plenum van 2006-06-15 14:18:00+00:00 in Chamber of representatives

General information

Full name: plenum van 2006-06-15 14:18:00+00:00 in Chamber of representatives
Type: plenum
URL: https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/51/ip217.html
Parliament: Chamber of representatives

You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!

Propositions that were discussed

Code	Date	Adopted	Title
51K2455	03/05/2006	✔	Projet de loi modifiant certaines dispositions relatives à l'Ecole royale militaire.
51K1610	15/02/2005	✔	Projet de loi modifiant diverses dispositions légales en matière de droit pénal social.

Discussions

You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.

Discussions statuses

ID	German	French	English	Esperanto	Spanish	Dutch
#0	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#1	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#2	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#3	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#4	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#5	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#6	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#7	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#8	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#9	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#10	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#11	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#12	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#13	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#14	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#15	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙

#0

#1

#2

Official text

                    
                    Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, dit ontwerp dat belangrijke wijzigingen aanbrengt aan het sociaal strafrecht en dat vandaag ter stemming voorligt, werd in de commissie voor de Justitie verschillende keren besproken. Er werden ook hoorzittingen gehouden met de verschillende actoren van het sociaal strafrecht. Enerzijds wil het ontwerp zowel in eerste aanleg als in hoger beroep een gespecialiseerde correctionele kamer instellen die uitsluitend kennis neemt van inbreuken op sociaal strafrecht. Anderzijds wordt een uitgebreid vorderingsrecht toegekend aan de arbeidsauditeur. Hij zal dus voortaan de mogelijkheid hebben sociaalstrafrechtelijke inbreuken voor een burgerlijke rechtbank te brengen en deze daarmee volledig uit de strafrechtelijke sfeer te halen.

Bij het vaststellen van een inbreuk die het geheel of een deel van de werknemers van een onderneming betreffen, zal de auditeur dus een keuze moeten maken tussen het instellen van een strafvordering of een burgerlijke vordering. In het laatste geval zou de strafvordering vervallen en zou geen administratieve boete meer kunnen worden opgelegd. Met andere woorden, in plaats van een werkgever strafrechtelijk aan te klagen met het oog op het opleggen van een straf, wordt een regularisatie beoogt ten voordele van alle benadeelde werknemers tot zelfs ex-werknemers.

Zowel ten tijde van de behandeling van dit ontwerp in commissie als vandaag, stellen wij ons toch nog heel wat vragen bij de inhoud van het ontwerp. Op die vragen hebben wij in de commissie eigenlijk geen afdoend antwoord gekregen.

Ten eerste stellen wij ons vragen bij de opportuniteit van de zoveelste oprichting van een nieuwe, gespecialiseerde kamer bij de correctionele rechtbanken. Er is de facto immers al een specialisatie binnen de correctionele rechtbanken, in die zin dat sociaalrechtelijke strafzaken nu al door speciale kamers worden behandeld. Raakt deze regeling trouwens niet aan het beheer van de rechtbank, een bevoegdheid van de korpschef? Moeten wij de korpschef niet de vrijheid geven, zeker in kleinere rechtbanken, om al dan niet bepaalde kamers te specialiseren in bepaalde materies? Waarom bestaat er bijvoorbeeld geen kamer gespecialiseerd in milieuzaken?

Hierbij aansluitend hebben wij de minister in commissie ook de vraag gesteld of het feit dat de rechter of de raadsheer moet akkoord om te gaan zetelen in deze gespecialiseerde kamer, niet tot gevolg kan hebben dat de wet niet kan worden toegepast. Wat gaat de minister doen als bij gebrek aan kandidaten de zetel van deze gespecialiseerde kamer niet kan worden samengesteld?

Terloops wil ik hier trouwens opmerken dat wegens recente wetswijzigingen de rechtbank van eerste aanleg met nog andere kamers zal moeten worden uitgebreid. Ik denk onder andere aan een gespecialiseerde kamer in strafuitvoeringszaken. Wij vragen ons hier dan ook af hoe een en ander in zijn werk zal gaan qua organisatie. Plant de minister in dit opzicht enige kaderuitbreiding?

Vervolgens zou ik nogmaals willen verwijzen naar het volgend probleem waarover in commissie lang werd gedebatteerd. De Hoge Raad stelde in haar advies bij het ontwerp dat het ontwerp eigenlijk afwijkt van het klassieke rechtsbeginsel "le criminel tient le civil en état". Volgens de Hoge Raad zou het wel eens kunnen dat de rechten van de burgerlijke partij door deze nieuwe vordering worden geschonden. Immers, vanaf het moment dat het auditoraat heeft gekozen voor het instellen van een burgerlijke rechtsvordering valt voor de benadeelde de mogelijkheid weg zich burgerlijke partij te stellen bij de onderzoeksrechter en zal de benadeelde werknemer bijgevolg de nodige bewijsmiddelen niet meer kunnen verzamelen om zijn burgerlijke vordering te staven en zijn schade vast te stellen.

Die opmerkingen zijn trouwens tijdens de hoorzitting naar voren gebracht.

Ik wens de minister daarover toch nog enige verduidelijking te vragen daar de precieze verhouding naar mijn aanvoelen in de commissie nog niet helemaal werd uitgeklaard.

Ook is mij nog niet helemaal duidelijk welk statuut dat vonnis dat wordt gewezen op basis van de burgerlijke vordering zal hebben. Blijkbaar zal dat worden geregeld in een rondzendbrief. Toch zou ik daar graag enige uitleg over willen hebben.

Tot slot nog even het volgende. Oorspronkelijk was er in de tekst in voorzien dat de auditeur alle belanghebbende personen, dus mogelijk alle werknemers van een onderneming, op de hoogte moest brengen van het geschil voor de arbeidsrechtbank. Daar dit zeker in het geval van een multinational een zware werklast voor de auditeur zou betekenen werd die opdracht via een amendement van de regering doorgeschoven naar de werkgever. In het amendement werd er immers in voorzien dat de werkgever op zijn kosten het vonnis moest meedelen aan alle betrokken werknemers door middel van een aangetekende brief.

Wij hebben ons in de commissie krachtig verzet tegen die wetswijziging daar dit voor vele werkgevers extra administratieve lasten zou betekenen. Dankzij onze fractie werd het amendement van de regering afgezwakt, in die zin dat de tekst vandaag die verplichting nog steeds legt bij de werkgevers maar dat de kennisgeving om op het even welke wijze kan gebeuren, bijvoorbeeld via een aanplakking.

Mevrouw de minister, ik vraag toch aan u nog enige verduidelijking, zoals ik daarnet naar voren heb gebracht. Voor de rest dank ik u.

Translated text

Mr. Speaker, Mrs. Minister, colleagues, this draft, which introduces major changes to the Social Criminal Law and which is put to the vote today, has been discussed several times in the Justice Committee. Hearing was also held with the various actors of social criminal law. On the one hand, the draft aims to establish a specialized correctional chamber, both in the first instance and in the appeal, which only takes note of violations of social criminal law. On the other hand, an extended right of claim is granted to the labor auditor. From now on, he will therefore have the possibility to bring social criminal offences before a civil court and thus completely remove them from the criminal sphere.

When determining an infringement affecting all or part of the employees of an enterprise, the auditor will therefore have to make a choice between initiating a criminal action or a civil action. In the latter case, the criminal action would be invalid and no more administrative fine could be imposed. In other words, rather than prosecuting an employer for the purpose of imposing a penalty, a regularization is aimed at the benefit of all disadvantaged workers up to even former employees.

Both at the time of the discussion of this draft in the committee and today, we still ask ourselves a lot of questions about the content of the draft. These questions have not been answered adequately in the committee.

First, we ask ourselves the question of the opportunity of the further establishment of a new, specialized chamber at the correctional courts. In fact, there is already a de facto specialization within the correctional courts, in the sense that social law criminal cases are already dealt with by special chambers. Does this regulation, by the way, not affect the administration of the court, a competence of the chief of the corps? Should we not give the chief of the corps the freedom, ⁇  in smaller courts, to specialize or not specialize certain chambers in certain subjects? For example, why is there no room specialized in environmental matters?

We have also asked the Minister in a committee whether the fact that the judge or counselor must agree to sit in this specialized chamber does not have the effect that the law cannot be applied. What will the Minister do if, in the absence of candidates, the seat of this specialized chamber cannot be assembled?

By the way, I would like to point out here, by the way, that due to recent legislative changes, the Court of First Instance will have to be expanded with other chambers. Among other things, I think of a specialized chamber in criminal enforcement cases. Therefore, we ask ourselves how each and every one will go in his work in terms of organization. Does the Minister plan any framework expansion in this regard?

Next, I would like to refer again to the following issue that has been debated in the committee for a long time. The Supreme Court stated in its opinion on the draft that the draft actually deviates from the classical legal principle "le criminel tient le civil en état". According to the Supreme Court, it would be possible that the rights of the civil party would be violated by this new claim. Indeed, from the moment that the audit board has chosen to initiate a civil proceedings, the injured party is excluded from the possibility of appearing as a civil party before the investigation judge and, consequently, the injured employee will no longer be able to collect the necessary evidence to establish his civil claim and to establish his injury.

Those comments were also made during the hearing.

I would like to ask the Minister for some clarification as the exact relationship to my feelings in the committee has not yet been fully clarified.

It is also not yet clear to me exactly what statute that judgment is given on the basis of the civil claim will have. Apparently this will be arranged in a circular letter. Nevertheless, I would like to have some explanation on this.

Finally, the following thing. Originally, the text provided that the auditor should inform all interested persons, thus possibly all employees of a company, of the dispute before the Labour Court. Since this would ⁇  mean a heavy workload for the auditor in the case of a multinational company, this task was transferred to the employer through a government amendment. In fact, the amendment provided that the employer, at his own expense, had to notify the judgment to all the workers concerned by means of a registered letter.

We have strongly opposed this legislative amendment in the committee, as this would entail additional administrative burdens for many employers. Thanks to our group, the government amendment was softened, in the sense that the text today still imposes that obligation on the employers but that the notification can be made in any way, for example through a sticker.

I would like to ask you for some clarification, as I have just stated. For the rest I thank you.

#3

Official text

                    
                    Monsieur le président, madame la ministre, ce projet sainement discuté en commission repose sur deux volets essentiels: les chambres spécialisées au niveau des juridictions correctionnelles — excellente initiative — et la création en faveur de l'auditorat du travail d'un droit d'action d'office devant les juridictions du travail en cas d'infraction envers la législation du travail. 

Il s'agit en quelque sorte d'une alternative dans le chef de l'auditorat du travail, soit qu'il diligente l'action pénale devant le tribunal correctionnel, soit qu'il décide de diligenter l'action civile pour les infractions sociales les plus faibles, supprimant dès lors la possibilité de tout traitement pénal du dossier.

Sur ce volet, il demeure encore certaines questions, comme celles posées en commission, même si un point positif est le fait de vouloir que certaines infractions fassent l'objet d'un litige au niveau civil plutôt que de ne faire l'objet d'aucun litige, l'auditorat n'osant pas les amener devant les juridictions pénales. D'abord, une fois encore, nous risquons d'étendre le nombre de litiges devant le tribunal du travail. Aujourd'hui, c'est un risque voulu vu qu'auparavant ces dossiers n'auraient pas été poursuivis faute de pouvoir être confiés à un tribunal correctionnel, trop encombré ou sujet à des procédures trop lourdes. À présent, le volet civil sera choisi et c'est bien: des suites judiciaires seront apportées à une infraction de niveau social. C'est plutôt positif, mais cela constitue néanmoins une charge supplémentaire pour le tribunal du travail.

Ensuite, le règlement collectif de dettes a transféré, une fois encore, une compétence auprès du tribunal du travail, mais une compétence qui peut être importante. 

Enfin, il y a le transfert possible de certains magistrats actuellement en poste près un tribunal du travail vers les chambres spécialisées près un tribunal correctionnel. 

Ces trois éléments groupés — procédure, transfert des magistrats et règlement collectif — feront en sorte que le nombre de dossiers devant le tribunal du travail sera profondément modifié. Aujourd'hui, il me semble que nous ne disposons toujours pas de cette fameuse "werklastmeting". J'espère donc vraiment que ces deux nouvelles compétences et les transferts de magistrats vers les tribunaux correctionnels seront clairement évalués afin d'étudier l'opportunité d'une éventuelle adaptation des tribunaux du travail en fonction de la charge de travail occasionnée.

Le projet interpelle également sur le volet "action civile" de l'auditorat. On a beaucoup discuté sur la nature de cette action. Cette action estelle menée au nom de l'intérêt général ou d'un intérêt particulier? Quelle est réellement la nature de cette action? Elle est sui generis, nouvelle et originale. Ce n'est pas pour autant qu'elle n'est pas bonne. Mais il est vrai que, d'un point de vue pratique, on devra procéder à des évaluations, voir comment la mettre en place, etc.

Il y a ensuite la question de la "double casquette" de l'auditeur. 

Au niveau civil, il y aura un auditeur contre un employeur; j'imagine qu'il en sera ainsi dans la plupart des cas. Seront-ils vraiment égaux? L'auditeur a parfois d'autres compétences, savoirs, manières ou moyens d'instruire et de monter un dossier qu'un avocat ou un employeur. Cela peut poser question au niveau de l'égalité des armes.

J'en arrive au secret professionnel de l'auditeur qui aura peut-être été amené à connaître un litige avec le même employeur antérieurement. Le travail en commission a permis de régler correctement cette question.

En quelle qualité l'auditeur introduit-il l'action? Quelle est la nature de l'action introduite? Voilà une question fondamentale. Selon moi, il n'y a pas d'autre réponse que celle qui consiste à dire qu'elle est sui generis.

Translated text

Mr. Speaker, Mr. Minister, this soundly discussed project in the committee is based on two key elements: the specialized chambers at the level of correctional courts — an excellent initiative — and the creation of an office right of action before the labour courts in case of infringement of labour legislation. by

This is somehow an alternative in the head of the labor auditory, whether he diligents the criminal action before the correctional court, or he decides to diligent the civil action for the weakest social offences, thus eliminating the possibility of any criminal treatment of the file.

On this aspect, there are still certain questions, such as those raised in the committee, although a positive point is the fact of wanting certain offences to be the subject of a litigation at the civil level rather than not to be the subject of any litigation, the auditorate not daring to bring them before the criminal courts. First, again, we risk expanding the number of disputes before the labour court. Today, this is a deliberate risk given that previously these cases would not have been prosecuted unless they could be entrusted to a correctional court, too crowded or subject to too heavy procedures. Now the civil component will be chosen and it is well: judicial consequences will be brought to an offence of social level. This is rather positive, but it still constitutes an additional burden for the labour court.

Then, the collective debt settlement transferred, once again, a competence to the labour court, but a competence that can be important. by

Finally, there is the possible transfer of some magistrates currently in office near a labour court to the specialized chambers near a correctional court. by

These three aggregated elements — procedure, transfer of magistrates and collective settlement — will ensure that the number of cases before the Labour Court will be profoundly changed. Today, it seems to me that we still do not have this famous “werklastmeting”. I therefore truly hope that these two new competences and the transfers of magistrates to correctional courts will be clearly evaluated in order to study the usefulness of a possible adaptation of labour courts to the workload incurred.

The project also calls for the “civil action” section of the audit board. There has been a lot of discussion about the nature of this action. Is this action carried out in the name of the general interest or of a particular interest? What really is the nature of this action? It is sui generis, new and original. It is not that it is not good. But it is true that, from a practical point of view, one will have to carry out evaluations, see how to set it up, etc.

Then there is the question of the “double hat” of the listener. by

At the civil level, there will be an auditor against an employer; I imagine that will be so in most cases. Will they really be equal? The auditor sometimes has other skills, knowledge, ways or means of instructing and assembling a file than a lawyer or an employer. This may pose questions on the level of equality of weapons.

I come to the professional secrecy of the auditor who may have been brought to know a dispute with the same employer previously. The work in the committee has helped to resolve this issue correctly.

In what capacity does the auditor introduce the action? What is the nature of the action introduced? This is a fundamental question. In my opinion, there is no other answer than that which is to say that it is sui generis.

#4

#5

#6

Official text

                    
                    d'accord sur ce point. Toujours est-il que cela pose question. Il y a une crainte de l'inconnue, même si l'intention est bonne. 

Des questions ont été posées en commission. Mais nous n'étions pas toujours certains de la réponse. Rappelez-vous, j'ai abordé, à un moment, le problème d'une saisine d'un juge d'instruction par le biais d'un travailleur qui décide de saisir le pénal en se constituant partie civile alors que l'auditorat a déjà diligenté l'action civile et que, ce faisant, il ne peut plus y avoir d'action pénale. Dans ce cas, le civil tient le pénal en état, ce qui n'est ni la tradition, ni la norme. C'est en cela que l'on peut qualifier le procédé de sui generis. Comment va-ton faire en sorte que la constitution d'une partie civile dans les mains d'un juge d'instruction soit irrecevable? Il s'agit, selon moi, de bonnes questions qui, dans la pratique, nécessiteront un certain nombre de réformes, notamment dans les mentalités et les manières d'aborder les dossiers. 

J'en viens à la portée déclaratoire du jugement. Ce volet a longuement été évoqué. Effectivement, le jugement n'est pas exécutable en soi. Nous espérons qu'il jouera toutefois son rôle; autrement dit, il devra être important dans le cadre des négociations avec le travailleur. J'imagine que s'il y a litige entre le travailleur et l'employeur, mais qu'un jugement a été rendu à la suite d'une action diligentée par l'auditorat, lors des négociations, le travailleur sera mis dans une position plus favorable que si ce jugement n'avait pas été rendu.

Cependant, il convient de rappeler que ce jugement n'est pas exécutable en soi. Il est déclaratoire. Nous espérons qu'il atteindra l'objectif en permettant de mieux recadrer les négociations.

Le dernier élément que je voulais souligner, c'est le fait d'insister — à l'instar du CNT — sur un besoin de cohérence et une fixation des priorités uniformes. Il ne faudrait pas que certaines infractions au droit social soient poursuivies dans tel arrondissement devant les juridictions pénales et dans tel autre devant les juridictions civiles.

J'insiste sur la nécessité de cette cohérence et sur le fait qu'au regard du droit pénal social, l'ensemble des employeurs et des travailleurs soient considérés de la même manière. A cette fin, une unité de traitement s'avère indispensable. Aussi, lorsqu'on décide que la poursuite de telles infractions ne doit plus se faire devant les juridictions pénales mais devant les juridictions civiles — sinon on ne le ferait pas devant les juridictions pénales; c'est de temps en temps ce qui se passe pour le moment — j'insiste pour que l'on ait cette unicité, ce regard cohérent de l'ensemble de cette politique au niveau des différents auditorats du Royaume.

On se lance dans l'inconnu avec cette nouvelle procédure sui generis. J'insiste à nouveau; il faudra évaluer la charge de travail auprès des tribunaux du travail. Il faudra également évaluer l'évolution de cette procédure et, surtout, veiller à une cohérence, une appréciation uniforme au niveau de l'ensemble des arrondissements judiciaires du Royaume au regard de cette nouvelle politique, au regard de la politique des différents auditorats.

Translated text

Agree on this point. This is still questionable. There is a fear of the unknown, even if the intention is good. by

Questions were asked in the committee. But we were not always sure of the answer. Remember, I have addressed, at one point, the problem of a petition of an investigation judge through a worker who decides to seize the criminal by constituting a civil party while the auditorium has already diligented the civil action and that, doing so, there can no longer be a criminal action. In this case, the civil keeps the criminal state, which is neither tradition nor norm. This is what can be called sui generis. How will it ensure that the constitution of a civil party in the hands of an investigative judge is unacceptable? These are, in my opinion, good questions that, in practice, will require a number of reforms, especially in the mentalities and ways of addressing the cases. by

I come to the declaratory scope of the judgment. This aspect has long been discussed. In fact, the judgment is not enforceable in itself. We hope, however, that it will play its role; in other words, it will have to be important in the negotiations with the worker. I imagine that if there is a dispute between the worker and the employer, but that a judgment has been made following a diligent action by the audit board, during the negotiations, the worker will be put in a more favorable position than if that judgment had not been made.

However, it should be remembered that this judgment is not enforceable in itself. It is declaratory. We hope that it will ⁇  the goal by allowing for a better framework of negotiations.

The last element I wanted to emphasize is the fact of insisting — like the CNT — on the need for consistency and a uniform prioritization. Certain violations of social law should not be prosecuted in such a district before the criminal courts and in such another before the civil courts.

I insist on the necessity of this coherence and on the fact that, in the light of social criminal law, all employers and workers are treated equally. For this purpose, a treatment unit is indispensable. Therefore, when it is decided that the prosecution of such offences should no longer be carried out before the criminal courts but before the civil courts – otherwise it would not be done before the criminal courts; it is from time to time what is happening for the moment – I insist that this unity, this coherent view of the whole of this policy at the level of the various Auditors of the Kingdom.

We go into the unknown with this new procedure sui generis. I insist again; the labor burden must be assessed before the labour courts. It will also be necessary to evaluate the evolution of this procedure and, above all, to ensure consistency, a uniform assessment at the level of all the judicial districts of the Kingdom in view of this new policy, in view of the policy of the various auditors.

#7

Official text

                    
                    Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eerste minister, collega's, het betreft hier een deeltje van een ruimer geheel, dat later nog op de tafel van de commissie en de Kamer zal komen, namelijk het globaal pakket hervorming van het sociaal strafrecht. Eigenlijk is het een voorafname. Uiteraard zullen we later ruimer terugkomen op de rest van de materie.

Binnen de commissie was er een ruime meerderheid die het ontwerp heeft goedgekeurd. Elf mensen waren voor en er was één onthouding. Ook onze fractie staat positief tegenover het wetsontwerp. Het bevat, zoals de collega's al hebben uiteengezet, in hoofdzaak eigenlijk twee elementen. Ten eerste gaat het om de oprichting van speciale kamers binnen de correctionele rechtbank om zich met die materie bezig te houden. Het is een wat specifieke materie, omdat ze een beetje te paard zit tussen enerzijds het strafrecht en anderzijds het sociaal recht. Het is dus goed dat er naast gespecialiseerde advocaten men in de magistratuur voldoende specialisatie en knowhow terzake kan opbouwen.

Het tweede element uit het ontwerp, dat ook hier aanleiding geeft tot de nodige discussie, is dat een arbeidsauditeur een burgerlijke vordering mag indienen of vervolgen namens de werknemers, zonder daarbij eigenlijk volledig hun belangen over te nemen. Het is toch belangrijk op te merken dat het sociaal strafrecht eigenlijk nooit als hoofddoel heeft om echt zwaar criminele feiten te vervolgen. Het heeft integendeel tot doel ervoor te zorgen dat als mensen bepaalde inbreuken begaan op de sociale wetgeving, die inbreuken worden rechtgezet, zodat er in de toekomst geen negatieve gevolgen meer kunnen zijn voor de werknemers.

Een tweede aspect is de opmerking van de Hoge Raad voor Justitie met betrekking tot de vraag of hier het adagium "le criminel tient le civil en état" niet wordt doorbroken. Mijns inziens — en ik heb in de materie toch al enige ervaring — is dat geen nieuw element. Met betrekking tot administratieve geldboetes is het immers reeds zo dat het arbeidsauditoraat de strafvervolging seponeert alvorens het dossier wordt doorgestuurd naar de FOD Arbeid en Tewerkstelling om dan te laten beslissen of er al dan niet een administratieve geldboete moet komen. Daarbij is er al het aspect dat de strafvervolging vervalt alvorens men het dossier doorstuurt.

De burgerlijke vordering is inderdaad een nieuwigheid, iets waarmee we in ons rechtsstelsel nog niet zo vertrouwd zijn.

Wie weet, zal dat in de toekomst met betrekking tot wat in consumentenzaken class action heet, meer doorgang vinden.

Het belangrijkste is volgens mij dat er een positief effect is voor de werknemers, dat er een resultaat is voor de mensen die zich op de een of andere manier benadeeld weten door een inbreuk begaan op de sociale wetgeving. Ik denk dat dit door deze burgerlijke vordering wel degelijk kan worden bereikt.

Hoe gaat het op dit ogenblik? Een werknemer die zich benadeeld weet of het slachtoffer is van een bepaalde sociale inbreuk kan allereerst strafrechtelijk klacht neerleggen. De kans echter dat daaruit een vervolging voortvloeit, is niet altijd even groot. Een tweede mogelijkheid is dat het arbeidsauditoraat beslist te seponeren en er een mogelijkheid komt tot administratieve geldboete per werknemer voor wie de inbreuk werd begaan. Dat kan dus aanzienlijke bedragen tot resultaat hebben. Uteindelijk heeft de werknemer geen voordeel bij een administratieve geldboete.

Wat kan hij dan wel? Hij kan bij de arbeidsrechtbank nu al individueel een burgerlijke vordering instellen. Als het bijvoorbeeld gaat om een inbreuk op een barema vastgelegd in een CAO-bepaling, als bijvoorbeeld 100 werknemers zeggen dat ze te weinig loon hebben gekregen op basis van een of ander barema van een bepaalde CAO, kunnen zij allemaal naar de arbeidsrechtbank stappen en een dagvaarding indienen waardoor er dan 100 rechtszaken tegelijk beginnen te lopen.

Ik denk dat de oplossing die hier naar voren wordt geschoven een betere oplossing is. Daarbij wordt de principiële betwisting door het arbeidsauditoraat voorgelegd en kan een principieel declaratoir vonnis volgen dat dan een basis biedt waaruit alle benadeelde werknemers achteraf hun rechten kunnen putten.

Ook de Nationale Arbeidsraad had weinig substantiële opmerkingen bij dit ontwerp. We hebben na onze werkzaamheden nog wel kennis gekregen van het feit dat het VBO wel een aantal bedenkingen had, onder andere met betrekking tot de kostprijs van het kenbaar maken van het vonnis. We hebben dat opgevangen door het amendement waarvan al eerder sprake. Dit is een werkbare en pragmatische oplossing voor alle gestelde vragen.

De proof of the pudding is uiteraard in the eating. Collega Wathelet, het spreekt voor zich dat er een evaluatie zal moeten volgen. Ik meen echter dat dit een goede evolutie is die onze fractie ten zeerste kan steunen.

Translated text

Mr. Speaker, Mrs. Deputy Prime Minister, colleagues, this is a part of a broader whole, which will later come on the table of the committee and the Chamber, namely the global package reform of the social criminal law. In fact, it is an advance. We will, of course, come back to the rest of the matter later.

Within the committee there was a large majority that approved the draft. Eleven people were in favour and there was one abstention. Our group is also positive about the bill. It contains, as colleagues have already stated, essentially two elements. First, it concerns the establishment of special chambers within the correctional court to deal with this matter. It is a somewhat specific subject, because it is a little horseback between, on the one hand, the criminal law and, on the other hand, the social law. Therefore, it is good that, in addition to specialized lawyers, sufficient specialization and know-how can be built in the magistrateship.

The second element of the draft, which also gives rise to the necessary discussion here, is that a labor auditor may submit or prosecute a civil claim on behalf of the employees, without actually taking over their interests entirely. It is important to note, however, that social criminal law never actually has the main purpose of prosecuting really serious criminal acts. On the contrary, it aims to ensure that if people commit certain violations of the social legislation, those violations are corrected, so that there can be no more negative consequences for workers in the future.

A second aspect is the observation of the High Council of Justice concerning the question whether the adagium "le criminel tient le civil en état" is not broken here. In my opinion — and I have already some experience in the matter — this is not a new element. In the case of administrative fines, it is already the case that the labor audit authority sets up the criminal prosecution before the file is forwarded to the FOD Work and Employment to decide whether or not an administrative fine should be imposed. In addition, there is all the aspect that the criminal prosecution expires before the file is forwarded.

The civil claim is indeed a novelty, something we are not so familiar with in our legal system.

Who knows, in the future this will find more passage in relation to what is called class action in consumer matters.

The most important thing, I think, is that there is a positive effect for the workers, that there is a result for the people who know they are in some way harmed by a violation of the social legislation. I think this can be achieved through this civil claim.

How is it at this moment? An employee who knows if the injured person is a victim of a particular social offence can first file a criminal complaint. However, the likelihood of persecution is not always equal. A second possibility is that the labor audit board decides to suspend and there is a possibility of administrative fines per employee for whom the infringement was committed. This can result in significant amounts. Ultimately, the employee has no benefit from an administrative fine.

What can he do? He can already individually bring a civil claim to the Labour Court. For example, if there is a breach of a barem set out in a CAO provision, if for example 100 employees say they have received insufficient wages based on one or another barem of a particular CAO, they can all go to the labour court and submit a summons, which then start 100 legal proceedings at once.

I think the solution that is pushed forward here is a better solution. In this case, the principle challenge is submitted by the labor audit board and can be followed by a principle declaratory judgment that then provides a basis from which all injured workers can subsequently draw their rights.

The National Labour Council also had few substantial comments on this draft. After our work, we have learned that the VBO had a number of concerns, including with regard to the cost of making the judgment known. This is reflected in the amendment already mentioned. This is a practical and pragmatic solution to all the questions posed.

The proof of the pudding is in the eating. Mr. Wathelet, it is clear that an evaluation will have to follow. However, I think this is a good evolution that can greatly support our group.

#8

Official text

                    
                    Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik zal heel kort zijn.

Ik kom gewoon even op het spreekgestoelte, omdat ik bij de bespreking van het voorliggende wetsontwerp met betrekking tot het sociaal strafrecht een aantal keer het woord heb genomen. Ik wil toch even op de kern van mijn betoog terugkomen.

Toen ik voor het eerst met de tekst, die uiteindelijk op de Ministerraad van maart 2004 werd goedgekeurd, werd geconfronteerd, had ik enige aarzeling. Ik aarzelde vooral niet over de intentie om te proberen via de weg van de burgerlijke procedure een betere toepassing van het sociaal recht te garanderen, maar wel over de omschrijving in het ontwerp over de wijze waarop de arbeidsrechtbanken in dergelijke zaken moesten beslissen, wat zij konden beslissen en in welke mate hun beslissing al dan niet tegenstelbaar was voor alle betrokkenen. Dat was niet voldoende zuiver omschreven.

Het was dan ook nuttig dat wij in de commissie voor de Justitie een aantal hoorzittingen hebben georganiseerd en nadien de nodige amendementen hebben ingediend om duidelijk te maken waarover het gaat. Nu hebben wij een tekst waar de practici wel degelijk mee kunnen werken. De parlementaire werkzaamheden hebben dus zeker en vast bijgedragen tot de verbetering van de tekst.

Het volgende element waarover ik nog wil spreken, is de kritiek die uit sommige hoeken te horen is, namelijk dat wij in deze materie vrij zware, administratieve verplichtingen aan het bedrijfsleven zouden opleggen, wat jammer zou zijn.

Ook op dat vlak moet de kritiek worden genuanceerd. Wanneer wij de vergelijking maken tussen de oorspronkelijke tekst van het ontwerp en de situatie waarin wij uiteindelijk zijn beland, dan kunnen de bedrijven niet klagen over de lasten die wij aan hen opleggen.

Wat was immers de oorspronkelijke versie? Oorspronkelijk werd bepaald dat het openbaar ministerie alle betrokkenen moest verwittigen dat een procedure zou worden opgestart, en dat van bij het begin. Het logische gevolg zou dan natuurlijk zijn dat velen zich in de procedure zouden interesseren en mengen. Het zou een heel gecompliceerde procedure worden, met vele partijen en onduidelijkheid over wie welke rechten claimt in de stand van de procedure. Dat zou voor het bedrijfsleven ook heel wat kosten met zich hebben gebracht, al was het maar omdat het veel gemakkelijker is om een zaak tussen twee à drie partijen tot een goed einde te brengen dan een zaak waarbij tientallen partijen zijn betrokken.

Wij zijn geland in een scenario waarbij er eerst een beslissing komt over de vraag of een bedrijf eventueel wordt veroordeeld wegens de niet-naleving van de wet. Daarna pas heeft het veroordeelde bedrijf de verplichting om de betrokken werknemers op de hoogte te brengen van het gebeurde.

Uiteindelijk gaat het toch steeds over een bedrijf waarvan op dat ogenblik is bewezen dat het in de fout is gegaan.

Het is helemaal geen administratieve verplichting die op een zware manier georganiseerd is. Het is geen aangetekende brief zoals op een bepaald ogenblik gesuggereerd werd. Het volstaat dat men op een eenvoudige wijze alle betrokken werknemers inlicht. Ik meen dat in het eindresultaat het evenwicht tussen de belangen van de werknemers en de belangen van de gemeenschap en de bonafide bedrijven die het sociaal recht wel naleven, enerzijds, en de belangen van een bedrijf dat misschien te goeder trouw, of in sommige gevallen te kwader trouw, de wet niet zou hebben nageleefd, anderzijds, in evenwicht zijn gebracht door de parlementaire werkzaamheden. Daarom kan het ontwerp, zoals het nu voorligt, op onze steun rekenen.

Translated text

Ladies and gentlemen, I will be very brief.

I just come to the floor, because I have taken the word several times during the discussion of the present draft law relating to social criminal law. I would like to come back to the core of my speech.

When I was first confronted with the text, which was finally approved at the Council of Ministers of March 2004, I had some hesitation. In particular, I did not hesitate about the intention to try to ensure a better application of social law through the civil procedure, but rather about the description in the draft on how labour courts should decide in such matters, what they could decide and to what extent their decision was or was not challengable for all interested parties. This was not sufficiently clearly described.

It was therefore useful that we organized a number of hearings in the Committee on Justice and subsequently submitted the necessary amendments to clarify what it is about. Now we have a text that the practitioners can work with. Parliamentary work has therefore ⁇  and firmly contributed to the improvement of the text.

The next element I would like to talk about is the criticism which is heard from some angles, namely that in this matter we would impose quite heavy, administrative obligations on business, which would be a pity.

Criticism should also be nuanced in this area. When we make the comparison between the original text of the design and the situation in which we eventually ended up, the companies cannot complain about the burdens we impose on them.

What was the original version? Initially, it was stipulated that the Prosecutor’s Office should notify all interested parties that a procedure would be initiated, and that from the beginning. The logical consequence would then, of course, be that many would be interested and mixed in the procedure. It would be a very complicated procedure, with many parties and uncertainty about who claims which rights in the state of the procedure. This would also have caused a lot of costs for the business, even if it were only because it is much easier to bring a case between two or three parties to a good end than a case involving dozens of parties.

We have landed in a scenario where first a decision is made on whether a company may be convicted for non-compliance with the law. Only then has the convicted company the obligation to inform the employees concerned of the incident.

In the end, however, it is always about a company that at that moment has been proven to have gone wrong.

It is not at all an administrative obligation that is organized in a heavy way. It is not a registered letter as suggested at a particular moment. It is sufficient to inform all employees concerned in a simple way. I believe that in the final result the balance between the interests of the workers and the interests of the community and the bonafide companies that do respect the social law, on the one hand, and the interests of a company that might not have respected the law in good faith, or in some cases in bad faith, on the other hand, has been balanced by the parliamentary work. Therefore, the design, as it now predicts, can count on our support.

#9

Official text

                    
                    Je remercie tous ceux qui sont intervenus pour montrer l'importance du dossier et son caractère novateur. J'apporterai deux précisions. Tout d'abord, nous allons évaluer le cadre mais il ressort de notre dialogue avec les autorités judiciaires qu'elles peuvent travailler sans augmentation de cadre pour le moment, contrairement à ce qui s'est fait dans d'autres dossiers comme l'application de la loi de 1965 ou celui du personnel supplémentaire du tribunal d'application des peines. Ici, il nous semble que l'on peut fonctionner avec le cadre existant. 

Par ailleurs, vu le caractère novateur des procédures prévues par ce projet, nous travaillons avec les autorités judiciaires à une circulaire d'application de la loi. Nous espérons la voir sortir dès la rentrée judiciaire.

Translated text

#10

#11

Official text

                    
                    Madame Wiaux, étiez-vous inscrite dans la discussion générale?

Monsieur Monfils, je sais que vous êtes également inscrit mais je vais laisser l'honneur aux dames et à l'opposition. Vous êtes un galant homme.

Madame Wiaux, vous avez la parole dans la discussion générale de cette proposition de loi.

Translated text

#12

Official text

                    
                    Monsieur le président, je ne doute certainement pas de la galanterie de M. Monfils, ni de mes autres collègues.

Il est heureux de constater que, par les dispositions prévues dans cette proposition de loi, l'École royale militaire va s'adapter au processus de Bologne et instaurer ainsi, pour ses facultés, les normes européennes. Nous soutiendrons donc ces dispositions ainsi que celles concernant plus particulièrement l'amélioration de la définition de la mission de l'école et son organisation, par exemple celle concernant la formation continuée et la création d'un conseil d'administration propre à l'école, à côté du conseil d'administration du patrimoine et du conseil académique.

Translated text

#13

Official text

                    
                    Madame la ministre, M. Boukourna a été trop modeste de renvoyer à son rapport écrit car celui-ci est extrêmement bien rédigé et exhaustif. Il rend compte exactement des débats qui ont eu lieu et qui, même si cette proposition avait reçu un accueil unanimement favorable, étaient très intéressants.

Je voudrais d'abord commencer par remercier tous les groupes qui ont approuvé cette proposition de loi et qui ont permis qu'on place enfin l'École royale militaire sur le bon pied, c'est-à-dire au même niveau que les institutions universitaires. Il y a bien longtemps que certaines dispositions, soit décrétales, soit légales, soit réglementaires et autres, avaient déjà abouti à cette situation mais ce n'était pas le cas "de lege lata"; c'était "de lege ferenda". Je suis content de voir qu'aujourd'hui enfin, l'École royale militaire est dotée d'un statut tout à fait conforme à sa mission et à ce qu'elle est, c'està-dire une institution d'enseignement universitaire.

On a saisi l'occasion également de l'insérer dans le processus de Bologne aux fins de moderniser la structure, en créant un véritable conseil d'administration de l'école, ainsi que, "last but not least", en la fusionnant avec l'Institut royal supérieur de Défense, fusion prévue dans le plan directeur de 2003 et qui nous permet d'avoir un ensemble intéressant d'enseignement et de formation.

Le vote de cette proposition de loi nous donne aujourd'hui l'occasion de mettre en évidence toute l'importance de la formation à l'ERM mais aussi et surtout de souligner la qualité de celle-ci en Belgique. On le fait rarement. L'ERM fêtera prochainement son 175 ème anniversaire (l'établissement militaire date de 1834). Elle est chargée de la formation académique, militaire et sportive de nos militaires.

La devise de l'École royale militaire est la suivante: "Rege duce, pro jure et honore" (servir la patrie et le Roi avec honneur et justice) et fait directement référence aux objectifs de formation que s'est fixée l'école. Elle est chargée de la formation militaire de base commune aux officiers de carrière de toutes les forces armées. Elle a donc pour mission de former des jeunes gens et des jeunes filles à des futures fonctions d'officier et ainsi à les préparer à conduire, à diriger des femmes et des hommes et à prendre de bonnes décisions, tout cela au sein souvent d'organisations européennes ou internationales parfois complexes.

Je voudrais insister sur le fait que la formation n'est pas uniquement technique et militaire. Tous les membres des forces armées et en premier rang les officiers doivent connaître la société dans laquelle ils vivent. Leur tâche est profondément, et de plus en plus d'ailleurs, ancrée dans la vie sociale. Pour s'en convaincre, il suffit de citer l'aspect humanitaire accompagnant pratiquement toutes les missions de maintien ou de rétablissement de la paix ou encore la part prise par l'armée dans les interventions de première urgence à l'occasion d'accidents, de catastrophes naturelles dans notre pays, d'interventions en faveur de la population civile, souvent en collaboration avec d'autres services.

La formation à la citoyenneté est aussi une tâche importante à l'École royale militaire. Militaire et citoyen, la compatibilité de ces deux aspects a été clairement démontrée récemment, lorsque nous avons voté ici, à l'unanimité ou presque, la loi permettant aux militaires d'être candidats aux élections communales et provinciales.

Les objectifs d'enseignement sont parfaitement rencontrés par le corps professoral de l'ERM dont la qualité est reconnue partout. Celleci étend d'ailleurs son action en dehors de la Belgique. Elle prend part à des projets de recherche et développement de dimension internationale. C'est actuellement le cas du programme ITER qui a pour objectif principal de relever le défi et de démontrer la faisabilité scientifique et technologique de la fusion. Ses partenaires dans ce projet ne sont pas "minces" car il s'agit de l'Union européenne, représentée par l'EURATOM, le Japon, la Chine, l'Inde, la Corée, la Russie et les États-Unis. L'ERM participe aussi au développement de ce système dans le cadre du réchauffement du gaz réalisé par ondes électromagnétiques. Cela prouve bien que l'école non seulement jouit d'une bonne réputation internationale mais participe à des débats scientifiques de très haut niveau avec d'autres pays et partenaires internationaux. 

Je sais aussi qu'elle attire de nombreux étudiants. J'en veux pour preuve la présence d'étudiants étrangers: 18% des élèves de l'ERM sont de nationalité étrangère. Parmi eux, beaucoup d'Africains originaires du Maroc, de la Tunisie, du Gabon, du Cameroun, du Bénin, du Congo et du Rwanda. Pour ces trois derniers pays, les échanges se font dans le cadre du partenariat militaire développé avec eux depuis un certain nombre d'années. Dans ces programmes de partenariat ayant pour objectif de contribuer à la stabilisation en Afrique centrale, la formation des militaires tient une place importante et capitale.

Autre exemple de la qualité de la formation de l'ERM, la reconnaissance toute récente, en avril dernier, par la Commission européenne, de l'École royale militaire en tant qu'institution Erasmus. Cela signifie que l'ERM accueillera, dans une première phase, peutêtre très prochainement, les étudiants de l'Université d'Avignon en France et de l'Université technique d'Iasi en Roumanie. 

En mettant l'accent sur la qualité et la dimension européenne de la formation, le programme Erasmus qui prévoit, entre autres, des échanges d'étudiants et d'enseignants ainsi que le développement conjoint de programmes d'études ancrera davantage l'ERM dans le paysage éducatif européen et contribuera, sans aucun doute, à consolider la renommée européenne mais aussi internationale de l'établissement. Ce programme va évidemment renforcer la présence d'étrangers au sein de l'école. Cette diversité culturelle que l'on constate à l'ERM est un véritable atout, non seulement en termes de développement personnel mais aussi pour l'école et la formation en tant que telle, de par le cadre toujours plus européen ou international dans lequel se déroulent les opérations militaires aujourd'hui. 

La Belgique est au coeur de la construction européenne et aussi de la défense européenne. Les officiers formés à l'École royale militaire sont les soldats que l'on enverra sur le terrain un peu après. Ils doivent dès lors être formés non seulement au rôle que doit tenir la Belgique dans cette défense européenne mais bien plus encore aux exigences d'une véritable défense européenne.

Sa renommée et son point d'ancrage, toujours plus importants en Europe, donnent dès lors des responsabilités particulières à l'École royale militaire. La formation est en effet une des clés de la réussite dans le monde d'aujourd'hui. C'est pour toutes ces raisons que je me réjouis de la reconnaissance légale dont jouit enfin l'École royale militaire. Je termine en remerciant tous mes collègues de tous les groupes d'avoir bien voulu adopter cette proposition.

Translated text

The Minister, Mr. Boukourna was too modest to refer to his written report because it is extremely well-written and exhaustive. It gives an accurate account of the debates that took place and which, although this proposal was unanimously welcomed, were very interesting.

I would like to begin by thanking all the groups that approved this bill and allowed the Royal Military School to be finally placed on the right foot, that is, at the same level as the academic institutions. For a long time, certain provisions, either decretal, legal, regulatory and other, had already resulted in this situation, but this was not the case "de lege lata"; it was "de lege ferenda". I am pleased to see that today, finally, the Royal Military School is endowed with a status fully consistent with its mission and what it is, i.e. an institution of university education.

We also took the opportunity to incorporate it into the Bologna process in order to modernize the structure, creating a real board of directors of the school, as well as, "last but not least", by merging it with the Royal Higher Institute of Defense, a merger envisaged in the 2003 Director Plan and which allows us to have an interesting set of teaching and training.

The vote on this bill gives us today the opportunity to highlight the importance of ERM training but also and above all to highlight the quality of ERM training in Belgium. This is rarely done. The ERM will soon celebrate its 175th anniversary (the military establishment dates from 1834). It is responsible for the academic, military and sports training of our military.

The motto of the Royal Military School is as follows: "Rege duce, pro jure et honore" (to serve the homeland and the King with honour and justice) and directly refers to the training objectives set by the school. It is responsible for the common basic military training for career officers of all armed forces. Its mission, therefore, is to train young people and girls for future officer positions and thus prepare them to drive, lead women and men and make good decisions, all within often complex European or international organizations.

I would like to emphasize that training is not only technical and military. All members of the armed forces and in the first place officers must know the society in which they live. Their task is deeply, and more and more elsewhere, anchored in social life. To be convinced of this, it is sufficient to mention the humanitarian aspect accompanying virtually all peacekeeping or restoration missions or the part taken by the military in the first emergency interventions on the occasion of accidents, natural disasters in our country, interventions in favor of the civilian population, often in collaboration with other services.

Citizenship training is also an important task at the Royal Military School. Military and citizen, the compatibility of these two aspects has been clearly demonstrated recently, when we voted here, unanimously or almost unanimously, the law allowing military personnel to be candidates in municipal and provincial elections.

The teaching objectives are perfectly met by the ERM faculty whose quality is recognized everywhere. It also extends its activity outside of Belgium. It participates in research and development projects of international dimension. This is currently the case for the ITER programme, which has as its main objective to address the challenge and demonstrate the scientific and technological feasibility of the merger. Its partners in this project are not “thin” as it is the European Union, represented by Euratom, Japan, China, India, Korea, Russia and the United States. The ERM also participates in the development of this system as part of the heating of gas by electromagnetic waves. This proves that the school not only enjoys a good international reputation but participates in very high-level scientific debates with other countries and international partners. by

I also know that it attracts many students. I mean as proof the presence of foreign students: 18% of ERM students are of foreign nationality. Among them, many Africans from Morocco, Tunisia, Gabon, Cameroon, Benin, Congo and Rwanda. For these last three countries, the exchanges take place within the framework of the military partnership developed with them for a number of years. In these partnership programs aimed at contributing to stabilization in Central Africa, military training has an important and crucial place.

Another example of the quality of ERM training is the recent recognition, in April last year, by the European Commission, of the Royal Military School as an Erasmus institution. This means that the ERM will welcome, in a first phase, ⁇  very soon, students from the University of Avignon in France and the Technical University of Iasi in Romania. by

By emphasizing the quality and European dimension of training, the Erasmus programme, which includes, among other things, exchanges of students and teachers as well as the joint development of study programmes, will further anchor the ERM in the European educational landscape and will undoubtedly contribute to consolidating the institution’s European as well as international reputation. This program will obviously enhance the presence of foreigners within the school. This cultural diversity found in the ERM is a real asset, not only in terms of personal development but also for the school and training as such, due to the increasingly European or international framework in which military operations take place today. by

Belgium is at the heart of the European construction and also of the European defence. Officers trained at the Royal Military School are the soldiers who will be sent to the field shortly afterwards. They must therefore be trained not only on the role that Belgium must play in this European defence but much more on the requirements of a genuine European defence.

Its reputation and anchorage, increasingly important in Europe, therefore give special responsibilities to the Royal Military School. Training is indeed one of the keys to success in today’s world. It is for all these reasons that I look forward to the legal recognition that the Royal Military School finally enjoys. Finally, I would like to thank all my colleagues from all the groups for their willingness to adopt this proposal.

#14

#15

Official text

                    
                    Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, mon intervention sera extrêmement brève. Je souhaite simplement dire que je partage tout à fait les propos de M. Monfils et souligner que l'enseignement de l'École royale militaire doit également porter sur la formation citoyenne. Cet aspect de l'enseignement, qui doit être dispensé à nos militaires, est fondamental. La Défense doit, en effet, être garante des valeurs démocratiques. Elle doit être proche du citoyen, prête à rendre service partout et chaque fois que c'est possible. Il importe que les jeunes hommes et les jeunes femmes qui s'engagent dans nos Forces armées connaissent et soient conscients des valeurs qu'ils défendent.

ID	German	French	English	Esperanto	Spanish	Dutch
#0	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#1	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#2	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#3	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#4	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#5	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#6	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#7	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#8	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#9	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#10	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#11	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#12	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#13	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#14	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#15	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙

ID	German	French	English	Esperanto	Spanish	Dutch
#0	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#1	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#2	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#3	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#4	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#5	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#6	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#7	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#8	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#9	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#10	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#11	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#12	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#13	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#14	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#15	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙

ID	German	French	English	Esperanto	Spanish	Dutch
#0	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#1	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#2	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#3	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#4	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#5	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#6	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#7	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#8	⚙	⚙	⚙	⚙	⚙	★
#9	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#10	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#11	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#12	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#13	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#14	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙
#15	⚙	★	⚙	⚙	⚙	⚙