natuurlijk een uniforme regeling voor alle werknemers, maar met de financiële haalbaarheid als noodzakelijke voorwaarde.
Tot slot wijst de VLD op de creatie van het Fonds voor de tewerkstelling van personen met een handicap. Hierbij willen wij opmerken dat de intentie goed is, maar dat alles zal staan of vallen met de uitvoering. Het kan niet de bedoeling zijn te blijven steken in een papiermolen van allerhande studies of wat dan ook. Het Fonds moet werkelijk resulteren in een verbetering van de situatie voor gehandicapte werknemers op de bedrijfsvloer en bijgevolg een verhoogde activiteitsgraad van gehandicapte werknemers met zich meebrengen. Het lijkt ons dan ook noodzakelijk dat de minister na twee jaar een grondige evaluatie laat maken van de werking van het Fonds.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals ik reeds bij de aanvang van mijn uiteenzetting zei, 100% gelukkig zijn met hetgeen voorligt, zou voor elke partij in dit halfrond wellicht te veel gevraagd zijn, maar wij zijn tevreden omdat er via dit wetsontwerp een interprofessioneel akkoord voorligt. Gelukkig werden ook de regeling van de innovatiepremies en de verjaringstermijnen via amendering in het wetsontwerp opgenomen. Wij vertrouwen erop dat de minister alles in het werk zal stellen om hetgeen in dit ontwerp wordt bepaald correct en tijdig uit te voeren.
De VLD-fractie zal het akkoord dan ook steunen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the present bill is de facto the implementation of the interprofessional agreement that was approved by all social partners with the exception of the FGTB which, although with a narrow majority, achieved the hard work but nevertheless referred to the garbage basket. Fortunately, the federal government has taken the initiative to implement the agreement for now.
I say “happy,” but that doesn’t mean that the VLD is so happy with what’s ahead. This will not surprise anyone, and with this I probably express the feeling that lives with all parties. An interprofessional agreement is a compromise in which each party must take a number of concessions for good. It has at least the merit of being an honorable compromise and that is fundamental. For example, we would rather have seen an adjustment to the regulations on bridge pensions — not an abolition, for all clarity — an adjustment of the modalities thus with regard to the future bridge pensioners. We have understood that this discussion will be part of the end-to-end discussion.
On the other hand, the bill proposes some measures that fit in the VLD street. Typical examples include the arrangements relating to the easing of overtime, the easing of the cost of overtime for employers and the greater benefit for employees who perform overtime. Here too, it is worth noting that the VLD would have preferred a more extensive arrangement, but we can find ourselves in the general philosophy and welcome that both employees and employers are getting better.
Furthermore, it is finally broken with the misunderstanding that performing overtime would by definition mean someone taking away work from others. The economic reality teaches us that this is not the case at all and that overtime is mainly used to capture peak moments. Anyone who, by the way, would allow structural overtime to perform as a substitute for an additional employee can best learn to count again, because no matter how you turn it or turn it, overtime remains more expensive than regular hours.
The system for teamwork, which provides for an increase in the reduction on the corporate advance fee from 1% to 2,5%, can also contribute to the maintenance of employment in the country. With regard to the active guidance and follow-up of unemployed people, we welcome the attention paid to this in this bill. Nevertheless, it will not surprise the Minister that we, as the VLD, continue to worry about the concrete implementation of the cooperation agreement, which, by the way, has yet to be submitted to Parliament.
There are numerous signs that the new scheme is not being applied very rigorously. We have already pointed out to the Minister the testimony of RVA facilitators that the unemployed should believe in their word — the famous declaration of honour — even in the absence of evidence, the claim that one receives instructions from above to grant a limited number of activation courses, and on the secrecy of the numbers. It makes no sense to go deeper into it within the framework of the bill.
Nevertheless, I would like to use this forum to remind of a number of dysfunctions, which must be followed in order to expand the target audience to the —40ers, coming from 1 July.
It seems to us important that the Minister pays additional attention to the equalization of the violes with the sub-regions. In April last year we witnessed the riot with Waals Minister of Work Marcourt, who once again proved that the south of this country views fundamentally differently against the activation idea than the north. Even in Flanders, however, it is not all pink smell and manish shade. The training offer is inadequate. A tooth will need to be attached. In fact, it is useless that the RVA facilitator pushes the job seeker under the nose of a route guidance agreement in which he or she undertakes to attend a training, if it subsequently turns out that there is a waiting period of one and a half to two years in Flanders before he or she can start that training. Also in this problem, the role of the private sector comes into consideration when it turns out that the VDAB has insufficient capacity to meet a training request.
Compensation for workers dismissed by closing companies has been a sensitive issue for years. On the one hand, it is indeed unreasonable that employees in smaller undertakings do not enjoy the same regime as their colleagues in larger undertakings, but on the other hand, the eternal problem of cost-price persists. Through the IPA, a solution has been found in an elegant way, by making the issue part of a compromise. In this way, a part of the financial envelope available for the IPA could be spent on this employment. The objective of course remains a uniform arrangement for all employees, but with financial feasibility as a necessary prerequisite.
Finally, the VLD points out the creation of the Fund for the Employment of Persons with Disabilities. Here, we would like to note that the intention is good, but that everything will stand or fall with the execution. It can’t be the intention to keep stuck in a paper mill of all kinds of studies or anything. The Fund should effectively result in improving the situation of disabled workers on the premises and, consequently, in increasing the level of activity of disabled workers. We therefore find it necessary that the Minister after two years make a thorough evaluation of the functioning of the Fund.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, as I said at the beginning of my presentation, being 100% happy with what is ahead, would be too much demanded for each party in this hemisphere, but we are satisfied because this bill presents an interprofessional agreement. Fortunately, the arrangement of the innovation premiums and the limitation periods were also included in the bill by amendment. We are confident that the Minister will do everything in his power to carry out what is stipulated in this draft correctly and timely.
The VLD group will therefore support the agreement.
#3
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik was niet zinnens in de algemene bespreking te interveniëren, maar u weet dat men mij niet te veel mag uitdagen.
Ik wil één zaak zeggen. Omdat het ABVV niet getekend heeft, heeft de regering inderdaad dan maar die zware plicht op zich genomen. Doch, ik heb van bij de aanvang gezegd — ik heb dit ook in de commissie gezegd en ik wil het hier herhalen in de algemene bespreking in de plenaire vergadering — dat het interprofessioneel akkoord er gekomen is, veeleer ondanks dan dankzij de regering. Weliswaar heeft het ABVV niet getekend, maar de regering heeft voordien een enorm risico genomen door aan de werkgevers een lastenverlaging te beloven, die nadien niet vol kon worden gehouden en die veel lager uitviel.
De andere reden waarom ik vanop mijn bank het woord neem, houdt verband met het activeringsbeleid. Wanneer de discussie hier naar aanleiding van het interprofessioneel akkoord verruimd wordt tot de brede discussie over het activeringsbeleid, kan ik niet anders dan stellen dat enkele opmerkingen die hier geformuleerd werden en die in de commissie als mondelinge vraag aan bod zijn gekomen, niet helemaal correct zijn. Ik denk aan het weigeren van de cijfers. Ik hoef vanuit de oppositie, meen ik, niet de regering verdedigen, noch de minister, maar wel de gewone werkelijkheid weergeven, te weten dat die cijfers wel gegeven zijn.
Ik meen dat wij het activeringsbeleid, waarbij ik in de commissie ook heel wat bedenkingen en kritiek heb gegeven, volop kansen moeten geven en dat wij het niet nodeloos in diskrediet mogen brengen.
Translated text
Mr. Speaker, I did not intend to intervene in the general discussion, but you know that I should not be challenged too much.
I want to say one thing. Since the ABVV has not signed, the government has indeed taken on that heavy duty. However, I have said from the beginning — I have said this also in the committee and I want to repeat it here in the general discussion in the plenary session — that the interprofessional agreement has been reached, rather despite than thanks to the government. Indeed, the ABVV has not signed, but the government has previously taken a huge risk by promising to the employers a burden reduction, which subsequently could not be fulfilled and which resulted much lower.
The other reason why I take the word from my bank is related to the activation policy. When the discussion here, following the Interprofessional Agreement, is extended to the broad discussion on the activation policy, I can only say that some of the comments made here and addressed in the committee as an oral question are not entirely correct. I think of rejecting the numbers. I need from the opposition, I think, not to defend the government, nor the minister, but to reflect the ordinary reality, to know that those figures are given.
I think that we should give the activation policy, in which I have also given a lot of concerns and criticism in the committee, plenty of opportunities and that we should not unnecessarily discredit it.
#4
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil mij inzake de bespreking van het sociaal akkoord beperken tot één punt, te weten de maatregel in verband met innovaties. Daarover hebben we immers zelf een wetsvoorstel ingediend. Inderdaad, ik heb samen met collega D'hondt en collega Pieters een wetsvoorstel ingediend tot afschaffing van de sociale bijdrage op suggestiepremies.
Waarover gaat het als wij spreken van suggestiepremies? Wel, in heel wat grote bedrijven en niet alleen in industriële bedrijven, bestaan er alsmaar meer initiatieven om werknemers op een of andere manier aan te moedigen en beter te betrekken bij het hele proces. Zo kan men concrete verbeteringsvoorstellen indienen waardoor bijvoorbeeld het arbeidsproces bijvoorbeeld vereenvoudigd wordt, of waardoor gezondheidsklachten kunnen afnemen, of waardoor men tot meer efficiëntie komt.
Deze verbeteringsvoorstellen worden vaak beloond met premies. Ik noem het suggestiepremies. Vaak gaat het niet om klassieke innovaties, maar om suggesties, soms kleine verbeteringen, die het productieproces efficiënter maken of versnellen of zorgen voor betere werkomstandigheden. Precies die kleine productiviteitsverbeteringen maken van ons land al decennialang een van de landen met de hoogste productiviteit. Ik denk dat daaraan moet worden voortgewerkt en dat dit moet worden aangemoedigd. Door het systeem van suggestiepremies voelen werknemers zich verbonden met het bedrijf omdat ze kunnen participeren in het proces.
Ik geef het voorbeeld van Opel. Maar ook andere bedrijven zoals Degussa of zelfs de Nationale Bank, kennen dergelijke premies. Bij Opel werden in 2003 niet minder dan 14.353 verbeteringsvoorstellen ingediend door de werknemers van wie 78% met een premie werd beloond. De premies varieerden van een kleine premie tot een grote premie, van 7 euro tot 12.400 euro, afhankelijk van de gerealiseerde besparing of meerwaarde. Iedere werknemer diende gemiddeld 2,9 voorstellen in. Het totale bedrag aan netto-premies bedroeg 343.000 euro. In ons land — en dat is belangrijk — worden we daarvoor echter afgestraft want voor elke euro aan premies, betaalde het bedrijf 3,24 keer zoveel aan fiscale en parafiscale lasten.
Men stelt vast dat heel wat werknemers erg gemotiveerd zijn om dergelijke voorstellen te bedenken, om mee te denken en mee te werken met hun bedrijf. Het geeft hun de kans mee te denken over het functioneren van het bedrijf en het verhoogt ook hun werkvreugde. Dat ze een premie krijgen, is vaak mooi meegenomen tot ze merken natuurlijk dat hun creativiteit vooral de overheid een premie heeft bezorgd. Enerzijds zullen de mogelijkheid om creatief te zijn en de premie hun werkvreugde doen toenemen, maar anderzijds zullen de overheid en de fiscus ze doen afnemen.
De last op dergelijke premies is, vergeleken met onze buurlanden, ontzettend hoog. Ik heb reeds gezegd dat in België iedere euro nettopremie het bedrijf aan fiscale en parafiscale lasten bijna 3,24 keer zoveel kost, terwijl dat in buurlanden, zoals Duitsland en GrootBrittannië, met een gelijkaardig loonprofiel en gelijkaardige loonkosten, toch een stuk lager ligt.
Samen met collega's D'hondt en Pieters dien ik een wetsvoorstel in om die suggestiepremies vrij te stellen van sociale zekerheidsbijdrage en inkomstenbelastingen.
Dat staat vandaag op de agenda. Ons voorstel kreeg immers gehoor bij de regering. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord werd een aantal weken geleden door de regering een concrete maatregel voorgesteld met de bedoeling om innovatiepremies vrij te stellen van socialezekerheidsbijdragen en inkomstenbelasting. Hier wordt het innovatiepremies genoemd. Tussen haakjes, wij hebben gekozen voor het woord suggestiepremies omdat het woord innovatiepremies reeds een term is die op Vlaams vlak gebruikt wordt. Daarom wilden wij niet voor verwarring zorgen.
Uiteraard gelden er een aantal voorwaarden. De innovatie moet bijvoorbeeld leiden tot een effectieve toepassing in het bedrijf. De premie mag uiteraard niet in plaats van het loon komen. De premie mag per jaar ook niet hoger liggen dan een bruto-maandloon. Er moet ook verslag uitgebracht worden bij de RSZ en bij de minister van Economie.
Wij zijn daarover tevreden. Wij willen dat voorstel, en trouwens ook het globale sociale akkoord, goedkeuren. Wij zijn echter niet helemaal tevreden. Wij hebben één belangrijke opmerking overgehouden. Wij willen die meegeven aan de regering. Er is één belangrijk minpunt, namelijk het volgende. Het aantal innovatiepremies dat is vrijgesteld van bijdragen is in het voorstel van de regering beperkt tot 10% van de personeelsleden.
Wat gebeurt er als een werknemer een suggestie of innovatie voorstelt nadat de drempel van 10% bereikt is? Hoe gaat men dat verkopen in het bedrijf? Gaat men zeggen dat de eerste 10% in aanmerking komt en dat het voor de rest jammer is, dat het een leuke suggestie is, maar dat men ze niet kan belonen? Nog erger misschien, gaat men dat voorbehouden voor bepaalde groepen van werknemers? Dat zijn allemaal zaken die juist die innovatie, dat meedenken en de betrokkenheid van de werknemers juist gaan afremmen in plaats van aan te moedigen. Wij vinden dat men daarmee de innovatie afremt. Op dat punt vinden wij het voorstel van de regering minder geslaagd. De regeling die nu goedgekeurd zal worden heeft een proefperiode van één jaar. Die proefperiode start op 1 januari 2006. Nadien volgt een evaluatie. Wij hopen vanuit onze fractie ten stelligste dat met deze opmerking, die wij vandaag maken over die beperking tot 10% van de werknemers, na de evaluatie rekening wordt gehouden en dat de maatregel op dat vlak zal worden bijgestuurd.
Wij vinden het immers essentieel om iedereen, alle werknemers te betrekken of ten minste de kans te geven om een betrokkenheid te tonen bij heel hun werkgegeven. Op die manier houden wij mensen langer aan het werk. Op die manier kunnen wij de werkvreugde van mensen vergroten. Wij willen daartoe ons steentje bijdragen.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, I would like to limit my attention to the discussion of the Social Compact to one point, namely the measure related to innovation. We have submitted a bill on this subject. Indeed, together with colleague D'Hondt and colleague Pieters, I have submitted a bill to abolish the social contribution on suggestive premiums.
What do we mean when we talk about suggestive premiums? Well, in many large companies and not just in industrial enterprises, there are more and more initiatives to encourage employees in some way and better engage in the whole process. For example, you can submit concrete improvement proposals that will, for example, simplify the work process, or reduce health complaints, or increase efficiency.
These improvement proposals are often rewarded with premiums. I call it suggestion prizes. Often it is not about classic innovations, but about suggestions, sometimes small improvements, that make the production process more efficient or accelerate or provide better working conditions. It is precisely those small improvements in productivity that have made our country one of the countries with the highest productivity for decades. I believe that this should be continued and that this should be encouraged. Through the system of suggestion premiums, employees feel connected to the company because they can participate in the process.
Take the example of Opel. But other companies such as Degussa or even the National Bank also know such premiums. In 2003, at Opel, no less than 14,353 improvement proposals were submitted by employees, of whom 78% were rewarded with a premium. The premiums ranged from a small premium to a large premium, from 7 euros to 12,400 euros, depending on the realised savings or added value. Each employee submitted an average of 2.9 proposals. The total amount of net premiums amounted to 343,000 euros. In our country — and that is important — we are punished for this, however, because for every euro of premiums, the company paid 3.24 times as much in tax and parafiscal charges.
It is noted that many employees are highly motivated to come up with such proposals, to think with them and to work with their company. It gives them the opportunity to think about how the company works and it also increases their working pleasure. The fact that they receive a premium is often taken well until they realize, of course, that their creativity has provided a premium primarily to the government. On the one hand, the ability to be creative and the premium will increase their work pleasure, but on the other hand, the government and tax authorities will reduce them.
The burden on such premiums is extremely high compared to our neighbors. I have already said that in Belgium, every euro net premium costs the company almost 3.24 times the tax and parafiscal charges, while in neighboring countries, such as Germany and Great Britain, with a similar wage profile and similar wage costs, it is still much lower.
Together with colleagues D'Hondt and Pieters, I submit a bill to exempt those suggestive premiums from social security contributions and income taxes.
This is on the agenda today. Our proposal was heard by the government. In implementation of the interprofessional agreement, the government proposed a concrete measure a few weeks ago with the intention of exempting innovation premiums from social security contributions and income tax. This is called the Innovation Prize. In short, we have chosen the word suggestion premiums because the word innovation premiums is already a term used on the Flemish level. We did not want to cause confusion.
Of course, a number of conditions apply. For example, innovation must lead to an effective application in the company. Of course, the premium should not come in place of the salary. The premium may not exceed a gross monthly salary per year. Report must also be issued to the RSZ and to the Minister of Economy.
We are satisfied with this. We would like to approve that proposal and, by the way, the Global Social Compact. However, we are not completely satisfied. We have left one important comment. We want to give it to the government. There is one important minus point, namely the following. The number of innovation premiums exempt from contributions is in the government’s proposal limited to 10% of staff members.
What happens if an employee proposes a suggestion or innovation after the 10% threshold has been reached? How will this be sold in the company? Will one say that the first 10% is eligible and that it is a pity for the rest, that it is a nice suggestion, but that one cannot reward them? Even worse, is this reserved for certain groups of workers? These are all things that are going to curb that innovation, that meditation and the involvement of employees rather than encourage. We believe that this reduces innovation. At this point, we find the government’s proposal less successful. The scheme that will now be approved has a one-year trial period. That trial period begins on 1 January 2006. Then follows an evaluation. We strongly hope from our group that this comment, which we make today on that limitation to 10% of workers, will be taken into account after the evaluation and that the measure in that regard will be updated.
After all, we find it essential to involve everyone, all employees, or at least to give the opportunity to show engagement in all their employment. This will keep people working longer. In this way, we can increase people’s work pleasure. We want to contribute to this.
#5
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le texte que le gouvernement nous demande aujourd'hui d'approuver transpose une partie du projet qui devait être le projet de la solidarité qui impliquait une programmation sociale, une paix sociale et un encadrement des négociations collectives pour les années 2005-2006.
Je ne reviendrai pas sur les conditions de l'accouchement difficile pour ne pas dire aux forceps dans lesquelles cet accord a été trouvé. Cependant, j'exprimerai la déception de notre groupe quant au contexte dans lequel ces négociations se sont déroulées.
Pour nous, un accord interprofessionnel est le meilleur garant de la cohésion socio-économique de notre pays. Il traduit les équilibres nécessaires à notre économie sociale de marché. Il repose sur la légitimité de ceux qui l'ont négocié. Et depuis de nombreuses années, il confère une dimension socio-économique prospective.
Pendant les négociations, certains n'ont cessé de dévaloriser la dimension interprofessionnelle des discussions. Nous pensons, quant à nous, que cette dimension est importante car elle permet, contrairement à ce que certains pensent, de négocier plus facilement au niveau sectoriel. De plus, et surtout, un accord interprofessionnel permet de soutenir les plus fragilisés des travailleurs.
Au départ, le point d'achoppement fut le principe de la norme salariale et de l'augmentation des salaires. Pourtant, pour la première fois, les interlocuteurs sociaux s'étaient mis d'accord sur le fait que la norme salariale n'était plus impérative mais indicative. Au demeurant, cette norme doit traduire un équilibre entre l'emploi et les salaires.
Toutefois, nous avons surtout eu le sentiment que les employeurs exigeaient, au contraire, la rigueur salariale au nom de la compétitivité mais qu'ils ne s'engageaient guère pour l'emploi.
Le PS regrette que les partenaires sociaux n'aient même pas discuté du problème de l'emploi des jeunes alors que le gouvernement l'avait souhaité. Nous avons la nette impression que ce projet d'accord n'a été possible qu'en actionnant la planche à billets du fédéral, ce qui ne peut nous réjouir. Ainsi, le gouvernement fédéral a décidé d'injecter 250.000.000 d'euros. Pour les heures supplémentaires, un bonus fiscal de 80 millions d'euros a été prévu. L'élargissement de la compétence du fonds de fermeture sera également financé par la sécurité sociale, les employeurs ayant refusé de faire un geste supplémentaire.
Il en va de même en ce qui concerne le travail des personnes handicapées pour lesquelles un fonds va être créé dans le cadre de l'ONSS. Ce fonds sera en partie subsidié par ces travailleurs handicapés, en y versant la récupération des sommes indûment payées.
Madame la ministre, monsieur le ministre, je vous fais remarquer que cela peut pervertir le travail des commissions de l'aide sociale qui relèvent du ministère des Affaires sociales. Il y aurait alors sans doute tendance à ne plus accorder de protection à l'égard de ceux qui le demandent.
Il y a des points positifs dans cet accord interprofessionnel. Les patrons ont tout de même reconnu que la compétitivité n'était pas réductible aux seuls salaires. Aujourd'hui, ils prennent en compte des facteurs comme la recherche/développement, l'innovation, la conquête de nouveaux marchés et la formation de la main d'oeuvre.
Je rappelle, à ce sujet, que notre pays a souscrit à la stratégie de Lisbonne, à l'objectif d'atteindre 3% de notre PIB d'ici 2010, à savoir 2% pour le secteur privé et 1% pour le secteur public. On peut se réjouir de la volonté de planification des initiatives et des problèmes à résoudre et que les partenaires sociaux se soient mis d'accord sur un seul indicateur objectif de formation qui devra être intégré dans un bilan social adapté plutôt que les trois qui existaient jusqu'ici.
Quant au contenu du projet de loi lui-même, nous avons constaté que le Conseil d'Etat soulevait un problème en ce qui concernait l'attribution des 0,05% de la masse salariale aux entités fédérées, pour leur permettre de mener à bien la politique que le fédéral a finalement décidée lui-même, à savoir le contrôle de la disponibilité des chômeurs et de leur volonté d'entrer dans l'emploi. Nous partageons l'avis du gouvernement. Etant donné que c'est lui qui prend une mesure à appliquer par les entités fédérées, il est normal qu'il subsidie. On pourrait d'ailleurs s'interroger sur le taux de cette cotisation, qui est inchangé depuis 1995.
Nous pensons également que, dès lors que l'on instaure un contrôle plus grand et plus systématique de la disponibilité et du comportement de recherche d'un emploi par les chômeurs, il serait logique de responsabiliser davantage les employeurs en termes de créations d'emplois, ce qui n'est pas le cas!
Le deuxième point concerne la prime de fermeture pour les travailleurs des entreprises qui engagent entre dix et dix-neuf travailleurs. Il est également prévu dans la loi que, pour certaines entreprises, cela peut aller jusqu'à cinq travailleurs. C'est une avancée évidente mais nous ne comprenons pas que l'on s'en tienne à des entreprises en faillite. En effet, il peut y avoir des fermetures d'entreprises en termes de délocalisation, de restructuration, de fusion.
Et de même, nous voudrions rappeler - aujourd'hui, c'est un bon jour pour le faire - que le non-marchand ne bénéficie pas de cette mesure de prime de fermeture et n'a pas encore pu bénéficier de ce que nous avons appelé en son temps au PS le principal par rapport à l'accessoire, c'est-à-dire l'accès aux droits fondamentaux en cas de rupture de contrat de travail. En effet, la loi de 2002 appelait un arrêté royal d'exécution de mise en vigueur de la loi, ce qui n'existe toujours pas. Par conséquent, comme soeur Anne, nous attendons, mais souhaitons que cela se concrétise rapidement.
Le dispositif pour les heures supplémentaires n'est certainement pas facile à comprendre. Il est plutôt complexe. Cependant, je voudrais m'attacher aux 65 heures supplémentaires annuelles que l'on va porter à 130 et pour lesquelles on va dégager le fameux bonus fiscal de 80 millions d'euros dont j'ai parlé précédemment.
Nous pensons qu'il s'agit pour les travailleurs d'une avancée, puisqu'ils vont percevoir plus en net. Et les employeurs payeront moins en brut. Néanmoins, nous estimons que ce système risque d'être pernicieux pour l'emploi des intérimaires et singulièrement des jeunes. Pourquoi? Nous offrons aux travailleurs la possibilité de ne pas récupérer les heures supplémentaires. Cette mesure sera peutêtre considérée positive pour eux, car en cas de non-récupération vos heures supplémentaires sont payées avec le sursalaire si vous y avez droit et versées, immédiatement à la fin du mois, en même temps que le salaire normal. Au contraire, en cas de récupération, vous ne touchez que votre sursalaire et on vous paie vos heures au moment du repos compensatoire.
Evidemment, les travailleurs seront tentés d'opter pour cette formule. Quant à nous, nous pensons que cela peut être nuisible pour leur santé, pour leur vie familiale et privée et aussi pour l'emploi des jeunes que l'on ne va plus engager en remplacement, même si les employeurs estiment que ce n'est pas le cas, puisque les heures supplémentaires coûtent toujours plus cher que les heures normales et que l'avantage fiscal accordé devrait blanchir les heures supplémentaires qui sont, aujourd'hui, payées au noir. A notre avis, cela ne sera pas le cas, car il y a aussi un chantage à l'emploi auprès des travailleurs surtout dans les PME, où il n'y a pas de représentation syndicale.
Enfin, pour la prime unique d'innovation, nous sommes satisfaits des dix critères repris dans le projet de loi par le biais d'amendements. En effet, nous estimons que cette prime à l'innovation ne doit pas rester à l'état de gestation, mais entrer dans un processus d'activation, de réalisation afin que ce ne soit pas une simple prime payée à des cadres sans contrôle.
Madame la ministre, monsieur le ministre, chers collègues, vous comprendrez que dans l'ensemble, c'est avec prudence et sans euphorie que nous voterons tout à l'heure ce projet de loi qui transpose divers éléments du projet d'accord interprofessionnel pour 2005 et 2006. Personne ne pourra me contredire: jusqu'à maintenant, adroitement ou maladroitement, on a évité les grandes questions socio-économiques qui exigent pourtant des réponses urgentes, dans le respect de la justice et du progrès social.
Que ce soit en matière d'emploi et de formation des aînés, des femmes, des jeunes, des allochtones, des moins qualifiés, des personnes handicapées, que ce soit en matière de pensions, de refinancement de la sécurité sociale, le chemin est encore long et difficile à parcourir. Nous estimons quant à nous que ces trois côtés du triangle doivent être appréhendés de concert, au moment de démarrer cette fameuse conférence qu'on appelle aujourd'hui "conférence sur les carrières". Nous pensons qu'on ne peut pas dissocier un aspect des autres, sous peine d'hypothéquer l'avenir d'une société qui a déjà relevé de nombreux défis, qui devra relever celui-ci et qui — nous l'espérons — le fera mieux que d'autres car elle sera mieux préparée.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, the text that the government today asks us to approve transposes a part of the project that was to be the solidarity project that involved social programming, social peace and a framework for collective negotiations for the years 2005-2006.
I will not return to the conditions of difficult birth, not to mention the forceps in which this agreement was found. However, I will express the disappointment of our group over the context in which these negotiations took place.
For us, an inter-professional agreement is the best guarantor of the socio-economic cohesion of our country. It translates the balances necessary for our social market economy. It is based on the legitimacy of those who negotiated it. And for many years, it has given a prospective socio-economic dimension.
During the negotiations, some have continuously devalued the interprofessional dimension of the discussions. We believe that this dimension is important because, contrary to what some think, it makes it easier to negotiate at the sectoral level. Moreover, and most importantly, an interprofessional agreement helps support the most vulnerable workers.
Initially, the interruption point was the principle of the wage standard and the increase of wages. However, for the first time, the social partners agreed that the wage standard was no longer imperative but indicative. Furthermore, this standard must reflect a balance between employment and wages.
However, we mostly felt that employers, on the contrary, demanded wage rigour in the name of competitiveness but that they did not commit themselves to employment.
The PS regrets that the social partners have not even discussed the problem of youth employment when the government had desired it. We have the clear impression that this draft agreement was only possible by acting on the federal banknote board, which cannot please us. Thus, the federal government decided to inject 250 million euros. For overtime, a tax bonus of 80 million euros was provided. The expansion of the closing fund’s competence will also be financed by social security, as employers have refused to make any further gesture.
The same applies to the work of persons with disabilities for whom a fund will be created within the framework of the ONSS. This fund will be partially subsidized by these disabled workers, paying the recovery of unduely paid sums.
I would like to point out that this can distort the work of the Social Assistance Committees under the Ministry of Social Affairs. There would then probably be a tendency to no longer provide protection to those who ask for it.
There are positive points in this interprofessional agreement. Employers, however, acknowledged that competitiveness cannot be reduced to salaries alone. Today, they take into account factors such as research/development, innovation, new market conquest and workforce training.
I recall, in this regard, that our country has subscribed to the Lisbon strategy, with the goal of reaching 3% of our GDP by 2010, namely 2% for the private sector and 1% for the public sector. We can welcome the willingness to plan the initiatives and problems to be solved and that the social partners have agreed on a single objective indicator of training that will need to be integrated into an adapted social balance sheet rather than the three previously existing.
Regarding the content of the bill itself, we found that the State Council raised a problem with regard to the allocation of 0.05% of the wage mass to federal entities, in order to enable them to carry out the policy that the federal has finally decided itself, namely the control of the availability of the unemployed and their willingness to enter employment. We share the opinion of the government. Since it is he who takes a measure to be applied by the federal entities, it is normal that he subsidizes. It may also be questioned about the rate of this contribution, which has remained unchanged since 1995.
We also believe that as long as there is greater and more systematic control over the availability and job-seeking behavior of the unemployed, it would make sense to empower employers more in terms of job creation, which is not the case!
The second point concerns the closing premium for workers in companies that employ between ten and nineteen workers. It is also provided in the law that, for some companies, this can go up to five employees. This is an obvious advance, but we do not understand that we are holding on to companies in bankruptcy. In fact, there may be closures of companies in terms of relocation, restructuring, merger.
And likewise, we would like to remind - today is a good day to do so - that the non-marketer does not benefit from this closing premium measure and has not yet been able to benefit from what we called in its time the PS the main in relation to the accessory, that is, access to fundamental rights in case of rupture of employment contract. Indeed, the law of 2002 called for a royal enforcement decree to enforce the law, which still does not exist. Therefore, as Sister Anne, we are waiting, but we wish that this will happen quickly.
The device for overtime is ⁇ not easy to understand. It is rather complex. However, I would like to focus on the 65 extra hours per year that we will bring to 130 and for which we will get the famous tax bonus of 80 million euros that I mentioned earlier.
We think this is an advance for workers, as they will perceive more on the net. Employers will pay less in gross. Nevertheless, we believe that this system risks to be detrimental to the employment of temporary workers and ⁇ young people. Why Why ? We offer workers the possibility of not recovering overtime. This measure may be considered positive for them, because in case of non-recovery your overtime is paid with the surcharge if you are entitled and paid, immediately at the end of the month, at the same time as the normal salary. On the contrary, in case of recovery, you only touch your surplus salary and you are paid your hours at the time of compensatory rest.
Obviously, workers will be tempted to opt for this formula. As for us, we believe that this can be detrimental to their health, to their family and private lives, and also to the employment of young people who will no longer be hired as a substitute, even though employers believe that this is not the case, since overtime is always more expensive than normal hours and that the tax advantage granted should whiten the overtime that is now paid in black. In our opinion, this will not be the case, because there is also a blackmail in employment among workers especially in SMEs, where there is no trade union representation.
Finally, for the single innovation premium, we are satisfied with the ten criteria included in the bill through amendments. Indeed, we believe that this premium to innovation should not remain in the state of gestation, but enter a process of activation, realization so that it is not a simple premium paid to cadres without control.
Mr. Minister, Mr. Minister, dear colleagues, you will understand that overall, it is with caution and without euphoria that we will now vote on this bill that transposes various elements of the draft inter-professional agreement for 2005 and 2006. No one will be able to contradict me: so far, cleverly or unclearly, we have avoided the major socio-economic questions that yet require urgent answers, in respect of justice and social progress.
Whether in the field of employment and training for the elderly, women, youth, immigrants, less skilled, disabled persons, whether in the field of pensions, refinancing of social security, the road is still long and difficult to go. We believe that these three sides of the triangle must be understood together, at the time of the start of this famous conference which is now called the "Carrier Conference". We believe that one cannot dissociate one aspect from the others, without hypothesizing the future of a society which has already faced many challenges, which will have to face it and which — we hope — will do it better than others because it will be better prepared.
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega's, het feit dat ik in het debat het woord neem, heeft niet zozeer te maken met de inhoud van het voorliggende ontwerp, waar wij nauwelijks bezwaren tegen of bedenkingen bij hebben. Het heeft veeleer te maken met de lessen die wij kunnen en wat ons betreft moeten trekken uit de manier waarop een en ander loopt, meer specifiek in verband met de verhouding tussen het sociaal overleg en het regeringsbeleid.
Ik denk inderdaad dat het een goede reflex van de regering was om, niettegenstaande er een handtekening ontbrak op het ontwerp van interprofessioneel akkoord, het grootste deel van de bepalingen uit dat ontwerp tot het hare te maken en voor te leggen aan het Parlement. De ongebruikelijke situatie doet ons een aantal bedenkingen in verband met de rol, de kracht en de waarde van het sociaal overleg in onze economie en zelfs in onze samenleving formuleren.
Mijn partij hecht bijzonder veel belang, in het verleden en vandaag, aan een structureel overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en ook aan overleg tussen de sociale partners en de regering om zoveel mogelijk in consensus sociaaleconomische e en maatschappelijke problemen aan te pakken. Toch kunnen wij niet rond de vaststelling dat de sociale gesprekspartners er alsmaar moeilijker in slagen om op bepaalde uitdagingen in consensus in te gaan. Ik denk aan het eindeloopbaandebat. Ik denk aan het moeilijke vraagstuk van de alternatieve financiering van de sociale zekerheid. Ik denk aan het eeuwige dossier van het gelijke statuut voor arbeiders en bedienden. Ik denk dat de sociale partners de moeilijke dossiers alsmaar vaker — er zit een patroon in — hetzij door onmacht, hetzij door onverantwoordelijkheid doorschuiven naar de regeringstafel. Ik denk dat het voor de sp.a duidelijk is dat, als de sociale partners blijven steken in de coulissen, de regering en het Parlement knopen moeten doorhakken.
Die werkwijze doet alvast een aantal vragen rijzen over de geloofwaardigheid van de sociale partners. Ik wil twee precieze voorbeelden geven die ons bijzonder na aan het hart liggen en die jammer genoeg niet vervat zitten in het ontwerp van interprofessioneel akkoord of slechts gedeeltelijk. Het eerste is alles wat betrekking heeft op risicogroepen. Opnieuw zien wij dat de sociale partners een belangrijke bijdrage aan de kant zetten. Zij wensen namelijk 0,10% van de loonmassa te besteden om risicogroepen op de arbeidsmarkt extra kansen te geven.
Dat engagement, collega's, gaat al een aantal interprofessionele akkoorden mee, maar er is jammer genoeg — dit bleek opnieuw uit de discussie in de commissie — geen kat in ons land die kan nagaan hoe de middelen precies besteed worden, wat de effecten ervan zijn en wat de efficiëntie ervan is. Het enige wat we wel kunnen vaststellen, collega's, is dat het aandeel van de zogenaamde risicogroepen in de totaliteit van de werkloosheid stelselmatig aan het toenemen is. Om de zoveel maanden worden we geconfronteerd met pijnlijke analyses en rapporten over langdurige werklozen, mensen met een handicap of mensen van allochtone afkomst, die het extra moeilijk hebben, achteruitgesteld worden en gediscrimineerd worden op onze arbeidsmarkt. Dat kunnen we wel precies vaststellen. Dat kunnen we wel precies zien.
Dat we anno 2005 geen enkel zicht hebben op de efficiëntie van de besteding van die 0,10 procent aan middelen, belemmert en bemoeilijkt onze politieke reactie, die noodzakelijk is telkenmale we geconfronteerd worden met discriminaties en achterstelling. Nochtans heeft het Parlement vroeger reeds op expliciete voordracht van de sociale partners wetten goedgekeurd die ons en de sociale partners inzage moeten geven in de resultaten van het engagement van de 0,10 procent.
Zo wil ik erop wijzen dat een nog niet zo oude wet, die eigenlijk de wet van 16 mei 2003 ter uitvoering van het vorige interprofessioneel akkoord verlengt, zeer precies in haar artikel 4 bepaalt op welke manier de overheid, het departement Werkgelegenheid en de Kamer van volksvertegenwoordigers moeten gebrieft en gerapporteerd worden omtrent de inspanningen in sectoren en bedrijven. Vandaag merken we, zoals zovele jaren terug, dat die wettelijke bepaling dode letter is gebleven en dat we tot op vandaag geen enkel rapport hebben in ons Huis, niettegenstaande de wet op dat punt bijzonder klaar en duidelijk is.
Mevrouw de minister, collega's, dat wij hier debatteren over een wetsontwerp dat uitvoering geeft aan een IPA, bewijst dat de Kamer, de politiek, bijzonder veel respect heeft voor het sociaal overleg, voor de sociale afspraken die tussen werkgevers en vakbonden gemaakt worden. Welnu, het minste wat wij kunnen eisen, is dat de sociale partners ook enig respect betonen voor ons Huis, de overheid, degenen die krachtens de wet op de hoogte gebracht moeten worden van de resultaten van hun inspanningen in het veld.
Ikzelf zal er alvast bij de kamervoorzitter op aandringen dat zijn instituut, de Kamer van volksvertegenwoordigers, gerespecteerd wordt en effectief de rapporten krijgt die ons moeten informeren over de manier waarop dag in dag uit geprobeerd wordt om risicogroepen extra kansen te geven. Ik denk dat we als beleidsmakers daar ook onze conclusies uit kunnen trekken.
Het tweede voorbeeld is misschien nog pijnlijker, in die zin dat we reeds in diverse interprofessionele akkoorden de sociale partners engagementen zien nemen om het hopeloos achterhaalde onderscheid tussen arbeiders en bedienden weg te werken.
Ook begin dit jaar, tijdens die moeilijke onderhandelingen, viel ons hierover een opmerkelijke passage op in het ontwerp-IPA. Deze keer was de tekst zelfs iets preciezer dan de vorige keren aangezien de sociale partners zich engageerden om tegen eind 2005 - nog zeven maanden te gaan - verslag uit te brengen over een nieuw statuut. Er zou een paritair samengestelde commissie worden opgericht onder leiding van een onafhankelijke voorzitter en er zou worden gewerkt aan dat nieuw statuut. Ook hier opnieuw vernamen wij tijdens de bespreking in de commissie voor de Sociale Zaken dat er tot op vandaag nog geen sprake is van een ontwerp van nieuw statuut. Meer nog, er is zelfs geen sprake van de commissie die daaraan zou moeten beginnen werken.
Mevrouw de minister, op dit punt wil mijn fractie bijzonder duidelijk zijn. Indien de sociale partners er binnen de komende zeven maanden niet in slagen een nieuw eenheidsstatuut uit te werken, wordt dit ten volle een regeringsverantwoordelijkheid. U kunt niet een deel van het ontwerp interprofessioneel akkoord overnemen en een deel niet. Dit engagement dat was ingeschreven in het interprofessioneel akkoord moet effectief worden gerealiseerd. Wanneer de sociale partners het niet doen, zal de Kamer het moeten doen. Wat ons betreft, zouden wij dat liefst doen op voordracht van de regering die in het voorjaar 2006 met een ontwerp wordt verwacht in het Parlement. Want de huidige onrechtvaardige en arbitraire scheiding tussen arbeiders en bedienden zorgt voor verzuring, ongelijkheid en onrechtvaardigheid.
Ik wil een voorbeeld geven. Op dit ogenblik gaan er in mijn regio onderhandelingen door over een pijnlijke sluiting van een onderneming uit de metaalsector omwille van een delocalisatie. In het ontwerpakkoord waarover wordt onderhandeld, is voorzien in een sluitingspremie voor bedienden gebaseerd op de iedereen welbekende formule-Claeys, terwijl de arbeiders het zullen moet doen met de wettelijk bepaalde minimum sluitingspremie. Een pikant detail in deze is dat er zowel bij de arbeiders als bij de bedienden mensen zijn die precies dezelfde prestaties leveren in dezelfde onderneming.
Dit maar om aan te geven dat we daarmee niet kunnen en niet mogen leven. Dit zorgt effectief voor ongelijkheden die allerlei perverse maatschappelijke gevolgen hebben. Ik wil erop wijzen dat het wegwerken van het onderscheid arbeiders-bedienden ongetwijfeld tot een administratieve vereenvoudiging zal leiden die de inspanningen die de staatssecretaris levert in het niets zal laten verzinken mochten wij effectief het eenheidsstatuut kunnen doorvoeren.
Mevrouw de minister, tot daar een reeks politieke bedenkingen die ik namens mijn fractie wou formuleren, met bijzondere aandacht voor de risicogroepen en het dossier arbeiders-bedienden. Dit neemt echter niet weg dat, niettegenstaande deze zaken niet volledig werden geregeld in het wetsontwerp, de sp.a niet ten volle achter het voorliggend ontwerp staat. Dat ontwerp geeft immers uitvoering aan zaken waarover een overeenkomst bestond, niet het minst omwille van het feit dat daarmee tegelijkertijd een aantal wetgevende initiatieven van onze fractie worden geregeld.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, Mr. Minister, Mrs. Minister, colleagues, the fact that I take the word in the debate does not have much to do with the content of the present draft, to which we hardly have objections or concerns. Rather, it has to do with the lessons we can and must draw from the way things go, more specifically in relation to the relationship between social consultation and government policy.
Indeed, I think that it was a good reflection of the government, despite the lack of a signature on the draft inter-professional agreement, to make the majority of the provisions interpreting that draft own and to submit it to Parliament. The unusual situation makes us formulate a number of concerns regarding the role, power and value of social consultation in our economy and even in our society.
My party attaches particular importance, in the past and today, to a structural consultation between employer and worker organisations and also to a consultation between the social partners and the government in order to address socio-economic and social problems as much as possible in consensus. Nevertheless, we can’t get around the conclusion that the social interlocutors find it increasingly difficult to reach consensus on certain challenges. I think of the final discussion. I think of the difficult question of alternative financing of social security. I think of the eternal record of equal status for workers and servants. I think that the social partners are increasingly moving the difficult dossiers — there is a pattern in them — either by powerlessness or by irresponsibility to the government table. I think it is clear to the SPAA that if the social partners continue to be stuck in the backs, the government and Parliament must cut the knots.
This approach raises a number of questions about the credibility of the social partners. I would like to give two precise examples which are especially important to us and which, unfortunately, are not included in the design of the interprofessional agreement or only partially. The first is everything related to risk groups. Again, we see that the social partners are making an important contribution. They want to spend 0.10% of the wage mass to give risky groups additional opportunities on the labour market.
That commitment, colleagues, is already accompanied by a number of inter-professional agreements, but unfortunately — this was shown again from the discussion in the committee — no cat in our country can monitor how the resources are spent, what their effects are and what their efficiency is. The only thing we can confirm, colleagues, is that the proportion of the so-called risk groups in the total unemployment is systematically increasing. Every so many months we are faced with painful analyses and reports about long-term unemployed, people with disabilities or people of immigrant origin, who have extra difficulties, are degraded and discriminated on our labour market. This can be determined exactly. We can see that exactly.
The fact that in 2005 we have no vision of the efficiency of spending that 0.10 percent of resources, hinders and complicates our political response, which is necessary when we are faced with discrimination and disadvantage. Nevertheless, the Parliament has already passed legislation on the explicit proposal of the social partners that must give us and the social partners access to the results of the 0.10 percent commitment.
For example, I would like to point out that a not so old law, which actually extends the law of 16 May 2003 for the implementation of the previous interprofessional agreement, very precisely stipulates in its article 4 how the government, the Department of Employment and the Chamber of People’s Representatives should write and report on the efforts in sectors and companies. Today, like so many years ago, we notice that that legal provision has remained dead letter and that until today we have no report in our House, despite the law on that point being ⁇ clear and clear.
Mrs. Minister, colleagues, that we are debating here about a bill implementing an IPA, proves that the Chamber, the politics, has a particular respect for the social consultation, for the social agreements made between employers and trade unions. Well, the least we can demand is that the social partners also show some respect for our House, the government, those who are required by law to be informed of the results of their efforts in the field.
I myself will urge the Speaker of the House that his institute, the House of Representatives, be respected and effectively receive the reports that should inform us about how day after day attempts are made to give risky groups additional opportunities. I think we, as policymakers, can also draw our conclusions.
The second example may be even more painful, in the sense that we already see in various interprofessional agreements the social partners commit to eliminate the hopelessly obsolete distinction between workers and servants.
Also at the beginning of this year, during those difficult negotiations, we noticed a remarkable passage on this subject in the draft IPA. This time, the text was even slightly more accurate than the previous times, as the social partners committed to report on a new statute by the end of 2005 – another seven months to go. A paritary committee, headed by an independent chairman, would be established and the new statute would be worked out. Also here again we learned during the discussion in the Social Affairs Committee that there is not yet a draft of a new statute. Moreover, there is even no mention of the committee that should start working on this.
On this point, my group wants to be especially clear. If the social partners fail to develop a new unity statute within the next seven months, this becomes entirely a government responsibility. You cannot take over a part of the design interprofessional agreement and a part not. This commitment contained in the Interprofessional Agreement must be effectively implemented. If the social partners do not do it, the Chamber will have to do it. As far as we are concerned, we would prefer to do so on a proposal from the government, which is expected to present a draft in Parliament in the spring of 2006. For the present unjust and arbitrary separation between workers and servants creates acidification, inequality and injustice.
I want to give an example. Currently, in my region, negotiations are ongoing on a painful closure of a metal business due to a relocalization. The draft agreement under negotiation provides for a closure premium for employees based on the well-known Claeys formula, while workers will have to do so with the legally established minimum closure premium. A picky detail in this is that there are people both among the workers and among the servants who deliver exactly the same performance in the same enterprise.
This is only to indicate that we cannot and should not live with it. This effectively creates inequalities that have all sorts of perverse social consequences. I would like to point out that the removal of the distinction between workers and servants will undoubtedly lead to an administrative simplification that will put the efforts of the Secretary of State to nothing if we can effectively implement the statute of unity.
Mrs. Minister, so far a series of political concerns that I wanted to formulate on behalf of my group, with special attention to the risk groups and the worker-employed file. However, this does not exclude the fact that, despite the fact that these matters were not fully regulated in the draft law, the sp.a. does not fully support the present draft. That draft enables the implementation of matters on which an agreement existed, not least because it simultaneously regulates a number of legislative initiatives of our group.
#7
Official text
Monsieur le président, madame la ministre, monsieur le ministre, chers collègues, je le dis d'emblée: le groupe MR apportera aujourd'hui ses voix au projet de loi "concertation sociale" qui exécute l'accord interprofessionnel 20052006. Nous scellons ainsi le sort d'une négociation longue et difficile, mais dont il faut mesurer les conséquences positives à deux titres: d'abord, parce qu'elle concerne la vie quotidienne de plus de 2,5 millions de travailleurs et, ensuite, parce que la traduction de cet accord par le gouvernement comporte une signification politique forte. En ce qui concerne les conséquences concrètes, j'en vois trois importantes. Premièrement, la flexibilité. Ce mot fait parfois peur, il est stigmatisé comme s'il était synonyme de précarité. Pourtant, c'est faux: au contraire, la flexibilité rencontre la plupart du temps les attentes de la grande majorité des travailleurs qui désirent, par exemple, faire en sorte que leur vie personnelle ou familiale soit le mieux possible compatible avec leur vie professionnelle. Cette flexibilité est donc une façon de rendre compatibles les diverses facettes de la vie de chaque individu et de l'aider à organiser son temps de travail et sa vie familiale en fonction des impératifs rencontrés dans les divers domaines de sa vie personnelle.
Cette notion de flexibilité est importante et il faut saluer le bon sens des négociateurs qui ont dépassé l'écueil idéologique qui accompagne souvent la prise en compte du principe de flexibilité. Cette flexibilité peut répondre au besoin de réactivité des entreprises par rapport à la demande de leur clientèle et aux différents marchés, mais elle répond aussi aux attentes des travailleurs qui pourront désormais accroître leur salaire poche, tout en revenant sur la rigidité d'un rythme de 38 heures/semaine, qui ne correspond pas nécessairement à leurs aspirations du moment ni aux exigences et spécificités de certains secteurs d'activité.
C'est le nouveau mécanisme des heures supplémentaires qui permet de rencontrer ces attentes: il va dans le bon sens en autorisant le travailleur à choisir soit la voie d'une rémunération plus confortable, soit la voie d'un aménagement des périodes de repos.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, Mr. Minister, dear colleagues, I say this from the beginning: the MR group will today give its voices to the draft law "social concertation" that executes the Interprofessional Agreement 2005-2006. We thus seal the fate of a long and difficult negotiation, but the positive consequences of which must be measured in two titles: first, because it concerns the daily life of more than 2.5 million workers, and second, because the translation of this agreement by the government carries a strong political significance. As for the concrete consequences, I see three important ones. The first is flexibility. This word sometimes scares, it is stigmatized as if it was synonymous with precariousness. However, this is false: on the contrary, flexibility most often meets the expectations of the vast majority of workers who wish, for example, to ensure that their personal or family life is as compatible as possible with their professional life. This flexibility is therefore a way to make the various aspects of each individual’s life compatible and to help them organize their working time and family life according to the imperatives encountered in the various areas of their personal life.
This notion of flexibility is important and we should welcome the common sense of negotiators who have surpassed the ideological barrier that often accompanies the consideration of the principle of flexibility. This flexibility can respond to the need of companies to react to the demand of their clients and the different markets, but it also meets the expectations of workers who will now be able to increase their pocket salary, while returning to the rigidity of a rate of 38 hours/week, which does not necessarily correspond to their current aspirations or the requirements and specificities of certain business sectors.
It is the new mechanism of overtime that makes it possible to meet these expectations: it goes in the right direction by allowing the worker to choose either the path of a more comfortable remuneration or the path of an arrangement of rest periods.
#8
Official text
Je ne pense pas que le travailleur choisisse entre le salaire ou le repos compensatoire. Pas du tout! En tout état de cause, le sursalaire lui est toujours versé, qu'un repos soit décidé ou pas. La différence se situe au moment où il touchera complètement son heure supplémentaire.
Translated text
I do not think that the worker chooses between wage or compensatory rest. Not at all! In any case, the surcharge is always paid to him, whether a rest is decided or not. The difference lies at the time when he will completely touch his extra hour.
#9
Official text
Il peut aussi choisir de ne pas faire d'heures supplémentaires. En fait, on donne un surplus de liberté de choix au travailleur. Soit il continue à faire ce qu'il faisait précédemment, et l'accord interprofessionnel ne l'oblige en rien à modifier ses habitudes de travail; soit, au contraire, il considère qu'il va bénéficier et profiter de ce que lui offre cette nouvelle possibilité. Je pense donc que c'est accroître la liberté du travailleur et de son libre choix. C'est, en tout cas, ne lui imposer aucune nouvelle contrainte. Cela m'apparaît être une avancée significative qui va dans le bon sens.
Il en aurait été tout autrement si on avait procédé par des impératifs, par des obligations ou par des contraintes. Mais ce n'est évidemment pas le cas. On fait simplement en sorte que s'il opte pour réaliser un certain nombre d'heures supplémentaires, il en soit davantage gratifié sur le plan de la rémunération. Il y a là une possibilité nouvelle qui lui est offerte et qui n'entraîne aucune contrainte.
Translated text
You can also choose not to work extra hours. In fact, a surplus of freedom of choice is given to the worker. Either he continues to do what he did before, and the interprofessional agreement does not in any way obligate him to change his working habits; or, on the contrary, he considers that he will benefit and enjoy what this new possibility offers him. I think therefore that it is increasing the freedom of the worker and his free choice. This means, in any case, not imposing any new constraints on him. This seems to me to be a significant advance that goes in the right direction.
It would have been quite different if it had been done by imperatives, by obligations or by constraints. But of course this is not the case. It is simply made so that if he chooses to do a certain number of extra hours, he is more gratified in terms of remuneration. There is a new possibility that is offered to him and which does not entail any constraints.
#10
Official text
Vous ne m'avez pas comprise.
Translated text
You did not understand me.
#11
Official text
Si. C'est comme cela.
Translated text
and yes. It is like that.
#12
Official text
Je veux bien vous expliquer.
Translated text
I want to explain to you.
#13
Official text
On n'impose en rien des heures supplémentaires au travailleur. Il est tout à fait libre de ne pas en faire. Aucun texte ne lui en impose. L'éventail des possibilités en termes d'heures supplémentaires est simplement élargi. C'est une avancée sauf si, idéologiquement, on estime que l'heure supplémentaire en tant que telle est une chose sacrilège et tout à fait inepte. Mais alors cela devient de l'idéologie, et on ne considère plus les avantages ou les possibilités offertes au travailleur lui-même.
La deuxième réalisation concrète dans le cadre de cet accord interprofessionnel est l'accent qui est mis sur la recherche et le développement. Afin de stimuler l'innovation, que l'on sait cruciale et déterminante par rapport à la position concurrentielle des entreprises, l'accord interprofessionnel adresse en effet une demande précise au gouvernement fédéral de créer pour un an, à titre expérimental, un cadre légal dans lequel les primes accordées au travailleur introduisant de nouveaux produits ou de nouveaux processus seraient dispensées d'impôt et de cotisations de sécurité sociale. Dans cet esprit, le gouvernement a répondu à une attente. Il complète ainsi sa politique en faveur des réductions de charge et de mesures fiscales spécifiques pour les chercheurs ou encore dans le cadre de la création du fonds d'idées.
Il va de soi que notre groupe soutient totalement ces mesures, tant il est vrai qu'elles constituent la clé principale permettant d'ouvrir les possibilités d'un retour à l'emploi dans notre pays.
Troisième réalisation concrète et toujours dans la même perspective ou en définitive dans la même logique, il faut souligner l'effort de notre gouvernement pour l'attractivité des bas salaires par le biais des moyens consentis à la réussite du bonus crédit d'emploi. Je vais revenir sur cet élément qui me paraît décisif dans la lutte contre le chômage. Le travail est émancipateur, il faut qu'il soit toujours plus rémunérateur que l'allocation sociale, plus avantageux que l'allocation sociale. Cela me paraît être une règle de base. Force est de constater que ce n'est pas toujours le cas et que certaines situations constituent encore actuellement des pièges à l'emploi contre lesquels nous devons lutter efficacement. Il y a nécessité d'augmenter le salaire poche des travailleurs et c'est ce que font ces gouvernements depuis 1999, en réduisant les charges, notamment et principalement sur les bas salaires, ce qui me semble important, et en instaurant le bonus crédit d'emploi.
J'en viens à présent à l'aspect plus politique de ce projet, à sa signification politique. On a dit que les négociations ont été difficiles: à un moment donné, on a même parlé d'échec puisqu'un des partenaires, la base d'un des partenaires a rejeté un texte qui avait pourtant été signé par ses instances dirigeantes.
Translated text
No additional hours are imposed on the employee. It is completely free not to do so. No text imposes it. The range of possibilities in terms of extra hours is simply expanded. It is an advance unless, ideologically, it is considered that the extra hour as such is a sacrilegious and quite inept thing. But then it becomes ideology, and the benefits or opportunities offered to the worker himself are no longer considered.
The second concrete achievement of this inter-professional agreement is the emphasis on research and development. In order to stimulate innovation, which is known to be crucial and decisive in relation to the competitive position of enterprises, the Interprofessional Agreement addresses a specific request to the federal government to create for a year, on an experimental basis, a legal framework in which the premiums granted to the worker introducing new products or new processes would be exempt from tax and social security contributions. With that in mind, the government has responded to an expectation. It thus complements its policy in favour of burden reductions and specific tax measures for researchers or as part of the creation of the idea fund.
It is obvious that our group fully supports these measures, as it is true that they are the primary key to opening the possibilities of a return to employment in our country.
Third concrete achievement and always in the same perspective or ultimately in the same logic, it should be emphasized the effort of our government for the attractiveness of low wages through the means consented to the success of the employment credit bonus. I will return to this element that I think is crucial in the fight against unemployment. Work is emancipatory, it must always be more remunerative than the social allowance, more advantageous than the social allowance. I think this is a basic rule. It is important to note that this is not always the case and that some situations are still currently employment traps that we must effectively combat. There is a need to increase the pocket wage of workers and this is what these governments have been doing since 1999, by reducing charges, especially and mainly on low wages, which I think is important, and by introducing the employment credit bonus.
I now come to the more political aspect of this project, to its political significance. It was said that the negotiations were difficult: at some point, we even talked about failure since one of the partners, the base of one of the partners, rejected a text that had nevertheless been signed by its governing bodies.
#14
Official text
Je voudrais vous faire remarquer qu'aucune organisation syndicale du front commun n'a signé ce projet d'accord.
Translated text
I would like to point out that no trade union organization of the Common Front has signed this draft agreement.
#15
Official text
Je parle des dirigeants, de la classe privilégiée des organisations, qui ont accepté cet accord à un moment donné. Il y a eu une distorsion entre la base et la direction qui vit peut-être en dehors des réalités. Si c'est cela que vous voulez me dire, j'en prends acte. Il y a eu effectivement un écart entre les intérêts tels que les percevait la base des travailleurs et ce que décidait pour eux une certaine direction des organisations. Oui, c'est vrai et c'est pourquoi je dis que ces négociations ont été difficiles.
Néanmoins, le gouvernement a posé le geste qui convenait, en exécutant intégralement le résultat des négociations. Et cela, c'est important.
Ces négociations n'ont pu aboutir que grâce à un important effort fiscal consenti par le gouvernement dans la plupart des points négociés. Je rappelle qu'il s'agit d'une enveloppe de 252 millions libérés par le contrôle budgétaire avec, au-delà du bonus crédit d'emploi, une attention particulière pour les heures supplémentaires, pour le travail en équipe, en provenance du budget du ministre des Finances. C'est là une démonstration supplémentaire — il faut le dire — de réalisation sociale par la voie fiscale. Je pense donc une fois pour toutes — mais il semble que certains ne voient pas la réalité telle qu'elle existe — qu'il n'y a aucun antagonisme entre le fiscal et le social, bien au contraire! Cet accord interprofessionnel démontre à suffisance que la voie fiscale conduit à des améliorations sociales.
Translated text
I’m talking about the leaders, the privileged class of organizations, who have accepted this agreement at some point. There was a distortion between the base and the direction that may live outside of reality. If this is what you want to tell me, I take note of it. There was indeed a gap between the interests as perceived by the working-class base and what determined for them by a certain direction of the organizations. Yes, it’s true and that’s why I say that these negotiations have been difficult.
Nevertheless, the government made the right move, fully implementing the outcome of the negotiations. And that is important.
These negotiations could only be achieved thanks to a significant fiscal effort made by the government on most of the negotiated points. I recall that this is a package of 252 million released by the budget control with, beyond the employment credit bonus, special attention for overtime, for teamwork, from the budget of the Minister of Finance. This is a further demonstration — it must be said — of social realization through taxation. So I think once and for all — but it seems that some do not see reality as it exists — that there is no antagonism between the fiscal and the social, quite the opposite! This inter-professional agreement sufficiently demonstrates that the tax pathway leads to social improvements.
#16
Official text
A condition, toutefois, de ne pas vider les caisses de l'Etat ou de la sécurité sociale. Sinon, quelle politique pourriez-vous mener, par exemple, pour les services publics?
Translated text
On condition, however, not to empty the state or social security funds. Otherwise, what policy would you lead, for example, for public services?
#17
Official text
J'entends bien, madame Dieu. En tout cas, je peux vous dire que jusqu'à preuve du contraire, les réductions de charges fiscales que nous avons engrangées, ces dernières années, n'ont pas empêché les surplus de recettes fiscales dans ce pays, sur un plan général. Bien au contraire! Si votre raisonnement était exact, il faudrait que vous nous expliquiez comment il se fait que, malgré les réductions de charge fiscale, nous ayons, par rapport aux prévisions de recettes fiscales, des surplus de recettes extrêmement importants. En fait, la situation idéale, madame, serait que chacun individuellement paie moins d'impôts mais que tous ensemble nous payions davantage d'impôts parce que tout le monde en paierait un peu. C'est là que se situe la grande différence entre nos perceptions des choses.
Nous considérons, pour notre part, que la croissance nouvelle qui est possible si l'on réduit suffisamment les charges et les impôts permet d'agrandir les assiettes à la fois fiscales et sociales et donc de générer des recettes suffisantes pour garantir la protection sociale. Le débat n'est pas de savoir si, en prélevant moins d'impôts, on risque de mettre en péril la protection sociale ou les services publics. Il s'agit plutôt de faire en sorte que, par les réductions des charges sociales et fiscales, on engendre davantage de croissance et d'activité économique, ce qui permettrait précisément de garantir la qualité des services publics et la protection sociale.
Le gouvernement et la classe politique en général ont été largement accusés de s'occuper essentiellement, par exemple, de problèmes institutionnels comme BHV et de ne faire que cela. Nous avons ici la démonstration inverse puisque le gouvernement a, me semble-t-il, réalisé un travail utile et nécessaire pour débloquer une situation et la traduire concrètement dans la réalité.
Enfin, il faut dire à l'opinion que notre majorité travaille dans la cohérence, à la recherche de solutions pour relever notre taux d'emploi. Pour notre groupe, ces solutions doivent se fonder - je l'ai dit - sur la croissance, sur la capacité de générer de nouveaux postes de travail par l'activité économique. Bien entendu, certaines politiques ciblées peuvent être efficaces - je pense par exemple à la réussite des titres-services - mais il importe avant tout de concentrer nos efforts sur la meilleure façon de faire croître l'activité économique.
Nous nous réjouissons dès lors des choix posés par les partenaires sociaux qui consacrent cette préoccupation, en quelque sorte libérale. Je songe à la norme salariale raisonnable. Il convenait que notre pays redevienne concurrentiel dans ce domaine ou, à tout le moins, que ce soit l'objectif poursuivi.
Translated text
I hear you, Madame God. In any case, I can tell you that until proof of the contrary, the reductions of tax charges that we have incurred in recent years have not prevented the surplus of tax revenues in this country, on a general level. On the contrary! If your reasoning was correct, you should explain how it happens that, despite the reductions in tax burden, we have, compared to the forecasts of tax revenues, extremely large surpluses of revenues. In fact, the ideal situation, Madame, would be that each individual pays less taxes but that all together we pay more taxes because everyone would pay a little. This is where the big difference between our perceptions of things lies.
For our part, we believe that the new growth that is possible if sufficiently reduced charges and taxes allows to expand both fiscal and social plates and thus generate sufficient revenues to guarantee social protection. The debate is not about whether, by collecting fewer taxes, we risk putting social protection or public services at risk. Rather, it is about ensuring that, by reducing the social and fiscal burdens, more growth and economic activity are generated, which would precisely guarantee the quality of public services and social protection.
The government and the political class in general have been widely accused of primarily dealing with, for example, institutional problems such as BHV and of doing only that. We have here the opposite demonstration since the government, I think, has done a useful and necessary work to unlock a situation and translate it concretely into reality.
Finally, it must be said to the opinion that our majority is working in coherence, looking for solutions to raise our employment rate. For our group, these solutions must be based – I said – on growth, on the ability to generate new jobs through economic activity. Of course, some targeted policies can be effective – I think for example of the success of service titles – but it’s important above all to focus our efforts on the best way to grow economic activity.
We therefore welcome the choices made by the social partners who devote this concern, somehow liberal. I think of the reasonable salary standard. It would be appropriate for our country to become competitive again in this area, or at least, that is the goal pursued.
#18
Official text
(...)
Translated text
The [...]
#19
Official text
Si ce ne sont pas les entreprises qui créent des emplois, je ne sais pas très bien qui va le faire. Je peux comprendre que les porte-parole habituels d'un discours misérabiliste, tendant à dire que tout ce qui concerne des baisses de charges, d'impôts, etc. est une politique qui va à l'encontre des intérêts sociaux dans notre pays, soient quelque peu gênés.
Madame Dieu, il faut convenir que cet accord interprofessionnel est le premier du genre, dans le sens où, pour la première fois, effectivement, il ne s'agit pas de mettre en péril la compétitivité des entreprises mais bien de rendre compatible la compétitivité des entreprises avec la possibilité pour les travailleurs de bénéficier de réductions de charges et de réductions d'impôts.
Je crois que c'est une première. Je comprends votre perplexité, votre doute par rapport à cela, puisque vous n'avez jamais, me semble-t-il, été habituée à ce type d'accord précédemment. C'est un mode nouveau, essentiellement basé sur des réductions de charges et des réductions d'impôts qui permettent aux travailleurs de bénéficier de conditions meilleures qu'auparavant dans le cadre d'une concertation sociale.
Cet élément me semble particulièrement important. Nous devons nous réjouir d'avoir réussi cette compatibilité. Il reste naturellement de nombreuses réformes à mener. C'est clair, je ne vais évidemment pas le nier. On doit se focaliser aujourd'hui sur le fameux débat de la carrière. Pas sur le débat de la fin de carrière, comme on le dit trop souvent. Il ne s'agit pas de cibler sa politique uniquement sur les 5564 ans, ce serait insuffisant. Il faut, au contraire, reconsidérer l'ensemble de la carrière, redessiner l'ensemble du parcours professionnel. Il ne faut pas laisser croire qu'une seule classe d'âge assume aujourd'hui notre faible taux d'emploi. Ce n'est pas exact. C'est toute la carrière qu'il faut envisager, et non uniquement la fin de carrière.
Dans un dossier aussi sensible, il ne nous semble pas réaliste d'envisager une issue qui ait quelque ambition, alors que l'on se bornerait pour l'essentiel à demander à ceux en fin de parcours professionnel de fournir encore un petit effort. Certes, cet effort est indispensable, mais il ne sera accepté que si des liens forts entre générations sont imaginés dans le même temps.
Des mesures souples sont nécessaires pour dynamiser le déroulement de l'ensemble de la vie professionnelle. On ne peut croire à la réussite d'une telle réorganisation que si l'on élabore parallèlement des solutions concrètes de parfaite intégration entre le temps de vie privée et le temps de vie professionnelle.
A cet égard, nos aspirations ont effectivement changé et les technologies modernes ouvrent sans doute de nouvelles perspectives. Il faut faire droit à ce renouveau. L'exemple du mécanisme des heures supplémentaires dans l'accord interprofessionnel montre que les clivages idéologiques peuvent être dépassés dans des domaines que l'on croyait fermés ou tabous. Il faut poursuivre dans cette voie et ouvrir des pistes d'un ensemble de solutions nouvelles, permettant de libérer à la fois les travailleurs et les employeurs.
La Conférence nationale pour l'emploi d'octobre 2003 avait permis un échange d'idées débouchant sur un certain nombre de solutions concrètes. La réédition d'un forum de ce type permettrait sans doute à chacun d'avancer des revendications, en ne limitant pas le débat aux fins de carrière, dont on connaît la propension à crisper quelque peu les différents intervenants.
En conclusion, je voudrais dire, monsieur le président, combien nous sommes satisfaits d'avoir pu engranger des accords s'appuyant à la fois sur la nécessité de maintenir la compétitivité de nos entreprises et le pouvoir d'achat des travailleurs, ainsi que sur la possibilité de générer des avantages sociaux de nature différente, mais qui correspondent véritablement aux aspirations des travailleurs dans le cadre de leur vie quotidienne et professionnelle.
Translated text
If it is not the companies that create jobs, I do not know exactly who will do it. I can understand that the usual spokesman of a miserabilist discourse, tending to say that everything concerning reductions of charges, taxes, etc. It is a policy that goes against the social interests in our country, be somewhat embarrassed.
Madame God, it must be agreed that this interprofessional agreement is the first of its kind, in the sense that, for the first time, indeed, it is not about jeopardizing the competitiveness of enterprises but rather about making the competitiveness of enterprises compatible with the possibility for workers to benefit from charges reductions and tax reductions.
I think this is a first. I understand your perplexity, your doubts about this, since you have never, it seems to me, been accustomed to this kind of agreement before. It is a new mode, essentially based on charges reductions and tax reductions that allow workers to benefit from better conditions than before in the context of social concertation.
This element seems to me ⁇ important. We should be pleased to have achieved this compatibility. There are, of course, many reforms to be made. This is clear, and I will not deny it. Today we should focus on the famous career debate. Not about the end of the career debate, as is said too often. It is not about targeting his policy only on the 5564 years, that would be insufficient. On the contrary, it is necessary to reconsider the whole career, to redesign the whole career path. It should not be allowed to believe that only one age class assumes today our low employment rate. It is not accurate. This is the whole career that should be considered, and not just the end of the career.
In such a sensitive case, it does not seem realistic to consider an outcome that has some ambition, while we would limit ourselves essentially to asking those at the end of their career to provide a little more effort. Sure, this effort is indispensable, but it will only be accepted if strong bonds between generations are imagined at the same time.
Flexible measures are needed to streamline the course of the entire working life. The success of such a reorganization can only be believed if concrete solutions of perfect integration between the time of private life and the time of professional life are developed in parallel.
In this regard, our aspirations have actually changed and modern technologies are probably opening up new perspectives. This renewal must be done. The example of the mechanism of overtime in the interprofessional agreement shows that ideological divisions can be overcome in areas that were believed to be closed or taboo. We must continue on this path and open the way for a set of new solutions, allowing to liberate both workers and employers.
The National Conference on Employment of October 2003 enabled an exchange of ideas resulting in a number of concrete solutions. The re-release of a forum of this type would probably allow everyone to advance claims, not limiting the debate to career purposes, of which we know the propensity to crush somewhat the different speakers.
In conclusion, I would like to say, Mr. Speaker, how pleased we are to have been able to reach agreements based both on the need to maintain the competitiveness of our companies and the purchasing power of workers, as well as on the possibility of generating social benefits of a different nature, but which truly correspond to the aspirations of workers in the context of their daily and professional life.
#20
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, straks zal wellicht een grote meerderheid op het groene knopje drukken om de wet goed te keuren die het IPA in wet moet omzetten. Wij van het Vlaams Belang zullen dat niet doen en zullen ons onthouden, en wel om verschillende redenen.
Ten eerste willen wij met onze onthouding een signaal geven aan de sociale partners dat die interprofessionele onderhandelingen zeker geen hoogmis waren voor het sociaal overleg, integendeel. Die onderhandelingen voor het IPA vormden de eerste van drie hindernissen die de sociale partners moesten nemen dit jaar, naast het komende debat over het loopbaaneinde en de financiering van de sociale zekerheid. Het was eigenlijk de gemakkelijkste hindernis van de drie. Maar het was bij wijlen zielig om aan te zien hoe de sociale partners met elkaar in de clinch gingen en elkaar verwijten naar het hoofd slingerden. Het gevolg was dan ook: lange onderhandelingen die uiteindelijk op niets dreigden uit te draaien.
Zonder de vele miljoenen euro van de regering die als glijmiddel moesten dienen om toch tot een akkoord te komen was dat sociaal overleg een complete flop geworden en had het de verwachtingen zeker niet kunnen inlossen. Het door de regering afgekochte miniakkoord kreeg uiteindelijk nog de afkeuring van de vakbondsachterban te verwerken.
Ik meen, voorzitter, dat de sociale partners goed moeten beseffen dat zij een belangrijke rol te spelen hebben in ons sociaal overlegmodel, maar dat zij in dat verband ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Het is onze mening dat er vanuit de regering duidelijker signalen moeten komen naar de sociale partners dat de speeltijd voorbij is. Wij staan voor belangrijke uitdagingen die moed zullen vergen, zowel vanwege het Parlement en de regering alsook zeker en vast van de sociale partners. Als ik de manoeuvres zie die worden uitgehaald om het hoogdringende debat inzake het loopbaaneinde te vertragen, ben ik pessimistisch gestemd over de nabije toekomst.
De sociale partners moeten goed beseffen dat zij zichzelf buiten spel dreigen te zetten. Ik hoop, mevrouw de minister, dat u vastberaden zult zijn en zelf uw verantwoordelijkheid zult nemen indien blijkt dat men op het terrein niet bereid is de noodzakelijke hervorming van de arbeidsmarkt door te voeren.
Wat de maatregelen zelf betreft, zijn wij uiteraard blij dat er een aantal aanzetten wordt gegeven in het IPA. Ik denk daarbij aan de aanpassing van de overuren en de ploegenarbeid, en ook aan de oprichting van het Fonds ter bevordering van de toegang tot arbeid van personen met een handicap, de uitbreiding van de toepassing van het Sluitingsfonds. Dat zijn allemaal positieve elementen die dankzij de financiële inbreng van de regering tot stand zijn kunnen komen. Maar wij moeten er ook niet euforisch over doen. Het zijn de eerste stappen in de goede richting, die in de nabije toekomst verder uitgebouwd moeten worden.
Waarmee wij als Vlaams Belang niet akkoord kunnen gaan, is de wijze waarop men de actieve begeleiding en opvolging van werklozen organiseert. De Raad van State had daar fundamentele opmerkingen op, in die zin dat hij terecht aangaf dat men zich daar op het terrein van de Gewesten begeeft door aangelegenheden te financieren die niet tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren. Dat komt er natuurlijk van als men geen werk maakt van homogene bevoegdheidspakketten en tegelijkertijd moet zien dat het systeem niet werkt.
Wij als Vlaams Belang pleiten er al jaren voor dergelijke problemen ten gronde aan te pakken en dus de hele begeleiding en opvolging, inclusief de werkloosheidsverzekering, te defederaliseren.
Dat zou een efficiënt bestuur ten goede komen en zou op die manier ook elk Gewest voor zijn verantwoordelijkheid plaatsen. De gevolgen van een lakse houding of benadering door een van de Gewesten zouden dan door dat Gewest zelf gedragen moeten worden en geen aanleiding meer kunnen geven tot discussies, zoals wij de laatste maanden te veel hebben moeten meemaken. Het zou ook komaf maken met allerhande samenwerkingsakkoorden die toch niet nageleefd worden.
Deze logische gevolgtrekkingen wil men in dit land echter niet nemen. Het beperkt zich tot wat oplapmiddelen waarvan wij binnen afzienbare tijd spijtig genoeg zullen moeten vaststellen dat zij weinig zoden aan de dijk brachten.
Mevrouw de minister, ik wil hier ook nog een oproep doen wat betreft het eenheidsstatuut. Ik herinner mij dat wij in april 2000 unaniem een motie goedkeurden die vroeg om een spoedige oplossing voor dit terecht gestelde probleem. Meer dan vijf jaar later, moeten wij thans vaststellen dat wij nog geen stap verder staan. Bij de laatste IPA's kwam dat probleem steeds ter sprake, maar het werd steeds uitgesteld. Het enige wat wij steeds te horen kregen van de sociale partners, is dat de politiek zich daarmee best niet zou bemoeien. De sociale partners zouden dat zelf wel oplossen.
Ik lees ook in dit ontwerp van IPA dat de sociale partners zeggen dat zij daarvoor het best geplaatst zijn. Andermaal werd een commissie in het vooruitzicht gesteld, ditmaal zelfs onder leiding, zoals commissievoorzitter Hans Bonte al zei, van een onafhankelijk voorzitter, die ervoor moet zorgen dat er tegen eind dit jaar een verslag over het nieuw statuut uitgewerkt is.
Mevrouw de minister, uit uw antwoord in de commissie heb ik begrepen dat er daarin helemaal geen beweging komt en dat wij eind 2005 jammer genoeg enkel en alleen zullen moeten vaststellen dat we even ver staan als zoveel jaren geleden.
In dit dossier is onze enige boodschap aan de sociale partners de volgende. Het Parlement is het getalm beu, de sociale partners hebben hun kans verkeken en de politiek zal en moet zelf verantwoordelijkheid nemen. Ik hoop dan ook dat wij eind 2005, als wij vaststellen dat er geen schot komt in dat dossier, kunnen starten met de behandeling van de ingediende wetsvoorstellen terzake.
Mevrouw de minister, tot besluit zeg ik namens het Vlaams Belang dat het IPA te weinig inhoudt en dat de hervormingen te traag evolueren. Dat zal u wellicht niet verbazen. Het is niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf. Als wij de dringende noodzakelijke hervormingen die onze arbeidsmarkt moeten dynamiseren, willen doorvoeren, dan zullen wij allemaal, en niet het minst de sociale partners, uit een ander vaatje moeten tappen.
Wij rekenen in ieder geval op een krachtdadig beleid, ook inzake de komende dossiers, met de sociale partners als het kan, maar zonder de sociale partners als het moet. Om die reden zal mijn fractie zich onthouden bij de stemming over die wet.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, Mr. Minister, soon ⁇ a large majority will press the green button to approve the law that should translate the IPA into law. We of the Flemish Interest will not do that and will abstain, and for various reasons.
First, with our abstinence we want to send a signal to the social partners that those inter-professional negotiations were ⁇ not high-profile for social consultation, on the contrary. These IPA negotiations were the first of three obstacles that the social partners had to take this year, in addition to the upcoming debate on the end of the career and the financing of social security. It was actually the easiest obstacle of the three. But it was sad at the end of the day to see how the social partners went in clinch with each other and blamed each other to the head. The result was: long negotiations that ultimately threatened to result in nothing.
Without the many millions of euros of the government that had to serve as a lubricant to reach an agreement, that social consultation would have become a complete flop and it would ⁇ not have been able to fulfill the expectations. The miniature agreement purchased by the government eventually got to process the rejection of the trade union backbone.
I think, Mr. Speaker, that social partners should be well aware that they have an important role to play in our social consultation model, but that they should also take their responsibilities in this regard. It is our opinion that there should be clearer signals from the government to the social partners that the play time is over. We face important challenges that will require courage, both due to the Parliament and the government as well as the assurance and determination of the social partners. When I see the manoeuvres being carried out to slow down the pressing debate about career end, I am pessimistic about the near future.
Social partners should be well aware that they are threatening to put themselves out of play. I hope, Mrs. Minister, that you will be determined and will take your own responsibility if it turns out that there is no willingness on the ground to carry out the necessary reform of the labour market.
Regarding the measures themselves, we are of course pleased that some incentives are given in the IPA. I think of the adjustment of overtime and teamwork, as well as the establishment of the Fund to promote access to employment for persons with disabilities, the extension of the application of the Closing Fund. These are all positive elements that can be achieved thanks to the financial contribution of the government. However, we should not be euphoric about it. These are the first steps in the right direction, which need to be further expanded in the near future.
What we as the Flemish Interest cannot agree with is the way in which the active guidance and follow-up of the unemployed is organized. The State Council had fundamental observations in that sense that it correctly stated that there is an intervention in the territory of the regions by financing matters which are not within the competence of the federal government. This is, of course, because one does not work from homogeneous power packages and at the same time must see that the system does not work.
We, as Vlaams Belang, have been advocating for years to address such problems in substance and thus to defederalize the entire guidance and follow-up, including the unemployment insurance.
This would benefit an efficient governance and would thus also place each Region on its own responsibilities. The consequences of a loose attitude or approach by one of the regions would then have to be borne by that region itself and can no longer give rise to discussions, as we must have experienced too much in recent months. It would also lead to all kinds of cooperation agreements that are not being complied with.
However, these logical conclusions are not taken in this country. It limits itself to some clamping agents, which we will regrettably have to establish in the foreseeable time that they brought little sode to the dive.
I would also like to make a call here regarding the unity statute. I remember that in April 2000 we unanimously adopted a motion calling for an immediate solution to this justified problem. More than five years later, we must now conclude that we are still not a step further. In recent IPAs, this problem was repeatedly discussed, but it was always postponed. The only thing we always heard from the social partners is that the politics would not interfere with it. The social partners will solve it themselves.
I also read in this IPA draft that the social partners say they are best placed to do so. Once again, a committee was envisaged, this time even under the leadership, as Commission Chairman Hans Bonte said, of an independent chairman, who must ensure that a report on the new statute is drawn up by the end of this year.
Mrs. Minister, from your reply in the committee I understood that there is no movement at all and that, unfortunately, at the end of 2005, we will only have to establish that we are as far away as we were so many years ago.
In this document, our only message to the social partners is the following. The Parliament is tired of it, the social partners have seized their opportunity and the politics will and must take responsibility. I therefore hope that by the end of 2005, if we find that there is no shot in that file, we can begin to consider the submitted bills on this subject.
In conclusion, on behalf of the Flemish Interest, I say that the IPA is insufficient and that the reforms are developing too slowly. This may not surprise you. It is not five for twelve, but five for twelve. If we want to carry out the urgent reforms that are necessary to dynamise our labour market, we all, and not least the social partners, will have to pull out of a different vessel.
In any case, we are counting on a strong policy, also with regard to the upcoming dossiers, with the social partners where possible, but without the social partners as it should. For this reason, my group will abstain when voting on that law.
#21
Official text
Ik heb een drietal vragen en oproepen gekregen over de innovatiepremies. Het is nuttig dat de regering de suggesties viseert die niet het voorwerp uitmaken van het normale werk. Met andere woorden, het gaat niet alleen om suggesties die buiten het normale werk vallen, dus niet binnen een voorzienbare onderzoeksopdracht bijvoorbeeld, maar die ook daadwerkelijk in de onderneming worden geïmplementeerd. De kans dat dat het geval is voor meer dan 10% van de werknemers op een jaar, is relatief klein. Ik ben echter wel bereid om na een jaar sowieso de evaluatie te maken en te zien of dat een probleem vormt. Mij lijkt het niet dat dat het geval wordt.
Wat de beperking van de uitbreiding van het Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen betreft, moet ik simpelweg antwoorden dat dat de uitdrukkelijke wil is van de sociale partners. Misschien kan ik dat ietwat juister formuleren door te zeggen dat het de uitdrukkelijke wil is van de sociale partners, die vanzelfsprekend een compromis hebben moeten vinden, ook in dat dossier. Dat wil niet zeggen dat in de ideale der werelden een van beide partners misschien niet wat verder had willen gaan, maar aangezien de regering zich ertoe heeft verbonden om het IPA zoals het integraal is opgesteld, een ontwerp van de sociale partners, tot het hare te maken, betekent dat ook dat voor de beslissing over het Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen wij exact hebben gedaan wat de sociale partners voor ogen hadden.
Ik kom tot de uitbreiding van de tussenkomst van de wet van 2002 tot de non-profitsector. Het uitvoerings-KB ligt al sedert mei 2003 voor onderzoek bij de NAR. De commissie heeft mij daar deze week ook op gewezen en ik heb ook een brief verstuurd naar de NAR om hem tot spoed te manen, omdat de lange termijn werkelijk onaanvaardbaar is. Ik kan u dus enkel gelijk geven. Ik probeer er mee met u vaart achter te steken.
Ten slotte, de reden waarom de rapportering van de sectoren te laat is, zowel aan het Parlement als aan de regering, is dat mijn voorganger die rapportering terecht heeft versterkt door die te kaderen in globale opleidingsinspanningen. Blijkbaar is er een beetje tijd nodig geweest om zich aan te passen aan de nieuwe wijze van rapporteren. Momenteel worden al die sectorrapporten ingezameld door de FOD. Dat betekent dat ze er over afzienbare termijn zullen zijn en dat ze ook onmiddellijk zullen worden bezorgd aan het Parlement.
Translated text
I have received a number of questions and calls about the innovation awards. It is useful for the government to target the suggestions that are not the subject of normal work. In other words, it is not just about suggestions that fall outside the normal work, so not within a predictable research assignment, for example, but that are also actually implemented in the enterprise. The chance that this is the case for more than 10% of employees in a year is relatively small. However, I am willing to do the evaluation after a year anyway and see if that constitutes a problem. I do not think that will be the case.
As regards the limitation of the expansion of the Fund for the Closure of Enterprises, I simply have to answer that that is the express will of the social partners. Per ⁇ I can formulate this a little more accurately by saying that it is the express will of the social partners, who, of course, must have found a compromise, also in that file. That is not to say that in the ideal of the worlds either partner might not have wanted to go a little further, but since the government has committed to make the IPA as it is integrally drawn up, a design of the social partners, it also means that for the decision on the Fund for the Closure of Enterprises we have done exactly what the social partners had in mind.
I come to the extension of the intervention of the 2002 law to the non-profit sector. The implementation KB has been in the NAR for research since May 2003. The committee also pointed to me this week and I also sent a letter to the NAR to urge him to urgently, because the long-term is indeed unacceptable. I can only give you the right. I try to get back with you.
Finally, the reason why the reporting of the sectors is too late, both to Parliament and to the government, is that my predecessor has rightly reinforced that reporting by framing it into global training efforts. Apparently, it took a little time to adapt to the new way of reporting. Currently, all these sector reports are collected by the FOD. This means that they will be there in the foreseeable time and that they will also be delivered to Parliament immediately.
#22
Official text
Quelqu'un demande-t-il encore la parole dans la discussion générale?
Translated text
Does anyone still ask for the word in the general discussion?
#23
Official text
Monsieur le président, madame la ministre, je vous prie de bien vouloir m'excuser de n'avoir pu intervenir dans le débat; j'étais occupé à autre chose et je ne pensais pas que cela irait si vite! Je vais donc résumer mon intervention.
Je me réjouis de la conclusion de l'accord interprofessionnel. Il convient de féliciter les partenaires sociaux d'avoir pu conserver leur sang-froid. En effet, si le gouvernement a mis des moyens sur la table, les circonstances dans lesquelles cela s'est fait, en décembre 2004 et en janvier 2005, étaient particulièrement difficiles. Je me rappelle une séance plénière, un jeudi après-midi, au cours de laquelle j'interpellais le premier ministre car, ce jour-là, circulaient dans la presse des montants sensiblement différents de ceux annoncés par le gouvernement.
Je suis satisfait de l'affinement de l'accord conclu dans le texte et les amendements car je pense que les partenaires sociaux sont en phase avec le produit "fini".
Le cdH espère vraiment qu'avec son soutien sur ce plan-là, le gouvernement abordera les matières socio-économiques et pourra rattraper le retard pris dans d'autres dossiers qui nous ont tous encombrés. Le chiffre de 200.000 emplois à créer, fixé comme objectif en juillet 2003, avait peut-être été cité pour impressionner. S'il ne faut plus se focaliser sur celui-ci, l'objectif de créer de l'emploi net supplémentaire subsiste.
Les travaux en commission indiquent que les titres-services et l'économie sociale produisent des résultats mais ces deux éléments sont tout à fait accessoires dans l'économie globale du pays. Aussi, nous espérons que, dans les semaines qui viennent, des résultats importants seront enregistrés dans les secteurs majoritaires de l'activité du pays. Nous vous aiderons dans vos projets constructifs et nous aiderons le gouvernement à concrétiser ses ambitions.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, I would like to apologize for not being able to intervene in the debate; I was busy with something else and I did not think it would go so quickly! I will summarize my speech.
I look forward to the conclusion of the Interprofessional Agreement. We should congratulate the social partners for being able to keep their cold-blood. Indeed, if the government put resources on the table, the circumstances under which this happened, in December 2004 and in January 2005, were ⁇ difficult. I remember a plenary session, one Thursday afternoon, during which I interpelled the prime minister because, that day, the press circulated significantly different amounts from those announced by the government.
I am satisfied with the refinement of the agreement concluded in the text and amendments because I think that the social partners are in phase with the “finished” product.
The CDH truly hopes that with its support on this plan, the government will address the socio-economic matters and will be able to catch up with the delay taken in other cases that have overwhelmed us all. The figure of 200,000 jobs to be created, set as a goal in July 2003, may have been quoted to impress. If we no longer focus on it, the goal of creating additional net employment remains.
The work in the committee indicates that the service securities and the social economy produce results but these two elements are quite accessory in the country’s overall economy. We also hope that, in the coming weeks, significant results will be recorded in the major sectors of the country’s activity. We will assist you in your constructive projects and we will help the government to realize its ambitions.
#24
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's,
Translated text
Mr. Speaker, colleagues and colleagues,
#25
Official text
het tarief wordt met een half procentpunt verhoogd.
Naast de notionele intrest bevat het wetsontwerp nog een tweede maatregel ten gunste van de vennootschappen, te weten de schrapping van het registratierecht op de inbreng in een vennootschap. De kleine en de middelgrote ondernemingen zullen kunnen kiezen tussen de reeds bestaande investeringsreserve en de nieuwe formule waarin voorzien is in het wetsontwerp.
De totale kostprijs van de maatregelen bedraagt 566 miljoen euro. Daarom heeft de regering een aantal budgettaire compensatiemaatregelen genomen: de afschaffing van het belastingkrediet voor vennootschappen; de afschaffing van de investeringsaftrek, behalve voor octrooien, research and development; rationeler energieverbruik; beveiliging; en herbruikbare drankverpakking. De wijziging van de definitie van "fiscale meerwaarde" houdt in dat in plaats van de netto verkoopprijs de bruto verkoopprijs in aanmerking wordt genomen. De reële compensaties bedragen volgens de minister minstens 400 miljoen euro. Bovendien is er een besparing op de investeringsreserve, daar bedrijven moeten kiezen tussen ofwel notionele intrest, ofwel investeringsreserve.
Daarnaast rekent de regering op een terugverdieneffect van 57,6 miljoen euro. Er is ook een anti-misbruikbepaling om fraude door middel van villavennootschappen te bestrijden.
Collega's, de filosofie achter het wetsontwerp werd door een ruime meerderheid van de commissieleden gedeeld. Sommigen vonden het ontwerp te ver gaan, anderen vonden het niet ver genoeg gaan. De minister zag daarin een teken dat het om een evenwichtig wetsontwerp ging.
Een aantal commissieleden hebben amendementen ingediend maar die werden niet aangenomen. Collega Nollet wou het wetsontwerp milderen op een aantal punten en wettelijke garanties inbouwen inzake werkgelegenheid. De heren Viseur, Bogaert, Devlies en mevrouw Pieters wilden het tarief voor de KMO's verhogen met 1 procentupunt in plaats van een half.
Er was ook discussie over artikel 9 dat bepaalt dat het bedrag van de aftrek in de reserve opgenomen moet worden. Een aantal commissieleden vreesde dat dit het succes van de ontworpen maatregel zou kunnen ondermijnen. De minister meende echter dat dit artikel een evenwichtig antwoord biedt op de diverse verzuchtingen die op het vlak van de voorwaarden zijn geformuleerd.
Collega's, het gehele wetsontwerp werd met inbegrip van de wetgevingstechnische verbeteringen aangenomen in de commissie met 9 stemmen voor en 3 onthoudingen.
Translated text
The rate is increased by half a percentage point.
In addition to the notional interest, the draft law includes a second measure in favour of the companies, namely the abolition of the registration right on the contribution to a company. Small and medium-sized enterprises will be able to choose between the existing investment reserve and the new formula provided for in the draft law.
The total cost of the measures is EUR 566 million. Therefore, the government has taken a number of budgetary compensatory measures: the abolition of the corporate tax credit; the abolition of the investment deduction, except for patents, research and development; more rational energy consumption; security; and reusable beverage packaging. The change in the definition of "tax added value" means that instead of the net sales price, the gross sales price is taken into account. The real compensation amounts to at least 400 million euros. In addition, there is a saving on the investment reserve, as companies have to choose between either notional interest or investment reserve.
In addition, the government expects a return effect of 57.6 million euros. There is also an anti-abuse provision to combat fraud through villa companies.
Colleagues, the philosophy behind the bill was shared by a vast majority of committee members. Some found the design going too far, others found it not going far enough. The Minister saw in it a sign that it was a balanced bill.
Several committee members submitted amendments but those were not adopted. Collega Nollet wanted to mitigate the bill on a number of points and incorporate legal guarantees regarding employment. Mr. Viseur, Mr. Bogaert, Mr. Devlies and Mrs. Pieters wanted to increase the rate for SMEs by 1 percentage point instead of half.
There was also discussion on Article 9 which stipulates that the amount of the deduction must be included in the reserve. Some commissioners feared that this could undermine the success of the proposed measure. However, the Minister believed that this article provides a balanced response to the various aspirations formulated in terms of the conditions.
Colleagues, the entire bill, including the legislative improvements, was adopted in the committee with 9 votes in favour and 3 abstentions.
#26
Official text
Mijnheer Tommelein, ik dank u voor uw verslag en u krijgt thans het woord voor uw uiteenzetting voor de VLD-fractie.
Translated text
Mr Tommelein, I thank you for your report and you are now given the word for your presentation for the VLD group.
#27
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het voorliggend wetsontwerp strekt ertoe het gebruik van risicokapitaal voor de financiering van een onderneming op fiscaal vlak op een gelijke manier te behandelen als het gebruik van vreemd vermogen. Wanneer een onderneming voor haar financiering een beroep doet op leningen, mag zij de betaalde intresten en kapitaalsaflossingen van haar belastbare basis aftrekken. Wanneer zij zich echter financiert met eigen middelen, is dat niet mogelijk.
Wij zijn blij dat de regering die economische onrechtvaardige discriminatie tussen beide financieringsvormen opheft door de ondernemingen de mogelijkheid te bieden een notionele intrest op het risicokapitaal van hun belastbare basis af te trekken. Dat zal gebeuren via de berekening van de intrest die de onderneming had moeten betalen indien zij zich niet met eigen middelen, maar met vreemd vermogen had gefinancierd. De tarieven zijn gebaseerd op het gemiddeld tarief dat door de Belgische Staat wordt uitgegeven voor lineaire obligaties over tien jaar.
Het ontwerp, zoals in het verslag al gezegd, voorziet ook in een aantal regels die moeten verzekeren dat het fiscaal voordeel in de onderneming blijft.
Het wetsontwerp houdt naast zijn notionele intrest nog een tweede maatregel in ten gunste van de vennootschappen, met name de schrapping van het registratierecht op de inbrengen in een vennootschap. Het ontwerp sluit perfect aan op de hervorming van de vennootschapsbelasting die resulteerde in de wet van 24 december 2002 en het totaal tarief verlaagt van 40,17% tot 33,99%, dat wil zeggen tot een nieuw nominaal tarief van 33%, vermeerderd met de aanvullende crisisbijdragen.
Daarnaast werden ook een aantal maatregelen genomen die specifiek zijn afgestemd op de kleine en middelgrote ondernemingen. Het tarief van 28% dat voor die ondernemingen van toepassing was, werd verlaagd tot 24,25%. KMO-vennotschappen kunnen, onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde perken, van de vrijstelling van belasting een investeringsreserve aanleggen. Voor de KMO's wordt een vrijstelling toegestaan van belastingverhoging in geval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan in de loop van de eerste drie boekjaren na hun oprichting.
Collega's, die nieuwe regeling is duidelijk voordelig voor alle ondernemingen, zowel voor de kleine als voor de grote. Voor kleine ondernemingen wordt zelfs in een bijkomend fiscaal voordeel voorzien door de verhoging van het tarief met een half procentpunt. De kleine en middelgrote ondernemingen zullen kunnen kiezen tussen ofwel de investeringsreserve ofwel de nieuwe formule van notionele intrest.
Met die voorgestelde maatregel zal de regering ongetwijfeld haar doel bereiken dat erin bestaat versterking van het eigen vermogen van de ondernemingen te stimuleren, wat een positieve weerslag zal hebben op de investeringen en de tewerkstelling. De autofinancieringen van al onze ondernemingen zal worden verhoogd. De hoge kredietwaardigheid van onze bedrijven zal ongetwijfeld een daling van het aantal faillissementen tot gevolg hebben. Kapitaalintensieve ondernemingen hebben van nature immers een hoog peil van solvabiliteit, waardoor het faillissementsrisico afneemt. Een verankering in het land via de investeringen die zij er doen is een ook niet te verwaarlozen voordeel ten opzichte van de delokalisatierisico's.
Ook het oprichten van nieuwe ondernemingen zal worden gestimuleerd.
Met de voorliggende maatregelen wordt bovendien een valabel alternatief geboden dat toelaat de activiteiten van de coördinatiecentra waarvan de erkenningen uiterlijk tegen eind 2010 zullen aflopen, in België te behouden. De totale tewerkstelling van deze centra kan worden geraamd op 19.000 tot 20.000 personen. Ongeveer de helft werkt rechtstreeks voor de coördinatiecentra, terwijl het saldo bestaat uit indirecte banen. In de periode 1994-2003 steeg het gezamenlijk maatschappelijk kapitaal van de coördinatiecentra van 39,72 miljard euro tot niet minder dan 149 miljard euro. In 2003 financierden de coördinatiecentra een vijfde van de investeringen in de verwerkende nijverheid hoewel er hiertoe geen specifieke incentives werden toegekend. Dit heeft bijgedragen tot het behoud en de verdere ontwikkeling van de tewerkstelling in België.
Belangrijk is ook, collega's, dat het gaat om een maatregel die algemeen van toepassing is en bijgevolg strookt met de Europese richtlijnen. Dit zorgt voor de noodzakelijke juridische zekerheid, wat een niet te onderschatten voorwaarde is voor de creatie van een aantrekkelijk investeringsklimaat. Het komt er bovendien op neer dat de middelen om ons concurrentievermogen veilig te stellen minder zullen berusten op referentiële fiscale stelsels, maar meer op een normaal stelstel dat aantrekkelijker is gemaakt. Dit laatste is uitermate belangrijk in het kader van de aanbevelingen die de Hoge Raad voor Financiën formuleerde in zijn verslag van april 2001 omtrent de hervorming van de vennootschapsbelasting.
Dat deze voorgestelde maatregelen vanuit diverse hoeken zeer positief worden onthaald, is de voorbije weken meer dan voldoende in de media gebleken. Zo wordt bijvoorbeeld Price Waterhouse Coopers overstelpt met vragen over het nieuwe systeem, wat toch wijst op een ruime belangstelling voor deze maatregelen. De reacties blijken enthousiast te zijn en veel bedrijven staan te springen om het eigen vermogen van hun Belgische divisies te versterken.
Volgens professor Jef Vuchelen, macro-econoom aan de VUB, is de maatregel geniaal in zijn eenvoud en beantwoordt hij perfect aan de economische definitie van winst. De vergoeding van het eigen vermogen is namelijk een kost. Bovendien leidt de notionele intrest op termijn tot goedkopere bankkredieten omdat de vraag naar leningen zal dalen wat positief is, zowel voor het bedrijfsleven als voor de overheid.
Volgens advocaat Bernard Peeters van het kantoor Tiberghien bevordert de notionele intrest het economisch weefsel en beschermt deze de schuldeisers. De maatregel verhindert aandeelhouders om cash uit de vennootschap te halen en bovendien keurt de Europese Commissie het systeem goed. Peeters besluit dan ook dat we dit concurrentievoordeel in geen enkel geval mogen laten liggen. Volgens het VBO doet de regering een grote stap voorwaarts met de regeling inzake de fiscale aftrek voor het risicokapitaal. Het principe komt volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen in de eerste plaats de KMO's ten goede gezien hun doorgaans zwakke eigenvermogensstructuur.
Het biedt ook een antwoord op de dringende nood aan rechtszekerheid voor de coördinatiecentra. Ook volgens Unizo zijn de belangen van de KMO's in belangrijke mate gevrijwaard.
Collega's, niet alleen in België zijn de reacties positief. Ook onze Noorderburen werpen jaloerse blikken op het stelsel dat deze regering heeft uitgewerkt. Ter zake wil ik u toch enkele passages uit een artikel van professor doctor van Der Geld niet onthouden, met als titel: "België, het lichtend voorbeeld", dat is verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht van 27 januari 2005. Ik citeer, mijnheer Bogaert: "Anders dan bij ons", er spreekt dus een Nederlander, "waar het erop lijkt dat niet zal worden gekozen voor fundamentele oplossingen, maar men erover nadenkt om de boxoplossing met de bijhorende problemen van principiële en praktische aard, van de inkomstenbelastingen te importeren, pakken de Belgen de zaak grondiger aan. Net voor Kerstmis bereikte mij namelijk het bericht dat de Belgische regering op 23 december 2004 overeenstemming had bereikt over de invoering van een fictief rendement in de vennootschapsbelasting".
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the proposed bill aims to treat the use of venture capital for the financing of a company on the fiscal level in the same way as the use of foreign funds. Where an enterprise uses loans for its financing, it may deduct the paid interest and capital repayments from its taxable base. However, if it is financed by its own resources, this is not possible.
We are pleased that the government is removing that economic unfair discrimination between both forms of financing by allowing companies to deduct a notional interest on the risk capital from their taxable base. This will be done through the calculation of the interest that the company would have had to pay if it had not financed itself with own resources but with foreign assets. The rates are based on the average rate issued by the Belgian State for linear bonds over a ten-year period.
The draft, as already stated in the report, also provides for a number of rules to ensure that the tax advantage remains in the company.
In addition to its notional interest, the draft law includes a second measure in favour of the companies, in particular the abolition of the registration right on the contributions in a company. The draft perfectly aligns with the corporate tax reform resulting in the Act of 24 December 2002 reducing the total rate from 40.17% to 33.99%, that is to say to a new nominal rate of 33%, increased with the additional crisis contributions.
In addition, a number of measures specifically tailored to small and medium-sized enterprises were also taken. The 28% rate applicable to those companies was reduced to 24.25%. Small and medium-sized enterprise companies may, under certain conditions and within certain limits, create an investment reserve from the tax exemption. Small and medium-sized enterprises shall be exempt from tax increases if no or insufficient advance payments have been made during the first three financial years following their establishment.
Colleagues, that new scheme is clearly beneficial for all enterprises, both small and large. Even for small enterprises, an additional tax benefit is provided by increasing the rate by half a percentage point. Small and medium-sized enterprises will be able to choose between either the investment reserve or the new formula of notional interest.
With that proposed measure, the government will undoubtedly ⁇ its goal of stimulating the strengthening of the equity of the companies, which will have a positive impact on investment and employment. The automotive financing of all our companies will be increased. The high credit rating of our companies will undoubtedly result in a decrease in the number of bankruptcies. Indeed, capital-intensive enterprises naturally have a high level of solvency, which reduces the risk of bankruptcy. An anchoring in the country through the investments they make there is a also not negligible advantage over the risks of relocation.
The creation of new companies will also be encouraged.
In addition, the measures in question provide a valid alternative that allows the activities of the coordination centers whose recognition expires by the end of 2010 to remain in Belgium. The total employment of these centres can be estimated at 19,000 to 20,000 people. Approximately half work directly for the coordination centers, while the balance consists of indirect jobs. In the period 1994-2003, the combined social capital of the coordination centers increased from EUR 39.72 billion to EUR 149 billion. In 2003, the coordination centres financed one-fifth of the investments in the manufacturing industry, although no specific incentives were granted. This has contributed to the preservation and further development of employment in Belgium.
It is also important, colleagues, that this is a measure that is generally applicable and therefore consistent with European directives. This provides the necessary legal certainty, which is a must not be underestimated condition for creating an attractive investment climate. In addition, the means to safeguard our competitiveness will depend less on reference tax systems, but more on a normal system that has been made more attractive. The latter is of particular importance in the context of the recommendations made by the High Council for Finance in its April 2001 report on the corporate tax reform.
The fact that these proposed measures are received very positively from various angles has been shown more than sufficiently in the media in recent weeks. For example, Price Waterhouse Coopers is overwhelmed with questions about the new system, which still indicates a widespread interest in these measures. The reactions appear to be enthusiastic and many companies are jumping to strengthen the equity of their Belgian divisions.
According to Professor Jef Vuchelen, a macroeconomist at the VUB, the measure is brilliant in its simplicity and perfectly meets the economic definition of profit. The reimbursement of own funds is a cost. In addition, the notional interest in the long run leads to cheaper bank loans because the demand for loans will drop, which is positive for both business and government.
According to lawyer Bernard Peeters of the Tiberghien office, the notional interest promotes the economic tissue and protects the creditors. The measure prevents shareholders from withdrawing cash from the company and the European Commission approves the system. Peeters thus decides that we should not neglect this competitive advantage in any case. According to the VBO, the government is making a major step forward with the regulation on the tax deduction for risk capital. According to the Association of Belgian Enterprises, the principle primarily benefits SMEs given their usually weak equity structure.
It also responds to the urgent need for legal certainty for the coordination centers. Also, according to Unizo, the interests of the SMEs are significantly defended.
Colleagues, not only in Belgium, the reactions are positive. Even our northern neighbors are looking jealously at the system that this government has developed. In this regard, I would not like to remind you of some passages from an article by professor doctor van Der Geld, titled: "Belgium, the shining example", which appeared in the Dutch Journal for Fiscal Law of 27 January 2005. I quote, Mr. Bogaert: "Another than with us," therefore speaks a Dutchman, "where it seems that it will not be chosen for fundamental solutions, but one thinks about importing the box solution with the associated problems of principle and practical nature, of the income taxes, the Belgians deal with the matter more thoroughly. Just before Christmas, I received the news that the Belgian Government had reached an agreement on 23 December 2004 on the introduction of a fictitious return in the corporate tax.
#28
Official text
Mijnheer Tommelein, u verwijst naar een artikel in een Nederlands blad, maar het is een artikel dat dateert van de maand januari 2005. Op dat ogenblik was het wetsontwerp van de regering niet klaar. Waarschijnlijk had dat artikel betrekking op het wetsvoorstel dat door collega's van CD&V werd ingediend.
Translated text
Mr Tommelein, you refer to an article in a Dutch journal, but it is an article that dates from the month of January 2005. At that time, the government’s bill was not ready. Probably that article was related to the bill submitted by colleagues from CD&V.
#29
Official text
Ik wilde mij eigenlijk niet mengen in de discussie. Ik gun mijn collega Tommelein zijn moment of glory, maar omdat u naar Nederland verwijst, collega Tommelein, had ik een vraagje. Hoeveel bedraagt de globale belastingdruk in Nederland in percentage van het bruto binnenlands product en hoeveel bedraagt de globale belastingdruk in België als percentage van het Belgisch bruto binnenlands product? Misschien kan hij de Kamer daarvan kond doen?
Translated text
I did not really want to get involved in the discussion. I give my colleague Tommelein his moment of glory, but since you refer to the Netherlands, colleague Tommelein, I had a question. How much is the global tax pressure in the Netherlands as a percentage of the gross domestic product and how much is the global tax pressure in Belgium as a percentage of the Belgian gross domestic product? Per ⁇ he could do the room of that?
#30
Official text
U hebt dit betoog zodanig veel zelf gehouden in de Kamercommissie, en u durft mij een dergelijke vraag te stellen in plenaire vergadering? Alsof we nog niet gehoord hebben wat u allemaal wil verkopen aan de mensen. Mijnheer Bogaert, het spijt mij: u probeert altijd het Nederlandse lichtende voorbeeld te geven ten opzichte van de zeer zwakke Belgische situatie. Als ik dan ook eens een Nederlander citeer, moet u daar ook tegen kunnen. Ik moet uw uitleg altijd maar aanhoren en het is altijd hetzelfde.
Translated text
You have held this argument so much yourself in the Chamber Committee, and you dare to ask me such a question in the plenary session? As if we have not yet heard what you want to sell to the people. Mr Bogaert, I am sorry: you are always trying to give the Dutch brilliant example in relation to the very weak Belgian situation. So if I quote a Dutchman, you must also be able to counter it. I always have to listen to your explanation and it is always the same.
#31
Official text
Aangezien onze collega Tommelein het antwoord schuldig blijft: in België is het 46% van het bruto binnenlands product en in Nederland is het 39% van het bruto binnenlands product.
Translated text
Since our colleague Tommelein remains responsible for the answer: in Belgium it represents 46% of the gross domestic product and in the Netherlands it represents 39% of the gross domestic product.
#32
Official text
Kunt u mij ook uitleggen, mijnheer Bogaert, hoeveel het begrotingstekort is in Nederland?
Translated text
Can you explain to me, Mr Bogert, how much the budget deficit is in the Netherlands?
#33
Official text
Het verschil is 7%.
Translated text
The difference is 7%.
#34
Official text
U moet niet alleen cijfers citeren die voor u belangrijk zijn en die u goed uitkomen! U moet alles citeren.
Translated text
You should not just quote numbers that are important to you and that fit you well! You have to quote everything.
#35
Official text
Ik zal de rekensom even overdoen. Ik zie dat de VLD-collega's hiervoor bijzondere interesse tonen gezien hun congres. In België is het 46% en in Nederland 39%. Dat is een verschil van 7%. Dat verschil is de voorbije zes jaar met 2% toegenomen. Als we die 7% vermenigvuldigen met ons bruto binnenlands product van 300 miljard euro, komen we aan een verschil van 21 miljard euro belastingen die meer worden geheven in België dan in Nederland.
Ik stel voor dat de heer Tommelein nu zijn interessant betoog voortzet.
Translated text
I will overcome the accounting. I see that the VLD colleagues show particular interest in this given their congresses. In Belgium it is 46% and in the Netherlands it is 39%. That is a difference of 7%. That difference has increased by 2% over the past six years. If we multiply that 7% with our gross domestic product of 300 billion euros, we will get a difference of 21 billion euros in taxes that are levied more in Belgium than in the Netherlands.
I suggest that Mr. Tommelein now continue his interesting speech.
#36
Official text
Mijnheer Bogaert, ik stel voor dat u in het vervolg op de markt gaat staan, want u bent bijzonder goed in het verkopen van appelen die er als peren uitzien.
We gaan voort met het citeren van een Nederlandse professor. Mijnheer Devlies, voor alle duidelijkheid, professor van der Geld heeft het niet over uw wetsvoorstel, maar wel over de Belgische regering die op 23 december 2004 overeenstemming had bereikt. "Mijn toch al latente warme gevoelens voor onze zuiderburen vermengden zich in mijn gedachten met het beeld van de breedlachende Belgen die onder het genot van een pot bier elkaar toeroepen: "Dat is toch heel wat slimmer dan waar die Hollanders op zitten te broeden. Ik moest ze gelijk geven. Waar wij het zoeken in de leuke dingen voor het internationale bedrijfsleven, kiezen de Belgen nu eenmaal voor leuke dingen voor het hele bedrijfsleven. Niet alleen is dat moreel beter verdedigbaar - het enige argument dat het internationale bedrijfsleven extra heeft ten opzichte van het nationale komt dichtbij chantage: als jullie fiscaal te duur zijn, gaan we toch naar een ander -, maar vooral ook zie ik het als fiscaal wetenschapper als een poging tot een meer principiële oplossing van een fundamenteel probleem in de vennootschapsbelasting (zowel in België, in Nederland als in veel andere moderne landen) en dat fundamentele probleem is gelegen in de fiscaal volstrekt verschillende behandeling van eigen en vreemd vermogen." Nog verder lees ik: "In elk geval zou ik onze staatssecretaris willen adviseren de Belgische voorstellen eens goed te bestuderen. Het Nederlandse Parlement zou ik willen oproepen om zijn taak naar behoren te vervullen en kritisch te kijken naar het soort oplossingen waarbij fundamentele problemen niet fundamenteel worden aangepakt. De komende tijd glimlach ik extra breed als ik een belgenmop hoor, zelfs als het een slechte is, want ik zie die lachende Belgen in de Ministerraad voor me. Die dekselse Belgen, daar kunnen we nog heel wat van leren."
Niettegenstaande al die positieve geluiden en hoewel de VLD uitermate positief staat tegenover voorliggend wetsontwerp, zijn wij er voorstander van dat de nieuwe regeling na een bepaalde periode zou worden geëvalueerd en dat, indien dit noodzakelijk blijkt, de nodige verbeteringen zouden worden aangebracht.
Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn voor artikel 9 van het ontwerp. Dat bepaalt dat de aftrek voor risicokapitaal slechts wordt toegestaan op voorwaarde dat een bedrag gelijk aan de voor het belastbare tijdperk verleende aftrek voor het risicokapitaal op een afzonderlijke rekening van het passief wordt geboekt en blijft en niet als grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning gedurende het belastbaar tijdperk en de drie daarop volgende jaren.
Mijnheer de minister, collega's, het is terzake bekend dat Forum 187 heeft gemeld dat de coördinatiecentra, die het behoud of de versterking van de kredietrating van de buitenlandse moedervennootschap moeten verzekeren, de verplichte reservering van de renteaftrek onaanvaardbaar zullen vinden. De reserveringsvoorwaarde beperkt ook de kasstroom die vaak noodzakelijk is om de nodige garanties te kunnen bieden aan geldschieters. Volgens het Forum zal de reserveringsvoorwaarde dan ook een te groot beslag leggen op de winsten van de coördinatiecentra.
Collega's, ik zou mijn rede willen besluiten door te stellen dat de regering met voorliggend wetsontwerp baanbrekend werk heeft geleverd door eindelijk de fiscale discriminatie tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen weg te werken.
De VLD ziet zelfs een uitbreiding van deze regeling mogelijk voor de particuliere sector, waarbij een particulier die eigen middelen investeert, door bijvoorbeeld de bouw, de aankoop of de renovatie van een woning, een gelijkaardige aftrek zou kunnen bekomen.
Ons huidig fiscaal stelsel met betrekking tot het vastgoed is immers zodanig opgevat dat uitsluitend fiscale voordelen kunnen worden genoten op voorwaarde dat een hypothecair krediet wordt afgesloten. Welnu, volgens de Vlaamse Liberalen en Democraten zou ook voor een particulier de fiscale discriminatie tussen de aanwending van eigen middelen en geleende middelen moeten worden opgeheven.
Het voorgestelde stelsel geniet niet alleen van een aantal gerenommeerde Belgische instanties, maar ook vanuit het buitenland uitermate veel bijval en respect. Collega's, de VLD-fractie zal dit wetsontwerp dan ook onvoorwaardelijk goedkeuren.
Translated text
Mr. Bogaert, I suggest that you go to the market in the future, because you are ⁇ good at selling apples that look like pears.
We will continue to quote a Dutch professor. Mr. Devlies, for all clarity, Professor van der Geld is not talking about your bill, but about the Belgian government that had reached an agreement on 23 December 2004. "My already latent warm feelings for our southern neighbors were mixed in my mind with the image of the laughing Belgians who, enjoying a pot of beer, called to each other: "That is a lot smarter than what those Dutch are sitting on breeding. I had to give them right. Where we look for the fun things for international business, the Belgians choose the fun things for the whole business. Not only is that morally better defended – the only argument that international business has extra over the national comes close to blackmail: if you are taxally too expensive, we go to another – but above all I also see it as a tax scientist as an attempt to a more principled solution of a fundamental problem in the corporate tax (both in Belgium, in the Netherlands and in many other modern countries) and that fundamental problem lies in the taxation completely different treatment of own and foreign assets.” I would like to call on the Dutch Parliament to properly fulfill its task and to look critically at the type of solutions where fundamental problems are not fundamentally addressed. In the coming time I will smile extra wide when I hear a belgenmop, even if it is a bad one, because I see those laughing Belgians in the Council of Ministers in front of me. Those Belgian deckers, we can still learn a lot from them.”
Despite all these positive sounds and although the VLD is extremely positive towards the current bill, we are in favour of the new scheme being reviewed after a certain period and that, if necessary, the necessary improvements would be made.
This could be the case, for example, for Article 9 of the draft. The deduction for venture capital shall only be permitted provided that an amount equal to the deduction for venture capital granted for the taxable period is booked and remains on a separate account of the liability and does not serve as the basis for the calculation of the annual allocation to the statutory reserve or of any remuneration or allocation during the taxable period and the three subsequent years.
Mr. Minister, colleagues, it is known in this regard that Forum 187 has ⁇ that the coordination centers, which are to ensure the maintenance or strengthening of the credit rating of the foreign parent company, will find the mandatory reservation of the interest deduction unacceptable. The reservation condition also limits the cash flow that is often necessary to provide the necessary guarantees to lenders. According to the Forum, the reservation condition will therefore exaggerate the profits of the coordination centers.
Colleagues, I would like to conclude my argument by stating that the government has done groundbreaking work with the present bill by finally removing the tax discrimination between own and foreign assets.
The VLD even sees an extension of this scheme to the private sector, where a private person who invests own resources, for example through the construction, purchase or renovation of a home, could receive a similar deduction.
Indeed, our current tax system with regard to the real estate is conceived in such a way that only tax benefits can be ⁇ on condition that a mortgage loan is concluded. Well, according to the Flemish Liberals and Democrats, the tax discrimination between the use of own resources and borrowed resources should also be abolished for a private person.
The proposed system enjoys not only a number of renowned Belgian authorities, but also from abroad a great deal of support and respect. The VLD group will therefore unconditionally approve this bill.
#37
Official text
Chers collègues, je vous informe qu'il y a encore huit orateurs inscrits après l'intervention de M. Tommelein: M. Devlies, M. de Donnea, Mme Roppe, M. Viseur, M. Massin, M. Goyvaerts, M. Nollet et M. Bogaert.
Vers 18 heures, nous ferons une petite interruption de cinq minutes pour clôturer la séance de cet aprèsmidi, avant de reprendre celle du soir.
Translated text
I would like to inform you that there are still eight speakers registered after Mr. Speaking. Tagged with: mr. by Devlies, Mr. by Donnea, Mrs. Roppe, Mr. See also Mr. by Massin, Mr. Goyvaerts, Mr. Nollet and Mr. by Bogart.
Around 18:00, we will make a short five-minute break to close this afternoon session, before resuming the evening session.
#38
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de invoering van een belastingaftrek voor risicokapitaal of de autofinancieringsaftrek, zoals genoemd in ons eigen wetsvoorstel, is een positieve maatregel voor de Belgische ondernemingen om hun kapitaalstructuur te verbeteren. Hierdoor wordt de ongunstige behandeling van de financiering met eigen vermogen weggewerkt. Een sterke kapitaalstructuur vergemakkelijkt de investeringen, maakt de ondernemingen beter bestand tegen tijdelijke problemen, voorkomt faillissementen en is dus positief voor het behoud van de werkgelegenheid. Onze fractie staat principieel positief tegenover een dergelijke aanpak en heeft overigens zelf een wetsvoorstel ingediend, ondertekend door mevrouw Pieters, de heer Van Parys en mijzelf, dat ook werd besproken in de commissie.
De manier waarop dit wetsontwerp werd behandeld, noopt ons toch tot enige bedenkingen. Het heeft bijzonder lang aangesleept vooraleer de regering met een ontwerp is gekomen. De minister had dit wetsontwerp reeds in april 2004 aangekondigd. Onze fractie heeft daarop onmiddellijk gunstig gereageerd. De mededeling over dat wetsontwerp is dan verscheidene keren teruggekomen om dan te worden gebruikt als een wapen in de verkiezingsstrijd van 2004. Eind 2004, vele maanden later, was er echter nog altijd geen wetsontwerp. Daardoor hebben wij met een aantal mensen van onze fractie een inspanning gedaan om een wetsvoorstel uit te werken, dat bij de Kamer werd ingediend in januari 2005.
Pas na de heldhaftige verklaringen over Brussel-Halle-Vilvoorde voelde de regering zich genoodzaakt om iets te ondernemen. Dan werd dit wetsontwerp, een hervorming van de vennootschapsbelasting, aangekondigd als een van de strijdwapens voor de volgende maanden.
Dan heeft men dit wetsontwerp werkelijk door de commissie van de Kamer willen jagen. Ik wil daartegen toch protesteren. Ik vind dit geen manier om aan wetgevend werk te doen. Men heeft dit wetsontwerp op een slinkse manier geagendeerd, dus niet op de officiële agenda, maar in een bijkomende agenda. De documenten zijn pas in extremis voorgelegd. Men heeft, op vraag van de eerste minister, ook geprobeerd om dit wetsontwerp in één enkele zitting te bespreken.
Wij moeten de heer Tommelein danken, een van de laatste democraten van de VLD, die ons ter hulp is gekomen en die mee aan de basis ligt van het feit dat de bespreking van dit wetsontwerp toch nog een week werd verlengd. Op die manier is er toch nog een bespreking geweest, maar toch onvoldoende. Als men een dergelijk ontwerp op een goede manier wil bespreken, moet men daarvoor de tijd nemen en moet men ook de leden van de commissie de tijd geven om de teksten te bestuderen, opzoekingswerk te doen, informatie te vragen enzovoort. Dat is niet gebeurd. Dat zal als resultaat hebben dat dit wetsontwerp de basis zal zijn van heel wat interpretaties. Ik heb trouwens vandaag reeds een eerste artikel over dit wetsontwerp in een krant gelezen van een specialist-fiscalist, waarin gewezen wordt op een aantal onduidelijkheden.
Dit wetsontwerp zal zeker interessant zijn voor de uitgeverijen van fiscale publicaties, de organisatoren van studiedagen en dergelijke, maar het zou toch van belang zijn, collega's, dat wij aan belangrijke ontwerpen voldoende tijd besteden.
Verder had ik gehoopt dat dit wetsontwerp aan de basis zou liggen van een brede discussie over de vennootschapsbelasting als hefboom van het economische gebeuren. Dat is spijtig genoeg niet gebeurd, ondanks het feit dat wij ons in een economisch moeilijke situatie bevinden. Wij kennen de cijfers van de economische groei in België van het eerste kwartaal. Het tweede kwartaal kondigt zich niet beter aan. De OESO heeft cijfers gepubliceerd met betrekking tot het jaar 2005, een economische groei van 1,3 procent. Ik heb in de commissie ook verwezen naar de studie van het Amerikaans zakenblad Forbes, waaruit bleek dat België de op twee na hoogste marginale belastingdruk ter wereld heeft. De heer Bogaert spreekt over Europa, maar nu blijkt het dat het de tweede hoogste marginale belastingdruk ter wereld is. Ook de belastingdruk in procent van het bbp is de derde hoogste van de ganse wereld.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, the introduction of a tax deduction for venture capital or the auto-financing deduction, as mentioned in our own bill, is a positive measure for Belgian companies to improve their capital structure. This eliminates the unfavourable treatment of equity financing. A strong capital structure facilitates investments, makes companies more resilient to temporary difficulties, prevents bankruptcies and is therefore positive for ⁇ ining employment. Our group is in principle positive to such an approach and has also submitted a bill, signed by Mrs. Pieters, Mr. Van Parys and myself, which was also discussed in the committee.
However, the way this bill was handled raises some doubts. It took a long time before the government came up with a draft. The Minister had already announced this bill in April 2004. Our group immediately responded favorably. The communication on that bill was then returned several times to be used as a weapon in the 2004 election fight. At the end of 2004, many months later, however, there was still no draft law. As a result, we, together with a number of members of our group, made an effort to draw up a bill, which was submitted to the House in January 2005.
It was only after the heroic statements about Brussels-Halle-Vilvoorde that the government felt compelled to take action. Then this bill, a corporate tax reform, was announced as one of the fighting weapons for the coming months.
Then this bill was really wanted to be hunted by the House committee. I would like to protest against this. I do not think this is a way to do legislative work. This bill has been scheduled in a sluggish way, so not on the official agenda, but in an additional agenda. The documents were submitted only in extremis. At the request of the Prime Minister, it was also attempted to discuss this bill in a single session.
We must thank Mr. Tommelein, one of the last Democrats of the VLD, who came to our aid and who is at the basis of the fact that the discussion of this draft law was still extended by another week. In this way, there was still a discussion, but still not sufficient. If one wants to discuss such a draft in a proper way, one must take the time to do so, and one must also give the members of the committee the time to study the texts, do research work, ask for information, and so on. That has not happened. As a result, this bill will be the basis for many interpretations. By the way, I read today already a first article on this bill in a newspaper from a specialist-fiscalist, which points out a number of uncertainties.
This bill will ⁇ be of interest to the publishers of fiscal publications, the organizers of study days and the like, but it would still be of interest, colleagues, that we devote sufficient time to important drafts.
Furthermore, I had hoped that this bill would be the basis for a broad discussion on corporate tax as a lever of the economic event. Unfortunately, this has not happened, despite the fact that we are in an economically difficult situation. We know the figures of economic growth in Belgium for the first quarter. The second quarter is not getting better. The OECD has published figures for the year 2005, an economic growth of 1.3 percent. I also referred in the committee to the study of the American business magazine Forbes, which showed that Belgium has the third highest marginal tax burden in the world. Mr Bogaert speaks about Europe, but now it turns out that it is the second highest marginal tax burden in the world. The tax burden in percentage of GDP is the third highest in the world.
#39
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik vroeg mij af of dat een nieuw gegeven is dat de heer Devlies nu juist ontdekt heeft.
Translated text
Mr. Speaker, I wondered if this is a new fact that Mr. Devlies has just discovered.
#40
Official text
Ik heb het niet goed begrepen.
Translated text
I did not understand it well.
#41
Official text
We hebben u niet gehoord, mijnheer Versnick.
Translated text
We have not heard you, Mr. Versnick.
#42
Official text
Ik vroeg mij juist af, collega, of dat een nieuw gegeven is dat u zonet ontdekt hebt.
Translated text
I just wondered, colleague, if that is a new data that you recently discovered.
#43
Official text
Het is een gegeven dat...
Translated text
It is a data that...
#44
Official text
Mevrouw Roppe wil u onderbreken.
Translated text
Mrs. Roppe wants to interrupt you.
#45
Official text
Ik kan mijn collega...
Translated text
I can help my colleague...
#46
Official text
Mag ik eerst collega Versnick antwoorden?
Translated text
Can I first reply to Colonel Versnick?
#47
Official text
Ik had juist het woord gekregen
Translated text
I just got the word.
#48
Official text
Annemie Roppe (sp.a- van de voorzitter. Ik wou enkel zeggen dat dit in de commissie ook nog nooit is opgemerkt, nog nooit is herhaald en nog nooit is gezegd. Dat is echt een nieuwigheid.
Translated text
Annemie Roppe (sp.a- of the President. I just want to say that this has never been noticed in the committee, has never been repeated, and has never been said. This is really a novelty.
#49
Official text
Mijnheer Devlies, u heeft het woord.
Translated text
Mr. Devlies, you have the word.
#50
Official text
Mijnheer Versnick, uw opmerking is terecht. Dit is een problematiek die al enkele jaren aansleept, maar in die mate opvallend is geworden dat internationale tijdschriften zoals Forbes er aandacht aan beginnen besteden en dat men thans studies maakt die over de ganse wereld worden gepubliceerd. Dat is toch wel een interessant gegeven. Als wij spreken over economie, fiscaliteit en bedrijfsfiscaliteit, is het toch wel interessant om ook te spreken over de fiscale situatie.
Ik herhaal, een van de basiselementen van een goede discussie in de commissie had kunnen geweest zijn dat internationaal wordt vastgesteld dat België het land is met de derde hoogste belastingdruk ter wereld.
De cijfers van de werkloosheid zijn ook bijzonder interessant, vooral dan de cijfers van Brussel en Wallonië. Als u weet dat er in Wallonië een werkloosheidsgraad is van 18 procent en in Brussel, de hoofdstad van Europa, een werkloosheidsgraad van 22 procent, dan denk ik toch wel dat iedereen akkoord kan gaan dat er een economisch probleem is en dat we zouden kunnen gebruikmaken van de hefboom van de bedrijfsfiscaliteit om hier een en ander te verhelpen en om nieuwe impulsen te geven.
Bovendien - dit is iets van de voorbije weken - stellen wij vast dat de opinies van de bedrijfsleiders over de toekomst negatief evolueren en dat de neiging om tot bedrijfsinvesteringen over te gaan, verzwakt. Ik wens ook even te verwijzen naar de hoorzitting die wij enkele weken geleden hadden met de Chamber of Commerce. Daar werd gesteld dat er een spectaculaire daling is van de investeringen in België, zeker wanneer men het vergelijkt met Nederland. Als zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven niet investeren, denkt u dan niet, collega's, dat het moment gekomen is om de alarmklok te luiden en te bekijken wat mogelijk is?
Recentelijk werd ook een interessante studie gepubliceerd door professor Vandenbussche van de KU Leuven. Die studie leert ons dat de stelling over de werkelijke fiscale druk bij de vennootschappen, die wij herhaaldelijk geformuleerd hebben tijdens de vergaderingen van de commissie voor de Financiën, juist is. De minister beweert altijd dat de vennootschapsbelasting gedaald is. Inderdaad, de tarieven zijn gedaald. Daarin heeft de minister gelijk, maar hij vergeet te vermelden dat de belastbare basis verbreed werd, waardoor het resultaat neutraal is of de feitelijke belastingdruk vermoedelijk nog gestegen is. In de studie, gepubliceerd door het departement Economie van de KU Leuven, wordt die stelling ten volle bevestigd.
Bovendien leert de studie ons dat het feitelijke belastingtarief voor Belgische vennootschappen het op een na hoogste is in de Europese Unie. Dat, mijnheer Versnick, is een totaal nieuw gegeven. Vroeger sprak men over de derde hoogste; nu spreekt men over de tweede hoogste, na Italië, feitelijke belastingdruk op de vennootschappen. De studie steunt op de jaarcijfers van duizenden ondernemingen en weerlegt de indruk dat de belastingdruk voor vennootschappen gedaald is in België. Door de belastbare grondslag te verbreden, bleven de effectieve druk en de opbrengsten voor de schatkist gelijk. Ondanks de verlaging van het officiële tarief in 2002 van 40,17% naar 33,9%, ligt het nog wel 7,19% boven het gemiddelde Europese tarief van 26,8%. Het Belgische feitelijke tarief van 30% ligt bovendien veel hoger dan het gemiddelde feitelijke Europese tarief van 21,59%.
Volgens de studie van professor Vandenbussche — soms moet men ook eens naar Belgische professoren luisteren, goede collega Tommelein — verbreedde de eerste regering-Verhofstadt in de periode 1999-2002 stelselmatig de belastbare grondslag in het vooruitzicht van de officiële tariefdaling eind 2002. Dat is een wetenschappelijk onderzochte stelling van een onderzoekinstituut van de KU Leuven, waarbij vastgesteld werd dat gedurende meerdere jaren de belastbare basis uitgebreid werd, vooraleer men de daling van de tarieven doorvoerde.
Tevens werd door de professor berekend dat een verlaging van het officiële Belgische tarief tot het Europese gemiddelde ons land voor minimum 2,7 miljard euro extra investeringen zou opleveren. Meer bepaald zouden Belgische bedrijven minimum 1,4 miljard euro in België investeren, in plaats van in het buitenland, terwijl Amerikaanse bedrijven minimum 1,3 miljard meer in België zouden investeren. Als men spreekt over tewerkstelling en innovatie — vooral innovatie is een geweldig modewoord — moet men weten dat om te innoveren er moet worden geïnvesteerd en om te investeren moet er een interessant fiscaal klimaat zijn, zoniet ontbreekt de incentive om deze investeringen te doen.
Vervolgens had ik ook graag gewezen op de problematiek van de coördinatiecentra. Ik was graag even teruggekomen op de discussie die wij met de minister hebben gevoerd in de commissie voor de Financiën op 20 april 2004. Dat is dus meer dan een jaar geleden. Ik wees de minister er toen op dat de hervorming van de vennootschapsbelasting van 24 december 2002 onder meer ertoe leidt dat de coördinatiecentra in hun huidige vorm aan een uitdoofscenario worden onderworpen vanaf 1 januari 2006. Vanaf die datum zal er geleidelijk aan een gewijzigd regime van kracht worden waarvan de modaliteiten moeten worden vastgesteld in een koninklijk besluit. Nu, zestien maanden na de goedkeuring van de wet, werd nog steeds geen koninklijk besluit gepubliceerd. Daardoor ontstaat rechtsonzekerheid over de toekomst van de coördinatiecentra.
De minister heeft daarop geantwoord dat het uitvoeringsbesluit nog niet werd genomen, gezien de onderhandelingen met de Europese Commissie over de omstandigheden van geleidelijke afschaffing van de coördinatiecentra voorzien in het KB 187 van 1982. De minister heeft hierover in zijn toelichting niet uitgeweid. Achteraf is gebleken, op basis van vragen die door leden van de commissie werden gesteld, dat dit KB zonder meer opzij werd geschoven en dat er geen KB meer komt. Het is ook belangrijk om te weten dat de minister zei dat het aantal coördinatiecentra oorspronkelijk 400 bedroeg en ondertussen — april 2004 — gedaald was tot 200. De tewerkstelling van deze centra bedroeg toch nog 9.000 tot 10.000 personen. Daarnaast zijn er voor de bijkomende activiteiten, buiten de eigenlijke tewerkstelling in de coördinatiecentra, een gelijk aantal betrekkingen gecreëerd. De minister heeft afstand gedaan van het KB dat deze problematiek in de overgangsperiode zou regelen. Dat is een belangrijk standpunt. Anderzijds hebben wij de minister ook gewezen op de belangrijke mutatie van Belgische coördinatiecentra naar Zwitserland. Wij hebben ook documenten voorgelegd waaruit blijkt dat op een actieve manier bedrijven worden geworven om naar Zwitserland te verhuizen. Het gaat hier om promotiecampagnes die zelfs door Zwitserse overheden worden gevoerd.
De minister heeft uiteindelijk geantwoord dat zijn oplossing voor de problematiek van de coördinatiecentra onderhavig wetsontwerp is. Nu blijkt uit de standpunten die door de coördinatiecentra zelf, vertegenwoordigd in Forum 187, zijn ingenomen, dat het wetsontwerp in zijn huidige vorm niet meer tegemoetkomt aan de problematiek van de coördinatiecentra.
Forum 187 berekende de impact van de renteaftrek op eigen vermogen op de resultatenrekening van de Belgische coördinatiecentra over het boekjaar 2002. Van de 223 centra lijden er 20 verlies. Zij blijven dus buiten de analyses. Voor 113 van de 203 winstgevende centra — 56% van het totaal — is de renteaftrek op eigen vermogen een noodzakelijke maar onvoldoende maatregel. Mogelijkheden zoals in Luxemburg en Zwitserland, blijven voor die centra aantrekkelijker. Zij tellen samen 5.400 hooggekwalificeerde medewerkers, die 370 miljoen euro verdienen. Die 113 coördinatiecentra hebben een eigen vermogen van 47 miljard euro en betalen jaarlijks minstens 314 miljoen euro aan de Staat in de vorm van belastingen en socialezekerheidsbijdragen.
Voor 79 centra of 38% kan de notionele rente de concurrentie met Zwitserland doorstaan; voor 11 ook die met Luxemburg, wat het totaal op 90 brengt of 44%. Die centra stellen samen 3.900 mensen tewerk en betalen 294 miljoen euro personeelskosten. Met een gezamenlijk eigen vermogen van 86 miljard euro op een balanstotaal van 110 miljard euro betalen zij elk jaar 241 miljoen euro aan de Staat in de vorm van belastingen en socialezekerheidsbijdragen.
Forum 187 wilde vooral nagaan of de maatregel een voldoende alternatief bood voor het behoud van de beslissingscentra in België en voor de daarmee verbonden financiële beroepen. Men betreurt dat op het einde van de besprekingen nog twee beperkingen en verplichtingen zijn opgenomen in de maatregel, wat de doeltreffendheid kan aantasten. Het zou hoogst betreurenswaardig zijn dat buitenlandse investeerders bij het lezen van die twee voorwaarden voor andere landen zouden kiezen. Het gaat om de hoogte van de renteaftrek, die gekoppeld is aan de marktrente van een lineaire obligatie, wat op zich een goede maatregel is. Daarbovenop is echter voorzien in een herzienbare limiet, wat rechtsonzekerheid kan creëren.
Coördinatiecentra die het behoud of de versterking van de kredietrating van de buitenlandse moedervennootschap moeten verzekeren, zullen de verplichte reservering van de renteaftrek onaanvaardbaar vinden. De kredietrating bepaalt in hoge mate de externe financieringskosten. De reserveringsvoorwaarde beperkt ook de kasstroom. Sommige groepen hebben een voldoende grote kasstroom nodig om de nodige garanties te bieden aan hun geldschieters. De coördinatiecentra die gebonden zijn aan eisen inzake kredietrating en aan kasstroomverplichtingen, kunnen het volledige bedrag van de aftrek op eigen vermogen onmogelijk 3 jaar lang reserveren, zo stelt Forum 187.
Ik moet trouwens zeggen dat ook collega Tommelein naar dat probleem heeft verwezen.
Voor de minister is dit wetsontwerp een manier om tegemoet te komen aan de problemen van de coördinatiecentra, maar zoals we daarnet gezien hebben, voldoet dit totaal niet. Voor een belangrijk percentage is er totaal geen interesse in dit wetsontwerp. Een lager percentage van de coördinatiecentra, 38%, zou geïnteresseerd kunnen zijn, maar wordt afgeschrikt door de bijkomende voorwaarden die u in artikel 9 van het wetsontwerp hebt opgenomen. Naar verluidt - ik heb de vraag in de commissie gesteld, maar heb er geen antwoord op gekregen — waren dat de eisen van de Parti Socialiste om dit ontwerp goed te keuren.
In elk geval, wij bieden de mogelijkheden om dat artikel te schrappen door de indiening van een amendement. Wellicht is dat voor de heer Tommelein en voor degenen die in dezelfde zin denken een mogelijkheid om aan dat artikel te ontsnappen en om daardoor dat wetsontwerp toch wat meer effectiviteit te geven.
Voorts wens ik nog te signaleren dat het wetsvoorstel van CD&V nog andere doeleinden bevatte, namelijk de verankering en actualisering van de berekening van de belastbare grondslag bij wet. Immers, de Koning heeft tot nu toe nagelaten om de volgorde van de zes bewerkingen in de vennootschapsbelasting aan te passen aan het arrest-AMID van 14 december 2000 van het Hof van Justitie en de hervorming van de vennootschapsbelasting door de wet van 24 december 2002.
Een tweede doel van ons wetsvoorstel was de invoering van een minimale grondslag bij ambtshalve aanslag gebaseerd op het vermogen van de vennootschap. Dat heeft betrekking op die talrijke groep van vennootschappen die geen aangifte doen in de vennootschapsbelasting, maar die op die manier toch een bijdrage leveren aan het maatschappelijk gebeuren.
Ten slotte wens ik nog enkele woorden te zeggen over de budgettaire compensaties. In 2004 hebben de Belgische vennootschappen 1,3 miljard euro meer aan voorafbetalingen gedaan in vergelijking met het jaar 2003. Dat is een extra opbrengst geweest in de vennootschapsbelasting. Wij menen dan ook dat de kosten van dit voorstel, die worden begroot op 566 miljoen euro — dus nog niet de helft van de meerontvangsten die gerealiseerd werden in de vennootschapsbelasting in het jaar 2004 —, niet gecompenseerd zouden moeten worden en dat dit bedrag aan de vennootschappen ter beschikking gesteld zou moeten worden. Niettemin gaat u over tot compensatie, zoals u dat ook gedaan hebt in 2002; vermoedelijk ging het zelfs om meer dan compensatie in 2002.
U voorziet in twee compenserende maatregelen in welk verband wij de volgende opmerkingen willen formuleren.
De eerste is de afschaffing van de gewone en gespreide investeringsaftrek voor KMO's. Dat was een goede maatregel die door alle KMO's systematisch werd toegepast. De KMO's betalen dus extra voor de financiering van die maatregel ten voordele van grote ondernemingen.
De tweede compenserende maatregel is de inkrimping van het begrip "meerwaarde", zowel in de personenbelasting als in de vennootschapsbelasting.
Deze maatregel moet 336,5 miljoen euro compenseren van de 566 miljoen die de aftrek van het risicokapitaal kost. De kleine zelfstandige en de vrije beroepen die onderworpen zijn aan de personenbelasting betalen mee voor een maatregel die uitsluitend de vennootschappen ten goede komt. De minister kan niet meedelen welk aandeel door de kleine zelfstandigen en door de vrije beroepen wordt bijgedragen. Ik herinner de collega's die in de commissie aanwezig waren eraan dat wij de minister herhaaldelijk de vraag gesteld hebben of hij ons eens wou toelichten hoe dat bedrag van 366 miljoen samengesteld is en hoeveel van dit bedrag uit de vennootschapsbelasting komt en hoeveel uit de personenbelasting. Ik denk dat het toch wel essentieel is dat het parlement over deze informatie beschikt. Onze conclusie is duidelijk. De financiering van de vennootschappen gebeurt in belangrijke mate door het heffen van een nieuwe last op de kleine ondernemingen die worden getaxeerd via de personenbelasting.
Welnu, mijnheer de voorzitter, geachte collega's, alhoewel wij principieel natuurlijk gunstig ingesteld staan ten opzichte van deze aftrek, wij dat een goed idee vinden en wij zelf een wetsvoorstel in die zin hebben, moeten we vaststellen dat hier nodeloze voorwaarden opgelegd zijn en compensaties die ertoe leiden dat dit wetsontwerp in de praktijk voor een belangrijk gedeelte zijn doel zal missen. In die omstandigheden zullen wij ons dienen te onthouden over dit wetsontwerp.
Translated text
Mr. Versnick, your comment is correct. This is a problem that has been raised for several years, but has become so striking that international magazines such as Forbes are beginning to pay attention to it and that studies are now being published around the world. This is an interesting data. When we talk about economics, taxation and corporate taxation, it is interesting to also talk about the fiscal situation.
I repeat, one of the basic elements of a good discussion in the committee could have been that it is internationally established that Belgium is the country with the third highest tax burden in the world.
The unemployment figures are also ⁇ interesting, especially than the figures of Brussels and Wallonia. If you know that in Wallonia there is a unemployment rate of 18 percent and in Brussels, the capital of Europe, a unemployment rate of 22 percent, then I still think that everyone can agree that there is an economic problem and that we could use the leverage of corporate taxation to remedy this and give new impulses.
Moreover – this is something of the last few weeks – we note that business leaders’ opinions about the future are evolving negatively and that the tendency to switch to corporate investments is weakening. I would also like to refer to the hearing we had with the Chamber of Commerce a few weeks ago. It was stated that there is a dramatic decline in investment in Belgium, especially when compared to the Netherlands. If both domestic and foreign companies do not invest, do you not think, colleagues, that the time has come to ring the alarm clock and see what is possible?
Recently, an interesting study was also published by Professor Vandenbussche of the KU Leuven. That study teaches us that the statement about the actual tax pressure on companies, which we have repeatedly formulated during the meetings of the Finance Committee, is correct. The Minister always claims that the corporate tax has been reduced. Indeed, the rates have fallen. In this, the minister is right, but he forgets to mention that the taxable basis has been expanded, making the result neutral or the actual tax burden is likely to have increased. The study, published by the Department of Economics of KU Leuven, fully confirms this statement.
In addition, the study teaches us that the actual tax rate for Belgian companies is the second highest in the European Union. That, Mr. Versnick, is an entirely new given. In the past, we were talking about the third highest; now we are talking about the second highest, after Italy, actual corporate tax pressure. The study relies on the annual figures of thousands of companies and disproves the impression that the tax burden on companies has decreased in Belgium. By expanding the taxable base, the effective pressure and revenue for the treasury remained the same. Despite the reduction of the official rate in 2002 from 40.17% to 33.9%, it is still 7.19% above the European average rate of 26.8%. In addition, the Belgian actual rate of 30% is much higher than the European average actual rate of 21.59%.
According to the study of Professor Vandenbussche — sometimes one must also listen to Belgian professors, dear colleague Tommelein — the first government-Verhofstadt systematically expanded the taxable basis in the period 1999-2002 in anticipation of the official tariff reduction at the end of 2002. This is a scientifically examined statement from a research institute of the KU Leuven, in which it was established that for several years the taxable base was expanded before the reduction of rates was carried out.
The professor also calculated that a reduction of the official Belgian tariff to the European average would bring our country additional investments of at least €2.7 billion. More specifically, Belgian companies would invest at least 1.4 billion euros in Belgium, rather than abroad, while American companies would invest at least 1.3 billion more in Belgium. When one speaks about employment and innovation — especially innovation is a great fashion word — one must know that in order to innovate there must be investment and in order to invest there must be an interesting fiscal climate, otherwise the incentive to make these investments is lacking.
I would also like to point out the problem of the coordination centers. I would like to come back to the discussion we held with the Minister in the Committee on Finance on 20 April 2004. That is more than a year ago. I pointed out to the Minister at that time that the corporate tax reform of 24 December 2002 means, among other things, that the coordination centers in their current form will be subject to a depletion scenario from 1 January 2006. From that date, a modified regime will gradually enter into force, the modalities of which must be established in a royal decree. Now, sixteen months after the passing of the law, no royal decree has yet been published. This creates legal uncertainty about the future of the coordination centers.
The Minister responded that the implementing decision has not yet been taken, given the negotiations with the European Commission on the conditions for the gradual abolition of the coordination centres provided for in KB 187 of 1982. The Minister did not explain this in his explanation. Subsequently, on the basis of questions asked by members of the committee, it turned out that this KB was undoubtedly pushed aside and that there will be no more KB. It is also important to know that the Minister said that the number of coordination centers was initially 400 and in the meantime — April 2004 — had dropped to 200. The employment of these centers was still between 9,000 and 10,000 people. In addition, an equal number of relationships have been created for the additional activities, outside the actual employment in the coordination centers. The Minister has renounced the KB that would resolve this problem in the transition period. This is an important position. On the other hand, we also pointed out to the Minister the important mutation of Belgian coordination centers to Switzerland. We have also submitted documents showing that companies are actively recruited to move to Switzerland. These are promotional campaigns that are conducted even by the Swiss government.
The Minister ultimately replied that his solution to the problem of the coordination centers is the present bill. Now it is evident from the views taken by the coordination centers themselves, represented in Forum 187, that the bill in its current form no longer meets the problem of the coordination centers.
Forum 187 calculated the impact of the interest deduction on equity on the result account of the Belgian coordination centers for the financial year 2002. Of the 223 centers, 20 suffer losses. They remain outside of the analysis. For 113 of the 203 profit centers — 56% of the total — the interest deduction on equity is a necessary but insufficient measure. Opportunities such as those in Luxembourg and Switzerland remain more attractive for those centres. They total 5,400 highly qualified employees, earning €370 million. These 113 coordination centres have an equity of EUR 47 billion and pay annually at least EUR 314 million to the State in the form of taxes and social security contributions.
For 79 centers or 38% the notional interest rate can withstand the competition with Switzerland; for 11 also that with Luxembourg, which brings the total to 90 or 44%. These centers employ 3,900 people and pay 294 million euros in staff costs. With a total equity of 86 billion euros and a balance sheet total of 110 billion euros, they pay 241 million euros annually to the State in the form of taxes and social security contributions.
In particular, Forum 187 sought to verify whether the measure provided an adequate alternative for the preservation of the decision centers in Belgium and for the related financial professions. It is regrettable that at the end of the discussions two other restrictions and obligations were included in the measure, which could undermine its effectiveness. It would be extremely regrettable that foreign investors would choose other countries when reading these two conditions. It is about the amount of interest deduction, which is linked to the market rate of a linear bond, which in itself is a good measure. On top of that, however, a revisable limit is provided, which can create legal uncertainty.
Coordination centers that are to ensure the maintenance or strengthening of the credit rating of the foreign parent company will find the mandatory reservation of the interest deduction unacceptable. The credit rating largely determines the external financing costs. The reservation condition also limits the cash flow. Some groups need a sufficiently large cash flow to provide the necessary guarantees to their lenders. Coordination centers bound by credit rating requirements and cash flow obligations cannot reserve the full amount of the deduction on equity for 3 years, according to Forum 187.
I have to say, by the way, that colleague Tommelein also referred to this problem.
For the Minister, this bill is a way of addressing the problems of the coordination centers, but as we have just seen, this does not satisfy at all. For a significant percentage there is no interest in this bill at all. A lower percentage of the coordination centers, 38%, might be interested, but is discouraged by the additional conditions you have included in article 9 of the bill. Supposedly — I asked the question in the committee, but I did not get a response — those were the demands of the Socialist Party to approve this draft.
In any case, we offer options to delete that article by submitting an amendment. Per ⁇ that is for Mr. Tommelein and for those who think in the same sense a possibility to escape from that article and thus to give that bill a little more effectiveness.
Furthermore, I would like to point out that the bill of CD&V contained other purposes, namely the anchoring and updating of the calculation of the taxable basis by law. After all, the King has so far failed to adjust the order of the six transactions in the corporate tax to the judgment-AMID of 14 December 2000 of the Court of Justice and the corporate tax reform by the law of 24 December 2002.
A second objective of our bill was the introduction of a minimum basis for offshore assault based on the assets of the company. This relates to that numerous group of companies that do not make a declaration in the corporate tax, but which in this way still contribute to the social event.
Finally, I would like to say a few words about the budgetary compensation. In 2004, the Belgian companies made 1.3 billion euros more in advance payments compared to 2003. This was an additional income in the corporate tax. I therefore believe that the costs of this proposal, which is budgeted at EUR 566 million — that is, not yet half of the surplus revenues generated in the company tax in 2004 — should not be compensated and that this amount should be made available to the companies. Nevertheless, you are switching to compensation, as you did in 2002; presumably it was even more than compensation in 2002.
You provide two compensatory measures in relation to which we would like to formulate the following comments.
The first is the abolition of the ordinary and distributed investment deduction for SMEs. This was a good measure that was systematically applied by all SMEs. Small and medium-sized enterprises are therefore paying extra for the financing of that measure in favor of large enterprises.
The second compensatory measure is the narrowing of the concept of "added value", both in the personal tax and in the corporate tax.
This measure is meant to compensate EUR 336,5 million of the EUR 566 million cost of the deduction of the venture capital. Small self-employed and freelance professions subject to personal tax contribute to a measure that benefits only the companies. The Minister cannot communicate the share contributed by the small self-employed and by the free professions. I remind my colleagues present in the committee that we have repeatedly asked the Minister whether he would explain to us how that sum of 366 million is composed and how much of this amount comes from the corporate tax and how much from the personal tax. I think it is essential that Parliament has this information. Our conclusion is clear. The financing of the companies is made to a significant extent by imposing a new burden on the small enterprises that are taxed through the personal tax.
Well, Mr. Speaker, dear colleagues, although we are in principle, of course, favorably attended to this deduction, we find that a good idea and we ourselves have a bill in that sense, we must find that here are imposed unnecessary conditions and compensations that cause this bill to lose its purpose in practice for a significant part. In those circumstances, we will have to refrain from this bill.
#51
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre chers collègues, permettez-moi de me réjouir d'emblée de voir ce projet important pour notre économie, ce projet innovant, ce projet d'inspiration libérale débattu dans cette assemblée.
Monsieur le ministre, je vous félicite pour votre ténacité dans ce dossier car je sais que certains n'ont pas hésité à vous mettre des bâtons dans les roues. La concrétisation du projet de déduction pour capital à risque aura plusieurs effets bénéfiques pour l'investissement en capital à risque, et donc pour l'activité économique et pour l'emploi dans notre pays.
Premièrement, la mesure permettra de supprimer la discrimination fiscale existant entre le coût non déductible des fonds propres, constitués par apport de capitaux externes et par autofinancement, et celui déductible des capitaux empruntés. Dès 2006, les entreprises pourront calculer un taux d'intérêt sur leurs fonds propres et bénéficier d'une déduction partielle de ce coût.
Deuxièmement, la mesure profitera en premier lieu aux PME qui se trouvent souvent en situation de sous-capitalisation structurelle. Elle constituera indiscutablement un incitant puissant au renforcement de leurs fonds propres et donc de leur solvabilité, de leur rentabilité. En outre, je rappelle que pour les sociétés considérées comme des petites sociétés, le taux de base de la déduction applicable à toutes les sociétés est majoré d'un demi-point.
Troisièmement, d'une manière générale, la mesure aura un effet bénéfique direct sur la confiance des investisseurs belges et étrangers, et il est aussi important, de redonner confiance, de redonner une image positive pour le climat d'investissement dans ce pays. La mesure renforcera le potentiel de croissance économique grâce à des entreprises plus saines, capables d'investir davantage et de créer des emplois. Cette nouvelle déduction dont bénéficieront toutes les entreprises, y compris les PME, permettra de contribuer à réaliser l'objectif du gouvernement qui est de stimuler le renforcement des capitaux propres des entreprises.
Quatrièmement, la mesure est également importante pour les centres de coordination et les emplois qui y sont liés. Elle devrait encourager nombre d'entre eux, sinon tous, à rester en Belgique lorsque le statut fiscal dont ils bénéficient actuellement s'éteindra progressivement entre 2005 et 2010. Je souligne également que les modalités de la mesure tiennent compte des intérêts de tous les acteurs. C'est ainsi qu'un report de la déduction sur une durée de sept ans en cas de bénéfices insuffisants est rendu possible, un choix spécifique est conféré aux PME entre la déduction majorée pour capital à risque et la réserve d'investissement. Quant à la fixation du taux de la déduction, elle se fait en prenant le montant des capitaux propres, multiplié par un taux déterminé par référence aux OLO à dix ans et annuellement, sans dépasser une marge de fluctuation de 1% à la hausse ou à la baisse avec un maximum de 6,5%.
En outre, une autre mesure pertinente vient s'ajouter à la déduction pour capital à risque: il s'agit de la suppression totale du droit d'apport. Le dispositif proposé sera ainsi complété avec toute la cohérence souhaitable. En effet, le taux actuel du droit d'apport à 0,50% fragilisait la compétitivité des entreprises belges par rapport à celle des États membres chez lesquels l'imposition du droit d'apport est plus faible, voire inexistante. En outre, il constituait un obstacle aux apports dans le cadre de la société européenne.
Monsieur le ministre, pour avoir eu certains contacts avec des experts après le vote du rapport en commission des Finances, je pense qu'il serait bon que vous puissiez préciser rapidement, et si possible même aujourd'hui, certains aspects techniques du projet concernant le mode de comptabilisation de la réserve indisponible, prévu à l'article 205sexies du CIR en projet. Deuxièmement, il serait utile de préciser le plus vite possible, sinon aujourd'hui, la définition de la valeur fiscale nette des actions et parts à déduire de la base de calcul de la déduction pour capital à risque. Enfin, il faut également préciser davantage la nature des immeubles exclus de la base de calcul de la déduction.
Je voudrais exprimer, comme d'autres l'on fait avant moi...
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, allow me to look forward to seeing this important project for our economy, this innovative project, this project of liberal inspiration debated in this assembly.
Mr. Minister, I congratulate you for your tenacity in this case because I know that some have not hesitated to put you sticks in the wheels. The implementation of the project of deduction for venture capital will have several beneficial effects for venture capital investment, and therefore for economic activity and for employment in our country.
First, the measure will eliminate the existing tax discrimination between the non-deductible cost of own funds, constituted by input of external capital and by self-financing, and the deductible cost of borrowed capital. As of 2006, companies will be able to calculate an interest rate on their own funds and benefit from a partial deduction of this cost.
Second, the measure will benefit in the first place SMEs that are often in a situation of structural undercapitalization. It will undoubtedly constitute a powerful incentive to strengthen their own funds and therefore their solvency, their profitability. Furthermore, for companies considered to be small companies, the base rate of deduction applicable to all companies is increased by half a point.
Third, in general, the measure will have a direct beneficial effect on the confidence of Belgian and foreign investors, and it is also important, to restore confidence, to restore a positive image for the investment climate in this country. The measure will strengthen the potential for economic growth through healthier companies, able to invest more and create jobs. This new deduction, which will benefit all companies, including SMEs, will help ⁇ the government’s goal of stimulating the strengthening of corporate equity.
Fourth, the measure is also important for coordination centers and related jobs. It should encourage many, if not all, to remain in Belgium when the tax status they currently enjoy will gradually disappear between 2005 and 2010. I also emphasize that the terms of the measure take into account the interests of all stakeholders. This makes it possible to postpone the deduction over a seven-year period in case of insufficient profits, giving SMEs a specific choice between the increased deduction for venture capital and the investment reserve. As for the fixing of the deduction rate, it is made by taking the amount of own capital, multiplied by a rate determined by reference to the OLOs at ten years and annually, without exceeding a fluctuation margin of 1% in the up or down with a maximum of 6.5%.
Furthermore, another relevant measure comes in addition to the deduction for venture capital: it is the total removal of the contribution duty. The proposed arrangement will thus be completed with all the desired consistency. Indeed, the current rate of the contribution duty at 0.50% weakened the competitiveness of Belgian companies compared to that of the Member States in which the taxation of the contribution duty is lower or even non-existent. Furthermore, it constituted an obstacle to contributions within the framework of European society.
Mr. Minister, for having had some contacts with experts after the vote on the report in the Finance Committee, I think it would be good if you could clarify quickly, and if possible even today, some technical aspects of the project concerning the method of accounting for the unavailable reserve, provided for in article 205sexies of the CIR in project. Secondly, it would be useful to clarify as soon as possible, if not now, the definition of the net tax value of shares and shares to be deducted from the calculation basis for the deduction for venture capital. Finally, it is also necessary to clarify the nature of the buildings excluded from the basis for calculating the deduction.
I would like to express, as others do before me...
#52
Official text
Ne pensez-vous pas que cela fait beaucoup de choses qui doivent encore être précisées?
Translated text
Do you not think that this makes a lot of things that still need to be clarified?
#53
Official text
Non, ce sont des choses que le ministre est capable de préciser et de clarifier rapidement. Vous aurez tout intérêt à bien écouter ce qu'il va dire.
Translated text
No, these are things that the Minister is able to clarify and clarify quickly. You will be interested to listen carefully to what he is going to say.
#54
Official text
Je ne doute pas de la capacité du ministre à répondre à certaines de vos questions. Je suis quand même surpris de la tournure des travaux puisque nous avons eu un débat en commission et que des amendements ont été proposés. J'entends votre propos et je connais suffisamment la technique: il y a encore une série de choses qui doivent être clarifiées et qui n'ont peut-être pas fait l'objet d'un accord unanime parmi ceux qui sont derrière ce projet de loi.
Translated text
I do not doubt the Minister’s ability to answer some of your questions. However, I am surprised at the progress of the work since we had a discussion in the committee and amendments were proposed. I hear your talk and I know enough about the technique: there are still a number of things that need to be clarified and that may not have been the subject of unanimous agreement among those behind this bill.
#55
Official text
Monsieur Nollet, dans des domaines tels que ceux-là, lorsqu'on s'aperçoit que certains n'ont peut-être pas bien saisi l'interprétation à donner à certaines dispositions, on rend service à tout le monde, à la collectivité, aux collègues du parlement et au gouvernement en demandant à ce dernier de bien préciser, lors du débat parlementaire, certaines choses qui peuvent constituer actuellement, ou qui constitueraient sinon, des zones d'ombre.
Notre but est d'avoir un débat. Notre but n'est pas de répéter ce qui a été dit en commission. Notre but n'est pas non plus de faire les bénioui-oui. Je pense que j'ai encore le droit à la liberté d'expression. Je peux très bien, malgré l'estime que j'ai pour le ministre et pour le travail du gouvernement dans ce dossier, demander certaines précisions. Cela évitera, je pense, pas mal de malentendus ultérieurement. Cela ne pourra que contribuer à donner une image forte et claire à ce projet extrêmement important pour notre économie.
Je me réjouis de voir qu'il y a au moins une personne dans cette assemblée, indépendamment du ministre, qui m'écoute aujourd'hui. Je vous en remercie, monsieur Nollet, ainsi que le président.
Cela dit, monsieur Nollet, je vais peut-être encore apporter de l'eau à votre moulin. Je regrette que la majorité - bien entendu, une majorité est appelée à faire des compromis et gouverner, c'est l'art du possible - n'ait pas été en mesure d'obtenir un consensus au sein de ce parlement sur un nécessaire assouplissement de la clause dite d'indisponibilité. Je regrette qu'il faille, pour bénéficier de la déductibilité des intérêts notionnels, maintenir en réserve pour une durée assez longue la totalité de la déduction pour capital à risque, à savoir une durée correspondant à la période imposable et les trois années qui la suivent.
La clause d'indisponibilité figurant à l'article 9 du projet réintroduit une forme de discrimination, malgré tout, entre les deux modes de financement, capital à risque et capital emprunté, et ce paradoxalement par rapport au but poursuivi qui est d'assurer une égalité de traitement entre les deux modes de financement. L'actionnaire se voit contraint à une immobilisation pendant 4 ans au minimum et est ainsi, à nouveau, pénalisé par rapport à la technique de l'emprunt, mais je sais qu'il s'agit d'un compromis. Il vaut mieux voter ce compromis - ce que je ferai, d'ailleurs, avec conviction - que de bloquer le projet en voulant peut-être plus et mieux. Néanmoins, quand on prend des mesures pour inciter l'investissement dans l'économie, pour stimuler l'activité économique, il vaut mieux prendre des mesures claires et nettes sans recourir à des élastiques.
En l'occurrence, il est dommage que certains, monsieur Massin, n'aient pu accepter un compromis en la matière. A force de donner avec des élastiques, nous sommes un peu dans la situation du gars qui fait des sauts à l'élastique, qui n'atterrit jamais et qui, s'il le fait, se casse la gueule. A l'avenir, nous devrions plutôt essayer dans ce pays de prendre des mesures claires, nettes et franches, monsieur Viseur.
Cela dit, je ne vais pas être pessimiste. Ce projet apporte énormément de choses. Comme je suis perfectionniste comme vous, monsieur Nollet, j'eusse espéré qu'il eût apporté davantage, mais il apporte déjà énormément. C'est la raison pour laquelle cette loi, lorsqu'elle sera votée, pourra un jour prochain, sur la base d'une évaluation objective de ses effets réels, être amendée en vue d'assouplir l'article 9 et de raccourcir l'élastique avec lequel on a octroyé cet avantage néanmoins important.
En attendant, le groupe MR pense qu'il vaut mieux engranger ceci et voter ce texte quand même très positif pour un grand nombre d'entreprises et de PME.
Malgré les quelques réserves que je viens d'émettre, un grand pas en avant est fait grâce à ce projet; c'est la raison pour laquelle le groupe MR le votera avec beaucoup de conviction.
Translated text
Mr. Nollet, in areas such as these, when one realizes that some may not have well grasped the interpretation to be given to certain provisions, one makes a service to everyone, the community, the colleagues of parliament and the government by asking the latter to clarify, during the parliamentary debate, certain things that can currently constitute, or which would otherwise constitute, shadow zones.
Our goal is to have a debate. We do not want to repeat what has been said. It is also not our intention to make the well-being-yes. I still have the right to freedom of expression. I can very well, despite the appreciation that I have for the minister and for the work of the government in this matter, ask for some clarification. This will avoid some misunderstandings later on. This can only help to give a strong and clear picture of this project that is extremely important for our economy.
I am delighted to see that there is at least one person in this assembly, regardless of the minister, who is listening to me today. I would like to thank you, Mr. Nollet, and also the President.
That said, Mr. Nollet, I may still bring water to your mill. I regret that the majority – of course, a majority is called to compromise and govern, this is the art of the possible – has not been able to obtain a consensus within this parliament on a necessary easing of the so-called unavailability clause. I regret that, in order to benefit from the deductibility of notional interests, it is necessary to keep in reserve for a fairly long period the entire deduction for venture capital, namely a period corresponding to the taxable period and the three years following it.
The unavailability clause contained in Article 9 of the project reintroduces a form of discrimination, however, between the two modes of financing, venture capital and borrowed capital, and this paradoxically in relation to the aim pursued which is to ensure equal treatment between the two modes of financing. The shareholder is forced to immobilize for at least 4 years and is therefore again penalized in relation to the technique of borrowing, but I know that this is a compromise. It is better to vote for this compromise – which I will do, by the way, with conviction – than to block the project by ⁇ wanting more and better. Nevertheless, when taking measures to encourage investment in the economy, to stimulate economic activity, it is better to take clear and clear measures without resorting to elastics.
In this case, it is a pity that some, Mr. Massin, could not accept a compromise in this matter. With the force of giving with elastics, we are a bit in the situation of the guy who makes jumping at the elastic, who never lands and who, if he does, breaks his mouth. In the future, we should rather try in this country to take clear, clear and frank measures, Mr. Viseur.
But I will not be pessimistic. This project brings a lot of things. As I am a perfectionist like you, Mr. Nollet, I would have hoped that he would have brought more, but he already brings a lot. That is why this law, when voted, may one day, on the basis of an objective assessment of its actual effects, be amended in order to soften Article 9 and shorten the elastic with which this yet important advantage was granted.
In the meantime, the MR group believes that it is better to grasp this and vote this text yet very positive for a large number of enterprises and SMEs.
Despite the few reservations I have just made, a big step forward is being made through this project; that’s why the MR group will vote for it with a lot of conviction.