General information
Full name plenum van 2006-06-08 14:20:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/51/ip215.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
51K2460
04/05/2006
✔
Projet de loi modifiant la loi du 26 juin 2002 relative aux fermetures d'entreprises.
51K1701
11/04/2005
✔
Projet de loi relatif à la procédure par voie électronique.
51K1334
07/09/2004
✔
Projet de loi portant des dispositions diverses en matière de maladies professionnelles et d'accidents du travail et en matière de réinsertion professionnelle.
51K2496
18/05/2006
✔
Projet de loi modifiant la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#16
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#17
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#18
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#19
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#20
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#21
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#22
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#23
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#24
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#25
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#26
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#27
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#38
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#39
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#45
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#46
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#47
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#48
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#49
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#50
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#51
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#52
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#53
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#54
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#55
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#56
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#57
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#58
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#59
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#60
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#61
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#62
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#63
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#64
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#65
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#66
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#67
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#68
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#69
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#70
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Aan de tekst zelf? Wilt u dat onmiddellijk doen, zodat ik het kan terugvinden?
Translated text
The text itself? Do you want to do it immediately so that I can find it back?
#2
Official text
Ik zal dat onmiddellijk doen. In de Nederlandstalige tekst van artikel 3 staat nu "artikel 2, § 2, 2°" en het moet "artikel 2, § 1, 2°" zijn. In artikel 44 staat nu artikel 62bis, § 1, tweede lid staat nu: "Arbeidsgerelateerde ziekten zijn ziekten die in de artikelen 30 en artikel 30bis ...". "Artikel 30bis" moet worden geschrapt.
Translated text
I will do it immediately. The Dutch-language text of Article 3 now states "Article 2, § 2, 2°" and it must be "Article 2, § 1, 2°". In Article 44 is now Article 62bis, § 1, paragraph 2 is now: " Occupational diseases are diseases referred to in Articles 30 and Article 30bis ...". “Article 30bis” should be deleted.
#3
Official text
Dat staat bovenaan bladzijde 15 van de tekst.
Translated text
This is at the top of page 15 of the text.
#4
Official text
Artikel 43 is nu artikel 44 geworden. Er staat "Arbeidsgerelateerde ziekten zijn ziekten die in de artikelen 30 en artikel 30bis ...". "Artikel 30bis" moet worden geschrapt.
Translated text
Article 43 has now become Article 44. ‘Arbeit-related diseases are diseases referred to in Articles 30 and 30bis ...’. “Article 30bis” should be deleted.
#5
Official text
Mag ik dat laten nakijken? Ik heb hier een verbetering over het woord "artikel" maar niet over "30bis".
Mijnheer de minister, kunt u dat laten nakijken? U kunt mij eventueel een tekst bezorgen, zodat we geen fouten maken. Ik zie het immers in de Franse en de Nederlandse tekst staan.
Translated text
Can I let it check? I have an improvement here about the word "article" but not about "30bis".
Mr. Minister, can you check this? You may send me a text so that we do not make mistakes. I see it in the French and Dutch texts.
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, het is niet omdat de kabinetsleden — met alle respect — van op de tribune zeggen dat het in orde is, dat het voor het Parlement in orde is.
Translated text
Mr. Speaker, it’s not because the cabinet members — with all respect — from the tribune say that it’s okay, that it’s okay for Parliament.
#7
Official text
Wanneer ik het over we had, was het eigenlijk een pluralis majestatis.
Translated text
When I was talking about us, it was actually a pluralis majestatis.
#8
Official text
Mijnheer de voorzitter, het gaat om een heel technische materie. Wij hebben verschillende keren technische wijzigingen aangebracht. Ik zal de discussie niet opnieuw aangaan.
Translated text
This is a very technical matter. We have made technical changes several times. I will not resume the discussion.
#9
Official text
Als ik het goed heb begrepen, betreft de verbetering alleen het woord "artikel". Ik stel vragen, omdat de rapporteur het heeft over "artikel 30bis".
Translated text
If I have understood it correctly, the improvement concerns only the word "article". I ask questions because the rapporteur speaks of “Article 30bis”.
#10
Official text
Mijnheer de voorzitter, u had gelijk. Het woord "artikel" moet wegvallen. Nu staat er "... artikelen 30 en artikel 30bis ...". Het moet worden "... artikelen 30 en 30bis ...".
Translated text
Mr. President, you were right. The word “article” should be removed. Now there is...” Articles 30 and 30a ...”. It must be...” Articles 30 and 30a ...”.
#11
Official text
Het is precies daarom dat ik zo secuur te werk ging.
Mijnheer de minister, ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om dit te herhalen. Ik heb ook al drie keer een schrijven terzake gericht aan de eerste minister. Ik krijg het op mijn parlementaire heupen van de slordigheden bij het opstellen van wetgeving. Mevrouw D'hondt en andere collega's hebben het al gehad over de ellenlange bladzijden van soms kleine, technische verbeteringen door onze diensten. Mijnheer Van der Maelen, ik heb niet graag dat wij nog verbeteringen moeten aanbrengen, ook al gaat het maar om technische verbeteringen. Het komt van de regering, het gaat naar de Raad van State, het komt in de commissie in de Kamer, het gaat naar de commissie in de Senaat, het gaat naar de Senaat, het komt terug naar de Kamer en dan hier, op het ogenblik dat we daarover moeten stemmen, moet er nog een laatste lectuur gebeuren met zij het kleine verbeteringen. Dat mag toch niet!
Mijnheer de minister, ik verwijt u niets, maar ik heb het geschreven aan de premier en ik zal verduiveld blijven aandringen. Als het nog dikwijls gebeurt, zal men toch een tijdje moeten wachten. U hebt medewerkers en een administratie. Wij moeten soms verbeteringen doen die niet tot onze taak behoren. Wij doen het. We hebben nu een uitgebreidere juridische staf die actief kan meewerken. Het wordt nog getoiletteerd, in zekere zin. We willen toch goede teksten afleveren.
Er is een periode geweest, mevrouw D'hondt, lang geleden, dat het Belgisch Staatsblad vol stond met errata.
Translated text
This is precisely why I went to work so secure.
Mr. Minister, I would like to take this opportunity to repeat this. I have written three times to the Prime Minister. I get it on my parliamentary hips of the blemishes in drafting legislation. Mrs. D'Hondt and other colleagues have already talked about the long pages of sometimes small, technical improvements by our services. Mr. Van der Maelen, I do not like that we still need to make improvements, even if it is just technical improvements. It comes from the government, it goes to the State Council, it comes to the committee in the Chamber, it goes to the committee in the Senate, it goes to the Senate, it comes back to the Chamber and then here, at the moment we must vote on it, there must be another final reading with the small improvements. That must not be!
Mr. Minister, I do not blame you, but I have written it to the Prime Minister and I will continue to insist. If it happens often, you will have to wait a while. You have employees and an administration. Sometimes we need to make improvements that are not part of our task. We do it. We now have a broader legal staff that can actively collaborate. It is still toileted, in a sense. We want to deliver good texts.
There has been a period, Mrs. D'Hondt, long ago, that the Belgian Staatsblad was full of errata.
#12
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#13
Official text
Dat wil ik niet, voor de eer van de Kamer. Ik had dus gelijk, mevrouw van Gool. Doet u nu maar verder.
Translated text
I don’t want that, for the honor of the Chamber. I was right, Mrs. Van Gool. Now go ahead.
#14
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, wij hebben vier vergaderingen aan dit wetsontwerp besteed. Tijdens de vergaderingen zijn ook een voorstel van resolutie van mijzelf en collega Storms, een wetsvoorstel van onder meer collega Hans Bonte en een wetsvoorstel van collega Camille Dieu toegevoegd, maar uiteindelijk werden het voorstel van resolutie en beide wetsvoorstellen uit de bespreking gelicht.
Minister Vanvelthoven heeft eerst een inleidende uiteenzetting gegeven, zowel namens hemzelf alsook namens minister Demotte. Het wetsontwerp is een belangrijk en noodzakelijk speerpunt voor de sector van de arbeidsongevallen en beroepsziekten en de sector van de invaliditeitsuitkeringen.
Het wetsontwerpen behandelt vier verschillende, belangrijke luiken: arbeidsongevallen, beroepsziekten, verzwaarde risico's en herinschakeling.
Het eerste belangrijke luik heeft betrekking op een aantal wijzigingen inzake de beroepsziekten. Daar worden drie maatregelen voorgesteld. De eerste is dat het Fonds voor Beroepsziekten drie nieuwe opdrachten krijgt. De preventieve opdracht van het Fonds voor Beroepsziekten wordt uitgebreid, er wordt een systeem geïnstalleerd voor arbeidsgerelateerde ziekten en ten slotte wordt ook de professionele reïntegratie vergroot van iemand die tijdelijk gedeeltelijk ongeschikt is of van iemand die tijdelijk verwijderd wordt uit het arbeidsmilieu en die een aangepaste job aanvaardt met salarisverlies.
Een tweede reeks van maatregelen inzake de beroepsziekten heeft betrekking op structurele veranderingen van het Fonds. Een derde reeks van maatregelen zijn wijzigingen inzake de procedure en de vergoedingen. Het tweede luik heeft betrekking op wijzigingen inzake arbeidsongevallen. Ik haal enkel de belangrijkste aan. Er zijn aanpassingen met betrekking tot het bezoek bij de arbeidsgeneesheer, met betrekking tot de rechten van kinderen op een rente in geval van een arbeidsongeval, met betrekking tot vergoeding voor de hulp van derden, tot onverschuldigd betaalde bijdragen, tot het beheer van het Fonds, de voorschotten die worden betaald door de verzekeringsonderneming, tot de verjaring, tot het toezicht op de medische diensten die erkend zijn door de Arbeidsinspectie en ten slotte tot de bevoorrechte schuldvordering van het Fonds.
Het derde luik van het wetsontwerp heeft betrekking op de verzwaarde risico's. Dat amendement komt van de regering en is een onderdeel van het Farao-plan, het Federaal Actieplan voor Reductie van Arbeidsongevallen. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is vaststellen dat er een aantal ondernemingen is waar belangrijk meer ongevallen zijn dan het gemiddelde van de sector waartoe zij behoren. Zoals toegelicht door de minister heeft dat niets te maken met toeval of tegenslag, maar wel met het totaal ontbreken van enig besef van verantwoordelijkheid voor de veiligheid van werknemers. Dat heeft natuurlijk ook gevolgen inzake oneerlijke concurrentie. Daarom heeft de minister ook gezegd dat het zijn uitdrukkelijke bedoeling is die cowboys van de markt te halen. Vandaar dat een aantal voorstellen wordt gedaan om die betere werking te verzekeren.
Het vierde luik van het wetsontwerp geeft uitwerking aan de beslissing van de regering op de speciale Ministerraad in Oostende op 20 en 21 maart, waar een geheel aan maatregelen werd genomen om de beroepsherinschakeling van slachtoffers van een arbeidsongeval of een beroepsziekte of van gerechtigden op ziekte- en invaliditeitsuitkering te bevorderen. Er is immers een aantal problemen waarmee mensen die arbeidsongeschikt zijn, zij het omwille van ziekte, zij het omwille van een arbeidsongeval, zij het omwille van een beroepsziekte, worden geconfronteerd als zij weer aan het werk gaan.
In een aantal gevallen verliezen zij sociale voordelen, worden minder voordelige sociale uitkeringen uitgekeerd als het herinschakelingsproces niet zou lukken en wordt de betrokkene financieel niet aangemoedigd om door te groeien naar een volledige werkhervatting, omdat een beperkte werkhervatting soms meer of evenveel opbrengt als een ruime werkhervatting. Daarom wordt een aantal maatregelen voorgesteld, waarbij het vooral van belang is de betrokkene niet financieel te benadelen wanneer hij zijn werk weer hervat. Die maatregelen waarborgen de rechten van de werknemers en geven een grotere rol aan de betrokken geneesheren. Dat zijn toch belangrijke maatregelen om die doelstellingen te verwezenlijken.
Voor een groot deel van die maatregelen wordt de wettelijke basis gelegd in de wet, maar de concrete uitvoering ervan zal verder moeten gebeuren door koninklijke besluiten. Het is de bedoeling van de koninklijke besluiten, dus van al die maatregelen, te voorkomen dat iemand die een inspanning heeft geleverd om zich opnieuw in het arbeidsproces in te schakelen, in een sociaal minder voordelige situatie zou belanden dan wanneer hij niets had ondernomen. De voorgestelde maatregelen hebben zowel betrekking op de arbeidsongeschiktheid als op de beroepsziekten en de arbeidsongevallen.
Na de toelichting van de minister gaf ik zelf een toelichting bij het voorstel van resolutie met het oog op het wegwerken van inactiviteitsvallen. Ik zal er niet verder bij stilstaan, omdat ik straks bij mijn eigen uiteenzetting nog op de resolutie zal terugkomen.
Ook de heer Hans Bonte, hoofdindiener van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten met het oog op de herinschakeling van arbeidsongeschikte werknemers, gaf een toelichting.
Ten slotte gaf ook mevrouw Camille Dieu een toelichting bij haar wetsvoorstel tot wijziging van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970.
Tijdens de algemene bespreking was er een uiteenzetting van mevrouw D'hondt, die aandrong op een concrete uitvoering van de wet en van de maatregelen die in de wet worden voorgesteld. Mevrouw De Block liet zich positief uit over het ontwerp. Ook de heer D'haeseleer nam het woord.
De minister van Werk en Infomatisering van de Staat dankte de commissieleden voor de steun aan het wetsontwerp. Hij gaf ook op een aantal punten meer verduidelijking.
De medewerker van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid gaf op zijn beurt meer uitleg over een aantal zaken die in de resolutie met betrekking tot inactiviteitvallen wordt voorgesteld.
Van het wetsontwerp werden daarna de verschillende artikelen besproken. Uiteindelijk werd het wetsontwerp eenparig aangenomen.
Mijnheer de voorzitter, tot zover het verslag van de besprekingen tijdens de vier commissievergaderingen.
Ik zou ook graag het woord nemen namens mijn eigen fractie, vooral over het punt van het wegwerken van de inactiviteitsvallen.
Op dat punt ben ik zelf al meermaals teruggekomen. In het kader van meer mensen aan het werk, een van de regeringsdoelstellingen, en van de 200.000 jobs waarnaar de eerste minister daarstraks nog verwees, moet bij het eventuele creëren van 200.000 jobs niet alleen worden gedacht aan gezonde mensen maar ook aan mensen die omwille van een arbeidsongeval, een beroepsziekte of een andere ongeschiktheid niet meer volledig aan het werk kunnen gaan, maar wel nog willen werken en ook gedeeltelijk kunnen werken.
Opnieuw kunnen werken, is belangrijk. Het verschaft de betrokkenen immers een beter inkomen. Het is echter ook belangrijk voor de sociale contacten en voor het zich wel voelen van de betrokken personen.
Dat is ook de reden waarom ik samen met mevrouw Storms een resolutie had ingediend. Ik ben erg verheugd dat aan een groot aantal van de knelpunten die wij in de resolutie hadden opgesomd, wordt tegemoetgekomen. Dat gebeurt misschien niet rechtstreeks in het wetsontwerp, maar onze punten zullen blijkens de toelichting van de medewerker van minister Demotte toch in de uitvoeringsbesluiten worden opgenomen.
Een eerste punt heeft betrekking op - gelieve mij te verontschuldigen dat ik nog een laatste keer die term gebruik - progressieve tewerkstelling. Het is een term die algemeen gebruikt wordt, zowel in de administratie als in de sector zelf en ook door ons hier in het Parlement.
Progressieve tewerkstelling is eigenlijk een terminologie waarbij het erop lijkt dat men geleidelijk steeds meer moet werken, terwijl het een overstap zou moeten betekenen voor mensen die arbeidsongeschikt zijn, die eerst gedeeltelijk hervatten en op termijn opnieuw volledig aan het werk gaan.
Voor sommige mensen gaat dat echter niet. Er zijn mensen die slechts gedurende beperkte tijd of deeltijds kunnen gaan werken en die nooit meer aan een voltijdse tewerkstelling zullen komen. Daarom is het nodig dat ook aan hen die kans wordt geboden. Het is dan ook een zeer goede zaak dat het concept progressieve tewerkstelling uit de wetgeving, maar vooral ook uit de administratieve praktijk, uit de richtlijnen, uit het taalgebruik zal verdwijnen.
Ook voor de zelfstandigen waren er problemen. Het is daar immers een beetje een alles-of-nietssituatie. Anders dan in de regeling voor werknemers heeft een zelfstandige slechts recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen als hij 100% arbeidsongeschikt is. Dat maakt dat het moeilijk is voor zelfstandigen die nog gedeeltelijk zouden kunnen gaan werken, maar een zekere mate van arbeidsongeschiktheid behouden. Daar is ons ook verzekerd dat er verbeteringen zullen komen aan het stelsel.
Ten slotte, wij zijn ook zeer verheugd dat er een belangrijk pakket aan maatregelen genomen wordt om ervoor te zorgen dat gaan werken niet meer financieel wordt gestraft. Het is zo dat mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een andere uitkering krijgen, bijvoorbeeld inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten, daaraan gekoppeld ook een aantal sociale of fiscale voordelen hebben. Dat heeft dan tot gevolg dat als zij terug de stap naar arbeid zetten, zij soms die fiscale of sociale voordelen verliezen. Dat heeft tot gevolg dat ze financieel minder verdienen dan als ze niet zouden gaan werken. Het is dus zeer belangrijk dat daarvoor maatregelen worden genomen. Zoals wij gehoord hebben, zal het onder meer ook gaan over het vakantiegeld, maar misschien ook over de verhoogde tegemoetkoming voor het recht op gezondheidszorg.
Ik heb het daarnet ook reeds gezegd. In het wetsontwerp zelf staan er nog niet heel veel van die concrete maatregelen, maar de wet biedt de wettelijke mogelijkheid om dat verder bij koninklijk besluit uit te voeren. Ik hoop, zoals het trouwens ook toegezegd is door de minister, dat het Parlement verder op de hoogte zal worden gehouden van die uitvoering, want het is toch een belangrijk pakket aan maatregelen. Wij zullen dat zelf ook zeker verder opvolgen.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, Mr. Minister, we spent four meetings on this bill. During the meetings, a draft resolution from myself and colleague Storms, a bill from colleague Hans Bonte and a bill from colleague Camille Dieu were also added, but eventually the draft resolution and both bills were removed from the discussion.
Minister Vanvelthoven first gave an introductory presentation, both on his own behalf and on behalf of Minister Demotte. The bill is an important and necessary focus for the occupational accidents and diseases sector and the disability benefits sector.
The draft legislation covers four different, important gaps: occupational accidents, occupational diseases, exacerbated risks and recruitment.
The first major gap relates to a number of changes regarding occupational diseases. Three measures are proposed. First, the Fund for Occupational Diseases will receive three new assignments. The preventive mandate of the Occupational Disease Fund will be expanded, a system will be installed for occupational diseases and finally the professional reintegration of a person who is temporarily partially unfit or of a person who is temporarily removed from the working environment and who accepts a tailored job with a wage loss.
A second set of measures on occupational diseases relates to structural changes of the Fund. A third set of measures includes changes in the procedure and fees. The second section concerns changes concerning occupational accidents. I will only take the most important ones. Adjustments have been made with regard to the visit to the occupational doctor, with regard to the rights of children to interest in case of an occupational accident, with regard to compensation for assistance from third parties, to contributions paid inappropriately, to the management of the Fund, to the advances paid by the insurance company, to the limitation, to the supervision of the medical services recognised by the Labour Inspection and finally to the privileged debt claim of the Fund.
The third section of the draft law concerns the excess risks. That amendment comes from the government and is part of the Pharaoh Plan, the Federal Action Plan for Reducing Occupational Accidents. The starting point of the bill is to establish that there are a number of companies where there are significantly more accidents than the average of the sector to which they belong. As explained by the Minister, this has nothing to do with accident or disaster, but with the total lack of any sense of responsibility for the safety of workers. This, of course, also has consequences for unfair competition. Therefore, the minister also said that it is his explicit intention to remove those cowboys from the market. Therefore, a number of proposals are made to ensure that it works better. Their
The fourth section of the draft law gives rise to the Government’s decision at the Special Council of Ministers in Oostende on 20 and 21 March, where a set of measures was taken to promote the professional recovery of victims of an occupational accident or occupational disease or of beneficiaries of sickness and disability benefits. After all, there are a number of problems facing people who are unable to work, whether because of illness, because of an occupational accident, because of a occupational illness, when they return to work. Their
In some cases they lose social benefits, less favourable social benefits are paid if the recruitment process fails, and the person concerned is not financially encouraged to continue to a full recovery, because a limited recovery sometimes costs more or equal to a large recovery. Therefore, a number of measures are proposed, where it is of particular importance not to undermine the person concerned financially when he resumes his work. Those measures guarantee the rights of workers and give the doctors concerned a greater role. These are important measures to ⁇ those objectives. Their
For many of these measures, the legal basis is laid in the law, but their concrete implementation will further have to be done by royal decrees. It is the purpose of the royal decrees, therefore of all those measures, to prevent a person who has made an effort to re-engage himself in the labour process, from falling in a socially less favourable situation than if he had done nothing. The proposed measures cover both disability and occupational diseases and accidents.
After the Minister’s explanation, I myself gave an explanation to the draft resolution with a view to eliminating inactivity cases. I will not stop on this further, because I will return to the resolution in my own presentation later.
Mr. Hans Bonte, chief promoter of the bill amending the law of 3 July 1978 on employment contracts with a view to the recruitment of disabled workers, also gave an explanation.
Finally, Ms. Camille Dieu also gave an explanation to her bill amending the laws on compensation for occupational diseases, coordinated on 3 June 1970.
During the general discussion there was a presentation by Mrs D'hondt, who insisted on a concrete implementation of the law and of the measures proposed in the law. Mrs. De Block expressed positive views on the design. Mr D’Haeseleer also took the floor.
The Minister of Labour and Information Automation of the State thanked the committee members for their support for the bill. He also made some clarifications on a number of points.
The employee of the Minister of Social Affairs and Public Health, in turn, gave more explanations on a number of issues proposed in the resolution regarding inactivity cases.
From the draft law, the various articles were then discussed. In the end, the bill was unanimously adopted.
Report of the discussions during the four committee meetings.
I would also like to speak on behalf of my own group, especially on the point of removing the falls of inactivity.
I myself have returned to this point several times. Within the framework of more people at work, one of the government objectives, and of the 200,000 jobs to which the Prime Minister subsequently referred, in the event of creating 200,000 jobs should be thought not only of healthy people but also of people who due to an occupational accident, occupational disease or other inability can no longer fully go to work, but still want to work and can also work partially.
Being able to work again is important. It provides better income for those involved. However, it is also important for the social contacts and for the well-feeling of the persons involved.
That is also the reason why I and Mrs Storms had submitted a resolution. I am very pleased that a large number of the difficulties we listed in the resolution are being addressed. This may not happen directly in the bill, but our points will, according to the explanation of the employee of Minister Demotte, still be included in the implementing decisions.
A first point relates to – please apologize for the last time I use that term – progressive employment. It is a term that is widely used, both in the administration and in the sector itself, and also by us here in Parliament. Their
Progressive employment is actually a terminology in which it seems that one must gradually work more and more, while it should mean a transition for people who are unable to work, who first partially resume and eventually return to work fully. Their
For some people, however, this is not the case. There are people who can only start working for a limited time or part-time and who will never get a full-time employment again. That is why it is necessary to give them that opportunity too. It is therefore a very good thing that the concept of progressive employment will disappear from the legislation, but above all also from the administrative practice, from the directives, from the language usage. Their
There were also problems for the self-employed. This is a all-or-no situation. Unlike in the employee scheme, a self-employed person is only entitled to disability benefits if he is 100% unemployed. This makes it difficult for self-employed persons who could still start working partially but maintain a certain degree of disability. We are also assured that there will be improvements to the system. Their
Finally, we are also very pleased that an important package of measures is being taken to ensure that starting to work is no longer punished financially. Those who receive disability benefits or other benefits, for example in the case of work accidents or occupational diseases, also benefit from a number of social or fiscal benefits. As a result, if they take the step back to work, they sometimes lose those tax or social benefits. As a result, they earn less money than if they didn’t work. It is therefore very important that measures are taken for this purpose. As we have heard, it will also be about the holiday fee, but ⁇ also about the increased satisfaction for the right to health care. Their
I have already said this too. The draft law itself does not contain much of these concrete measures yet, but the law provides the legal possibility to carry out this further by royal decree. I hope, as promised by the Minister, that Parliament will be further informed of this implementation, as it is still an important package of measures. We will ⁇ continue to follow this too.
#15
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega's, ik zal zeer kort zijn, want ik begrijp dat de Natie op dit ogenblik meer belangstelling heeft voor wat er in Roland Garros gebeurt dan in ons halfrond. Ik kan daar trouwens enig begrip voor opbrengen, maar onze parlementaire opdracht dwingt ons om toch omtrent de voorgelegde wetsontwerpen een standpunt in te nemen.
Het standpunt van onze fractie ten opzichte van het wetsontwerp betreffende de elektronische procesvoering werd uitstekend geformuleerd in de loop van de besprekingen in de commissie. Een van de leden van de commissie heeft toen onderhavige wet omschreven als "une loi virtuelle et évolutive". Ik meen inderdaad wanneer ik het wetsontwerp bekijk, dat het een virtuele wet is, die onderworpen zal zijn aan heel veel evolutie. Het is trouwens bijzonder opvallend dat de inwerkingtreding van de wet is gepland tegen 1 januari 2009, om u maar te zeggen in welke virtuele realiteit wij onze bespreking voeren.
Vandaar dat ik op het wetsontwerp als dusdanig niet zo diep zal ingaan. Alles is uiteindelijk in grote mate afhankelijk van de invulling door de Koning en de opdrachten die worden gegeven aan het beheers- en toezichtscomité op het informaticasysteem Phenix. We zullen dus nog de gelegenheid hebben het dossier te volgen.
Wel wil ik kort in het midden brengen dat het wetsontwerp betreffende de elektronische procesvoering uiteraard staat of valt met de operationaliteit van het Phenix-informaticasysteem zelf. In dat verband is er interessante informatie te vernemen uit het uitstekende rapport van collega Valérie Déom. In het rapport heeft zij melding gemaakt van de staat van voortgang van het Phenix-project. Ik beveel het document ten zeerste aan de collega's aan, omdat het ons met de neus op de feiten drukt en heel duidelijk en precies — ik dank trouwens de minister voor de informatie die zij heeft gegeven op de vraag van de CD&V-fractie — stelt tot wat het mismanagement van Justitie gedurende jaren inzake het informaticaproject Phenix heeft geleid. Ik geef slechts enkele accenten uit de inventaris, de stand van zaken, de staat van voortgang.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Vice Prime Minister, colleagues, I will be very brief, because I understand that the Nation is more interested in what is happening at Roland Garros at this moment than in our hemisphere. I can, by the way, give some understanding of this, but our parliamentary mandate forces us to take a stand on the proposed bills.
The position of our group on the draft law on electronic proceedings was well formulated during the discussions in the committee. One of the members of the committee described the present law as “une loi virtuelle et évolutive”. I really mean when I look at the bill, that it is a virtual law, which will be subject to a lot of evolution. It is also ⁇ remarkable that the entry into force of the law is scheduled for January 1, 2009, to tell you in which virtual reality we are conducting our discussion. Their
Therefore, I will not go into the bill as such so deeply. Everything is ultimately largely dependent on the completion by the King and the assignments given to the management and supervision committee on the computer system Phenix. Therefore, we will still have the opportunity to follow the file.
However, I would like to briefly point out in the middle that the draft law concerning the electronic process execution of course stands or falls with the operationality of the Phenix computer system itself. Interesting information can be found in the excellent report of colleague Valérie Déom. In the report, it referred to the state of progress of the Phenix project. I highly recommend the document to my colleagues, as it presses us with the nose on the facts and very clearly and accurately — I thank the minister for the information she provided on the question of the CD&V group — sets out what has led to the mismanagement of the Judiciary over the years concerning the IT project Phenix. I give only a few accents from the inventory, the state of affairs, the state of progress.
#16
Official text
Il est inadmissible qu'on qualifie de mauvais management la gestion de ce dossier. Il est géré simultanément par l'administration, représentée par le président du comité de direction du SPF Justice et par le chef de cabinet, et par la magistrature, en la personne du président de la Cour de cassation, M. Verougstraete; il s'agit d'un management tripartite. Ces personnes travaillent d'arrache-pied en vérifiant continuellement le bon fonctionnement, les dysfonctionnements, en renégociant avec Unisys, en obtenant des dommages et intérêts quand les firmes privées ont commis des fautes. Ce travail va permettre à Phenix d'être sur les rails en 2006.
D'aucuns affirment qu'il y a eu des retards, je le reconnais. Quand on constate des problèmes sur un site-pilote, il est normal d'exiger que les responsables y apportent des solutions. Cela prend du temps. En revanche, il est scandaleux que certains s'amusent à cette tribune à prétendre que le management est mauvais — en s'amusant ainsi, M. Van Parys aura son articulet dans la presse. C'est un scandale!
Translated text
It is unacceptable to call mismanagement the management of this file. It is managed simultaneously by the administration, represented by the Chairman of the Management Committee of SPF Justice and by the Head of Cabinet, and by the Magistrates, in the person of the Chairman of the Court of Cassation, Mr. Verougstraete is a tripartite management. These people work hard by continuously checking the proper functioning, dysfunctions, renegotiating with Unisys, obtaining damages and interests when private firms have committed mistakes. This work will allow Phenix to be on the rails in 2006.
Some say there were delays, I admit. When you find problems on a pilot site, it is normal to require the managers to provide solutions. This takes time. On the other hand, it is scandalous that some have fun in this tribune pretending that management is bad — having fun in this way, Mr. Van Parys will have his article in the press. It is a scandal!
#17
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik dank u dat u mij de gelegenheid geeft om mijn redenering uit te bouwen en tezelfdertijd te reageren op de merkwaardige interventie van de minister van Justitie. Het is een merkwaardige rede omdat men heel precies het rapport zou moeten lezen van mevrouw Déom waarin de stand van zaken omtrent het informaticaproject Phenix is omschreven.
Mevrouw de minister van Justitie, daaruit blijkt het volgende. De jaren van mismanagement van Justitie, inzake het informaticaproject Phenix, hebben ertoe geleid dat men de oorspronkelijke doelstellingen van de informatisering van Justitie in geen enkele mate heeft gehaald en behaald.
Ik wil even verwijzen naar de persmededelingen van onze minister van Justitie, naar aanleiding van de zogenaamde superministerraad inzake veiligheid en justitie, van 30 en 31 maart 2004. U kondigde daar nogal triomfantelijk aan de Natie aan, mevrouw de minister, dat tegen het einde van deze legislatuur de volledige informatisering van het gerecht een feit zou zijn.
Ik wil trouwens even verwijzen naar de beleidsnota 2003. Volgens die nota zouden de vervaldata nog veel dichter zijn en zouden wij reeds vandaag over de toepassing van dat informaticaproject moeten beschikken.
Mevrouw de minister van Justitie, ik nodig u even uit om kennis te nemen van het betreffende voortgangsrapport waarin uitdrukkelijk is voorzien, op bladzijde 76 van het rapport van mevrouw Déom, dat men deze vervaldata in geen enkele mate haalt. In dit rapport wordt immers heel uitdrukkelijk gezegd, ik citeer: "De laatste ontwikkeling van het informaticasysteem Phenix voor Justitie is voorzien voor juli 2008, met de definitieve aanvaarding voorzien half 2009".
Mevrouw de minister van Justitie, ik wil u dus maar zeggen dat men het wel eens schandalig zou kunnen noemen, maar dat het precies schandalig is, dat de minister van Justitie op 31 maart hier in dit Parlement durft komen beweren dat tegen het einde van de legislatuur, dat is bij mijn weten begin 2007, de informatisering van het gerecht een feit zou zijn en men nu moet vaststellen, in het rapport dat door uw diensten is meegedeeld, dat wij een definitieve oplevering zullen hebben, niet begin 2007, maar half 2009. Mevrouw de minister van Justitie, ik verwijs naar bladzijde 76 van het rapport van mevrouw Valérie Déom, dat trouwens daar het document overneemt dat door uw diensten aan de Kamer werd overgemaakt.
Ik wil dus maar zeggen dat dit mismanagement gedurende jaren vanwege Justitie heeft geleid tot de vaststellingen die wij nu doen. Ik heb geen enkel probleem met het huidig begeleidingscomité. Ik zeg u dat tussen 2001 en 2004 op een schandalige manier, mevrouw de minister van Justitie, met dit project werd omgegaan en dat wij de gevolgen daarvan vandaag dragen.
Ik wil nog even ingaan op het rapport, dat door uw diensten is verzonden en dat ons heel precies informeert. Men zegt in het rapport dat uit de tests die op 29 april 2005 gedaan zijn op de politierechtbank van Turnhout, is gebleken dat het systeem geenszins functioneert en daarom dan ook volledig opnieuw moet worden bekeken. Dit heeft voor gevolg gehad dat men verplicht werd heel het dossier, de overeenkomst die bestond tussen Justitie en Unisys, volledig en integraal te hernegotiëren. Dat betekent eigenlijk dat de oorspronkelijke overeenkomst, die al dateert van 2001, klaarblijkelijk zo kaduuk was en zo heeft gefaald, dat men op basis van de aanbesteding en overeenkomst niet in staat was om de privé-partner te dwingen om de vervaldagen na te leven.
Dat alles heeft geleid tot een nieuwe overeenkomst die dateert van september 2005, een zogenaamde bijakte, waarin Justitie verplicht werd een nieuwe tijdskalender te aanvaarden. Die tijdskalender leidde tot het engagement dat heel het systeem pas half 2009 operationeel zal zijn. Dat bewijst dat het oorspronkelijke contract dermate kaduuk was dat men van Unisys niet kon verkrijgen dat de termijnen die oorspronkelijk waren afgesproken, afdwingbaar zouden zijn.
Justitie werd gedwongen de nieuwe kalender te aanvaarden. Ik herhaal heel uitdrukkelijk dat de nieuwe deadline half 2009 is. Unisys, de partner waarmee men in zee is gegaan, werd verplicht op haar kosten een herstelplan op te maken. In het rapport van de diensten staat trouwens te lezen dat het herstelplan nauwelijks aanvaardbaar was. Het herstelplan, dat bij de evaluatie 64 punten op 100 kreeg, terwijl het minimum 60 op 100 was, bestond er eigenlijk in dat men heel het project van bij de analyse volledig moest herbeginnen.
Ik wil ook de voorzitter van de Kamer even bij de volgende vraag betrekken. Hoe komt het dat de oorspronkelijke overeenkomst van 2001 niet zodanig sluitend was dat van de private partner kon worden afgedwongen zich te houden aan de afspraken? Dit was nochtans wel de juiste verhouding geweest: na een officiële aanbesteding sluit Justitie een contract waarin vervaldata zijn opgenomen; de privépartner wordt contractueel verplicht de vervaldata na te leven. Op het einde van deze legislatuur had men onder die voorwaarden kunnen beschikken over het informaticasysteem. Niets is echter minder waar. De vraag rijst dan ook waarom er een hernegotiëring nodig was. Hoe is het mogelijk dat men in 2001 geen sluitende overeenkomst heeft gesloten waarin een strikte opvolging en eventueel een sanctionering, desgevallend via boeteclausules, was afgedwongen?
Collega's, het gevolg van deze wijze van werken, van het heel kaduke oorspronkelijke contract, van de gebrekkige opvolging en van het feit dat men in dit dossier eigenlijk onbehoorlijk heeft bestuurd, is dat men inmiddels voort moet met het oude systeem.
Ik geef twee voorbeelden uit het rapport van mevrouw Déom, uit het opvolgingsverslag.
Ten eerste, de onderhoudscontracten met betrekking tot het oude systeem moeten worden verlengd. Ik heb even de begroting voor Justitie bekeken. Dit betekent dat men gedurende vier jaar het oude onderhoudscontract, of het onderhoudscontract betreffende de oude informatica-apparatuur, moet verlengen. Dat kost aan het budget van Justitie een bedrag van 2,5 miljoen euro. Dat is een bijzonder belangrijk bedrag, dat eigenlijk nooit ten laste mocht worden genomen van de Belgische Staat, in dit geval de Federale Overheidsdienst Justitie of het departement van Justitie.
Ten tweede, uit het rapport dat wij kunnen lezen bij het verslag blijkt dat men nieuwe en tweedehandse toestellen heeft moeten aankopen in het oude systeem. Wat management betreft, was dat uiteraard niet te verantwoorden. In het opvolgingsrapport wordt een voorbeeld gegeven. Voor de vredegerechten alleen heeft dit een uitgave met zich meegebracht van 101.517 euro, waarvan Unisys er 50.000 voor zijn rekening heeft moeten nemen.
Mevrouw de minister, collega's, wat is de conclusie van het rapport dat de opvolging beschrijft van het informaticasysteem?
Ten eerste, er werd 12 miljoen euro uitgegeven en tot vandaag is er nog geen enkel resultaat op het terrein. Zo staat het te lezen in het rapport. Het Phenix-informaticasysteem werd principieel goedgekeurd in 2000 en aanbesteed in december 2001. Op 1 juni 2006, vijf en een half jaar nadien, hebben de 12 miljoen euro die zijn besteed geen enkel resultaat gehad. Het hele systeem heeft tussen twee en drie jaar vertraging opgelopen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil mij even tot u richten, in verband met de vaststellingen die u kunt lezen in de bijlage van het rapport van mevrouw Déom. Ik heb u destijds gevraagd, gelet op de omvang van de hele investering en het feit dat men verplicht werd het oorspronkelijke contract te hernegotiëren, met alle nadelige financiële gevolgen van dien voor de overheid, te interveniëren om het Rekenhof toe te laten hieromtrent een onderzoek te voeren. Het Rekenhof had namelijk bij de oorspronkelijke vraag gezegd dat het niet over de mensen en de middelen beschikte om het onderzoek te voeren, maar via de interventie van de voorzitter van de Kamer zou het in staat kunnen worden gesteld om dit te doen. Mijnheer de voorzitter, gelet op het belang van dit dossier inzake de informatisering van Justitie en het veroorzaakte uitstel waar wij nu reeds vaststellen dat er ten aanzien van de nieuwe vervaldagen weer overschrijdingen zijn met boeteclausules die operationeel worden, wil ik u namens mijn fractie vragen of u het Rekenhof kunt verzoeken een grondig onderzoek te voeren naar de wijze van besteding van de overheidsmiddelen in dit dossier. Ik vraag u zeer uitdrukkelijk daaromtrent zeer snel een standpunt in te nemen. Het gaat hier immers om heel veel middelen, waarvan wij verwachten en mogen veronderstellen dat ze goed worden aangewend.
Mevrouw de minister, collega's, tot daar mijn korte uiteenzetting in de bespreking van het wetsontwerp betreffende de elektronische procesvoering in de hoop dat u, mijnheer de voorzitter, op het verzoek van mijn fractie zou willen ingaan.
Translated text
Mr. Speaker, I thank you for giving me the opportunity to extend my reasoning and at the same time to respond to the strange intervention of the Minister of Justice. It is a strange reason because one should read very accurately the report of Mrs. Déom describing the state of affairs concerning the computer project Phenix. Their
The Minister of Justice states the following. The years of mismanagement by the Judiciary, regarding the IT project Phenix, have led to the fact that the original objectives of the informatization of the Judiciary have not been achieved or achieved in any way. Their
I would like to refer for a moment to the press releases of our Minister of Justice, following the so-called Super-Ministry Council on Security and Justice, of 30 and 31 March 2004. You announced, rather triumphantly, to the Nation, Mrs. Minister, that by the end of this legislature the complete computerization of the court would be a fact. Their
I would like to refer to the 2003 policy note. According to that note, the expiration dates would be much closer and we should already have the application of that information technology project. Their
Mrs. Minister of Justice, I invite you to take note of the relevant progress report which expressly provides, on page 76 of Mrs. Déom’s report, that these expiration dates are in no way achieved. After all, this report is very explicitly stated, I quote: "The latest development of the information system Phenix for Justice is scheduled for July 2008, with the final acceptance provided for half 2009". Their
So, Mrs. Minister of Justice, I would like to tell you that one might call it scandalous, but that it is exactly scandalous that the Minister of Justice on 31 March has the courage to come here in this Parliament to claim that by the end of the legislature, which I know is the beginning of 2007, the computerization of the court would be a fact and one must now state, in the report communicated by your services, that we will have a final delivery, not in the beginning of 2007, but in the middle of 2009. Mrs. Minister of Justice, I refer to page 76 of the report of Mrs. Valérie Déom, which, by the way, takes over the document transmitted by your services to the Chamber. Their
So I just want to say that this mismanagement for years because of Justice has led to the findings we are making now. I have no problem with the current committee. I tell you that between 2001 and 2004 this project was dealt with in a scandalous way, Mrs. Minister of Justice, and that we bear the consequences of it today. Their
I would like to go into the report, which was sent by your services and which informs us very accurately. The report says that the tests carried out on 29 April 2005 at the Turnhout Police Court showed that the system does not function at all and therefore needs to be completely re-examined. This resulted in the obligation to renegotiate the entire file, the agreement that existed between Justice and Unisys, in full and in full. That means, in fact, that the original agreement, which dates back to 2001, was apparently so bad and so failed that on the basis of the tender and agreement it was not possible to force the private partner to comply with the expiration days.
All this has led to a new agreement dating back to September 2005, a so-called additive act, in which Justice was obliged to accept a new time calendar. That time calendar led to the commitment that the entire system will not be operational until mid-2009. This proves that the original contract was so fragile that it could not be obtained from Unisys that the terms initially agreed were enforceable.
Justice was forced to accept the new calendar. The new deadline is half 2009. Unisys, the partner with which one went into the sea, was obliged to draw up a recovery plan at its own expense. The report of the services, by the way, reads that the recovery plan was hardly acceptable. The recovery plan, which at the evaluation received 64 points out of 100, while the minimum was 60 out of 100, actually consisted in having to fully restart the entire project from the analysis.
I would also like to involve the Chairman of the Chamber in the following question. Why was the original 2001 agreement not so conclusive that the private partner could be compelled to comply with the agreements? However, this had been the right ratio: after an official tender, Justice concludes a contract containing expiration dates; the private partner is contractually obliged to comply with the expiration dates. At the end of this legislature, the information system could have been available under these conditions. Nothing is less true. Therefore, the question arises why a renegotiation was needed. How is it possible that in 2001 no final agreement was concluded imposing a strict follow-up and possibly a sanction, where appropriate through fine clauses?
Colleagues, the consequence of this manner of work, of the very kaduke original contract, of the faulty succession and of the fact that one in this file has actually been inappropriately managed, is that one must now continue with the old system.
I will give two examples from Mrs. Deom’s report, from the follow-up report.
First, the maintenance contracts relating to the old system should be renewed. I looked at the budget for justice. This means that the old maintenance contract, or the maintenance contract relating to the old computer equipment, must be renewed for four years. This costs the budget of the Judiciary an amount of 2.5 million euros. That is a ⁇ important amount, which in fact could never be borne by the Belgian State, in this case the Federal Public Service Justice or the Department of Justice.
Secondly, the report that we can read at the report shows that new and second-hand devices have had to be purchased in the old system. As far as management is concerned, this was of course unacceptable. The follow-up report provides an example. For the peace courts alone, this has brought with it a cost of 101.517 euros, of which Unisys has had to account for 50,000.
What is the conclusion of the report describing the succession of the information system?
First, 12 million euros were spent and so far there is no result on the ground. This is read in the report. The Phenix information system was approved in principle in 2000 and submitted in December 2001. On 1 June 2006, five and a half years later, the 12 million euros spent had no result. The entire system has been delayed between two and three years.
Mr. Speaker, I would like to address you for a moment, in connection with the findings you can read in the annex to Mrs. Deom’s report. I asked you at that time, given the size of the entire investment and the fact that it was obliged to renegotiate the original contract, with all the adverse financial consequences of it for the government, to intervene to allow the Court of Auditors to conduct an investigation in this regard. In fact, the Court of Auditors had stated in the initial question that it did not have the people and the resources to conduct the investigation, but through the intervention of the chairman of the Chamber it could be enabled to do so. Mr. Speaker, given the importance of this file on the informatization of the Judiciary and the delay caused by which we have already established that there are again excesses with regard to the new expiration days with penalty clauses that become operational, I would like to ask you, on behalf of my group, whether you can request the Court of Auditors to conduct a thorough examination of the method of spending the public funds in this file. I very explicitly ask you to take a position on this very quickly. After all, there are a lot of resources that we expect and can assume that they will be used properly.
Mrs. Minister, colleagues, so far my brief presentation in the discussion of the bill on the electronic process in the hope that you, Mr. Speaker, would like to intervene at the request of my group.
#18
Official text
Monsieur le président, malgré tout le respect que je dois à M. Van Parys, j'ai le sentiment que celuici se prend pour un procureur mais, malheureusement, un procureur qui radote.
En gantois, je crois que radoter se traduit par "neuten".
Translated text
Despite all the respect I owe to Mr. Van Parys, I have the feeling that he thinks of himself as a prosecutor but, unfortunately, a prosecutor who radotes. by
In Ganto, I think that radoter translates to “neuten”.
#19
Official text
Dat is een gevaarlijk woord! U moet voorzichtig zijn!
Translated text
That is a dangerous word! You must be careful!
#20
Official text
M. Van Parys répète toujours la même chose, sans créativité, en espérant qu'un jour on le prendra au sérieux ...
Translated text
by Mr. Van Parys always repeats the same thing, without creativity, hoping that one day it will be taken seriously ...
#21
Official text
Pas encore, mais parfois, cela l'annonce!
Translated text
Not yet, but sometimes, it announces it!
#22
Official text
En courtraisien, on dit: "lullen".
Translated text
In courtesy, they say “lullen”.
#23
Official text
Ik weet niet of dat een parlementair werkwoord is! Anders moet ik het regelmatig doen schrappen!
Translated text
I do not know if this is a parliamentary verb! Otherwise, I need to remove it regularly!
#24
Official text
Pour ce qui concerne le développement — cela n'a rien à voir avec le projet, mais cela a quand même un lien puisqu'il s'agit de l'opérationnalisation de l'informatisation de la Justice — un travail important a eu lieu, il n'y a pas très longtemps, en commission de la Justice. À cette occasion, cette dernière a entendu l'ensemble des responsables du comité de pilotage de Phenix. Ils ont expliqué le contrat de 2001, les difficultés rencontrées. Ils ont également réexpliqué la négociation. Tout s'est déroulé dans un dialogue constructif avec la commission.
Depuis lors, aucun changement n'est intervenu. On déplore seulement un peu plus d'un mois de retard.
Pour le reste, la commission a pu se rendre compte du sérieux du travail effectué. In de pers heeft "mijnheer de procureur Van Parys" een uittreksel geciteerd aangaande het verslag dat ik aan de commissie heb gegeven. Ik citeer: "Laatste ontwikkelingen voor Phenix in juli 2008. Definitieve ontvangst half 2009." Cependant, il a oublié de citer tout ce qui va se passer entre aujourd'hui et 2009.
Monsieur le président, étant donné que vous avez été directement interpellé, je vais vous citer quelques exemples. Ainsi, vous pourrez constater que les moyens investis ne l'ont pas été pour rien. Il y a des applications concrètes, heureusement! En voici quelques-unes: - parquets de police et tribunaux: début des sites-pilotes en septembre 2006 et début du roll-out en production en janvier 2007; - vredegerechten: start piloottesten in september 2006 en start roll-out in productie in januari 2007. - collectieve schuldenregeling: start piloottesten in augustus 2006 en start roll-out in productie voor nieuwe zaken in oktober 2006. On continue ainsi. Pour les juges d'instruction, c'est prévu pour le premier trimestre 2007, etc.
Aujourd'hui, nous disposons donc des applications; nous allons enfin commencer le projet. C'est cela qui dérange M. Van Parys! Nous allons enfin pouvoir travailler sur plusieurs sites-pilotes et sur un "rollout" qui deviendra, à terme, général. Cela embête M. Van Parys et il préfère mettre la lumière sur le mois de retard que nous avons plutôt que sur le fait que notre pays va enfin connaître une informatisation qui n'existe, monsieur le président, nulle part ailleurs!
J'en suis fière et, pour ma part, je voudrais remercier les membres du comité de pilotage et l'ensemble de celles et ceux qui travaillent sur cet extraordinaire exercice d'informatisation.
Translated text
As for development — this has nothing to do with the project, but it still has a link since it is the operationalization of the computerization of Justice — important work took place, not too long ago, in the Justice Committee. On this occasion, the latter heard all the officials of the Phenix pilot committee. They explained the 2001 contract, the difficulties encountered. They also re-explained the negotiation. Everything was done in a constructive dialogue with the Commission. by
Since then, no change has occurred. We only regret a little more than a month of delay.
At the same time, the committee was aware of the seriousness of the work carried out. In de pers has "mijnheer de procureur Van Parys" een uittreksel geciteerd aangaande het verslag dat ik aan de commission heb gegeven. I quote: "Last developments for Phenix in July 2008. Definitieve receive half 2009." However, he forgot to cite everything that will happen between today and 2009.
Since you have been directly questioned, I will give you a few examples. In this way, you can see that the funds invested were not for nothing. There are practical applications, fortunately! Here are a few: - police prosecutors and courts: start of pilot sites in September 2006 and start of roll-out in production in January 2007; - vredegerechten: start piloottesten in September 2006 in start roll-out in production in January 2007. - collective schuldenregeling: start pilot tests in August 2006 in start roll-out in production for new affairs in October 2006. We continue this way. For the judges of inquiry, this is planned for the first quarter of 2007, etc.
So now we have applications; we’re finally going to start the project. This is what disturbs Mr. by Van Parys. We will finally be able to work on several pilot sites and on a “rollout” that will become, in the long run, general. This disturbs Mr. Van Parys and he prefers to shed light on the month of delay we have rather than on the fact that our country will finally know a computerization that does not exist, Mr. President, nowhere else!
I am proud of this and, for my part, I would like to thank the members of the pilot committee and all those who work on this extraordinary computerization exercise.
#25
Official text
Mijnheer Van Parys, u hebt het laatste woord. Doet u maar.
Translated text
Mr. Van Parys, you have the last word. Do you do.
#26
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil absoluut reageren op wat de minister heeft gezegd.
Ik zal mij niet laten verleiden de terminologie te gebruiken die de minister van Justitie heeft gebruikt. Ik ben niet gewend dat taalgebruik te hanteren en ik zal het ook nooit in deze assemblee doen. Ik betreur het ten zeerste omdat het zeer belangrijk is in deze materie te blijven bij de inhoud van het dossier.
De inhoud van het dossier, mevrouw de minister, is precies het voortgangsrapport zoals het ons is voorgelegd en waaruit inderdaad zo duidelijk die schandelijke manier van werken blijkt die van 2001 tot 2004 door Justitie in deze is gehanteerd. Ten opzichte van de hoorzitting, die wij een jaar geleden hebben gekregen en waarover de minister spreekt, is vastgesteld dat men sindsdien inderdaad heeft moeten toegeven dat die pilootprojecten een debacle waren in Turnhout. Men is verplicht gebleken het hele contract opnieuw te negotiëren. Als men zegt: negotiëren, betekent dat, voorzitter, dat het oorspronkelijke contract van 2001 niet conform was en dat men gedurende jaren op basis van dat contract niet de opvolging heeft verzekerd die men moest verzekeren. Dat staat in dat rapport!
Dat beschouwen met de termen die door de minister van Justitie werden gebruikt, is natuurlijk onbehoorlijk inzake taalgebruik hier in het Parlement, maar het is vooral onbehoorlijk omdat het volkomen tegen het dossier pleit.
Het dossier komt tot de conclusie dat men heeft moeten hernegotiëren, dat men nieuwe vervaldata heeft moeten aanvaarden, dat Unisys een herstelplan heeft moeten opstellen, waarvan men zegt dat er een provisie voor nodig was van 10 miljoen dollar in hoofde van Unisys om de kosten ervan te dekken. Over zulke bedragen gaat het in dit dossier, voorzitter.
Vandaar dat ik het lichtzinnig vind dat de minister van Justitie op die wijze met dit dossier omgaat terwijl de vervaldata in zeer....
Translated text
I would definitely like to respond to what the Minister has said. Their
I will not be tempted to use the terminology used by the Minister of Justice. I am not used to this language, and I will never do it in this assembly. I deeply regret this because it is very important in this matter to stay with the content of the dossier.
The content of the file, Mrs. Minister, is precisely the progress report as it has been presented to us and from which indeed the shameful manner of work used by Justice in it from 2001 to 2004 is so clear. In relation to the hearing, which we received a year ago and about which the minister speaks, it has been established that since then one has indeed had to admit that those pilot projects were a debacle in Turnhout. They have been obliged to renegotiate the entire contract. If one says: negotiate, it means, Mr. Speaker, that the original contract of 2001 was not in conformity and that for years on the basis of that contract the succession that was to be assured was not assured. That is in that report!
To consider that with the terms used by the Minister of Justice is, of course, inappropriate in terms of language use here in Parliament, but it is especially inappropriate because it fully advocates against the file.
The file comes to the conclusion that one had to renegotiate, that one had to accept new expiration dates, that Unisys had to draw up a recovery plan, of which it is said that a commission of $10 million under Unisys was needed to cover its costs. Such amounts are discussed in this case, Mr. President.
Therefore, I find it unreasonable that the Minister of Justice deals with this file in this way while the expiration dates are very...
#27
Official text
(...)
Translated text
The [...]
#28
Official text
Als de minister mij nog eens wil onderbreken, wil ik graag nog eens stoppen, voorzitter, maar dan niet als zij het doet in de termen waarin zij het daarnet heeft gedaan.
Translated text
If the Minister wants to interrupt me again, I would like to stop again, Mr. Speaker, but not if she does it in the terms in which she just did it.
#29
Official text
Beëindig uw redenering, mijnheer Van Parys. Dan kan zij antwoorden wanneer zij wil.
Translated text
Finish your reasoning, Mr Van Parys. He can answer whenever he wants.
#30
Official text
Ik wil een open debat over dit dossier. Wij hebben het in de commissie niet kunnen doen wegens allerlei procedure-incidenten. Maar ik wil het dan hier houden. En straks kom ik ook nog terug op het Rekenhof.
Hier staan inderdaad de nieuwe vervaldata in. De minister van Justitie heeft er een aantal geciteerd. Maar zij is absoluut onvolledig geweest.
Ten eerste, zegt het rapport: "De definitieve aanvaarding van het Phenix-informaticaproject is voorzien voor half 2009."
Iedereen die iets kent van openbare aanbestedingen weet dat het project op het ogenblik definitief is. Medio 2009, ten opzichte van wat? Op de superministerraad van maart 2004 was gezegd: het einde van deze legislatuur. Dat is het verschil tussen de woorden en de daden. Medio 2009!
Men heeft in het document inderdaad een planning gemaakt die moet leiden tot 2009. Een aantal deelaspecten zal inderdaad geleidelijk aan operationeel worden. Telkens vergeet de minister van Justitie uitdrukkelijk het laatste element van het rapport toe te voegen. Voor de politieparketten en -rechtbanken, start de roll-out en de productie in januari 2007, zei de minister. Zij vergat er evenwel bij te zeggen dat de doorlooptijd één jaar is. Dat betekent dat het systeem voor de politieparketten en de politierechtbanken in januari 2008 operationeel zal zijn. Dat is de eerste kleine fase van het hele project.
De startdatum, roll-out en productie voor de vredegerechten is voor januari 2007, zei de minister. Zij vergat erbij te vermelden dat de doorlooptijd één jaar en vier maanden bedraagt. Dan is het mei 2008.
Men moet de documenten correct lezen en op deze manier een eerlijk en transparant debat voeren. Ik heb geen enkel probleem om in deze assemblee te zeggen dat er sinds 2004 en 2005 inderdaad inspanningen zijn gebeurd. Men kan niet ontkennen, mevrouw de minister, dat tussen 2001 en 2004 een loopje werd genomen met het overheidsgeld, dat het overheidsgeld slecht werd beheerd en bestuurd. Mijnheer de voorzitter, dit is het minimum minimorum dat wij in deze assemblee als controleorgaan op de regering, mogen; kunnen en moeten zeggen.
Als de minister van Justitie allerlei kwalificaties wil geven aan mijn optreden, dan doet zij maar. Dat zal mij echter niet weerhouden van mijn fundamentele controleopdracht in dit Parlement. Mijnheer de voorzitter, daarom heb ik u namens de CD&V-fractie gevraagd om het Rekenhof terzake de opdracht te geven die haar toekomst, met name onderzoeken op welke manier het overheidsgeld de afgelopen jaren werd besteed. werden de contracten behoorlijk gesloten? Werden ze goed opgevolgd? In welke mate zijn er betalingen gebeurd, conform de verplichtingen die waren omschreven in de verschillende overeenkomsten?
Mijnheer de voorzitter, bent u bereid een demarche te doen bij het Rekenhof? Het Rekenhof wil dit onderzoeken, maar vraagt de nodige middelen om dit te doen. Ik heb u gevraagd om daarop in te gaan, mijnheer de voorzitter. Ik denk immers dat dit een fundamentele opdracht van het Rekenhof is, in een dossier dat over heel veel overheidsgeld en geld van de belastingbetaler gaat. Ik zou daarover graag een antwoord van u krijgen, mijnheer de voorzitter.
Translated text
I want an open debate on this matter. We were not able to do this in the committee due to various procedural incidents. But I want to keep it here. I will then return to the Court of Audit.
In fact, here are the new outdates. The Minister of Justice has quoted a few of them. But it was absolutely incomplete. Their
First, the report says: “The final acceptance of the Phenix computer science project is scheduled for half 2009.”
Anyone who knows anything about public procurement knows that the project is currently final. In the middle of 2009, compared to what? At the Superintendent Council of March 2004, it was said: the end of this legislature. That is the difference between words and actions. In the middle of 2009!
In fact, the document has made a plan that should lead to 2009. A number of parts aspects will indeed gradually become operational. Every time, the Minister of Justice expressly forgets to add the last element of the report. For the police parks and courts, the roll-out and production start in January 2007, the minister said. However, she forgot to say that the transition period is one year. This means that the system for police prosecutors and police courts will be operational in January 2008. This is the first small phase of the entire project.
The start date, roll-out and production for the peace courts is for January 2007, the minister said. She forgot to mention that the transition period is one year and four months. Then it is May 2008.
The documents must be read correctly and thus conduct an honest and transparent debate. I have no problem in saying in this assembly that efforts have indeed been made since 2004 and 2005. It cannot be denied, Mrs. Minister, that between 2001 and 2004 the public money was taken into a loop, that the public money was poorly managed and managed. Mr. Speaker, this is the minimum minimum minimum that we in this assembly as a control body on the government can, can and should say.
If the Minister of Justice wants to give all kinds of qualifications to my action, she will do it. However, that will not stop me from my fundamental control task in this Parliament. Mr. Speaker, therefore, on behalf of the CD&V Group, I have asked you to give the Court of Auditors the mandate to investigate its future, in particular how public money has been spent in recent years. Were the contracts properly concluded? Were they well followed? To what extent have payments been made in accordance with the obligations set out in the various agreements?
Are you willing to make a demarche at the Court of Auditors? The Court of Auditors wants to investigate this, but asks for the necessary resources to do so. I have asked you to discuss this, Mr. President. After all, I think that this is a fundamental task of the Court of Auditors, in a case that deals with a lot of public money and taxpayer money. I would like to receive a response from you, Mr. Speaker.
#31
Official text
Ik heb dat genoteerd. Ik zal nakijken welke middelen er zijn en welke middelen er worden gevraagd. Laat mij toe dat te onderzoeken.
Translated text
I have noted it. I will look at what resources are available and what resources are requested. Let me investigate that.
#32
Official text
Monsieur Van Parys, je suis demandeuse pour que toute la clarté soit faite sur ce dossier. J'en ai assez d'entendre de telles insinuations, comme vous le faites!
Je demanderai à la présidente de la commission de la Justice s'il est possible d'organiser à nouveau une séance en commission où seraient entendus — nonobstant les discussions sur ce que chaque membre a le droit de demander bien entendu — les membres du comité de pilotage, que ce soit le président de la Cour de cassation, M. Verhougstraete, le président du comité de direction du SPF, M. Bourlet ou bien Mme Bovy. Je demanderai qu'ils soient réentendus par l'ensemble des membres de la commission de la Justice pour faire toute la clarté. Je ne veux pas qu'il puisse y avoir le moindre soupçon par rapport à ce qui se passe.
Translated text
Mr. Van Parys, I ask that all clarity be made on this matter. I am tired of listening to such insinuations, as you do!
I will ask the Chairperson of the Justice Committee whether it is possible to hold a committee session again where – despite the discussions on what each member is entitled to ask of course – the members of the steering committee, whether it be the Chairman of the Court of Cassation, Mr. Verhougstraete, Chairman of the Management Committee of the SPF, Mr. Bourlet or Mrs. Bovy. I will ask that they be heard again by all the members of the Justice Committee to make all the clarity. I do not want to have any suspicion about what is happening.
#33
Official text
Ik merk dat dat kan gebeuren, natuurlijk.
Ik geef het woord aan de voorzitter van de commissie voor de Justitie.
Translated text
I see that can happen, of course.
I give the floor to the President of the Justice Committee.
#34
Official text
Mijnheer de voorzitter, de hoorzitting is inderdaad gevraagd tijdens de bespreking. Er werd ook toegezegd dat die georganiseerd zou worden, mogelijk over veertien dagen, dus op 20 of 21 juni.
Translated text
The hearing was requested during the discussion. It was also promised that it would be organized, possibly in fourteen days, i.e. on 20 or 21 June.
#35
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik heb de minister beluisterd. Zij heeft gepleit voor totale transparantie in het dossier. In het licht van haar antwoord neem ik er dan ook akte van en ga ik er dan ook van uit dat zij volledig akkoord gaat met het verzoek van collega Van Parys om terzake het Rekenhof een volledige studie van het dossier te laten uitvoeren. Het gaat soms ook over bedrijfseconomische contracten die de Belgische Staat, de FOD Justitie, heeft gesloten met private ondernemingen. Ik hoop dan dat we geen berichtgeving krijgen in de aard van "er staan vertrouwelijke gegevens in, we kunnen ze niet inzien", wat dan week na week moeilijkheden oplevert om ze uiteindelijk wél te kunnen inzien.
Translated text
I listened to the Minister. She called for total transparency in the case. In the light of her answer, I therefore take note of it and therefore assume that it fully agrees with the request of colleague Van Parys to have the Court of Auditors conduct a full study of the file in this regard. Sometimes it is also about corporate contracts that the Belgian State, the FOD Justice, has concluded with private companies. I hope then that we do not receive a message of the nature of "there are confidential data in, we cannot see them", which then week after week creates difficulties to eventually be able to see them.
#36
Official text
U weet dat ik de procedure "your eyes only" heb uitgewerkt, omdat er soms vertrouwensclausules in contracten staan. Ik heb er geen bezwaar tegen dat de zaken worden ingekeken. Maar ik moet ook voorzichtig zijn: als er contracten zijn met clausules van vertrouwelijkheid, dan kunnen die niet gefotokopieerd of "gediffuseerd" worden op een onhebbelijke of onaanvaardbare wijze.
Aangaande het Rekenhof beslist de Kamer. De regering kan dat vragen, de leden kunnen dat vragen. Het Rekenhof is onze werkarm, als ik dat zo mag zeggen, dat is het belangrijkste.
Translated text
You know that I have developed the “your eyes only” procedure, because sometimes there are confidence clauses in contracts. I have no objection to the fact that things are being checked. But I must also be careful: if there are contracts with confidentiality clauses, then they cannot be photocopied or “distributed” in an unhealthy or unacceptable way.
Regarding the Court of Auditors, the Chamber decides. The government can ask, the members can ask. The Court of Audit is our working arm, if I can say so, that is the most important thing.
#37
Official text
Mijnheer de voorzitter, u hebt een traditie gehad dat u aan de parlementsleden maximale inzagerechten wilt geven in documentatie en contracten die werden gesloten. De minister pleit hier eveneens voor transparantie. Er is het verzoek van collega Van Parys. Ik stel dan ook voor dat u bevestigend op zijn vraag antwoordt en terzake namens de Kamer in uw hoedanigheid van voorzitter een brief schrijft om de nodige onderzoeken te laten uitvoeren en om aan de collega's die het wensen, maximale en volledige inzage in heel het dossier te geven.
Translated text
Mr. Speaker, you have had a tradition of giving parliamentarians maximum access rights to documentation and contracts that were concluded. The Minister also calls for transparency. There is the request of colleague Van Parys. I therefore suggest that you respond affirmatively to his question and write a letter on behalf of the Chamber in your capacity as chairman to conduct the necessary investigations and to give the colleagues who wish to do so maximum and complete access to the entire dossier.
#38
Official text
Ik bekijk dat aanstonds, u mag gerust zijn. Ik wil ook weten wat het Rekenhof vraagt als nieuwe middelen; dat is een kwestie die ik moet bekijken.
De heer Tant, die ik zie reageren, weet goed dat ik voor het dossierBerlaymont, dat een heel ander dossier is, ook een inspanning heb geleverd en een antwoord verwacht. Ik ben niet voor de minimalisering van de taken van het Rekenhof, zoals de Kamer weet.
Translated text
I look at it immediately, you can be calm. I also want to know what the Court of Auditors is asking for as new resources; that is a question I need to look at.
Mr. Tant, whom I see responding, knows well that for the Berlaymont dossier, which is a very different dossier, I have also made an effort and expect an answer. I am not in favor of minimizing the tasks of the Court of Auditors, as the Chamber knows.
#39
Official text
Mijnheer de voorzitter, daar ga ik vanuit. Toch wil ik een opmerking maken. Wat ik minder graag hoor, is dat u meent de rol van geweten van ons Huis te moeten spelen. Wanneer een parlementslid informatie krijgt van het Rekenhof, dan behoort het tot het parlementslid om terzake een deontologie aan de dag te leggen. Het komt niet aan de voorzitter toe om dat in zijn plaats te doen.
Translated text
That is what I assume. Nevertheless, I would like to make a comment. What I do not like to hear is that you think we should play the role of conscience of our House. When a member of Parliament receives information from the Court of Auditors, it is up to the member of Parliament to show a deontology in this regard. It is not the President’s responsibility to do this in his place.
#40
Official text
Dat is het probleem niet. Maar het Rekenhof kan stellen dat er een vertrouwensclausule bestaat, die door twee partners werd ondertekend, en vervolgens geen gegevens meedelen. Dat is het probleem. Als het niet meegedeeld wordt, zit ik met een probleem van inzagemogelijkheden en verspreidingsmoeilijkheden. Dat is alles. Het is niet meer dan dat; het is een praktische zaak.
Translated text
That is not the problem. But the Court of Auditors may state that there is a confidence clause, which was signed by two partners, and then do not communicate data. That is the problem. If it is not communicated, I am facing a problem of accessibility and distribution difficulties. That is all. It is nothing more than that; it is a practical matter.
#41
Official text
Het probleem blijft dat het Rekenhof, dat ons verlengstuk is, als het ware in onze plaats over de vertrouwelijkheid oordeelt. Ik stel mij daarbij veel vragen.
Translated text
The problem remains that the Court of Auditors, which is our extension, judges in our place about confidentiality. I ask myself a lot of questions.
#42
Official text
Als dat contractueel is bepaald, zit ik — en iedereen, ook u — met een probleem.
Translated text
If that is contractually stipulated, I — and everyone, including you — have a problem.
#43
Official text
Dan moet in de eerste plaats het parlementslid daar zelf rekening mee houden, niet de Kamervoorzitter en nog veel minder het Rekenhof.
Translated text
Then, first of all, the member of parliament must take this into account, not the chairman of the Chamber and much less the Court of Auditors.
#44
Official text
Mijnheer Tant, we hebben iets gelijkaardigs meegemaakt met de comités I en P. We hebben toen in de commissie in kwestie een afspraak gemaakt.
Translated text
We have experienced something similar with the committees I and P. We made an agreement in this committee.
#45
Official text
Dat is wat anders.
Translated text
That is something different.
#46
Official text
Monsieur le président, je m'excuse de vous avoir manqué.
Translated text
I apologize for missing you.
#47
Official text
C'est un compliment pour moi!
Translated text
This is a compliment to me!
#48
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, notre commission a examiné le présent projet de loi technique lors de ses réunions des 16 et 23 mai 2006 et du 8 juin 2006.
Dans son exposé des motifs, le ministre de l'Emploi a indiqué que l'objet principal du projet était la finalisation de la transposition et la transposition respectivement de deux directives européennes. Il s'agit, d'une part, de la directive 2001/23 du 12 mars 2001 (laquelle codifie deux autres directives) concernant le rapprochement des législations relatives au maintien des droits des travailleurs en cas de transfert d'entreprises, d'établissements ou de parties d'établissements. D'autre part, il s'agit de transposer la directive 2002/74 du 23 septembre 2002 concernant le rapprochement des législations des États membres relatives à la protection des travailleurs en cas d'insolvabilité de l'employeur.
Invité à se prononcer, le CNT a rendu deux avis en date du 4 mai et du 12 juillet 2005.
Pour l'essentiel, il restait la question non résolue de la garantie du fonds des entreprises pour les dettes à l'égard des travailleurs transférés dans le cadre d'un concordat judiciaire. Conformément à l'avis du CNT et au contenu de la directive 98/50 du 29 juin 1998, le présent projet introduit la garantie, par le fonds de fermeture, des dettes non transférées au cessionnaire. En ce qui concerne la transposition de la directive 2002/74, le projet de loi détermine les conditions dans lesquelles le fonds de fermeture est appelé à intervenir dans des situations transnationales. Enfin, le texte apporte davantage de simplification et de cohérence dans la loi du 26 juin 2002.
La discussion générale et la discussion des articles n'ont pas fait un long débat.
Mme D'hondt et M. Bonte ont regretté la lenteur des négociations entre les partenaires sociaux, ce qui est toujours regrettable lorsqu'il s'agit de transposer une directive européenne. Mme D'hondt a fait valoir que le texte aurait pu être plus ambitieux, notamment sur le fait que plusieurs recommandations issues de la commission d'enquête sur la faillite de la Sabena n'ont toujours pas été concrétisées à ce jour. Elle s'est néanmoins réjouie que le projet de loi ne porte aucune atteinte aux droits des travailleurs et invite dès à présent le gouvernement à rencontrer les défis auxquels ne répond toujours pas le texte qui nous est soumis.
Amendé par le gouvernement le 8 juin 2006, car, techniquement, l'article 34 ne tenait pas compte des dispositions liées au Pacte de solidarité entre les générations, l'ensemble du texte a finalement été adopté par 11 voix et 3 abstentions.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, our committee examined this draft technical law at its meetings of 16 and 23 May 2006 and 8 June 2006.
In its explanation of reasons, the Minister of Employment indicated that the main object of the project was the completion of the transposition and the transposition of two European directives respectively. Directive 2001/23/EC of the European Parliament and of the Council of 12 March 2001 concerning the approximation of the legislation relating to the maintenance of workers’ rights in the event of the transfer of undertakings, establishments or parts of establishments. Directive 2002/74/EC of 23 September 2002 on the approximation of the laws of the Member States relating to the protection of workers in the event of an employer’s insolvency.
Invited to give an opinion, the CNT issued two opinions on 4 May and 12 July 2005.
For the most part, the unresolved question of the guarantee of the corporate fund for debts towards workers transferred as part of a judicial concord was left. In accordance with the opinion of the CNT and the content of Directive 98/50 of 29 June 1998, this draft introduces the guarantee, through the closing fund, of debts not transferred to the cessionary. As regards the transposition of Directive 2002/74, the bill sets out the conditions under which the closing fund is called to intervene in transnational situations. Finally, the text brings more simplification and coherence in the law of 26 June 2002.
The general discussion and discussion of the articles did not make a long debate.
Mrs. D’Hondt and Mr. Bonte regretted the slow negotiations between the social partners, which is always regrettable when it comes to transposing a European directive. D'Hondt argued that the text could have been more ambitious, in particular because several recommendations from the investigation committee on the bankruptcy of Sabena have not yet been implemented. However, she welcomed the fact that the bill does not infringe the rights of workers and calls on the government from now on to face the challenges that the text that is submitted to us still does not meet.
Amended by the Government on 8 June 2006, because, technically, Article 34 did not take into account the provisions related to the Covenant of Solidarity between Generations, the entire text was finally adopted by 11 votes and 3 abstentions.
#49
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la proposition de loi modifiant la loi de 2005 relative aux droits des volontaires a été examinée par la commission des Affaires sociales les 24 et 31 mai 2006 et a fait l'objet d'un vote à l'unanimité.
Cette proposition de loi, dont l'initiative revient à notre collègue Mme van Gool et cosignée par la plupart des partis démocratiques, visait à apporter des modifications à la loi de 2005, à l'améliorer en tenant compte des revendications des différents secteurs et instances diverses.
Je ne peux que féliciter pour le travail accompli depuis de nombreux mois et déjà sous la législature précédente, tant les groupes de travail que la commission; de nombreuses réflexions ont été formulées et de nombreux amendements ont été déposés.
Mon groupe politique se réjouit de cette initiative visant à éluder des problèmes pratiques et à garantir une sécurité juridique, ce que l'auteur principal de la proposition a rappelé lors des débats en commission.
Je renvoie au rapport écrit pour ce qui est des considérations techniques et juridiques, lesquelles ont fait l'objet de discussions et consultations mais, au-delà de cela, je voudrais souligner certains points qui me paraissent essentiels.
En commission, sur la base de la proposition cosignée par la plupart des partis démocratiques, nous avons tenté autant que possible de préciser certaines notions comme, par exemple, la notion d'association de volontaires qui était imprécise dans la précédente mouture de la loi.
Ensuite, nous avons remplacé la note d'organisation initialement prévue par une obligation d'information aux volontaires de la part de l'association, en laissant à cette dernière le soin de choisir la manière, le vecteur permettant de diffuser des informations relatives aux assurances, aux droits et obligations, etc.
Par ailleurs, nous avons été attentifs en commission aux recommandations du secteur, notamment du Conseil supérieur des volontaires, du Conseil national du travail et du secteur des assurances. Il a été décidé de calquer la responsabilité de l'association sur celle qui prévaut actuellement en matière de droit du travail.
Ce qui importait était de garantir la couverture la plus étendue possible aux volontaires, en conciliant les différentes responsabilités (associations, volontaires) en obligeant les associations à prendre une assurance et à conserver la responsabilité familiale du droit commun comme garde-fou éventuel. À défaut, la responsabilité des administrateurs se verrait engagée.
Le droit pour les volontaires d'être informés et l'obligation d'informer ont souvent été évoqués. Nous avons également souligné la nécessité de distinguer le statut du volontaire de la législation relative au travail. Étant donné toutes les modifications intervenues à la suite des discussions et amendements, l'exposé des motifs de la proposition de loi n'est peut-être plus très adapté.
Je dois aussi attirer l'attention des collègues sur le problème de l'entrée en vigueur de la loi. Nous avons fait en sorte que celle-ci puisse intervenir le plus rapidement possible.
En conclusion, les différentes interventions ont été constructives et ont fait l'objet d'un large consensus. Différents cabinets ministériels ont été associés aux travaux et ont pu y apporter leur contribution. Les travaux ont tenté de remédier à divers problèmes techniques et juridiques en apportant des améliorations à la loi et en visant à répondre aux aspirations des associations, en souhaitant répondre aux demandes des gens de terrain.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, Mr. Colleagues, the bill amending the 2005 Law on the Rights of Volunteers was examined by the Social Affairs Committee on 24 and 31 May 2006 and was voted unanimously. by
This bill, initiated by our colleague Ms. van Gool and co-signed by most democratic parties, aimed to make changes to the 2005 law, to improve it, taking into account the demands of different sectors and various instances.
I can only congratulate for the work done in many months and already under the previous legislature, both the working groups and the Commission; many reflections have been made and many amendments have been submitted. by
My political group welcomes this initiative aimed at avoiding practical problems and guaranteeing legal certainty, as the lead author of the proposal recalled during committee discussions.
I refer to the written report as regards technical and legal considerations, which have been the subject of discussion and consultation but, beyond that, I would like to highlight some points that I find essential.
As a committee, on the basis of the proposal co-signed by most democratic parties, we tried as much as possible to clarify certain concepts such as, for example, the notion of association of volunteers which was imprecise in the previous bill.
Then we replaced the initially planned organization note with an obligation to inform volunteers on the part of the association, leaving the latter the care to choose the way, the vector allowing to disseminate information relating to insurance, rights and obligations, etc. by
In addition, we have been attentive in committee to the recommendations of the sector, notably the Higher Volunteer Council, the National Labour Council and the insurance sector. It was decided to balance the responsibility of the association over that which currently prevails in matters of labour law. by
What was important was to guarantee the most extensive coverage possible for volunteers, by reconciling the different responsibilities (associations, volunteers) by obliging the associations to take insurance and to keep the family responsibility of common law as a possible shelter. Otherwise, the responsibility of the administrators would be engaged. by
The right for volunteers to be informed and the obligation to inform have often been mentioned. We also emphasized the need to distinguish the status of the volunteer from the labour legislation. Given all the changes made as a result of the discussions and amendments, the explanation of the reasons of the bill proposal may no longer be very appropriate.
I must also draw the attention of my colleagues on the problem of the entry into force of the law. We have made sure that it can intervene as quickly as possible. by
In conclusion, the various interventions were constructive and were the subject of broad consensus. Different ministerial cabinets have been associated with the work and have been able to contribute. The work sought to address various technical and legal problems by bringing improvements to the law and aiming to meet the aspirations of the associations, wishing to meet the demands of the people of the field.
#50
Official text
Er zijn al als sprekers ingeschreven: mevrouw D'hondt, M. Delizée, mevrouw De Block, mevrouw Van Gool, Mme Gerkens, mevrouw Storms, Mme Cahay.
Translated text
There have already been registered speakers: Mrs. D'Hondt, M. Delizée, Mrs. De Block, Mrs. Van Gool, Mrs. Gerkens, Mrs. Storms, Mrs. Cahay.
#51
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, oef! Ik hoop dat we er deze keer zijn.
Wat ik alleszins wel weet is dat, via de bespreking en de lange weg die het statuut voor de vrijwilligers heeft afgelegd, dat je van respect sterk wordt. Van respect voor vrijwilligers word je niet alleen sterk, maar ijzersterk. Je inzetten voor het statuut van de vrijwilligers is in de loop van de voorbije jaren een titanenwerk gebleken. Geen routinewerk, maar veel timmer- en snoeiwerk. Het is vooral met twee voeten stevig geplant staan in de realiteit van het vrijwilligerswerk. De les die wij allen samen hebben geleerd is dat wanneer je nog maar een voet niet meer in de realiteit van dit vrijwilligerswerk zou hebben, je eigenlijk een wet maakt die misschien wel vol goede intenties zit, maar die niet beantwoordt aan de vragen, behoeften en noden op het terrein. Je kan het wel goed menen, maar iemand van liefde ook doodknuffelen: dat waren wij eigenlijk aan het proberen met het vrijwilligerswerk. Gelukkig heeft men ons van op het terrein tot de orde geroepen.
De afgelopen weken en maanden was er een constante in de werkzaamheden, zij het niet de tekst van de wet, want we zijn vandaag aan de zoveelste versie toe. De constante de voorbije maanden en jaren was wel de inzet en betrokkenheid van de vele vrijwilligersverenigingen die ons land rijk is. Grote koepels, kleine verenigingen, lokale organisaties, individuele vrijwilligers, vzw's, verenigingen actief rond sport, cultuur, natuur, jeugd, om het even wat in de samenlevingsopbouw: op bepaalde momenten leek het wel alsof iedere vrijwilliger in dit land zijn inbreng wilde hebben bij het totstandkomen van deze wet. Hun zorg was niet ten onrechte: de politiek dreigde inderdaad een statuut te maken dat vrijwilligersvreemd was. Het is ook nooit slecht dat wij als politici durven erkennen dat wij op een bepaald moment achteruit fietsen in plaats van vooruit.
Ik denk dat meerdere collega's het deze middag nog zullen herhalen: het is met veel plezier dat CD&V samen met andere partijen die met dit statuut bezig waren, de vrijwilligers van ganser harte willen danken voor hun inzet. Iedere dag zetten zij zich in voor hun specialiteit, namelijk mensen opvangen, kinderen iets bijbrengen, zieken verzorgen, jongeren begeleiden, handen en voeten geven aan idealen.
Gelukkig dat wij nog zoveel handen en voeten hebben, hoofden en harten, die nog aan idealen durven werken in deze samenleving.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is vandaag ook een goed moment om ze te danken voor iets waarin ze de afgelopen weken en maanden sterk geworden zijn, namelijk in wetgevend werk. Ik denk dat onze organisaties van vrijwilligers de laatste maanden meer wetgevende bepalingen geslikt hebben dan hen lief is. Hun inbreng via mail, telefoon en persoonlijke contacten is iets — ik denk dat andere collega's daar ook van kunnen getuigen — wat men als parlementslid zelden meemaakt bij het schrijven van een wet. Soms was men bekommerd als men 's avonds de mailbox opende om te zien hoe kwaad men zou zijn of hoeveel vragen er vandaag zouden zijn om aan te geven dat men niet juist bezig was. Soms was er een zevenendertigste vraag terwijl men in de hele lade maar antwoorden had op dertig vragen. Dit zal denk ik het lot blijven van ons allen in de komende weken en maanden.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik denk dat wij allen samen mogen zeggen dat deze nieuwe wet een vooruitgang is en zelfs een grote vooruitgang ten opzicht van de vorige. Op belangrijke vlakken, zoals de organisatienota, werd de wet meer in overeenstemming gebracht met wat gebruikelijk en werkbaar is op het terrein. Typisch aan deze wet is dat er steeds vragen zullen blijven over de toepassing van de wet op bepaalde praktijkgevallen. Ik heb dat gisterenavond nog ondervonden, toen ik toelichting ging geven in een gemeente. Ik ben teruggekomen met een aantal vragen waarop ik geen antwoord kon geven, met de beste wil van de wereld niet. Ik kon dus niets anders doen dan wat ik de voorbije maanden regelmatig gezegd heb, namelijk dat ik het zou noteren en zou proberen om er een antwoord op te vinden.
Mijnheer de minister, eerst en vooral moet de nieuwe regeling nu worden gecommuniceerd aan de vrijwilligers en hun organisaties. Ik denk dat iedereen van ons zich ervan bewust is dat een eenvoudige vermelding in het Belgisch Staatsblad niet zal volstaan. We vragen de regering dan ook dat zij haar engagement voor een goede communicatie over deze wet in realiteit zal omzetten. Er is nood, mijnheer de minister, aan een ruime en gedegen informatiecampagne, geen informatiecampagne ten bate van de politiek maar wel ten goede van het vrijwilligerswerk. Dinsdag, voor de eindstemming in de commissie, hebben wij de medewerkers nog gevraagd om een poging te doen om tegen vandaag — ik hoop, mijnheer de minister, dat u daar straks een antwoord op hebt — de grote lijnen uit te zetten van de informatiecampagne die de regering bij wijze van spreken vanaf morgen in gang zal zetten. De tijd wordt natuurlijk kort voor het in voege treden van de wet. Onze verenigingen van organisaties, zeker diegene die de meeste activiteiten hebben in de zomerperiode, hebben op dit ogenblik wel wat anders aan hun hoofd met het plannen en organiseren van hun activiteiten dan informatie over dit statuut geven.
Mijnheer de minister, ik heb zopas gezegd wat ik tot gisterenavond heb ervaren. Dat zal een zaak zijn voor de komende dagen en weken. Eens de informatieverstrekking op gang komt, zal men zich volgens mij meer vragen stellen dan wij antwoorden kunnen geven. Om die reden is het van belang dat de discussie na de stemming van vandaag niet stilvalt. De regering alsook het Parlement moeten beschikbaar blijven om de vrijwilligers antwoorden te geven op hun vragen. Op een kabinet dat de coördinatie doet, zou best een ankerpunt, een meldpunt geïnstalleerd worden waar verenigingen en vrijwilligers terechtkunnen met hun vragen.
Na zowat twee jaar zal men een evaluatie moeten maken van de wetgeving om te bekijken of er niet moet worden bijgestuurd.
Ik durf te zeggen dat wij nu een betere en meer toepasbare wet, maar nog geen perfecte wet hebben. Laten we dat erkennen. De definitie van vrijwilligerswerk hebben wij inderdaad geregeld, maar voor de toepassing van de wet blijft het belangrijk dat een aantal aangelegenheden heel duidelijk gedefinieerd wordt. Met andere woorden, vallen zij al dan niet onder de toepassing van de wet?
Tijdens de besprekingen in de commissie hebben wij er al een aantal uitgeklaard. Wie sport beoefent in een sportclub, is bijvoorbeeld geen vrijwilliger. Een toeschouwer of een deelnemer aan een culturele manifestatie is geen vrijwilliger. Wie een activiteit organiseert, is uiteraard wel een vrijwilliger. Tot daar lijkt het ons allemaal duidelijk. In de komende maanden en jaren zullen er nog wel vragen opduiken over een duidelijke afbakening en specifieke gevallen. Mag ik vanop het spreekgestoelte een voorbeeld geven, dat misschien een politiek voorbeeld is? Neem iemand die deelneemt aan een vergadering van een partijafdeling. Ik denk dat wij allemaal zullen zeggen dat die persoon geen vrijwilliger is. Als die persoon echter meeschrijft aan het partijprogramma, dan levert hij een extra bijdrage en dan rijst de vraag of hij al dan niet een vrijwilliger is. In de komende weken en maanden zullen wij met dergelijke zaken worden geconfronteerd.
Mijnheer de minister, collega's, wij zijn natuurlijk zeer verheugd over de vervanging van de organisatienota door een informatieplicht. Ten opzichte van de vorige versie van de wet betekent het een verregaande administratieve vereenvoudiging. Als wij met al onze goede bedoelingen onze pedalen aan het verliezen waren of onze voeling met het terrein dreigden te verliezen, dan was dat inderdaad met de constructie van de organisatienota. De voorliggende tekst verzekert de vrijwilligers dat zij het recht hebben om geïnformeerd te worden over hun organisatie: de doelstellingen en de activiteiten ervan, de verzekering en de vergoedingen, die al dan niet worden uitbetaald. Heel belangrijk is echter dat de organisatie zelf de vorm kan kiezen waarin zij aan de informatieplicht voldoet.
De papierberg die wij veroorzaakt zouden hebben met die organisatienota, zou wellicht de grootste papierslag ooit hebben kunnen opleveren. Ik denk dat ook de jeugdbewegingen, die nogal sterk zijn in papierslag, dat echt niet behoefden, dus gelukkig hebben wij dat afgeschaft.
De aansprakelijkheidsregeling behoudt ook in de huidige vorm een element dat voor ons heel belangrijk was, namelijk de immuniteit van de vrijwilliger voor schade, aangebracht door zijn lichte fout. Wij wilden werkelijk getuigen van respect voor het vrijwilligerswerk. De vrijwilligers, die in hun vrijwillige inzet een eventuele fout maken, mogen daarvoor niet met hun hebben en houden verantwoordelijk gesteld worden. Daarmee hebben we dus een heel belangrijke stap gezet. Wij zijn heel blij dat de immuniteit geregeld wordt voor de schade die de vrijwilliger aanbrengt door een lichte fout.
Een Vlaams gezegde zegt dat er veel spijt in een zak kan voor hij vol is. Toch betreuren wij dat de verzekering vandaag niet voor alle vrijwilligers mogelijk is. Vandaar vragen wij om na twee jaar minstens voor dat punt eens na te gaan waar we staan. De ervaringen zullen ons waarschijnlijk wijzer hebben gemaakt.
Het onderscheid dat nu wordt gemaakt tussen enerzijds het georganiseerd vrijwilligersleven met de rechtspersonen, de feitelijke verenigingen met personeel en de afdelingen van die twee en anderzijds, het niet-georganiseerd vrijwilligersleven met alle andere feitelijke verenigingen, doordat de eerste wel en de tweede niet gedekt zijn door de aansprakelijkheidsverzekering, blijven wij betreuren.
Een vraag die volgens ons niet voldoende uitgeklaard kon worden in de bespreking in de commissie, luidt wat precies een afdeling van een grotere organisatie is. Daarom blijven wij vandaag leven met de term "specifieke verbondenheid". Ook wat dat betreft denk ik dat de ervaring ons zal moeten leren of dat voldoende duidelijk is voor de definitie van een afdeling. Mijn eerste prille ervaringen met het uitleggen van de teksten, hebben mij geleerd dat ik toch wat moeite moest doen om dat vertaald te krijgen voor de basis.
Wij zijn heel blij dat de kwestie in verband met de aansprakelijkheid van bestuurders en verenigingen na een grondige discussie in commissie kon worden uitgeklaard. Om kort te gaan, voor bestuurders van rechtspersonen geldt de bestuurdersaansprakelijkheid, voor zover zij bestuursdaden verrichten. Verrichten zij vrijwilligerswerk, dan vallen zij onder de toepassing van de aansprakelijkheid van de vrijwilligers. Voor bestuurders — we noemen die natuurlijk niet zo — van feitelijke verenigingen die personeel tewerkstellen of die geen afdeling zijn van zo'n vereniging of van rechtspersonen, geldt enkel de vrijwilligersaansprakelijkheid, ook voor bestuursdaden. Voor de bestuurders van feitelijke verenigingen die geen personeel tewerkstellen en die geen afdeling zijn van een vereniging of van een rechtspersoon, geldt noch de bestuurdersaansprakelijkheid, noch de aansprakelijkheid in het kader van de vrijwilligerswet, maar wel de gemeenrechtelijke aansprakelijkheid.
Iedereen van ons zal erkennen dat de verzekering een van de cruciale redenen was waarom wij ons hebben ingezet om te komen tot een statuut voor de vrijwilliger. Wij zijn blij dat die nu is afgestemd op de nieuwe aansprakelijkheidsregeling.
Zoals ik daarnet heb gezegd, zijn echter niet alle vrijwilligers verzekerd door een polis van een organisatie. Het is daarom heel goed dat in de tekst expliciet vermeld staat dat de familiale polis vrijwilligerswerk niet kan uitsluiten. Wij weten dat daarmee tijdens de besprekingen van deze wet werd gedreigd van op het terrein. Het is daarom heel belangrijk dat dit heel expliciet vermeld staat in de wet.
Dan nog is het volgens mij niet ondenkbaar dat vrijwilligers niet zijn verzekerd. Dit is een van de zwakkere punten van deze wetgeving, van dit statuut. Wij zijn er inderdaad niet in geslaagd om iedereen verzekerd te krijgen. De vrees was immers te groot dat, als wij tot en met de laatste vrijwilliger zouden verzekerd willen hebben, wij dan een te log en misschien ook onbetaalbaar systeem voor de betrokkenen tot stand zouden hebben gebracht. Ik hoop dat wij hierop kunnen terugkomen wanneer wij hebben geleerd uit een of twee jaar ervaring.
Wat de rol van gemeenten en provincies betreft, werden wij op een bepaald ogenblik geconfronteerd met het voorstel dat de gemeenten en de provincies zouden moeten controleren of de organisaties wel hun verplichtingen inzake verzekering en dergelijke zouden nakomen. CD&V heeft zich daartegen heel hard verzet en dit voorstel werd gelukkig niet opgenomen in de wet. Immers, het zijn precies de gemeenten die ondersteuning moeten geven aan de organisaties van vrijwilligers en aan de vrijwilligers en niet hen moeten controleren. Wij waren heel graag bereid om te zeggen dat de gemeenten en de provincies als taak hebben - om niet te zeggen een plicht - de vrijwilligers en hun organisaties te informeren, maar de gemeenten de controletaak opleggen was meer dan een stap te ver. Gelukkig hebben wij dat kunnen tegenhouden.
Wat de verzekering en de collectieve polis betreft, zijn wij blij dat de vertegenwoordiger van de minister heeft gezegd dat het geenszins de bedoeling is een mastodont unieke polis op te stellen die alle vrijwilligers en alle organisaties van vrijwilligers maar moeten aanvaarden, tot en met het opzeggen van de lopende verzekeringen. Dit staat trouwens heel uitdrukkelijk in het verslag en ik dank de rapporteur en de diensten daarvoor. De overheid zal een inhoudelijke modelpolis ontwerpen en met de verzekeringssector een prijs afspreken die kan en zal worden gevraagd voor die verzekering.
Op die manier bewijzen wij een dienst aan de vrijwilligers en de organisaties. Wij geven hun immers een modelpolis met alle, verplichte bepalingen en de prijs waartegen zij zich op de markt kunnen verzekeren.
Een punt blijft open, met name de toepassing van de arbeidswet Wij betreuren het dat de leden geen regeling hebben kunnen vinden, zoals wij ze hadden voorgesteld. Er was te veel vrees dat ze bepaalde misbruiken in de hand zou kunnen werken of ten minste de controle op misbruiken zou hebben kunnen bemoeilijkt.
Mijnheer de minister, ik beland daarbij midden in uw winkel. Ik ben dus heel blij dat u hier vanmiddag aanwezig bent. Immers, zoals de wet nu nog is gelibelleerd, is de arbeidswet van toepassing op de vrijwilligers, behalve op de punten waarvoor de Koning in uitzonderingen voorziet.
Wij hadden voorgesteld dat de arbeidswet niet van toepassing zou zijn, behalve voor de gevallen waarvoor de Koning vindt dat de arbeidswet wel van toepassing is. Dat zou bijvoorbeeld zijn, wanneer het welzijn van de vrijwilliger in het gedrang zou kunnen komen.
Er werd ons voorgehouden dat ons voorstel niet kon worden doorgevoerd, want dan zou de sociale inspectie niet meer kunnen optreden.
Mijnheer de minister, daarom heb ik in de commissie een aantal voorbeelden gegeven, waarop de verenigde afgevaardigden van de regering en van de diverse ministers iedere keer hebben gerepliceerd dat de arbeidswet in die gevallen niet van toepassing was.
Mijnheer de minister, ik herhaal drie voorbeelden, omdat ik graag zou hebben dat u in uw antwoord in deze plenaire vergadering bevestigt dat de arbeidswet op deze voorbeelden niet van toepassing is.
Bijvoorbeeld, de kinderen van de chiro die marsepein of wafels aan huis verkopen, doen niet aan kinderarbeid. Dat moet ook duidelijk zijn. De jeugdbeweging die op haar zomerkamp een nachtelijke dropping organiseert, doet niet aan nachtarbeid. Een speelpleinwerking die haar zomerfeest houdt, om 6 uur 's ochtends begint met het opzetten van de tent en in de daaropvolgende nacht om 5 uur probeert om, zich nog recht op de benen houdende, de kassa in veiligheid te brengen, overschrijdt niet de arbeidsduur en evenmin de wet op de rusttijden.
Dat moet heel duidelijk zijn; zoniet zijn wij iets aan het doorvoeren wat het vrijwilligerswerk en de inzet onmogelijk maakt, niet het minst bij jeugdbewegingen en bij sportgroepen.
Mijnheer de minister, van vrijwilligerswerk wordt iemand niet alleen moe. Van vrijwilligerswerk kan en moet men ook genieten.
Met de goedkeuring van de eindtekst hoop ik dat vrijwilligers met een geruster gemoed dan voorheen, niet geplaagd door administratieve rompslomp en bureaucratie en zonder de daver op het lijf te hebben dat een inspecteur kan komen controleren of ze nacht-of kinderarbeid aan het verrichten zijn, hun vrijwilligerswerk kunnen voortzetten.
Na deze zeer degelijke inzet wens ik al onze vrijwilligers een heel deugddoende vakantie, maar vooral een heel goed statuut.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, Ladies and Gentlemen, practise! I hope we are there this time. Their
What I really know is that, through the discussion and the long path that the Volunteer Statute has taken, you become strong in respect. From respect for volunteers you become not only strong, but iron-strong. Your commitment to the status of volunteers has proved to be a titanic work over the past few years. No routine work, but a lot of timber and cutting work. It is especially with two feet firmly planted in the reality of volunteer work. The lesson we’ve all learned together is that when you don’t have a foot in the reality of this volunteer work, you actually make a law that may be full of good intentions, but that doesn’t answer the questions, needs and needs on the ground. You may think it right, but also hug someone of love: that was what we were actually trying with the volunteer work. Fortunately, we were brought to order on the ground. Their
Over the last few weeks and months there has been a constant in the work, though it is not the text of the law, because we are today to another version. The constant over the past months and years has been the commitment and involvement of the many volunteer associations that our country is rich. Large domes, small associations, local organizations, individual volunteers, social associations, associations active around sport, culture, nature, youth, whatever in the construction of society: at certain times it seemed as if every volunteer in this country wanted to have his contribution in the creation of this law. Their concern was not wrong: politics indeed threatened to create a statute that was alien to volunteers. It is also never bad that we as politicians dare to acknowledge that at some point we cycle backwards rather than forward. Their
I think several colleagues will repeat this afternoon: it is with great pleasure that CD&V, together with other parties involved in this statute, would like to thank the volunteers from the whole heart for their efforts. Every day they dedicate themselves to their specialty, namely, to receive people, to bring children, to take care of the sick, to guide young people, to give hands and feet to ideals. Their
Thankfully we still have so many hands and feet, heads and hearts, who still dare to work for ideals in this society.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, today is also a good time to thank them for something in which they have become strong in recent weeks and months, namely in legislative work. I think our volunteer organizations have swallowed more legislative provisions in recent months than they love. Their contribution through mail, telephone and personal contacts is something — I think other colleagues can witness that too — something that one as a member of parliament rarely experiences when writing a law. Sometimes one was worried if one opened the mailbox in the evening to see how angry one would be or how many questions there would be today to indicate that one was not doing the right thing. Sometimes there was a thirty-seventh question, while in the whole box there were only answers to thirty questions. This will remain the fate of all of us in the coming weeks and months.
Mr. Speaker, Mr. Minister, Colleagues, I think we can all say together that this new law is a progress and even a great progress compared to the previous one. In important areas, such as the organization note, the law was more aligned with what is common and practicable in the field. Typical of this law is that there will always be questions about the application of the law to certain practical cases. I experienced this last night, when I went to give explanations in a municipality. I came back with a number of questions that I could not answer, with the best will of the world not. So I could do nothing but what I have said regularly over the past few months, namely that I would note it and try to find an answer to it.
Mr. Minister, first and foremost the new arrangement must now be communicated to the volunteers and their organizations. I think all of us are aware that a simple mention in the Belgian Official Gazette will not be enough. We therefore ask the government to make its commitment to good communication about this law a reality. There is a need, Mr. Minister, for a broad and solid information campaign, not an information campaign for the benefit of politics but for the benefit of volunteer work. On Tuesday, before the final vote in the committee, we have also asked the staff to make an attempt by today — I hope, Mr. Minister, that you will have an answer to that later — to set out the main lines of the information campaign that the government will initiate by way of speech from tomorrow. The time is short before the law comes into force. Our associations of organizations, especially those that have the most activities in the summer period, have at this time something different to plan and organize their activities than to provide information about this statute.
Mr. Minister, I just said what I experienced until last night. That will be a matter for the coming days and weeks. Once the information provision begins, I think people will ask themselves more questions than we can answer. For this reason, it is important that the debate after today’s vote does not stand still. The government and Parliament should remain available to answer volunteers’ questions. In a cabinet that does the coordination, it would be better to install an anchor point, a contact point where associations and volunteers can end up with their questions.
After approximately two years, a review of the legislation will need to be made to see whether it needs to be updated.
I dare to say that we now have a better and more applicable law, but not yet a perfect law. Let us acknowledge that. We have indeed arranged the definition of volunteer work, but for the application of the law it remains important that a number of matters are defined very clearly. In other words, do they fall under the application of the law or not?
During the discussions in the committee, we have already clarified a number of them. For example, anyone who practices sports in a sports club is not a volunteer. A spectator or a participant in a cultural event is not a volunteer. Anyone who organizes an activity is of course a volunteer. Until then, it seems clear to all of us. In the coming months and years, there will still be questions about clear delimitation and specific cases. Can I give an example from the speech stand, which may be a political example? Take someone who is attending a meeting of a party department. I think we will all say that this person is not a volunteer. However, if that person joins the party program, then he makes an additional contribution and then the question arises whether or not he is a volunteer. In the coming weeks and months we will be confronted with such issues.
Mr. Minister, colleagues, we are of course very pleased with the replacement of the organizational note by an information obligation. Compared to the previous version of the law, it means a substantial administrative simplification. If, with all our good intentions, we were losing our pedals or threatening to lose our sense of the terrain, then it was indeed with the construction of the organizational note. The present text assures volunteers that they have the right to be informed about their organization: its objectives and activities, insurance and fees, whether or not paid out. However, it is very important that the organization itself can choose the form in which it complies with the information obligation.
The mountain of paper that we would have created with that organizational note could possibly have produced the greatest piece of paper ever. I think the youth movements, which are quite strong in paperwork, did not really need that, so fortunately we abolished it.
The liability scheme also retains in its present form an element that was very important to us, namely the immunity of the volunteer for damage caused by his minor error. We really wanted to show respect for volunteer work. The volunteers, who make a possible mistake in their voluntary effort, should not be held responsible for this with their possessions and possessions. Thus, we have taken a very important step. We are very pleased that immunity is regulated for the damage done by the volunteer by a minor mistake.
A Flemish proverb says there can be a lot of regret in a bag before it is full. However, we regret that insurance today is not available for all volunteers. Therefore, we ask that after two years at least before that point we examine where we stand. The experiences will probably make us wiser.
We continue to regret the distinction now made between, on the one hand, the organized volunteer life with the legal persons, the actual associations with personnel and the divisions of those two and, on the other hand, the unorganized volunteer life with all other actual associations, because the first is and the second is not covered by the liability insurance.
One question that we think could not be sufficiently clarified in the discussion in the committee is what exactly is a department of a larger organization. That is why we continue to live today with the term "specific connectivity". Also in that regard, I think that experience will have to teach us or that is clear enough for the definition of a department. My first quick experiences with explaining the texts, have taught me that I still had to do some effort to get that translated for the base.
We are very pleased that the issue related to the liability of directors and associations was resolved after a thorough discussion in the committee. In short, for managers of legal entities, the managers’ liability applies insofar as they perform administrative acts. If they do volunteer work, they fall under the application of the liability of the volunteers. For directors — we do not call them, of course, so — of actual associations employing staff or which are not a branch of such an association or of legal entities, only the voluntary responsibility applies, including for administrative acts. For the directors of factual associations who do not employ staff and who are not a branch of an association or a legal entity, neither the management liability nor the liability under the Volunteer Act applies, but the common law liability.
Each of us will acknowledge that insurance was one of the crucial reasons why we committed ourselves to come up with a status for the volunteer. We are pleased that it is now aligned with the new liability scheme.
However, as I just said, not all volunteers are insured by an organization’s policy. It is therefore very good that the text explicitly states that the family policy cannot exclude voluntary work. We know that this was threatened from on the ground during the discussions of this law. It is therefore very important that this is explicitly stated in the law.
It is not unthinkable that volunteers are not insured. This is one of the weak points of this legislation, of this statute. In fact, we have not been able to get everyone insured. In fact, the fear was too great that, if we wanted to have insured up to the last volunteer, we would have created a system too logged and ⁇ also unpaid for the people involved. I hope we can come back to this when we have learned from one or two years of experience.
Regarding the role of municipalities and provinces, at some point we were confronted with the proposal that municipalities and provinces should check whether the organizations would fulfill their insurance and similar obligations. CD&V opposed this very strongly and this proposal was fortunately not included in the law. After all, it is precisely the municipalities that should support the organizations of volunteers and the volunteers and not control them. We were very willing to say that the municipalities and the provinces have a task – not to say a duty – to inform the volunteers and their organizations, but imposing the control task on the municipalities was more than a step too far. Fortunately, we were able to stop that.
Regarding insurance and collective policy, we are pleased that the representative of the Minister has said that it is in no way intended to establish a mastodont unique policy that must be accepted by all volunteers and all organizations of volunteers, until the termination of the current insurance. This, by the way, is very explicitly stated in the report and I thank the rapporteur and the services for this. The government will design a substantial model policy and agree with the insurance sector a price that can and will be requested for that insurance.
In this way, we prove a service to the volunteers and the organizations. After all, we give them a model policy with all mandatory provisions and the price against which they can insure themselves on the market.
One point remains open, in particular the application of the Labour Law We regret that the members have not been able to find the arrangement, as we had proposed them. There was too much fear that she could have worked certain abuses in hand or at least complicated the control of abuses. Their
Mr. Minister, I ended up in the middle of your shop. I am very pleased that you are here this afternoon. After all, as the law is still labelled, the labour law applies to volunteers, except for the points for which the King provides for exceptions.
We had proposed that the labour law would not apply, except for cases for which the King considers that the labour law is applicable. That would be, for example, when the welfare of the volunteer could be jeopardized.
We were told that our proposal could not be implemented, because then the social inspection would no longer be able to act.
Mr. Minister, therefore I have given in the committee a number of examples, on which the united delegates of the government and of the various ministers have repeated each time that the labour law was not applicable in those cases.
Mr. Minister, I repeat three examples, because I would like you to confirm in your response at this plenary session that the Labour Act does not apply to these examples.
For example, the children of the chiro who sell marsepein or waffles at home do not engage in child labour. This must also be clear. The youth movement, which organizes a night drop in its summer camp, does not do night work. A playground activity which holds its summer feast, which begins at 6 o’clock in the morning with the setting up of the tent and, in the following night at 5 o’clock, attempts, still holding its legs straight, to bring the cash into security, does not exceed the working time nor the law on the rest periods.
That must be very clear; otherwise we are doing something that makes voluntary work and commitment impossible, not least in youth movements and in sports groups.
Volunteering is not just getting tired. Volunteering can and should be ⁇ .
With the approval of the final text, I hope that volunteers with a calmer mood than before, not plagued by administrative burden and bureaucracy, and without having the dwarf on the body that an inspector can come to check whether they are performing night or child labour, can continue their volunteer work.
After this very solid effort, I wish all our volunteers a very virtuous holiday, but above all a very good status.
#52
Official text
Mijnheer Lano, wenst u mevrouw D'hondt te onderbreken of schrijft u zich in voor de algemene bespreking.
Translated text
Mr. Lano, would you like to interrupt Mrs. D'Hondt or sign up for the general discussion.
#53
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wou mevrouw D'hondt niet onderbreken. Ik wil alleen meedelen dat Justine Henin de eerste set heeft gewonnen met 6-3. Ondertussen leidt Kim in de tweede set.
Translated text
Mr. Speaker, I did not want to interrupt Mrs. D'Hondt. Justine Henin won the first set with 6-3. Meanwhile, Kim leads in the second set.
#54
Official text
Met een tikje ironie zeg ik: dit was de heer Lano, onze reporter ter plaatse.
Translated text
With a bit of irony, I say: this was Mr. Lano, our reporter on the spot.
#55
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#56
Official text
Het zal zeker en vast een Belgische zijn die deze halve finale zal winnen. Dat doet iedereen deugd. (...)
Volgende sprekers hebben zich voor het debat ingeschreven: de heer Delizée, mevrouw De Block, Mme Cahay-André, mevrouw Storms, Mme Gerkens, mevrouw van Gool en de heer Drèze.
Translated text
It will definitely be a Belgian who will win this semi-final. That makes everyone virtuous. The [...]
The following speakers registered for the debate: Mr Delizée, Mrs De Block, Mrs Cahay-André, Mrs Storms, Mrs Gerkens, Mrs Van Gool and Mr Drèze.
#57
Official text
Monsieur le président, après l'excellent rapport de Mme Van Lombeek qui a rappelé les lignes essentielles de cette nouvelle proposition de loi, après l'intervention fouillée de Mme D'hondt de laquelle je n'ai pas une phrase à retirer — en tout cas, je parle du discours d'aujourd'hui — et avant les interventions d'autres collègues, parmi lesquelles l'intervention finale de Mme van Gool — "de spil waar alles om draait" —, je pense pouvoir être bref.
Je voudrais rappeler que l'année 2001 a sans doute servi de déclencheur en la matière. Il s'agissait de l'année internationale du volontariat. Un colloque a d'ailleurs eu lieu ici en fin d'année. Le Parlement, par la voix de certains de ses membres, a eu la volonté de s'attacher à examiner une série de propositions de loi pour, d'une part, reconnaître le monde du volontariat et, d'autre part, lui accorder des droits.
Depuis cette période, on a pu constater beaucoup d'enthousiasme, de motivation, de générosité dans le chef de certaines personnes qui ont abouti au vote, presque unanime, l'an dernier d'une proposition de loi, même si on a pu être frustré du fait qu'il ait fallu beaucoup de temps pour finaliser les débats.
On a peut-être péché par excès d'enthousiasme; on a voulu trop bien faire; on a voulu — comme je l'ai dit en commission — aller trop vite, trop loin, trop haut et on n'a peut-être pas pris la mesure de la complexité de la matière. Le dossier des droits des volontaires est un dossier compliqué touchant à plusieurs matières: le droit social, le droit fiscal, le droit du travail et les difficiles questions d'assurance et de responsabilité. Par ailleurs, toutes ces avancées importantes doivent être mises en pratique et transposées dans des arrêtés, avec pour corollaire, monsieur le ministre, une question qui se pose, puis la réponse à cette question qui amène une autre question ou sousquestion. Nous n'avions pas mesuré cet élément.
L'entrée en vigueur de la loi a été postposée et la nouvelle loi ajuste la précédente. Comme l'a dit Mme D'hondt, cette nouvelle loi me paraît mieux correspondre à la réalité du terrain. Elle règle de manière plus adéquate les problèmes qui pouvaient se poser. Par exemple, je cite la souplesse dans la manière dont l'information est donnée, la limitation du champ d'application de la loi en matière d'assurances obligatoires, le retrait des petites associations de fait avec les nuances évoquées par Mme D'hondt, la recherche d'une plus grande sécurité juridique pour les volontaires et pour les associations, la clarification quant à la non-application du droit du travail au volontariat ou encore la suppression du plafond trimestriel.
Je souhaiterais simplement émettre trois remarques.
Premièrement, il est important et urgent que cette loi entre en vigueur comme prévu, le 1 er août prochain. Mme D'hondt a commencé son intervention en disant "ouf!". Je pense également que nous sommes dans les temps. Il reste encore éventuellement l'évocation par le Sénat ainsi que la publication des arrêtés mais on sait qu'ils sont quasiment prêts.
Madame D'hondt, je pense que notre calendrier tient la route pour que la loi entre en vigueur. Néanmoins, j'insiste auprès des ministres et en particulier des ministres sociaux, pour que les administrations aient effectué le travail car nous nous trouvons actuellement un peu entre deux chaises. De fait, une information a été donnée sur la loi actuelle, j'ai même envie de dire "l'ancienne loi". Par conséquent, des allocataires sociaux et autres avaient le sentiment qu'à partir du 1 er février, les règles changeaient, ce qui n'était pas le cas.
Je tiens aussi à souligner que le monde des volontaires, le volontariat, est un formidable vecteur de liens sociaux et d'intégration sociale. C'est un point important!
Deuxièmement, en ce qui concerne l'information via les communes, notre groupe se réjouit que l'on n'ait pas donné d'autres charges aux communes à cet égard, mais nous insistons auprès du ministre Verwilghen pour qu'il mette à la disposition, dans les formes adéquates et dans les délais les plus brefs, le matériel nécessaire à cette information. Il faut anticiper; cela touche beaucoup de monde et il faudra du temps pour que cette information atteigne les volontaires eux-mêmes.
Nous devons tenir compte des délais. Pour ce qui concerne les er assurances, le délai est fixé au 1 er janvier 2007. Il ne faut pas se reposer sur nos lauriers. Il faut arriver en temps et en heure!
Troisièmement, cette loi règle la situation des volontaires de base mais ne rencontre pas toutes les situations. Il reste du travail, notamment la question de la zone grise qui est un sujet extrêmement difficile sur lequel nous devrons encore nous pencher prochainement.
Avec mon groupe, je me réjouis que nous arrivions à cet ajustement, à cette modification de la loi. Elle me paraît nécessaire. Elle ne remet pas en cause la philosophie de base de la loi; elle la rend seulement plus applicable. Madame D'hondt, c'est avec le même enthousiasme que nous approuverons cette proposition de loi.
Translated text
Mr. Speaker, after the excellent report of Mrs. Van Lombeek, who recalled the essential lines of this new bill, after the thorough intervention of Mrs. D'hondt, of which I have no sentence to withdraw — in any case, I am speaking of today's speech — and before the interventions of other colleagues, among which the final intervention of Mrs. van Gool — "de spil waar alles om draait" —, I think I can be brief.
I would like to remind you that the year 2001 was probably a trigger in this matter. This year is the International Year of Volunteering. A conference was held here at the end of the year. The Parliament, by the voice of some of its members, has had the will to focus on examining a series of bills to recognize the world of volunteering and, on the other hand, grant it rights.
Since this period, we have seen a lot of enthusiasm, motivation, generosity in the head of some people who resulted in the almost unanimous vote last year on a bill, even though we could be frustrated by the fact that it took a lot of time to finalize the debates.
One may have sinned by excessive enthusiasm; one wanted to do too well; one wanted — as I said in commission — to go too fast, too far, too high, and one may not have taken the measure of the complexity of matter. The Volunteer Rights File is a complex file covering several subjects: social law, tax law, labour law and the difficult issues of insurance and liability. Furthermore, all these important advances must be put into practice and translated into resolutions, with a corollary, Mr. Minister, a question that arises, and then the answer to that question that brings another question or subquestion. We did not measure this element.
The entry into force of the law has been postponed and the new law adjusts the previous one. As Ms. D'Hondt said, this new law seems to me better correspond to the reality of the field. It better addresses the problems that could arise. For example, I cite the flexibility in the manner in which information is given, the limitation of the scope of the law on compulsory insurance, the withdrawal of small de facto associations with the nuances mentioned by Mrs D'Hondt, the search for greater legal certainty for volunteers and for associations, the clarification as to the non-application of the labor right to voluntary work or even the removal of the quarterly ceiling.
I would just like to make three comments.
First, it is important and urgent that this law comes into force as planned, on 1 August next year. Mrs D'Hondt began her speech by saying "Oh!". I also think we are in time. There is still possible evocation by the Senate and the publication of the arrests, but we know that they are almost ready.
Madame D'Hondt, I think our calendar stands the way for the law to come into force. Nevertheless, I insist on the ministers and in particular on the ministers of social affairs, that the administrations have done the work because we are currently somewhat between two chairs. In fact, information was given about the current law, I even want to say "the old law". Therefore, social and other allocators felt that from February 1, the rules were changing, which was not the case.
I would also like to emphasize that the world of volunteers, volunteering, is a formidable vector of social ties and social integration. This is an important point!
Secondly, as regards information through the communes, our group welcomes that no additional charges have been given to the communes in this regard, but we insist on Minister Verwilghen to make available, in the appropriate forms and in the shortest possible time, the material necessary for this information. It has to be anticipated; it affects a lot of people and it will take time for this information to reach the volunteers themselves.
We must take into account the deadlines. In the case of insurance, the deadline is fixed on 1 January 2007. We must not rest on our laurels. We must arrive on time and on time.
Third, this law regulates the situation of basic volunteers but does not meet all situations. There is still work to be done, especially the grey zone issue, which is an extremely difficult topic that we will still have to address in the near future.
Together with my group, I am delighted that we are reaching this adjustment, this amendment of the law. It seems to me necessary. It does not question the basic philosophy of law; it only makes it more applicable. Madame D'Hondt, it is with the same enthusiasm that we will approve this bill.
#58
Official text
Monsieur Drèze, Mme van Gool souhaiterait être la dernière. Vous parlerez donc juste avant elle.
Translated text
Mr. Drèze, Mrs. Van Gool would like to be the last. You will speak right before her.
#59
Official text
Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij ook dat wij aan de eindstemming geraakt zijn. Uiteindelijk begon het in 1999. Wij hebben mevrouw De Meyer vervangen zien worden door mevrouw van Gool, omdat zij ondertussen een van onze collega's geworden is. In 1999 begonnen wij te vergaderen. Wij wisten dat het een gigantisch werk zou worden, maar gelukkig wisten wij niet dat het zo veel werk zou worden, anders hadden wij er misschien schrik van gekregen.
Het is inderdaad een complexe problematiek. Na de goedkeuring van de wet van 3 juli 2005 bleek al snel dat toch nog een zekere verfijning, om niet te zeggen verbetering, aan de wet moest worden aangebracht. Het verheugde ons dan ook dat tal van organisaties nota's doorstuurden en dat wij vele mails kregen. Inderdaad, mevrouw D'hondt, het was soms een beetje beangstigend om onze mailbox te openen, maar het waren telkens constructieve opmerkingen, nota's en berichten om ons attent te maken op bepaalde specifieke gevallen. Wij hebben er toch allemaal ervaring en lessen uit getrokken.
Er moest een zo goed mogelijke bescherming van de vrijwilliger komen. Dat bleek unaniem. Toen het kostenplaatje voor de verzekeringen in zicht kwam, bleek echter al gauw dat tal van kleine organisaties en verenigingen schrik hadden dat zij uit de boot zouden vallen. Er werd dan ook gezegd dat wij een systeem moesten vinden dat realistisch is en dat, enerzijds, rekening houdt met de dekking van de vrijwilligers, in geval van schade en, anderzijds, met de financiële haalbaarheid voor de organisaties en verenigingen. Wij konden altijd een beroep doen op de medewerker bij het kabinet van minister Verwilghen om daarvoor een oplossing te vinden.
Er werd dan ook een compromis gevonden. Na veel en uitgebreid overleg leek het ons wel billijk. De oplossing van de collectieve polis, waarnaar mevrouw D'hondt ook al verwezen heeft, werd gevonden. Wij moeten er wel bijzeggen dat wij erover moeten waken dat deze collectieve polis tijdig in elkaar geknutseld kan worden. Want hij zou in werking moeten treden op 1 januari 2007.
De administratieve vereenvoudiging werd ook in samenwerking met het kabinet van staatssecretaris Van Quickenborne doorgevoerd. De informatieplicht wordt veel eenvoudiger en realistischer en de opheffing van de kwartaalgrens brengt de mensen die bijvoorbeeld aan speelpleinwerking doen, niet meer in de problemen. Dat waren allemaal positieve oplossingen.
Inzake de toepassing van het arbeidsrecht hadden wij aanvankelijk ook het oorspronkelijke standpunt verkozen, maar er rezen problemen met de arbeidsinspectie. Daarom is er een andere weg gekozen. Ik vind het normaal dat mevrouw D'hondt aan de minister hierover voor het verslag nog een aantal verduidelijkingen vraagt. Zij heeft dat ook in de commissie gedaan. Ik denk echter dat de arbeidsinspectie wel ander werk te doen heeft dan de scouts op hun nachtelijk kamp te overvallen en te vragen wie daar de tent om 6 uur 's morgens heeft opgezet.
Mevrouw D'hondt, u hebt natuurlijk veel meer ervaring op het terrein dan ik, want ik ben spijtig genoeg nooit bij de scouts geweest. Ik vind het normaal dat zij daarover verduidelijking vraagt en dat zij die vele kinderen en kookmoeders en kookvaders met een gerust hart op kamp kan laten vertrekken. Wat mij betreft, kunnen zij veel geruster dan vroeger vertrekken, want nu hebben zij iets verworven. Vroeger was er geen wet die hun rechten gaf.
Het laatste punt dat ik wil aanhalen, is de problematiek van de werkzoekenden. Wij hebben van in het begin een signaal willen geven. De heer Drèze zal hierop straks misschien nog terugkeren. Wij zijn ervoor dat werklozen als vrijwilligers kunnen worden ingeschakeld. Wij vinden echter dat zij te allen tijde beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt. Ik denk ook dat het voor hen belangrijk is dat zij niet in een of andere val van vrijwilligerswerk trappen, waardoor zij niet op de arbeidsmarkt kunnen treden. Wij denken dat het nuttig is dat zij werkervaring opdoen, maar wij willen erover waken dat het geen surrogaatjobs kunnen worden.
Mijnheer Drèze, daarom heb ik mij deze week in de commissie dan ook verzet tegen uw jongst ingediende amendement, tenzij u het nog eens indient tot schrapping van een bepaling in een artikel dat betrekking heeft op de werklozen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de VLD verheugt zich dat wij erin geslaagd zijn zo'n grote consensus te bereiken omtrent de rechten van de vrijwilligers. Het werk is nog niet af. Mevrouw D'hondt heeft er reeds op gewezen. Er is nog heel wat communicatie nodig en op het veld zullen nog veel vragen rijzen. Na de stemming zal nog meer aandacht moeten gaan naar een juiste communicatie en een zo eenvoudig mogelijke informatie ter attentie van de verenigingen.
Er zullen nog vele vragen blijven, mevrouw D'hondt. Als ik me niet vergis hebt u deze week nog twee nieuwe vragen gesteld in de commissie, onder meer over de begeleiding van zieken die naar Lourdes reizen. Geen van allen had daarop een antwoord. Ik hoop dat u op deze vraag ondertussen reeds antwoord hebt gekregen. Ik herhaal het, er zullen veel vragen blijven.
Het wetsvoorstel is in de commissie goedgekeurd. Het is gedaan. Voor onze groep blijft er evenwel ander werk op de plank. Er zijn nog genoeg statuten die niet opgelost zijn. Ik denk aan het statuut van de hulpverleners in de ambulancediensten. Dat zal ook een moeilijke oefening worden. We hebben tijdens de vorige legislatuur terzake reeds een poging ondernomen.
Mijnheer de voorzitter, ik wil bij deze de collega's oproepen om de vrijgekomen tijd — we zullen de volgende weken veel vrije tijd hebben omdat het voorstel inzake het vrijwilligerswerk achter de rug is — te gebruiken om een nieuwe denkoefening te starten over deze problematiek. Er moet immers steeds een uitdaging blijven!.
Translated text
I am delighted that we have reached the final vote. Eventually it began in 1999. We have seen Mrs. De Meyer being replaced by Mrs. Van Gool, because she has become one of our colleagues. In 1999 we started meeting. We knew it would be a giant work, but fortunately we didn’t know it would be so much work, otherwise we might have gotten scared.
It is indeed a complex problem. After the adoption of the law of 3 July 2005, it soon became apparent that yet a certain refinement, not to say improvement, had to be made to the law. We were delighted that many organizations forwarded notes and that we received many emails. Indeed, Mrs. D'Hondt, it was sometimes a little frightening to open our mailbox, but it was always constructive comments, notes and messages to alert us to certain specific cases. We all have learned from experience and lessons.
The volunteer should be protected as much as possible. This proved unanimous. However, when the insurance cost table came to light, it soon became apparent that many small organizations and associations were afraid of falling out of the boat. It was therefore said that we must find a system that is realistic and that, on the one hand, takes into account the coverage of the volunteers in case of damage and, on the other hand, the financial feasibility for the organizations and associations. We could always call on the employee of the Cabinet of Minister Verwilghen to find a solution.
Therefore, a compromise was found. After a long and extensive discussion, it seemed fair. The solution of the collective policy, to which Ms. D'Hondt has already referred, was found. We must, however, add that we must be careful that this collective policy can be crushed in time. It should enter into force on 1 January 2007.
The administrative simplification was also implemented in cooperation with the Cabinet of State Secretary Van Quickenborne. The information obligation becomes much simpler and more realistic, and the removal of the quarter limit will no longer bring the people who do, for example, playground activity, into the trouble. These were all positive solutions.
With regard to the application of the labour law, we had initially also adopted the original position, but there were problems with the labour inspection. Therefore, a different path was chosen. I find it normal that Mrs D'Hondt asks the Minister for some further clarification in this regard before the report. He has done so in the committee. I think, however, that the labor inspectorate has other work to do than assault the scouts in their night camp and ask who set up the tent there at 6 o’clock in the morning.
Mrs. D'Hondt, of course you have much more experience in the field than I do, because I have unfortunately never been to the scouts. I find it normal that she asks for clarification and that she can let those many children and cook mothers and cook fathers leave the camp with a calm heart. As far as I am concerned, they can leave much more calmly than before, because now they have gained something. In the past, there was no law that gave them rights.
The last point I would like to point out is the problem of job seekers. We wanted to give a signal from the beginning. Mr. Drèze will probably come back to this later. We are committed to allowing unemployed people to volunteer. However, we believe that they should remain available to the labour market at all times. I also think it is important for them that they do not fall into a trap of volunteering, which prevents them from entering the labour market. We think it is useful for them to gain work experience, but we want to be careful that they cannot become surrogate jobs.
Mr Drèze, therefore, this week in the committee I have opposed your most recent amendment, unless you submit it again to remove a provision in an article relating to the unemployed.
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, the VLD is pleased that we have succeeded in reaching such a large consensus on the rights of volunteers. The work is not yet finished. Mrs D’Hondt has already pointed out this. There is still a lot of communication needed and a lot of questions will arise in the field. After the vote, even more attention will need to be paid to proper communication and as simple information as possible to the attention of the associations.
There will be a lot of questions, Mrs. D'Hondt. If I am not mistaken, you have asked two new questions in the committee this week, including about the accompaniment of sick people traveling to Lourdes. None of them had an answer to that. I hope you have already answered this question in the meantime. I repeat, there will remain a lot of questions.
The bill was approved in the committee. It is done. For our group, however, there is another work on the shelf. There are still many statutes that have not been resolved. I think of the status of the emergency workers in the ambulance services. It will also be a difficult exercise. We have already made an attempt in this regard during the previous legislature.
Mr. Speaker, I would like to call on my colleagues to use the free time – we will have plenty of free time in the coming weeks because the proposal on volunteering is behind – to start a new thought-out on this issue. There must always be a challenge!
#60
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, comme cela a déjà été évoqué, le texte qui nous est soumis aujourd'hui tend à préciser plusieurs dispositions de la loi du 3 juillet 2005 relative aux droits des volontaires afin de rencontrer quelques problèmes pratiques apparus après son adoption et de mieux tenir compte de la réalité du terrain.
Il est incontestable que l'on a entamé les travaux parlementaires — Mme De Block a rappelé que c'était en 1999 — avec la volonté de mieux tenir compte de la réalité du terrain, d'encadrer, de protéger les bénévoles actifs dans nos régions, bénévoles qui tissent la toile de la vie associative et créent un lien social indéniable.
Cependant, il est apparu que certaines dispositions ne correspondaient pas à la réalité du terrain. Ainsi, la note d'organisation telle qu'elle était envisagée a été à l'origine d'une véritable surcharge administrative pour nos associations. Elle posait, en outre, de nombreuses difficultés pratiques même si l'objectif — et c'est louable — était de s'assurer que le bénévole soit informé sur l'organisation, son objectif, l'assurance éventuelle, ses indemnités, etc. La suppression de cette note d'organisation était un geste attendu par le secteur.
La proposition de loi apporte également des modifications aux articles de la loi qui concernent — on l'a déjà dit —l'obligation d'assurance. Dès le départ, nous avions évoqué le fait qu'il était très périlleux d'exiger une obligation d'assurance pour toutes les associations. Nous avions en particulier attiré l'attention sur la problématique des petites associations de fait. Celles-ci peuvent être constituées sans formalité et pour des durées parfois très limitées. Nous pensions, à l'époque, à un petit barbecue entre voisins; ce genre d'initiative ne peut être soumis à de trop nombreuses conditions. De plus, il n'est parfois pas aisé d'en démontrer l'existence, ni de définir des critères permettant de reconnaître une association de fait.
Nous réintroduisons donc ici, pour les petites associations de fait très informelles, le régime actuel de responsabilité de droit commun. Dans ce cadre, le volontaire continue de réparer sa propre faute en recourant à son patrimoine propre ou à la couverture offerte par son assurance familiale. Ce type d'association n'est donc plus soumis à une obligation d'assurance. Il nous semblait opportun de supprimer cette obligation d'assurance pour les associations de fait très informelles. Par contre, il restera dans la loi une obligation d'assurance pour les ASBL et les associations de fait qui emploient du personnel, tels les mouvements de jeunesse, et qui sont définies à l'article 3, 3°.
Nous émettons toutefois certaines réserves quant à la définition proposée, son application concrète et le contrôle de cette obligation d'assurance.
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, cette proposition entend améliorer la situation juridique des volontaires. Toutefois, son application sur le terrain nécessitera peut-être de rouvrir le débat ultérieurement pour de nouveaux affinements et/ou de nouvelles modifications afin de mieux tenir compte encore de cette réalité du terrain. La loi fera sans doute, comme d'autres d'ailleurs, sa maladie de jeunesse.
En terminant, je voudrais rendre hommage à tous les volontaires dont l'engagement et le dévouement ne sont plus à démontrer.
Voilà, brièvement, les différentes remarques et réflexions que je souhaitais apporter dans ce débat.
Nous voterons, bien sûr, cette proposition de loi.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, as already mentioned, the text submitted to us today tends to clarify several provisions of the law of 3 July 2005 on the rights of volunteers in order to address some practical problems arising after its adoption and to better take into account the realities of the field. by
It is indisputable that parliamentary work was started – Ms. De Block recalled that it was in 1999 – with the desire to better take into account the reality of the field, to frame, to protect the volunteers active in our regions, volunteers who weave the web of associative life and create an indisputable social link.
However, it turned out that some provisions did not correspond to the reality of the field. Thus, the organization note as it was envisaged was at the origin of a real administrative overload for our associations. In addition, it posed many practical difficulties even though the objective — and it is praiseworthy — was to ensure that the volunteer is informed about the organization, its objective, possible insurance, its compensations, etc. The removal of this organization note was a gesture expected by the sector. by
The bill also introduces amendments to the articles of the law which concern – as has already been said – the obligation of insurance. From the beginning, we talked about the fact that it was very dangerous to require an insurance obligation for all associations. We were ⁇ concerned with the problem of small de facto associations. These can be formed without formality and for periods sometimes very limited. We thought, at the time, of a small barbecue between neighbors; this kind of initiative cannot be subject to too many conditions. In addition, it is sometimes not easy to prove its existence, nor to define criteria for recognizing a factual association.
We therefore reintroduce here, for very informal small de facto associations, the current regime of common law liability. In this context, the volunteer continues to repair his own fault by using his own assets or the coverage offered by his family insurance. This type of association is therefore no longer subject to an obligation of insurance. We found it appropriate to remove this insurance obligation for highly informal factual associations. On the other hand, there will remain in the law an obligation of insurance for ASBLs and factual associations that employ personnel, such as youth movements, and which are defined in Article 3, 3°.
However, we make certain reservations regarding the proposed definition, its concrete application and the control of this insurance obligation.
This proposal aims to improve the legal situation of volunteers. However, its application on the field may require re-opening the debate later for further refinements and/or new modifications in order to better take into account this reality of the field. The law will probably do, like others elsewhere, its youth disease.
Finally, I would like to pay tribute to all the volunteers whose commitment and dedication is no longer to be demonstrated.
Here are, briefly, the various remarks and reflections I wanted to bring in this debate.
We will, of course, vote on this bill.
#61
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, het totstandkomen van een goede regeling voor de vrijwilligers had heel wat voeten in de aarde. Nadat er reeds in de vorige legislatuur - ik was er toen nog niet bij - uitgebreid was gediscussieerd over de regeling voor vrijwilligers, werd vorig jaar eindelijk een wet op de rechten van de vrijwilligers goedgekeurd. Wij waren daar eigenlijk allemaal wel tevreden mee. De indieners van het oorspronkelijke wetsvoorstel hebben altijd de bedoeling gehad om de positie van de vrijwilliger zo optimaal mogelijk te beschermen. De achterliggende motivering is altijd heel eenvoudig geweest: mensen die zich belangeloos inzetten voor andere mensen, voor de maatschappij of voor het goede doel, moeten dat kunnen doen zonder er zelf nadeel van te ondervinden. Vrijwillige inzet mag dus niet gestraft worden.
Hoewel de goedgekeurde wet altijd met goede bedoelingen was opgesteld, heeft de nieuwe regeling voor vrijwilligers toch nog heel wat kritiek uitgelokt bij verschillende vrijwilligersorganisaties. Kritiek hoeft niet altijd negatief onthaald te worden. Dat is ook wat de initiatiefnemers van het voorliggende wetsvoorstel hebben gedaan. Wij hebben allemaal goed geluisterd naar de opmerkingen uit de vrijwilligerssector. Aangezien het eigenlijk altijd onze bedoeling is geweest om een goede, werkbare regeling voor de vrijwilligers en hun organisaties uit te werken, ligt er nu een wetsvoorstel voor dat tot stand is gekomen over de partijgrenzen heen. Het geeft ook gehoor aan de verzuchtingen van het werkveld.
Voor spirit zijn er bij het regelen van de rechten van de vrijwilligers altijd twee punten van belang geweest. Enerzijds moet de regeling de vrijwilligers optimaal beschermen, maar anderzijds mag de regeling geen rem zetten op het rijke verenigingsleven in ons land. De aangebrachte wijzigingen en het wetsvoorstel voldoen hieraan volgens ons. Ik zal trouwens niet dieper ingaan op die wijzigingen, mijn collega van de sp.a, mevrouw van Gool, zal dat doen. Op dat vlak ben ik het volkomen met haar eens.
Ik wil wel nog twee dingen opmerken die voor ons van belang zijn bij de verdere uitvoering van de wet. Ten eerste, er moet een uitgebreide informatiecampagne komen over die wet op de rechten van de vrijwilligers. In het wetsvoorstel is wel uitdrukkelijk bepaald dat de gemeenten en de provincies de organisaties moeten informeren over de verzekeringsplicht. Ik dring er echter bij onze regering op aan om de nodige initiatieven te nemen om de wet algemeen bekend te maken. In de commissie zijn er toezeggingen gedaan om de wet te "promoten" op de portaalsite van de federale overheid. Ik denk dat ook een folder hier op zijn plaats zou zijn. Het is dus essentieel dat de verenigingen over de juiste informatie beschikken want de wet is niet zo eenvoudig uit te leggen. Ik denk ook dat alle collega'sparlementsleden die meegewerkt hebben aan het totstandkomen van deze wet hun taak zullen opnemen om deze wet bekend te maken bij de vrijwilligers en de organisaties. Ik hoop dat de regering, die een duidelijk engagement is aangegaan in de commissie, haar engagement ook daadwerkelijk nakomt.
Een tweede punt dat voor ons van belang is bij de verdere uitvoering van de wet, is het uitwerken van een modelpolis. Het wetsvoorstel bepaalt dat verenigingen de mogelijkheid wordt geboden zich in te schrijven op een collectieve polis. Voor ons moet dat echt een goed instrument worden voor de verenigingen om zich op een degelijke, maar goedkope manier te verzekeren. De vertegenwoordiger van de minister van Economie heeft in de commissie al verduidelijkt dat hiervoor twee opties bestaan: ofwel werken met een openbare aanbesteding, ofwel een soort van modelpolis opstellen.
Wij opteren duidelijk voor de tweede optie. Onze Vlaamse minister van Jeugd en Cultuur heeft al heel wat vragen gekregen over de regeling voor de vrijwilligers en hij heeft samen met zijn Vlaamse collega van Welzijn door het Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk een studie laten uitvoeren over de verzekering en het vrijwilligerswerk. Uit die studie kwam een duidelijke vraag naar voor naar een modelinhoud voor een verzekeringspolis. Het is voor de verenigingen soms totaal onmogelijk om polissen met elkaar te vergelijken. Er zijn heel wat onduidelijkheden over verschillende begrippen. Wij vragen de minister van Economie dan ook met aandrang om bij de besprekingen met de verzekeraars te werken aan dergelijke uitwerking van een modelpolis. Wij waren trouwens heel tevreden in de commissie te horen van de vertegenwoordiger van de minister van Economie dat in die richting zal worden gewerkt.
Collega's, de totstandkoming van de vrijwilligerswet is misschien niet altijd even vlot verlopen: dat mogen we gerust toegeven. De regeling die nu voorligt mag er echt wel zijn: ze is aangepast aan de realiteit en komt tegemoet aan de verzuchtingen op het terrein. Spirit zal dan ook met veel plezier het wetsvoorstel goedkeuren.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, the establishment of a good arrangement for the volunteers had a lot of feet in the ground. After extensive discussion of the system for volunteers had already been held in the previous legislation – I was not there at the time – a law on the rights of volunteers was finally passed last year. In fact, we were all satisfied with this. The initiators of the original bill have always had the intention of protecting the position of the volunteer as best as possible. The underlying motivation has always been very simple: people who commit themselves uninterestingly for other people, for the society, or for the good purpose, should be able to do so without being harmed by it. Voluntary action should not be punished.
Although the approved law was always drafted with good intentions, the new system for volunteers has still caused a lot of criticism among various volunteer organizations. Criticism does not always have to be received negatively. This is what the initiators of the present bill have done. We all listened carefully to the comments from the volunteer sector. Since it has always been our intention to develop a good, functional arrangement for the volunteers and their organizations, there is now a bill for which a transition has been made beyond the party boundaries. It also reflects on the aspirations of the workplace.
For spirit, there have always been two points of importance in regulating the rights of volunteers. On the one hand, the scheme should protect the volunteers optimally, but on the other hand, the scheme should not hinder the rich associative life in our country. The proposed amendments and the draft law comply with this. By the way, I will not go deeper into those changes, my colleague of the sp.a, Mrs. van Gool, will do so. In that respect, I totally agree with her.
I would like to point out two things that are important for us in the further implementation of the law. First, there should be a comprehensive information campaign about that law on the rights of volunteers. The bill expressly stipulates that municipalities and provinces must inform organizations about the insurance obligation. However, I urge our government to take the necessary initiatives to make the law public. In the committee, commitments have been made to "promote" the law on the portal site of the federal government. I think a booklet would also be in place here. It is therefore essential that the associations have the right information because the law is not so easy to explain. I also think that all fellow parliamentarians who have contributed to the creation of this law will take on their duty to make this law known to the volunteers and organizations. I hope that the government, which has made a clear commitment in the committee, will effectively fulfill its commitment.
A second point that is important for us in the further implementation of the law is the development of a model policy. The bill provides that associations are offered the possibility to register on a collective policy. For us, this should really be a good tool for the associations to insure themselves in a solid but inexpensive way. The representative of the Minister of Economy has already clarified in the committee that there are two options for this: either to work with a public procurement, or to establish a kind of model policy. Their
We clearly opt for the second option. Our Flemish Minister of Youth and Culture has already received a lot of questions about the arrangement for the volunteers and he has together with his Flemish colleague of Welzijn by the Flemish Volunteer Work Support Point conducted a study on insurance and volunteer work. From that study, there was a clear demand for a model content for an insurance policy. It is sometimes quite impossible for associations to compare policies with each other. There is a lot of uncertainty about different concepts. We therefore urge the Minister of Economy to work on such a model policy development in the discussions with the insurers. In addition, we were very pleased to hear in the committee of the representative of the Minister of Economy that work will be done in this direction. Their
Colleagues, the creation of the Volunteer Act may not always have gone smoothly: we can confidently admit that. The arrangement that now prevails may really be there: it is adapted to the reality and meets the desires on the ground. The Spirit will therefore with great pleasure approve the bill.
#62
Official text
Mijnheer Lano, het is 6-3 en 6-2. Mme Henin a battu Mme Clijsters. À titre d'information.
Translated text
Mr. Lano, it is 6-3 and 6-2. Mme Henin a battu Mme Clijsters. In terms of information.
#63
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, je partage l'avis de mes collègues lorsqu'ils entamaient leurs interventions par "ouf!", "enfin!", "nous nous réjouissons!". En effet, je me réjouis aussi de l'aboutissement de ces textes. À présent, nous pouvons espérer l'entrée en vigueur de la loi, dans sa plus grande partie, dès le 1 er août prochain, à condition que tous les ministres remplissent leurs obligations. La mobilisation de ces derniers me laisse à penser qu'ils continueront à s'impliquer afin que nous puissions respecter nos engagements.
Les difficultés que nous avons rencontrées nous forcent, d'une part, à la vigilance et à l'évaluation permanente de ce travail et de son implication en adaptant les textes en fonction de ce qui nous reviendra du terrain; d'autre part, elles nous obligent à garder un contact constant avec ce secteur, tant par les représentants des volontaires que par les représentants des associations qui collaborent avec des volontaires.
Je perçois l'inquiétude de ces associations malgré les modifications, malgré une meilleure définition du volontaire, malgré une meilleure définition de l'association de fait, malgré le remplacement de la note d'organisation par une obligation d'information. Évidemment, elles ignorent encore à quel point nous ferons arriver les derniers textes à l'étude. Elles craignent en outre que ces modifications entraînent pour elles des obligations supplémentaires et qu'elles soient coûteuses. Nous avons donc le devoir de les informer et de garder le contact afin de les rassurer et d'éviter de rencontrer une résistance, née des difficultés rencontrées par le passé, mais non justifiée à présent.
Il convient de resituer notre travail dans un cheminement datant de la précédente législature. À l'époque, ce qui apparaissait, c'était la demande de la reconnaissance des volontaires et d'une organisation comme le Conseil national des volontaires. Du côté francophone, il n'apparaissait pas alors de demande de statut du volontaire, au contraire du côté des acteurs flamands.
Vu nos législations qui revêtent un caractère excluant, notamment par les dispositions relatives au chômage ou à l'accès aux revenus d'intégration, des acteurs dans le domaine de la citoyenneté — qui ne se résume pas au travail — et dans le lien social risquaient de se voir exclus de droits et de revenus de remplacement du fait de leur implication dans des activités de volontaires. À nous donc de nous montrer vigilants et d'éviter que le statut que nous avons élaboré devienne à son tour excluant à la suite de difficultés que nous ne prendrions pas en compte.
Nous avons reporté à janvier 2007 l'entrée en vigueur des dispositions relatives aux assurances. J'estime cette mesure judicieuse étant donné la complexité des dispositions et notre objectif de garantir un maximum d'immunité, de protection, sans écraser les associations d'obligations et de coûts insupportables pour garantir ces assurances.
J'apprécie particulièrement la proposition qui a été faite de cette assurance collective organisée via l'État, les communes et les provinces étant associées dans la mission d'information. De mes discussions avec les associations, il ressort que celles-ci ont vraiment une appréciation positive de la démarche, parce qu'elles ont l'impression de ne pas devoir assumer la complexité d'une responsabilité et d'une couverture de risques mais de pouvoir recourir à une mesure dont on sait qu'elle sera bien faite, ceci sans avoir à la prendre en charge complètement.
Ce projet de loi est donc l'aboutissement d'un long processus. Par contre, il n'est pas l'aboutissement du travail à accomplir. Il reste encore pas mal de points à étudier. J'espère donc que nous pourrons rester attentifs aux échos du terrain, comme nous l'avons été jusqu'à présent.
Monsieur le président, en commission, j'avais remercié mes collègues d'avoir pris la peine de m'associer aux travaux malgré les difficultés posées par le temps et la limite des compétences. En effet, hélas, moins une fraction politique est importante, moins elle dispose de moyens au parlement. Je me suis beaucoup reposée sur les juristes des autres groupes et des associations de volontaires qui m'ont aidée à travailler sur ce projet. Je tenais à les remercier à nouveau aujourd'hui, ainsi que les représentants des associations et des volontaires qui nous ont sans arrêt apporté des informations basées sur la réalité mais aussi des informations techniques et juridiques.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, I share the opinion of my colleagues when they started their speeches with “Oh!”, “Finally!”, “We are delighted!” I also look forward to the completion of these texts. Now we can expect the law to enter into force, for the most part, by 1st August next year, provided that all ministers fulfill their obligations. The mobilization of the latter leads me to think that they will continue to get involved so that we can fulfill our commitments.
The difficulties we have encountered force us, on the one hand, to be vigilant and constantly evaluate this work and its involvement by adapting the texts according to what will come back to us from the field; on the other hand, they force us to maintain a constant contact with this sector, both by the representatives of the volunteers and by the representatives of the associations that collaborate with volunteers.
I perceive the concern of these associations despite the changes, despite a better definition of the volunteer, despite a better definition of the de facto association, despite the replacement of the organization note by an obligation of information. Obviously, they do not yet know how far we will get the last texts to study. They also fear that these changes will result in additional obligations for them and will be costly. We therefore have the duty to inform them and to keep in touch in order to reassure them and to avoid encountering resistance, born of difficulties encountered in the past, but not now justified.
We need to resume our work in a path dating from the previous legislature. At the time, what appeared was the demand for the recognition of volunteers and an organization like the National Volunteer Council. On the French-speaking side, there was no request for the status of the volunteer, on the contrary, on the part of the Flemish actors.
Given our exclusive legislation, in particular the provisions on unemployment or access to integration income, actors in the field of citizenship — which is not limited to work — and in the social connection were at risk of being excluded from replacement rights and income because of their involvement in volunteer activities. It is therefore up to us to be vigilant and to avoid that the statute that we have drawn up becomes in turn exclusive as a result of difficulties that we would not take into account.
We postponed the entry into force of the provisions on insurance to January 2007. I consider this measure reasonable given the complexity of the provisions and our goal of guaranteeing maximum immunity, protection, without crushing the associations of obligations and unbearable costs to guarantee these insurance.
I especially appreciate the proposal that was made of this collective insurance organized through the state, the municipalities and provinces being associated in the information mission. From my discussions with the associations, it emerges that they really have a positive appreciation of the approach, because they have the impression that they do not have to assume the complexity of a responsibility and a risk coverage but that they can resort to a measure that is known to be well done, this without having to take over it completely.
This bill is the result of a long process. However, it is not the outcome of the work to be done. There are still not many points to study. I hope that we will be able to remain attentive to the echoes of the field, as we have been so far.
Mr. Speaker, in the committee, I had thanked my colleagues for taking the effort to associate me with the work despite the difficulties posed by the time and the limitation of the skills. In fact, unfortunately, the less a political fraction is important, the less resources it has in parliament. I rested a lot on the lawyers of other groups and volunteer associations who helped me work on this project. I would like to thank them again today, as well as the representatives of associations and volunteers who have continuously provided us with information based on reality as well as technical and legal information.
#64
Official text
Monsieur le président, je ne serai pas long non plus.
Translated text
I will not be too long either.
#65
Official text
Ce serait fort apprécié, monsieur Drèze!
Translated text
It would be greatly appreciated, Mr. Dresden!
#66
Official text
Je commencerai mon intervention par un petit préambule et j'insisterai ensuite sur quatre éléments.
Tout d'abord, je souhaiterais remercier mes excellents collègues de tous les partis démocratiques de la commission des Affaires sociales pour le travail de qualité et agréable que nous avons effectué ensemble ainsi que Mme van Gool et Mme D'hondt pour leur contribution jusqu'à la touche finale de la dernière ligne droite. Je passerai sur les petits avatars du dernier jour qui n'ont pas beaucoup d'importance, dans la mesure où on pourra les régler — monsieur le ministre, je l'espère — dans un instant.
Ceci étant dit, mon premier point concerne la définition à l'article 3 que les travaux en commission ont vraiment permis de clarifier. Mon interrogation portait, en tout cas dans le libellé en français, sur le début de la définition à l'article 3, où il est dit qu'il faut entendre par volontariat: "toute activité exercée sans rétribution ni obligation".
Le terme "ni obligation" a fait "frétiller" certains juristes. Il est clair, pour l'ensemble de la commission, que cette formulation a notamment pour objectif de ne pas assimiler les stages obligatoires de certains étudiants au sein de certaines organisations mais que notre volonté n'était nullement de viser les administrateurs d'ASBL, par exemple. Nous en avons tous convenu, ceux-ci sont à considérer comme des volontaires et peuvent profiter des avantages de la loi du 3 juillet 2005, que nous amendons aujourd'hui. Nous sommes également tous d'accord pour dire que cette appréciation par rapport aux administrateurs ne rend pas, par effet induit, obligatoire l'assurance RC administrateur.
Nous sommes aussi d'accord pour exclure du champ d'application de la loi, les simples participants à des activités d'une organisation. Sont donc concernées les personnes dont l'activité s'apparente à une prestation de services consistant à concourir au sein de l'organisation à son fonctionnement et, partant, à la réalisation de son objet social alors que sont exclues les personnes dont l'activité consiste à participer aux activités organisées par l'organisation à titre de hobby, sans autrement s'investir dans le fonctionnement de l'organisation. Nous avons évoqué, à plusieurs reprises, le cas d'un joueur de football qui n'est pas à considérer comme volontaire lorsqu'il joue un match en tant qu'amateur pour se défouler mais qui peut l'être si, au moment de la mi-temps, il aide à tenir la buvette. Il s'agit là d'un exemple tout à fait clair.
Le deuxième point est très court et concerne l'article 12 de la loi qui dit ce qui suit au sujet des indemnités prévues au chapitre VII: "Le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, relever les montants prévus à l'article 10 pour certaines catégories de volontaires aux conditions qu'Il détermine." Du côté des organisations non gouvernementales actives à l'étranger notamment, on a attiré notre attention sur le fait que, dans l'état actuel des choses, dans certains secteurs, des indemnités plus importantes que celles prévues dans l'article 10 sont d'application avec l'accord des autorités compétentes. Pour se mettre en totale conformité et éviter toute discussion juridique, il y aura lieu de régulariser la situation au moyen d'un ou plusieurs arrêtés royaux délibérés en Conseil des ministres d'après l'article 12 de la loi.
Le troisième point concerne l'article 13 qui constitue un plus pour les chômeurs et les prépensionnés dans la mesure où, avant cette loi, ils devaient attendre l'accord de l'ONEM avant de prester une activité bénévole, ce qui pose des problèmes pour des activités ponctuelles. Par cet article 13, nous avons voulu permettre au chômeur ou au prépensionné d'être considéré comme volontaire dès qu'il a envoyé sa demande à l'ONEM. Il subsistait la possibilité d'une équivoque à l'alinéa 3 de l'article 13 où il est dit: "Á défaut de décision dans un délai de deux semaines à compter de la réception d'une déclaration complète, l'exercice de l'activité non rémunérée avec conservation des allocations est réputé accepté. Une décision éventuelle portant interdiction ou limitation prise après l'expiration de ce délai n'a de conséquences que pour l'avenir sauf si ladite activité n'était pas exercée à titre gracieux."
Il est à noter que notre volonté n'est pas de contraindre le chômeur à postposer le début de l'exercice de ses activités volontaires à l'expiration d'un délai de deux semaines au-delà duquel il pourrait exercer son volontariat sans risque de perdre ses allocations. Pour supprimer toute équivoque, il aurait été plus simple de supprimer les mots "prise après l'expiration de ce délai", comme l'avait proposé le représentant du ministre.
Étant donné que la commission estimait que la pratique administrative était telle et qu'il ne fallait pas en changer à la dernière minute, en improvisant par le biais de mon amendement, je l'ai retiré sous réserve que le cabinet, et en particulier le ministre, puissent m'assurer que l'arrêté royal en projet irait dans le même sens. Monsieur le ministre, je tiens d'ailleurs à remercier votre cabinet d'avoir, comme convenu, adressé via le secrétariat de la commission l'arrêté royal en projet.
Le nouvel article 45bis proposé, paragraphe 2, avant-dernier alinéa, de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage stipule: "Á défaut de décision dans le délai de douze jours ouvrables qui suit la réception d'une déclaration complète, l'exercice de l'activité non rémunérée avec maintien des allocations est considéré comme accepté. Une éventuelle décision comprenant une interdiction ou une limitation, prise en dehors de ce délai, n'a de conséquences que pour le futur sauf si l'activité était rémunérée." Dès lors, monsieur le ministre, nous serions pleinement rassurés si vous acceptiez d'amender votre projet d'arrêté royal en supprimant les mots "prise en dehors de ce délai". De la sorte, nous ne serions pas obligés de déposer à nouveau notre amendement ici en séance plénière.
J'émets maintenant ma dernière observation sur l'article 13.
Il ne convient pas d'interpréter le texte en français comme permettant au chômeur de ne conserver ses allocations, en cas de décision négative, que si l'activité n'est pas indemnisée au sens des articles 10 à 12 de la loi du 3 juillet 2005. Le texte parle bien d'une activité non rémunérée, à savoir non assimilable à une activité professionnelle. Sur ce plan, monsieur le ministre, votre projet d'arrêté royal est plus clair que la loi du 3 juillet.
Monsieur le président, mon ultime remarque concerne l'entrée en vigueur de la loi. Vous vous rappelez que, voilà quelques mois, le report de cette entrée en vigueur du 1 er février au 1 er août 2006 avait suscité beaucoup d'émoi. Vous aviez vous-même indiqué au gouvernement qu'on reportait une fois mais pas deux. À mon initiative, nous avons malgré tout convenu en commission de reporter les articles 5, 6 et 8bis concernant la responsabilité et l'assurance pour permettre, d'une part, au ministre Verwilghen de prendre ses dispositions à tête reposée et, d'autre part, au secteur de réagir; Mme D'hondt et moi-même l'avons souligné à maintes reprises. Nous espérons donc que l'ensemble des arrêtés — les arrêtés dits sociaux ou ceux en matière d'assurances — seront pris suffisamment tôt pour que le secteur puisse se retourner dans des délais raisonnables.
Translated text
I will begin my speech with a small preamble and then I will emphasize four elements.
First of all, I would like to thank my excellent colleagues from all the Democratic parties of the Social Affairs Committee for the quality and pleasant work we have done together, as well as Mrs. van Gool and Mrs. D'Hondt for their contribution to the final touch of the last straight line. I will go on to the small avatars of the last day that are not very important, insofar as they can be settled — Mr. Minister, I hope — in a moment.
That being said, my first point concerns the definition in Article 3 that the work in committee has really helped to clarify. My question was, in any case in the French wording, about the beginning of the definition in Article 3, where it is said that it must be understood by volunteering: "any activity exercised without remuneration or obligation".
The term “no obligation” has made some lawyers “shake up”. It is clear, for the whole committee, that this formulation has in particular the aim of not assimilating the mandatory internships of certain students within certain organizations but that our intention was in no way to target the administrators of ASBL, for example. We have all agreed, these are to be considered as volunteers and can benefit from the benefits of the law of 3 July 2005, which we amend today. We also all agree that this assessment in relation to administrators does not make, by induced effect, mandatory administrator RC insurance.
We also agree to exclude from the scope of the law, merely participants in the activities of an organization. Thus, persons whose activity is similar to a provision of services consisting in contributing within the organization to its functioning and, therefore, to the realization of its social objective are concerned, while those whose activity consists in participating in the activities organized by the organization as a hobby, without otherwise investing in the operation of the organization are excluded. We have repeatedly mentioned the case of a football player who is not to be considered as a volunteer when he plays a match as an amateur to defuse himself but who can be if, at the time of the halftime, he helps hold the buvette. This is a very clear example.
The second point is very short and relates to Article 12 of the Act, which says the following about the compensations provided for in Chapter VII: "The King may, by decree deliberated in the Council of Ministers, raise the amounts provided for in Article 10 for certain categories of volunteers under the conditions that He determines." On the part of non-governmental organizations active abroad in particular, we have been pointed out that, in the current state of affairs, in certain sectors, compensations greater than those provided in Article 10 are applicable with the agreement of the competent authorities. In order to fully comply and to avoid any legal discussion, the situation shall be regulated by means of one or more royal decrees deliberated in Council of Ministers according to article 12 of the law.
The third point concerns Article 13, which constitutes a plus for the unemployed and pre-pensioned in that, before that law, they had to wait for the agreement of the ONEM before performing a volunteer activity, which poses problems for one-time activities. By this article 13, we wanted to allow the unemployed or pre-pensioned to be considered as a volunteer as soon as he has sent his application to the ONEM. There remained the possibility of an equivocation in paragraph 3 of Article 13 where it is said: "In the absence of a decision within two weeks from the receipt of a complete declaration, the exercise of the unpaid activity with retention of benefits is considered accepted. Any decision on prohibition or limitation taken after the expiration of that period shall have consequences only for the future unless the said activity was not carried out on graceful grounds.
It should be noted that our will is not to force the unemployed person to postpone the start of the exercise of his volunteer activities to the expiry of a period of two weeks beyond which he could exercise his volunteer work without the risk of losing his benefits. To remove any ambiguity, it would have been easier to remove the words "taken after the expiry of this deadline", as the Minister's representative had proposed. by
Since the committee considered that the administrative practice was such and that it should not be changed at the last minute, improvising through my amendment, I removed it on the condition that the cabinet, and in particular the minister, can assure me that the draft royal decree would go in the same direction. Mr. Minister, I would like to thank your cabinet for having, as agreed, sent through the secretariat of the commission the royal decree in project.
The new proposed article 45bis, paragraph 2, first last paragraph, of the Royal Decree of 25 November 1991 on regulation of unemployment stipulates: "At the absence of a decision within the period of twelve working days following the receipt of a complete declaration, the exercise of the unpaid activity with maintenance of benefits is considered accepted. Any decision including a prohibition or limitation, taken outside of this deadline, has only future consequences unless the activity was remunerated." Therefore, Mr. Minister, we would be fully reassured if you agree to amend your draft royal decree by removing the words "taken outside of this deadline". In this way, we would not be obliged to submit our amendment again here in the plenary session.
I now make my last comment on Article 13.
The French text should not be interpreted as allowing the unemployed person not to retain his benefits, in the event of a negative decision, only if the activity is not compensated within the meaning of Articles 10 to 12 of the Law of 3 July 2005. The text speaks well of an unpaid activity, i.e. not assimilable to a professional activity. On this level, Mr. Minister, your draft royal decree is clearer than the law of 3 July.
My last point is the entry into force of the law. Remember that, a few months ago, the postponement of this entry into force from 1 February to 1 August 2006 had caused a lot of emotion. You told the government that you were reporting once, but not two. On my initiative, we have nevertheless agreed in a committee to postpone Articles 5, 6 and 8bis concerning liability and insurance to enable, on the one hand, Minister Verwilghen to make arrangements with his head rested and, on the other hand, the sector to react; Mrs D'hondt and I have repeatedly stressed this. We therefore hope that all the arrests — so-called social or insurance arrests — will be taken early enough so that the sector can turn around within a reasonable time.
#67
Official text
Mevrouw van Gool, u bent de hoofdindiener van het wetsvoorstel, samen met uw andere collega's. U sluit dus de lijst met sprekers in de algemene bespreking. Daarna zal ik de namiddagvergadering, die wat langer uitloopt dan verwacht, sluiten. Dat is echter geen probleem.
Translated text
Mrs. van Gool, you are the chief proponent of the bill, along with your other colleagues. So you close the list of speakers in the general discussion. Then I will close the afternoon meeting, which ends a little longer than expected. However, this is not a problem.
#68
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, het is vandaag de derde maal dat wij een wetsvoorstel over het statuut van de vrijwilligers in de plenaire vergadering behandelen. Het spreekwoord zegt: "Derde keer goede keer." Hopelijk geldt dat ook voor de vrijwilligers.
Ik wil toch even twee kanttekeningen maken.
Ten eerste, wanneer wij in het Parlement een regeling willen uitwerken, die een goede bescherming aan de vrijwilligers geeft en hun het statuut geeft, dat zij al zo lang vragen en waarop zij ook echt recht hebben, moet het een goede regeling zijn. Wij, politici, moeten het verantwoordelijkheidsgevoel en de moed hebben om de aanpassingen te doen die nodig zijn, en om ze ook door te voeren.
Wij mogen daarbij niet vergeten dat, toen wij hier in 2005 het wetsvoorstel hebben goedgekeurd en zo het statuut voor de vrijwilliger hebben ingevoerd, wij innoverend werk hebben verricht. Immers, naast het statuut van werknemer — arbeider en bediende —, het statuut van de zelfstandige, het statuut van de kunstenaar en het statuut van de onthaalouder, hadden wij ook eindelijk een statuut van de vrijwilliger.
Mevrouw D'hondt zei daarjuist al dat het in België om anderhalf miljoen actieve vrijwilligers gaat. Dat is een belangrijke en grote groep. Zij zijn actief in verschillende sectoren. Het gaat om personen die sporadisch, misschien maar een tot twee keer per jaar, of bijna dagelijks als vrijwilliger actief zijn. Het is dus een heel grote en heel verscheiden groep. Het is dan ook niet zo abnormaal dat het enige tijd heeft geduurd, vooraleer we een wettelijke regeling konden uitwerken. Het was ook niet zo abnormaal dat, eens de wettelijke regeling was goedgekeurd, er nog aanpassingen nodig waren.
Het werd al door collega's gezegd, het is wellicht ook niet de laatste keer dat wij hier in het Parlement over het statuut van de vrijwilliger zullen spreken. Hopelijk gebeurt dat niet meer tijdens de huidige legislatuur. Daarover zijn wij het allemaal wel eens.
Het is echter juist omdat het zo een innoverend werk is, dat wij toen hebben verricht, dat een evaluatie van de wet nodig zal zijn. In de wet staat trouwens ook uitdrukkelijk dat onder meer van de bedragen en de hoogte van de onkostenvergoedingen een evaluatie zal worden gemaakt.
Wellicht zullen later ook nog andere bepalingen van de wet geëvalueerd moeten worden en zijn er later misschien nog bijsturingen nodig.
Alleszins — dat wil ik wel onderstrepen — wijzigt het wetsvoorstel dat vandaag ter stemming voorligt eigenlijk niets aan de fundamentele principes van de wet van 3 juli 2005. Wel doen wij een aantal aanpassingen, waarmede we de bepalingen van de wet aanpassen aan de realiteit van kleine verenigingen, vaak feitelijke tijdelijke verenigingen. Daarmee laten we de wet beter afstemmen op de praktijk.
Die aanpassingen wil ik even overlopen.
Het eerste punt gaat over het toepassingsgebied en de definities. Er wijzigt eigenlijk niets, behalve dat we een definitie in de wet opnemen van "feitelijke vereniging". Een feitelijke vereniging is een begrip dat juridisch gezien in feite niet bestaat. Om dat allemaal wat duidelijker te maken, leek het ons dan ook aangewezen om in de wet beter of duidelijker te omschrijven wat we onder een feitelijke vereniging verstaan.
De tweede, belangrijke aanpassing, betreft de organisatienota. Mijnheer de voorzitter, collega's, u herinnert zich wellicht nog dat de Jeugdraad hier, in de plenaire vergadering, is komen protesteren tegen die organisatienota. Eigenlijk was dat wat jammer, want dat was helemaal niet nodig geweest. Van de informatie die in de organisatienota vervat zit, is het namelijk altijd de bedoeling geweest dat die op een soepele, eenvoudige manier bezorgd zou kunnen worden door de vereniging aan de vrijwilliger. Jammer genoeg is de term organisatienota een eigen leven gaan leiden. Op een gegeven moment werd zelfs gesteld dat die ondertekend moet worden, wat nochtans nooit in de wet bepaald was. Omwille van dat feit en de geladenheid die aan het begrip organisatienota hing, leek het ons aangewezen om die term carrément te schrappen uit de wet. We hebben die term dan ook gewoon vervangen door "informatieplicht".
De vereniging moet de vrijwilliger informeren over een aantal zaken, maar hoe de vereniging dat doet is vormvrij. Het kan gaan om een geschrift, dat mag worden ondertekend maar het kan net zo goed via een website, een ledenblad, een prikbord of een uithangbord in het lokaal waar de activiteit doorgaat. Het is ook aan de vereniging om te bepalen hoe ze die informatie aan de vrijwilliger zal bezorgen, maar de bewijslast rust wel bij de vereniging.
Een derde punt heeft betrekking op de regeling inzake aansprakelijkheid en verzekeringen. Ook hier veranderen we eigenlijk niets fundamenteel aan de uitgangspunten van de wet en de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever, namelijk een maximale bescherming van de vrijwilliger. Zo'n maximale bescherming kunnen we eigenlijk alleen maar realiseren door een gelijkaardige aansprakelijkheidsregeling in te voeren als degene die geldt tussen werkgevers en werknemers. Dit wil zeggen dat als er schade wordt berokkend door de vrijwilliger dan is de organisatie aansprakelijk met immuniteit voor de vrijwilliger. Daaraan wordt een verzekeringsplicht gekoppeld waardoor de organisatie een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid moet afsluiten. Dat is de beste bescherming voor de vrijwilligers.
Collega's, we moeten daarbij echter ook realistisch zijn. We kunnen dergelijke verplichtingen alleen maar opleggen aan verenigingen die op de hoogte zijn van die bepalingen en die op de hoogte zijn van de verantwoordelijkheid die op hen rust. Dit is zeker geen probleem voor gestructureerde verenigingen zoals VZW's of lokale besturen. Het is echter wel een probleem voor kleinere, feitelijke verenigingen die maar occasioneel of zelfs maar eenmalig een activiteit inrichten. Als we de aansprakelijkheidsregeling, analoog met artikel 18 van de arbeidsovereenkomstenwet, en de verzekeringsplicht opleggen aan dergelijke verenigingen dan verschuiven we in feite de aansprakelijkheid van de vrijwilliger als die schade veroorzaakt naar de vrijwilliger die de activiteiten organiseert. Een aantal verenigingen heeft dit onevenwicht tussen soorten vrijwilligers toch ook aangeklaagd.
Daarom leggen we die regeling van aansprakelijkheid bij de organisatie en de verzekeringsplicht, wat de beste bescherming is voor de vrijwilliger, beperkt op aan een aantal verenigingen. Voor de kleinere feitelijke vereniging blijft de huidige regeling van toepassing. Dat wil zeggen dat het gemeenrecht van toepassing is en zij eventueel kunnen terugvallen op hun familiale polis als zij een dergelijke polis zijn aangegaan.
Nog twee punten in verband met de regeling rond aansprakelijkheid en verzekering. Ten eerste, en collega Storms heeft het daarnet al aangehaald, informatie daarover is heel belangrijk is. Daarom legt de wet een informatieplicht op aan de gemeentebesturen en de provincies. Als lokaal bestuur zijn zij immers vaak het best geplaatst en komen het eerst in contact met de lokale verenigingen. De federale overheid zal echter ook een informatiecampagne voeren, onder meer via de federale website.
Ten tweede, de wet legt inderdaad een verzekeringsplicht op. Wij willen als federale wetgever echter onze verantwoordelijkheid opnemen door vanuit de federale overheid een collectieve polis aan te bieden. Daarmee bieden wij een maximale bescherming met een goede regeling voor het merendeel van de vrijwilligers en houden we tegelijkertijd rekening met de realiteit van de kleine verenigingen. Wij zorgen ook voor de nodige informatie.
Een vierde punt betreft de onkostenvergoeding. U weet dat het wezenlijk kenmerk van vrijwilligerswerk is dat het gaat om een onbezoldigde activiteit. Men ontvangt daarvoor dus geen betaling. Een vergoeding voor gemaakte onkosten kan natuurlijk wel. Er bestaan daarvoor twee systemen. Ofwel bewijst men welke onkosten men heeft gemaakt en worden die reële onkosten terugbetaald door de vereniging, ofwel is er een forfaitair systeem waarbij bijna geen bewijzen moeten worden voorgelegd.
In dat forfaitair systeem hadden we drie grenzen ingebouwd in de wet: een daggrens, een kwartaalgrens en een jaargrens. Vooral de kwartaalgrens zorgde in een aantal sectoren voor problemen. Ik denk daarbij vooral aan de sector van de speelpleinwerking.
Het verheugt mij dan ook — het is een belangrijke vereenvoudiging — dat wij de kwartaalgrens in de wet hebben afgeschaft, waardoor er enkel nog een daggrens en een jaargrens bestaan.
Mijnheer de voorzitter, een vijfde en laatste punt heeft betrekking op de inwerkingtreding van de wet. Collega Drèze heeft het al gezegd en ook ik ben erover zeer verheugd dat wij de inwerkingtreding principieel blijven behouden op 1 augustus 2006. Heel wat artikelen in de wet vormen inderdaad een belangrijke verbetering en creëren meer rechtszekerheid en een belangrijke bescherming van de vrijwilligers. Het is dan ook essentieel dat die bepalingen in werking kunnen treden op 1 augustus. Er is trouwens geen enkele reden om die bepalingen uit te stellen. De verschillende bevoegde ministers hebben namelijk hun werk gedaan. De verschillende koninklijke besluiten zijn klaar en kunnen dus ook tijdig bekend zijn.
De regeling in verband met aansprakelijkheid en verzekering, de artikelen 5, 6 en 8bis van de wet, zal pas in werking treden op 1 januari 2007, wat eigenlijk niet zo erg is en wat ook logisch is, omdat wij de tijd moeten geven aan, bijvoorbeeld, de federale overheid om de nodige contacten te leggen met de verzekeringssector, als de federale overheid zo'n polis wil aanbieden.
Ten slotte, mijnheer de voorzitter, wil ik mijn collega's bedanken, omdat wij erin geslaagd zijn, over de partijgrenzen heen en over meerderheid en oppositie heen, samen te werken aan de regeling en het wetsvoorstel dat wij vandaag zullen goedkeuren, en zo een aantal correcties en aanpassingen aan de wet op de vrijwilligers door te voeren.
Ik wil ook heel uitdrukkelijk de diensten van de Kamer bedanken, zowel het wetgevend secretariaat, als het secretariaat van de commissie, en zeker ook de juridische dienst, omdat zij ons geholpen hebben om een juridisch correcte tekst te maken, op een zeer korte termijn.
Ik wil ook de Hoge Raad voor Vrijwilligers, de vele vrijwilligers, de vele verenigingen en de overkoepelende organisaties danken, omdat zij, met hun opbouwende kritiek en hun samenwerking, meegeholpen hebben aan de tekst van het wetsvoorstel, zoals die hier vandaag ligt. Ik ben ervan overtuigd dat wij nu een goede en werkbare regeling hebben, waardoor wij de vrijwilligers en de verenigingen meer rechtszekerheid en duidelijkheid bieden en een goede bescherming geven, die zij terecht verdienen.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, Mr. Minister, this is the third time today that we are discussing a bill on the status of volunteers in the plenary session. The proverb says, “Third time goodbye.” hopefully the same applies to the volunteers.
I would like to make two comments.
First, if we want to develop a regulation in the Parliament that gives good protection to volunteers and gives them the status that they have been asking for so long and to which they also really have the right, it must be a good regulation. We, politicians, must have the sense of responsibility and the courage to make the adjustments that are necessary, and to implement them.
We must not forget that when we approved the bill here in 2005 and thus introduced the statutory status for the volunteer, we have done innovative work. After all, in addition to the statute of the worker — worker and servant — the statute of the self-employed, the statute of the artist and the statute of the recipient, we finally had a statute of the volunteer.
Ms. D'Hondt has already said that in Belgium it is about one and a half million active volunteers. This is an important and large group. They are active in various sectors. These are individuals who are active as volunteers sporadically, ⁇ only once or twice a year, or almost daily. It is a very large and very diverse group. It is therefore not so abnormal that it took some time before we could develop a legal arrangement. It was also not so abnormal that, once the legal arrangement was approved, adjustments were still needed.
This has already been said by colleagues, and this may not be the last time we are talking about the status of the volunteer here in Parliament. Hopefully this will not happen again in the current legislature. We are all talking about this sometimes.
However, it is precisely because it is such an innovative work that we did then that an evaluation of the law will be necessary. The law also expressly states that an evaluation will be made, among other things, of the amounts and the amount of the cost compensation.
Other provisions of the law may need to be evaluated later, and further upgrades may be needed later.
Alleszins – I would like to emphasize that – the bill that is voted today does not actually alter the fundamental principles of the law of 3 July 2005. However, we make a number of adjustments, with which we adjust the provisions of the law to the reality of small associations, often actual temporary associations. This will allow the law to be better aligned with practice.
I want to overcome those adjustments.
The first point concerns the scope and definitions. Nothing actually changes, except that we include a definition in the law of "factual association". A factual association is a concept that legally does not actually exist. In order to make all this a little more clear, it seemed appropriate for us, therefore, to define better or more clearly in the law what we mean by a factual association.
The second, important adjustment, concerns the organizational note. Mr. Speaker, colleagues, you may remember that the Youth Council has come here, in the plenary session, to protest against this organizational note. In fact, it was a bit of a pity, because it had not been necessary at all. Of the information contained in the organization note, it has always been intended that it could be delivered by the association to the volunteer in a smooth, simple way. Unfortunately, the term organization noota has started to lead a life of its own. At some point it was even stated that it must be signed, which, however, was never stipulated in the law. Because of that fact and the load of the notion of organisatienota, it seemed appropriate for us to remove the term carrément from the law. We have simply replaced this term by "information obligation".
The association must inform the volunteer about a number of things, but how the association does it is form-free. It can be a letter, which can be signed, but it can also be through a website, a membership sheet, a signboard or an outboard in the local where the activity continues. It is also up to the association to determine how it will deliver that information to the volunteer, but the burden of proof rests on the association.
The third point relates to the system of liability and insurance. Even here, we do not actually change anything fundamental to the principles of the law and the original intention of the legislator, namely a maximum protection of the volunteer. Such maximum protection can only be achieved by introducing a liability scheme similar to that between employers and employees. This means that if there is damage caused by the volunteer then the organization is liable with immunity for the volunteer. This is linked to an insurance obligation which requires the organization to enter into a civil liability insurance. This is the best protection for volunteers.
However, we must also be realistic. We may only impose such obligations on associations who are aware of those provisions and who are aware of the responsibility which rests on them. This is ⁇ not a problem for structured associations such as VZWs or local governments. However, it is a problem for smaller, actual associations that only occasionally or even only once organize an activity. If we impose the liability scheme, analogous to Article 18 of the Employment Contract Act, and the insurance obligation on such associations, then we actually shift the liability of the volunteer if that damage causes to the volunteer who organizes the activities. A number of associations have also denounced this imbalance between types of volunteers.
Therefore, we place that arrangement of liability in the organization and the insurance obligation, which is the best protection for the volunteer, limited to a number of associations. For the smaller actual association, the current regulation shall continue to apply. That is, the common law applies and they may eventually fall back on their family policy if they have entered into such a policy.
There are two issues related to liability and insurance. First, and colleague Storms has just cited it, information about it is very important. Therefore, the law imposes an information obligation on the municipal governments and the provinces. As local governments, they are often best placed and come into contact with local associations first. However, the federal government will also conduct an information campaign, including through the federal website.
Second, the law indeed imposes an insurance obligation. However, as a federal legislator, we want to assume our responsibility by offering a collective policy from the federal government. Thus, we offer maximum protection with a good arrangement for the majority of volunteers, while taking into account the reality of the small associations. We also provide the necessary information.
The fourth point concerns the cost reimbursement. You know that the essential feature of volunteering is that it is an unpaid activity. Therefore, there is no payment for this. A reimbursement for incurred costs can, of course, be. There are two systems for this. Either one proves what costs one has incurred and those real costs are reimbursed by the association, or there is a flat-rate system where almost no evidence needs to be submitted.
In that flat-rate system, we had three boundaries built into the law: a day limit, a quarter limit and a year limit. Especially the quarterly limit caused problems in a number of sectors. I am especially concerned with the field of play.
I am therefore pleased — it is an important simplification — that we have abolished the quarter limit in the law, so that there is only one day limit and one year limit.
The fifth and final point concerns the entry into force of the law. Collega Drèze has already said it and I am also very pleased that we continue to maintain the entry into force on 1 August 2006. Indeed, many articles in the law constitute a significant improvement and create greater legal certainty and an important protection for volunteers. It is therefore essential that those provisions can enter into force on 1 August. There is no reason to postpone those provisions. The various competent ministers have done their job. The various royal decrees are ready and can therefore also be known in time.
The liability and insurance scheme, Articles 5, 6 and 8bis of the Act, will not enter into force until 1 January 2007, which is actually not so bad and which is also logical, because we must give time, for example, to the federal government to establish the necessary contacts with the insurance sector, if the federal government wants to offer such a policy.
Finally, Mr. Speaker, I would like to thank my colleagues for having succeeded, across party boundaries and across majority and opposition, in working together on the arrangement and the bill we will adopt today, and thus implementing a number of corrections and adjustments to the law on volunteers.
I would also like to express my very express thanks to the services of the House, both the legislative secretariat, the secretariat of the committee, and ⁇ also the legal service, for helping us to make a legally correct text, in a very short term.
I would also like to thank the High Council for Volunteers, the many volunteers, the many associations and the overarching organizations, because they, with their constructive criticism and their cooperation, contributed to the text of the bill, as it is here today. I am convinced that we now have a good and workable arrangement, which allows us to provide volunteers and associations with greater legal certainty and clarity and give them the good protection they rightly deserve.
#69
Official text
De lijst van de sprekers is uitgeput. Minister Vanvelthoven heeft het woord.
Translated text
The list of speakers is exhausted. Minister Vanvelthoven has the word.
#70
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wil u danken voor de uiteenzettingen in de plenaire vergadering en in het bijzonder voor het werk in de commissie. Ik denk dat er unanimiteit is als ik zeg dat deze wet in elk geval een betere wet is en een goede regeling is voor de vrijwilligers en hen meer rechtszekerheid en bescherming biedt.
Ik wil heel even antwoorden op de vragen die werden gesteld.
De heer Drèze heeft het gehad over de situatie van de werklozen en de bruggepensioneerden. Ik denk dat het niet nodig is om de wet terzake te wijzigen. Ik heb begrepen dat dit ook in de commissie al ter sprake kwam. Wij beschikken vandaag over voldoende wettelijke mogelijkheden om de wet uit te voeren zoals ze bedoeld is. Momenteel is het trouwens zo dat terugvorderingen alleen door de RVA gebeuren, als de RVA kan bewijzen dat het om een bezoldigde activiteit gaat. Ik wil wel graag bevestigen dat het KB dat het artikel 13 zal uitvoeren in die zin zal worden opgesteld.
Mevrouw D'hondt heeft het even gehad over de toepassing van de arbeidswet. Ik wil er toch aan herinneren dat de Hoge Raad voor Vrijwilligers zelf om schrapping van dat artikel 9, §1 heeft gevraagd. De meeste misbruiken worden trouwens vastgesteld na klachten van vrijwilligers zelf. Het is dus belangrijk dat de inspectie in de toekomst zal kunnen blijven controleren, zeker voor die uitzonderlijke gevallen waarin er zwaar misbruik is.
U hebt voorbeelden gegeven van de wafelverkoop, de nachtelijke droppings enzovoort. Ik wil hier benadrukken dat het niet de bedoeling is om vrijwilligersorganisaties, die duidelijk geen puur commerciële activiteiten verrichten en die een maatschappelijk doel nastreven, te inspecteren. Dat is ongetwijfeld het geval voor de grote meerderheid van de jeugdbewegingen.
Anderzijds wil ik toch zeggen — wellicht zult u het met mij eens zijn — dat we de mogelijkheid om misbruiken te bestrijden of te voorkomen in sommige semi-commerciële sectoren moeten handhaven. De inspectie beschikt over een belangrijke appreciatiebevoegdheid, wat verzekert dat enkel de ernstige misbruiken worden bestreden. Enkele collega's zijn tussenbeide gekomen over de communicatie die nu zal moeten beginnen. Eerst en vooral besteden de media vandaag al veel aandacht aan de wijzigingen aan de vrijwilligerswet. Dat is een eerste belangrijk element. Ten tweede zijn de middenveldorganisaties klaar om, na goedkeuring van de wet, over te gaan tot communicatie met hun leden. De regering zal hen daarin met alle mogelijke middelen bijstaan. Ten derde wordt de informatie voor en de communicatie door de gemeenten vandaag door alle betrokken ministeriële diensten in goede onderlinge samenwerking voorbereid. Alle bestaande informatienetwerken zullen worden gebruikt, zowel de portaalsites als de websites van de betrokken departementen en die van de Hoge Raad voor Vrijwilligers. Daarenboven leggen wij contacten met de Koning Boudewijnstichting om een brochure te maken.
Ik besluit met te zeggen dat ik het eens ben met de collega's die hebben gezegd dat het wellicht nodig zal zijn binnen dit en twee jaren de nieuwe wet te evalueren en te zien in hoeverre deze tegemoetkomt aan de bekommernissen die we ermee vandaag willen oplossen.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, I would like to thank you for the presentations in the plenary session and in particular for the work in the committee. I think there is unanimity when I say that this law is in any case a better law and a good arrangement for the volunteers and provides them with more legal certainty and protection.
I would like to respond briefly to the questions that were asked.
Mr Drèze spoke about the situation of the unemployed and the bridge retirees. I do not think it is necessary to change the law on this subject. I understand that this has already been discussed in the committee. Today we have sufficient legal capabilities to enforce the law as it is intended. Currently, by the way, it is the case that recoveries are made only by the RVA, if the RVA can prove that it is a paid activity. I would like to confirm that the KB that will implement Article 13 will be drawn up in that sense.
Mrs D'Hondt spoke a moment about the application of the Labour Law. However, I would like to remind you that the High Council for Volunteers itself has requested the removal of that article 9, § 1 . Most abuses, by the way, are established after complaints from volunteers themselves. It is therefore important that the inspection will be able to continue to control in the future, especially for those exceptional cases where there is serious abuse.
You have given examples of the waffle sale, the night droppings, and so on. I would like to emphasize here that it is not intended to inspect volunteer organisations, which clearly do not carry out purely commercial activities and which pursue a social purpose. This is undoubtedly the case for the vast majority of youth movements.
On the other hand, I would like to say — you may agree with me — that we should maintain the ability to combat or prevent abuses in some semi-commercial sectors. The inspection has an important assessment power, which ensures that only the serious abuses are combated. Some colleagues have intervened on the communication that will now have to start. First and foremost, the media already pay much attention to the changes to the Volunteer Act. This is a first important element. Secondly, civil society organisations are ready, after the passing of the law, to move on to communicate with their members. The government will help them with all possible means. Third, the information and communication by the municipalities is prepared today by all relevant ministerial services in good cooperation with each other. All existing information networks will be used, both the portal sites and the websites of the relevant departments and those of the High Council for Volunteers. In addition, we contact the King Boudewijnstichting to create a brochure. Their
I conclude by saying that I agree with the colleagues who have said that it may be necessary to evaluate the new law within this and two years and to see to what extent it meets the concerns we want to address today.