General information
Full name plenum van 2001-10-17 14:17:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip167.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K1249
10/05/2001
✔
Proposition de résolution concernant la prévention du cancer du col de l'utérus.
50K1129
02/03/2001
✔
Projet de loi instaurant une cotisation unique à la charge du secteur pétrolier.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik had eigenlijk de pers willen uitnodigen om te blijven luisteren naar de opmerkingen die wij willen formuleren met betrekking tot het wetsontwerp. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat ook hier de plaatsvervangende schaamte nog niet over is. De banken van de pers zijn echter leeg en de camera's worden ingepakt, wat ik jammer vind.
Translated text
Mr. Speaker, I actually wanted to invite the press to continue listening to the comments we want to make regarding the draft law. We are convinced that the substitute shame is not yet over. However, the press banks are empty and the cameras are packed, which I regret.
#2
Official text
Mevrouw Pieters, ik had nochtans het licht doen branden voor de leden van de Kamer.
Translated text
Mrs. Pieters, I had yet to light the lights for the members of the Chamber.
#3
Official text
Zodat we weten wat we moeten zeggen.
Collega's, op 15 september 2000, drie weken voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen, nam de federale regering de beslissing om een eenmalige toelage te verlenen voor stookoliefacturen uit de periode van 31 juli tot 31 december 2000. De toelage bedroeg 5 frank per liter met een maximum van 1.000 liter en gold enkel voor bepaalde mensen, met name steuntrekkers, werkenden met een laag inkomen en mensen met een WIGW-statuut.
Wij konden ons op dat ogenblik niet van de indruk ontdoen dat het hier om een pure verkiezingsstunt ging gedragen door bepaalde partijen. Het wetsontwerp werd ingediend op 2 maart 2001. We hebben toen in de commissie onmiddellijk hoorzittingen gevraagd met de sector en andere betrokkenen om meer kennis te krijgen van de gemaakte afspraken over voorraadbeheer en de controle hierop en om een beter zicht te krijgen op de marktsituatie in het land. Deze hoorzittingen hebben heel wat interessante gegevens opgeleverd. Eén zaak was al heel snel duidelijk, namelijk dat dit een puur populistische maatregel was die door minister Vande Lanotte net voor de verkiezingen werd genomen. De petroleumsector was heel duidelijk. Zij voelden zich gechanteerd door de regering want aanvankelijk was er sprake van een toelage van 250 miljoen frank vanwege de petroleumsector. Later werd door de federale regering eenzijdig een toelage van 1 miljard frank opgelegd. De sector oordeelde terecht dat als de regering een sociaal beleid wil voeren, zij dat zelf moet zien te bekostigen. Vooral vinden zij dat men niet eenzijdig een bedrag ten laste van de sector kan vooropstellen. De vertegenwoordiger van de Europese Commissie bevestigde het poujadisme van paars-groen. Dat werd zo-even reeds gezegd door de verslaggever. Tijdens de hoorzitting concludeerde hij: "Dans l'exposé des motifs tel qu'il est rédigé, il n'y a pas de justification crédible et convaincante de la pertinence de la cotisation unique".
Dat is volgens mij duidelijke taal. Bovendien werd de verkoop van huisbrandolie niet gestimuleerd, dit in tegenstelling tot wat de regering beweerde. De bedrijven die in België actief zijn, voornamelijk distributiebedrijven, hebben geen extra marge verkregen ingevolge de prijsstijgingen. De winstmarges van de Belgische bedrijven zijn sowieso beperkt omdat ze gereguleerd worden door het programmacontract. Het argument dat de opslagverplichting niet werd nagekomen werd door de sector niet aanvaard. De Europese Commissie, bij monde van mevrouw de Palacio, heeft moeten vaststellen dat er enkel omtrent kerosine, dus enkel met betrekking tot Sabena, iets niet in orde was met de voorraadverplichting. Sabena heeft onmiddellijk ter zitting gevraagd ontslagen te worden van de verplichting om deel te nemen aan de eenmalige bijdrage, vooral omwille van de precaire situatie van het bedrijf. Onmiddellijk werden door alle partijen amendementen ingediend teneinde uitzonderingen te voorzien voor ondernemingen die aardolieproducten invoeren of stockeren voor eigen gebruik. We gaan straks bij de artikelsgewijze bespreking nog even door over die amendementen.
De overheid heeft door de hogere prijzen van de huisbrandolie vorig jaar niet minder dan 6 miljard Belgische frank extra BTW-inkomsten verworven.
Ten slotte en niet het minst, wanneer wij aan de bevoegde minister de uiteindelijke kostprijs vroegen, bleek dat de minister van Begroting die aanvankelijk niet kon geven. Pas weken nadien bleek dat die kostprijs veel lager was dan geraamd. Op 29 mei bedroeg de totale kostprijs welgeteld 1.055.307.442 Belgische frank. De nota die ons na heel veel aandringen door de minister van Begroting werd overhandigd, verduidelijkte dat de operatie nog niet was afgerond en dat het zou duren tot 30 juni 2001 vooraleer alle boekhoudkundige staten binnen zouden zijn. Op heden hebben wij geen weet van meerkosten voor de OCMW's. Wij hebben enkel weet van een kostprijs van 1.055.307.442 frank.
Last but not least, er ontspon zich een bijzonder eigenaardige discussie over de tussenkomsten van de overheid en de sector. De regering communiceerde in termen van een kostprijs van 2 miljard frank. Iedereen ziet nog de beelden van de minister van Begroting op de televisie voor zich. De helft van deze kostprijs zou door de overheid worden gedragen, terwijl de andere helft zou worden gedragen door de sector. Dit staat niet alleen zwart op wit in het persbericht van de regering; ook de sector had het zo begrepen. Ik citeer uit de hoorzitting van 8 mei: "...daar waar de regering steeds heeft verklaard dat de sector de helft van de totale kost moest bijdragen. Misschien is het daarom dat de kost van deze sociale maatregel door minister Vande Lanotte niet werd meegedeeld aan het Parlement. Duidelijk tot ergernis van minister Picqué die om het nietcollegiaal gedrag van zijn collega verveeld zat".
Deze hebzuchtige regering ontkent nu dat het de bedoeling was om de kosten van de sociale maatregel te verdelen tussen de sector en de overheid. De minister van Economische Zaken moest toegeven dat de sector die 1 miljard frank volledig moet betalen, ook al heeft de overheid zelf meer dan 6 miljard frank verdiend aan de oplopende stookolieprijzen en ook al is de totale kost volgens de laatst meegedeelde cijfers net iets meer dan 1 miljard frank. Het imago van een betrouwbare overheid wordt er niet door gediend en de grote buitenlandse en binnenlandse investeerders weten nu dat de Belgische overheid tot om het even wat in staat is.
De CD&V-fractie is bijgevolg tot de conclusie gekomen dat deze maatregel, zoals hij in dit wetsontwerp is uitgewerkt, puur populistisch en deontologisch niet verantwoord is. Deze maatregel werd immers drie weken voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen genomen. Bovendien legt deze maatregel een eenmalige bijdrage op om een schijnbaar eenmalig probleem op te lossen. Daarnaast stellen wij ook vast dat ministers die met deze maatregel herhaaldelijk de media hebben gehaald, het bij de gemeenteraadsverkiezingen niet zo slecht hebben gedaan. Ik denk hierbij onder andere aan minister Vande Lanotte. Wij worden momenteel geconfronteerd met een brief van diezelfde Vande Lanotte en zijn collega uit de Vlaamse regering, Landuyt, aan de militairen van Sijsele. Landuyt werd daarvoor teruggefloten in het Vlaams Parlement. Tot op heden hebben wij in dit Parlement nog niets gehoord aan het adres van minister Vande Lanotte. Straks zullen wij worden geconfronteerd met dezelfde mededeling in verband met de gevangenissen van Ieper en Ruiselede.
Die zullen ook wel een brief krijgen van minister Vande Lanotte!
Translated text
So that we know what to say.
Colleagues, on 15 September 2000, three weeks before the municipal and provincial council elections, the federal government decided to grant a one-off allowance for fuel factories from 31 July to 31 December 2000. The allowance amounted to 5 francs per liter with a maximum of 1,000 liters and was only applicable to certain persons, in particular support recipients, low-income workers and persons with WIGW status. Their
At that moment we could not get rid of the impression that this was a pure electoral stunt carried by certain parties. The draft law was submitted on 2 March 2001. We then immediately requested in the committee hearings with the industry and other stakeholders in order to gain more knowledge of the agreements made on inventory management and the control thereof and to gain a better view of the market situation in the country. These hearings have produced a lot of interesting data. One thing was very soon clear, namely that this was a purely populist measure taken by Minister Vande Lanotte just before the elections. The oil industry was very clear. They felt blackmailed by the government because initially there was a subsidy of 250 million francs due to the oil sector. Later, the federal government unilaterally imposed a subsidy of 1 billion francs. The sector rightly judged that if the government wants to carry out a social policy, it must see that it costs itself. In particular, they consider that it is not possible to unilaterally set up an amount at the expense of the sector. The representative of the European Commission confirmed the poujadism of purple-green. This has already been said by the reporter. During the hearing, he concluded: "Dans l'exposé des motifs tel qu'il est rédigé, il n'y a pas de justification crédible et convaincante de la pertinence de la cotisation unique".
I think that is clear language. In addition, the sale of home combustion oil was not encouraged, contrary to what the government claimed. The companies operating in Belgium, mainly distribution companies, have not obtained additional margin as a result of the price increases. The profit margins of the Belgian companies are in any case limited because they are regulated by the program contract. The argument that the storage obligation was not met was not accepted by the industry. The European Commission, on behalf of Mrs. de Palacio, had to conclude that there was something wrong with the obligation to store only with regard to kerosene, i.e. only with regard to Sabena. Sabena requested immediately at the hearing to be waived from the obligation to participate in the one-off contribution, in particular due to the precarious situation of the company. Immediately, amendments were submitted by all Parties to provide for exceptions for companies that import or store petroleum products for their own use. We will discuss these amendments a little later in the article-by-article discussion.
Due to the higher prices of home fuel oil last year, the government has acquired no less than 6 billion Belgian francs in additional VAT revenues.
Last but not least, when we asked the competent minister for the final cost price, it turned out that the Minister of Budget could not initially give it. Only weeks later it turned out that the cost was much lower than estimated. On 29 May, the total cost price amounted to 1.055.307.442 Belgian francs. The note, which was handed over to us by the Minister of Budget after a lot of pressures, clarified that the operation had not yet been completed and that it would take until 30 June 2001 before all accounting statements would be in place. At present, we do not know of additional costs for the OCMWs. We only know of a cost price of 1.055.307.442 francs.
Last but not least, there has been a ⁇ peculiar discussion about the interventions of the government and the sector. The government communicated in terms of a cost of 2 billion francs. Everyone still sees the pictures of the Minister of Budget on television in front of them. Half of this cost would be borne by the government, while the other half would be borne by the sector. This is not only black on white in the government press release; the industry had also understood it. I quote from the hearing on 8 May: “...where the government has repeatedly stated that the sector must contribute half of the total cost. Per ⁇ this is why the cost of this social measure was not communicated to Parliament by Minister Vande Lanotte. Clearly to the irritation of Minister Picqué who was bored by his colleague’s non-collegial behavior.”
This greedy government now denies that it was intended to divide the costs of the social measure between the sector and the government. The Minister of Economic Affairs had to admit that the sector that 1 billion francs must pay in full, even though the government itself has earned more than 6 billion francs from the rising prices of fuel oil and even though the total cost according to the last ⁇ figures is just over 1 billion francs. The image of a reliable government is not served by it and the major foreign and domestic investors now know that the Belgian government is capable of anything.
The CD&V group has therefore concluded that this measure, as outlined in this draft law, is purely populist and deontologically irrelevant. This measure was taken three weeks before the municipal and provincial council elections. In addition, this measure imposes a one-off contribution to solve a seemingly one-off problem. In addition, we also note that ministers who repeatedly hit the media with this measure did not do so badly in the municipal council elections. Among them is Minister Vande Lanotte. We are currently facing a letter from the same Vande Lanotte and his colleague from the Flemish government, Landuyt, to the military of Sijsele. Landuyt was then returned to the Flemish Parliament. Until now, we have not heard in this Parliament the address of Minister Vande Lanotte. Later we will be faced with the same communication in connection with the prisons of Ieper and Ruiselede.
They will also receive a letter from Minister Vande Lanotte!
#4
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil het enthousiaste en door mij gesteunde betoog van mevrouw Pieters niet onderbreken, ik wil enkel nog voor enige aanvulling zorgen. Vandaag hebben wij bijvoorbeeld nog kennisgenomen van een brief van de heer Cortois, vorig burgemeester van Vilvoorde, gewezen fractieleider van de VLD in de Kamer en huidig collega uit de VLD-fractie. In die brief zegt hij dat mensen dank zij hem de naturalisatie hebben verkregen. Men zou dus nog voorbeelden kunnen geven van deze nieuwe politieke cultuur.
Translated text
Mr. Speaker, I do not want to interrupt the enthusiastic and supported speech of Mrs. Pieters, I just want to provide some supplementation. Today, for example, we have received a letter from Mr. Cortois, former mayor of Vilvoorde, former leader of the VLD group in the Chamber and current colleague from the VLD group. In that letter he says that people have obtained naturalization thanks to him. There could be more examples of this new political culture.
#5
Official text
Mijnheer Leterme, ik zal de heer Cortois daarover aanspreken. Ik heb de brief gezien. De heer Cortois heeft geschreven op 24 juli 2001, nadat wij hier op 17 of 19 juli 2001 de wet op de naturalisatie hebben goedgekeurd. Gelijk wie in deze Kamer, gelijk welke burger, gelijk welke toeschouwer kan weten wanneer wij een feuilleton naturalisaties goedgekeurd hebben. Ik zeg maar dat, omdat ik de brief juist heb gekregen, niet meer dan dat.
Translated text
Mr. Leterme, I will address Mr. Cortois on this subject. I saw the letter. Mr. Cortois wrote on 24 July 2001, after we approved the law on naturalization here on 17 or 19 July 2001. No matter who in this Chamber, no matter what citizen, no matter what spectator can know when we have approved a feuilleton of naturalizations. I say that only because I received the letter right, nothing more than that.
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, wij zouden daaraan nog dergelijke zaken kunnen toevoegen. Dat is inderdaad geen dienstbetoon. Het is niet moeilijk als burgemeester om dit te doen, vanuit een gemeente als Vilvoorde. Ik vergis mij, hij was geen burgemeester of schepen meer. Ik wilde alleen zeggen dat scoren en verkiezingen winnen op dat ogenblik belangrijker waren dan een goede wetgeving tot stand te brengen. Het was belangrijker voor paars-groen en Vande Lanotte om dit te realiseren in het kader van de verkiezingen. Ik wil verder gaan en erop wijzen dat campagne voeren op kosten van een privé-sector schandalig is, te meer omdat wij een jaar later de wet moeten goedkeuren, als niemand in dit land er nog wakker van ligt. Het is goed dit even te herhalen en de feiten op een rij te zetten.
Dit wetsontwerp regelt alleen de financiering van een eenmalige situatie, net alsof de problematiek zich maar een keer kan voordoen. Een echte, duurzame oplossing voor de mensen is er niet gekomen. Een structurele oplossing is de enige oplossing. Vorig jaar was de crisis op de oliemarkten geen uitzonderlijke of eenmalige situatie. Even goed als of beter dan wij weet u dat de olieprijzen bijzonder grillig zijn en afhankelijk van internationale markten en politieke situaties. Wij pleiten dan ook voor duurzame maatregelen. Ik weet dat u het met ons eens bent, maar u moet slaafs minister Vande Lanotte volgen. Enkele weken geleden zag het er trouwens zo uit: de prijs steeg opnieuw tot vijftien of zestien frank en niets zegt dat morgen de prijs niet opnieuw in de hoogte wordt gestuwd. Wij leven in bizarre tijden en op dit ogenblik is niets voorspelbaar. Vandaar dat de CD&Vfractie amendementen heeft ingediend om het duurzame karakter te bestendigen via het oprichten van een petroleumfonds. Dat moet gebeuren met dezelfde voorwaarden als degene die in het oorspronkelijk wetsontwerp waren ingeschreven, namelijk voor mensen met een laag inkomen. Wat de financiering betreft, idem. Elk voor de helft. Belangrijk is dat volgens ons de bijdrage van de sector wordt ingevuld, vastgelegd in een koninklijk besluit en bekrachtigd door het Parlement. Deze amendementen werden na rijp overleg ingediend en betrachten een duurzame oplossing in plaats van een populistisch optreden van de overheid net voor de verkiezingen. Nu blijkt dat die eenzijdig de sector zelf laat opdraaien voor een sociale maatregel; herinner u 1,55 miljard frank. Wij pleiten voor een structurele aanpak die iedereen voor zijn verantwoordelijkheid plaatst. Ik meen te hebben begrepen dat verscheidene leden uit de meerderheid met deze zienswijze akkoord gingen tijdens de maandenlange discussie die wij hebben gevoerd. Er zijn er zelfs die niet meer zijn opgedaagd en wij weten zeer goed dat dit kwam doordat zij niet meer akkoord gingen met het wetsontwerp zoals ingediend door de meerderheid.
Wij - evenals sommige leden van de meerderheid - voelden ons ongemakkelijk bij dit wetsontwerp.
Collega's, de problematiek is reeds dertien maanden oud. Laten we vandaag de kans nemen om een goede en duurzame oplossing voor onze mensen uit te werken. Laten we daar ook redelijk in zijn.
Translated text
We could add such matters. This is not really a service. It is not difficult as a mayor to do this, from a municipality like Vilvoorde. I am mistaken, he was no longer a mayor or ships. I just wanted to say that scoring and winning elections at that time were more important than creating good legislation. It was more important for purple-green and Vande Lanotte to realize this in the context of the elections. I want to go further and point out that campaigning at the expense of a private sector is scandalous, especially because we have to pass the law a year later, when no one in this country is still awake. It is good to repeat this and put the facts in line. Their
This bill only regulates the financing of a one-off situation, as if the problem could only occur once. There is no real, sustainable solution for the people. A structural solution is the only solution. Last year’s crisis in the oil markets was not an exceptional or one-off situation. As well as or better than we do, you know that oil prices are ⁇ rugged and depend on international markets and political situations. We advocate sustainable measures. I know you agree with us, but you must follow slave minister Vande Lanotte. A few weeks ago, by the way, it looked like this: the price rose again to fifteen or sixteen francs, and nothing says that tomorrow the price will not be pushed up again. We live in bizarre times and at this moment nothing is predictable. Therefore, the CD&Vfractie has submitted amendments to maintain its sustainable character through the establishment of a petroleum fund. This must be done under the same conditions as those that were included in the original bill, namely for people with low incomes. As for funding, I am. Each for half. Importantly, we believe that the sector’s contribution is completed, fixed in a royal decree and ratified by Parliament. These amendments were submitted after mature consultation and consider a lasting solution rather than a populist action by the government just before the elections. Now it turns out that it unilaterally drives the sector itself for a social measure; remember 1.55 billion francs. We advocate a structural approach that places everyone on their own responsibilities. I think I have understood that several members of the majority agreed with this view during the months-long discussion we have held. There are even those who have no longer been challenged and we know very well that this was because they no longer agreed with the bill as submitted by the majority.
We – as well as some members of the majority – felt uncomfortable with this bill.
The issue is now 13 months old. Let us take the opportunity today to work out a good and sustainable solution for our people. Let us be reasonable in that too.
#7
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, nous avons sans doute commis une erreur au moment où nous avons parlé de cette cotisation unique: celle d'estimer ce montant à la moitié de ce que coûterait le versement d'une aide aux personnes à faibles revenus. Le milliard prévu pour cette opération ne représente même pas la moitié du montant effectivement déboursé.
Lorsque ce projet nous a été présenté, les références étaient différentes. Le principe consistant à accorder une aide aux personnes à faibles revenus était maintenu mais le critère pour le relèvement d'une cotisation auprès du secteur pétrolier était le respect ou non de l'obligation de stockage. C'était sur la base des quantités stockées que cette cotisation était retenue.
Il est vrai que les chiffres de l'administration et ceux des représentants du secteur pétrolier permettant de savoir s'il y a eu respect du stockage ou non sont différents. Entre les représentants du secteur pétrolier, plus aucune solidarité. Tous ont déclaré que si les stocks n'étaient pas respectés, c'était à cause du kérosène, de la Sabena. Dans d'autres circonstances, la solidarité se manifestera sans doute plus fortement.
Toujours est-il que nous payons 26 centimes/litre pour que les entreprises stockent. Si l'on se base sur les quantités non stockées, on arrive à une somme équivalente à celle qui leur est demandée, à savoir un milliard.
Bien entendu, le secteur préférerait que les acteurs ciblés soient ceux qui paient. Malheureusement, le système actuel de stockage ne permet pas d'identifier clairement quelle est la quantité globale réservée uniquement au stockage stratégique puisqu'il n'y a pas de distinction entre le stockage stratégique et celui qui est destiné à la consommation traditionnelle.
Face à cette situation, l'on a estimé intéressant de mettre sur pied une structure de stockage européenne, de manière à ce que chaque entreprise dans chaque Etat ne soit pas tenue de respecter cette obligation. J'espère que ce projet sera poursuivi au niveau européen, d'autant qu'il y a aussi une injustice entre les différents producteurs pétroliers et les importateurs. En effet, certains disposent de multinationales et de structures leur permettant de stocker alors que d'autres doivent payer des sommes folles pour faire stocker leurs produits.
Voilà le contexte. Si nous avons commis l'erreur de mentionner une somme de moitié inférieure au coût des aides, je pense que les représentants du secteur pétrolier qui sont venus nous rencontrer en ont aussi commis une, fondamentale, en tout cas pour nous, écologistes: ils ont fait preuve d'un grand cynisme.
Devant cet état de fait, je me demande si nous pouvons laisser faire des gestionnaires qui génèrent d'énormes bénéfices en provoquant des dégâts dans l'environnement, en soutenant des dictatures dans certains pays et en mettant des populations dans des conditions de vie épouvantables dans certains pays où ils exploitent des ressources pétrolières, sans se préoccuper des nuisances dont ils ne s'estiment pas responsables.
Par ailleurs, leur cynisme va jusqu'à dire que l'Etat a obtenu des recettes supplémentaires grâce à l'augmentation des produits pétroliers, recettes qu'ils chiffrent à 6 milliards. Ils disent avoir investi en Belgique pour 153 milliards. A mon avis, quand des entreprises de ce genre investissent, c'est parce qu'ils sont certains des bénéfices.
Nous sommes évidemment heureux qu'une entreprise investisse chez nous.
Mais, en même temps, ce qu'ils oublient de dire, c'est qu'ils bénéficient généralement, en tout cas ceux qui appartiennent à des multinationales, des avantages liés au centre de coordination, c'est-àdire la diminution de leur fiscalité Nous leur faisons donc aussi des cadeaux.
Par ailleurs, ils prétendent que ce ne sont pas les distributeurs qui font des bénéfices mais uniquement les raffineries. Quand on veut connaître ces bénéfices ils prétendent ne pas le savoir parce que ce sont des entités en hiérarchie verticale et que les comptes ne se mélangent donc pas. Néanmoins, entre sociétés mères et sociétés filiales, ils s'accordent des services et des prix différents et avantageux.
Je pense que ce secteur a bénéficié d'une série d'avantages. Les recettes fiscales supplémentaires engrangées et les investissements faits en Belgique ne lui enlèvent pas du tout l'obligation morale de participer à l'aide destinée à tout un chacun pour assurer ses provisions de gasoil de chauffage.
Ils reconnaissent l'utilité de mettre sur pied un fonds social à destination des plus démunis mais encore une fois, ils ne veulent pas y participer. C'est le client, seul qui doit financer ce fonds. Contrairement à tous les autres secteurs qui produisent et fournissent de l'énergie, ce secteur-là ne fait preuve d'aucune solidarité vis-à-vis de leurs clients et de la population.
Ce projet de loi, outre l'imposition effective d'une cotisation, a été conçu de manière à ce que la consommation continue à être encouragée et de manière à respecter la concurrence.
A propos de la concurrence, un rapport a été demandé concernant l'efficacité ou non du contrat-programme. Il est vrai que la fixation des prix n'a pas d'influence et n'est pas à l'origine de ce projet de loi. Néanmoins, quand on constate que, via la manière dont les prix sont fixés, ces purs commerciaux arrivent à ne pas être en concurrence les uns avec les autres dans la distribution du gasoil de roulage, on peut franchement se poser des questions aussi sur la manière honnête, commercialement parlant, de gérer un marché et de fournir le meilleur produit au meilleur prix aux personnes qui en ont besoin.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, we probably made a mistake when we talked about this single contribution: that of estimating that amount to half what would cost to pay aid to people with low incomes. The billion planned for this operation does not even represent half of the amount actually paid. by
When this project was presented to us, the references were different. The principle of granting aid to low-income persons was ⁇ ined but the criterion for raising a contribution to the oil sector was whether or not the storage obligation was met. It was on the basis of the stored quantities that this contribution was retained. by
It is true that the figures of the administration and those of representatives of the oil sector allowing to know whether there has been compliance with storage or not are different. There is no more solidarity among the representatives of the oil sector. They all stated that if stocks were not respected, it was because of kerosene, Sabena. In other circumstances, solidarity will ⁇ manifest more strongly. by
It is still that we pay 26 cents/liter for companies to store. If one is based on the quantities not stored, one reaches an amount equivalent to that which is requested from them, i.e. one billion. by
Of course, the industry would prefer that the targeted actors be those who pay. Unfortunately, the current storage system does not clearly identify the total amount reserved only for strategic storage since there is no distinction between strategic storage and traditional consumption.
In the face of this situation, it was considered interesting to establish a European storage structure, so that every company in each state is not required to comply with this obligation. I hope that this project will continue at European level, especially since there is also an injustice between the different oil producers and importers. Indeed, some have multinational companies and structures that allow them to store while others have to pay crazy sums to store their products.
This is the context. If we made the mistake of mentioning a sum of half less than the cost of aid, I think that the representatives of the oil sector who came to meet us also committed one, fundamental, in any case for us, ecologists: they showed a great cynicism. by
In the face of this fact, I wonder whether we can allow managers who generate enormous profits by causing damage to the environment, by supporting dictatorships in certain countries, and by putting people in horrendous living conditions in some countries where they exploit oil resources, without worrying about annoyances for which they do not consider themselves responsible.
Furthermore, their cynicism goes as far as to say that the state has obtained additional revenues thanks to the increase in oil products, revenues which they number to 6 billion. They say they have invested in Belgium for 153 billion. In my opinion, when companies of this kind invest, it is because they are some of the profits. by
We are ⁇ happy that a company invests in us.
But, at the same time, what they forget to say is that they generally benefit, in any case those belonging to multinational companies, from the benefits related to the coordination center, that is, the reduction of their taxation We therefore also give them gifts. by
Furthermore, they claim that it is not the distributors who make profits, but only the refineries. When one wants to know these profits they claim not to know it because they are entities in a vertical hierarchy and the accounts therefore do not mix. Nevertheless, between parent and subsidiary companies, they agree on different and advantageous services and prices.
I think this sector has benefited from a number of advantages. The additional tax revenues earned and the investments made in Belgium do not remove it at all from the moral obligation to participate in the aid for everyone to ensure its supplies of heating diesel.
They recognize the usefulness of setting up a social fund for the poorest, but again, they do not want to participate. It is the client, the only one who has to finance this fund. Unlike all other sectors that produce and supply energy, this sector does not show any solidarity with its customers and the population. by
This bill, in addition to the effective imposition of a contribution, was designed in such a way that consumption continues to be encouraged and in such a way that competition is respected.
Regarding competition, a report was requested regarding the effectiveness or non-effectiveness of the program contract. It is true that price fixation has no influence and is not at the origin of this bill. Nevertheless, when one finds that, through the way prices are fixed, these pure commercials do not compete with each other in the distribution of rolling gasoline, one can frankly ask questions also about how honestly, commercially speaking, to manage a market and provide the best product at the best price to those who need it.
#8
Official text
Monsieur le président, c'est au nom de mon groupe que j'interviens après avoir fait le rapport. La mesure que ce projet de loi vise à imposer au secteur pétrolier a été qualifiée d'exceptionnelle par le ministre de l'Economie compte tenu des circonstances exceptionnelles de l'époque qui ont été rappelées par d'autres interlocuteurs tout à l'heure et sur lesquelles je ne m'attarderai pas.
Le projet de loi est encore plus précis. Il parle, et je crois que c'est très important, d'une cotisation unique. Qui dit unique suppose qu'une telle mesure ne sera pas réitérée. A mes yeux, cela va de soi mais il convient de le préciser et je souhaite vraiment, monsieur le ministre de l'Economie, entendre tout à l'heure dans vos réponses et de manière très claire, le caractère unique de cette cotisation.
Les différentes auditions que nous avons organisées dans le cadre de l'examen du projet de loi ont permis de mettre à nouveau en lumière certaines questions fondamentales. La première est de savoir ce qu'il en est des profits réputés exceptionnels réalisés par l'industrie pétrolière. Les propos du commissaire européen à la Concurrence ont été cités selon lesquels les profits ont été principalement réalisés au stade de la production, c'est-à-dire en dehors de la Belgique. L'argument qui tend à justifier la contribution imposée au secteur pétrolier en tant que contrepartie de ces profits réalisés dans les pays de production est donc, à nos yeux, sans fondement.
Ma deuxième question est: qu'en est-il du respect de l'obligation de stockage stratégique de la Belgique? De l'avis du même fonctionnaire de l'administration de l'énergie, le système actuel de stockage est tout à fait inapproprié. En conséquence, l'information selon laquelle ces stocks auraient été écoulés en profitant de la hausse des prix pétroliers qui ne reposent sur aucun constat d'infraction doit également être considérée comme non fondée.
La troisième question concerne le coût des produits pétroliers plus élevés en Belgique que dans les pays voisins. La réponse a été apportée par les représentants du secteur. Le nombre de points de distribution est trop important et les coûts d'investissement doivent donc être compensés par des marges de distribution supérieures. Cette situation qui était déjà connue dans le secteur bancaire n'est pas en voie de régression. A la différence des banques qui réduisent le nombre d'agences, nous constatons que les stations services sont de plus en plus nombreuses. Au-delà de l'exercice législatif que nous demande le gouvernement, ce projet de loi aura un mérite, celui de révéler publiquement certains fonctionnements liés au marché des produits pétroliers.
Nous comptons sur vous, monsieur le ministre, pour tirer les enseignements de ces constats afin de rationaliser le régime du stockage stratégique. La rationalisation pourrait se faire, par exemple, suivant le système d'une agence centrale considéré par la commission européenne comme le meilleur en raison de la neutralité de son impact sur le marché.
Translated text
I am speaking on behalf of my group after making the report. The measure that this bill aims to impose on the oil sector has been qualified as exceptional by the Minister of Economy given the exceptional circumstances of the time which have been recalled by other interlocutors just recently and on which I will not delay.
The bill is even more precise. He speaks, and I think it is very important, of a single contribution. Who says single assumes that such a measure will not be repeated. In my view, this is of course, but it is necessary to clarify it and I really wish, Mr. Minister of Economy, to hear in your answers and in a very clear way, the unique character of this contribution.
The various hearings we held as part of the review of the bill allowed us to once again highlight some fundamental issues. The first is to know what it is about the reputed exceptional profits made by the oil industry. According to the European Commissioner for Competition, the profits were generated mainly at the production stage, i.e. outside Belgium. The argument that tends to justify the contribution imposed on the oil sector in exchange for those profits made in the producing countries is therefore, in our view, unfounded.
My second question is: what about Belgium’s compliance with the strategic storage obligation? According to the same official of the Energy Administration, the current storage system is completely inappropriate. Consequently, the information that such stocks would have been discharged by taking advantage of rising oil prices that are not based on any infringement findings should also be considered unfounded. by
The third question concerns the cost of oil products higher in Belgium than in neighboring countries. The response was given by the representatives of the sector. The number of distribution points is too large and investment costs must therefore be offset by higher distribution margins. This situation, which was already known in the banking sector, is not on the way to a regression. Unlike banks that reduce the number of agencies, we find that the number of service stations is increasing. Beyond the legislative exercise requested by the government, this bill will have a merit, that of publicly revealing certain functions related to the market of petroleum products. by
We count on you, Mr. Minister, to draw the lessons from these findings in order to rationalize the strategic storage regime. The rationalization could be done, for example, following the system of a central agency considered by the European Commission as the best due to the neutrality of its impact on the market.
#9
Official text
Mijnheer de voorzitter, vooraleer ik als verslaggever het woord neem, heb ik de volgende vraag en daarom had ik het op prijs gesteld dat de minister van Financiën hier aanwezig was geweest, maar die moet elders zijn. Ten eerste had ik in commissie gevraagd of de toestemming van de Europese Commissie nodig was. Die toestemming is niet meer nodig, omdat het niet meer om een BTW-maatregel gaat. Ten tweede had ik gevraagd naar de budgettaire impact van het voorstel. Krachtens reglementaire bepalingen in het Parlement moet trouwens bij een ingediend voorstel de budgettaire impact vermeld worden. Welnu, graag vernam ik van de regering wat de kostprijs is van het voorstel tot verlaging van een aantal rechten.
Translated text
Mr. Speaker, before I take the floor as a reporter, I have the following question and therefore I would have appreciated that the Minister of Finance had been present here, but that must be elsewhere. First, I had asked in the committee whether the approval of the European Commission was needed. That authorisation is no longer necessary, since it is no longer a VAT measure. Secondly, I had asked about the budgetary impact of the proposal. Under Parliament’s regulatory provisions, in addition, a proposal submitted must include a report on the budgetary impact. Well, I would like to hear from the government what the cost of the proposal to reduce some rights is.
#10
Official text
Mijnheer Leterme, ik heb gelezen dat u die vraag in de commissievergadering hebt gesteld. Van de regering is alleen mevrouw Aelvoet aanwezig. Mevrouw de minister, hebt u namens de minister van Financiën een antwoord op de vraag van de heer Leterme? Ik besef wel dat het onderwerp niet gemakkelijk is.
Translated text
Mr. Leterme, I read that you asked that question at the committee meeting. From the government, only Ms. Aelvoet is present. Do you, on behalf of the Minister of Finance, have an answer to Mr. Leterme’s question? I realize that the subject is not easy.
#11
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat punt is niet onder mijn aandacht gebracht. Er is mij wel gezegd dat het wetsvoorstel langdurig is besproken en onderhandeld in een veel ruimere kring dan de klassieke meerderheid. Als politiek hoofdpunt moest een regeling uit de bus komen die rekening zou houden met de verschillende situaties in Vlaanderen en Wallonië. Daarover was een akkoord bereikt. Mijn enige opdracht hier is te bevestigen dat daarover eensgezindheid bestaat en dat met de tekst een juiste invulling aan het probleem wordt gegeven. Het akkoord weerspiegelt een zeer precies evenwicht en moet dus as such worden bewaard. Over de budgettaire weerslag is er mij niets meegedeeld.
Translated text
This point has not been brought to my attention. I have been told that the bill has long been discussed and negotiated in a much wider circle than the classical majority. As a political main point, an arrangement was to come out of the bus that would take into account the different situations in Flanders and Wallonia. An agreement was reached on this. My only task here is to confirm that there is consensus on this and that the text gives a correct fulfillment to the problem. The accord reflects a very precise balance and must therefore be preserved as such. I have not been informed of the budget impact.
#12
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wou dat punt opwerpen vooraleer het verslag naar voren te brengen, zodat de minister de tijd heeft om informatie in te winnen. Eind juni of begin juli hadden we de eerste en nu zijn we met de tweede lezing van het voorstel bezig. Ik heb telkens gevraagd naar de geraamde budgettaire impact. Ik vind dat de regering dan toch een antwoord moet kunnen geven. Als ik dat antwoord straks niet kan krijgen, wens ik dat wel morgen te horen bij de behandeling van dat punt. Het is toch niet onmogelijk om een cijfer te noemen?
Translated text
Mr. Speaker, I would like to highlight that point before presenting the report, so that the Minister has time to gather information. At the end of June or early July we had the first and now we are in the second reading of the proposal. I have always asked about the estimated budgetary impact. I think the government should be able to give an answer. If I can’t get that answer later, I would like to hear it tomorrow when dealing with that point. It is not impossible to name a number.
#13
Official text
Mevrouw de minister, ik vind dat de heer Leterme gelijk heeft. Ik begrijp dat u niet verantwoordelijk bent. Ik durf er dan ook op aan te dringen dat de minister van Financiën morgen vóór de stemming zijn raming meedeelt.
Translated text
I think Mr. Leterme is right. I understand that you are not responsible. I therefore dare to urge the Minister of Finance to communicate his estimate tomorrow before the vote.
#14
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, onderhavig wetsvoorstel is niet alleen van auteur veranderd. De heer Poncelet heeft zich teruggetrokken; ik laat in het midden of zijn keuze al dan niet opportuun was. Bovendien stemt het opschrift van het voorstel niet meer overeen met de inhoud van de wettelijke bepaling die morgen waarschijnlijk zal worden goedgekeurd.
Het wetsvoorstel is een onderdeel van het zogenaamde Lambermontakkoord. De eerste versie ervan strekte ertoe het BTW-tarief voor verbouwings- en renovatiewerken aan schoolgebouwen van 21% naar 6% te verlagen. Daarvoor was echter het akkoord van de Europese Commissie vereist. De minister van Financiën had tijdens de vergadering van 6 juli 2001 aangekondigd dat hij in die zin een vraag tot de Europese Commissie zou richten.
Op 5 juli 2001 werd het voorstel in plenaire vergadering van de Kamer naar de bevoegde commissie teruggezonden. Die heeft het opnieuw besproken tijdens haar vergaderingen van 17, 18 en 19 juli 2001.
Tijdens de vergadering van 17 juli 2001 dienden mevrouw Moerman en consorten twee amendementen, namelijk de amendementen nummers 10 en 11, in. Door die amendementen werd de maatregel tot verlaging van de BTW-voet vervangen door een maatregel met betrekking tot enerzijds het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten en anderzijds het Wetboek der successierechten. Daardoor werd de vraag naar het akkoord van de Europese Commissie zonder onderwerp. De manier waarop het wetsvoorstel op 5 juli door de plenaire vergadering van de Kamer naar de commissie werd teruggezonden - op het laatste ogenblik, op vraag van de heer Tavernier - toonde volgens uw verslaggever duidelijk aan dat de vraag over het voldoende tegemoetkomen aan de verzuchtingen van de Franstalige partijen niet zonder belang is. De reden van terugzending bleek te liggen in het feit dat de maatregel, zoals hij oorspronkelijk was uitgeschreven in het wetsvoorstel van collega Poncelet, eenzijdig was en enkel de situatie aan de Franstalige kant van de taalgrens viseerde, terwijl het de bedoeling zou moeten zijn om de netten aan weerskanten van de taalgrens op gelijke wijze met deze maatregel te bevoordelen.
Zoals gezegd werden om die reden twee nieuwe amendementen ingediend, die door heel wat collega's van meerderheid en oppositie werden ondertekend. In de loop van de bespreking die plaatsvond na terugzending naar de commissie, kwamen een aantal belangrijke vragen aan bod, onder meer de vraag naar de betekenis van de omschrijving: "gebouwen, uitsluitend bestemd voor het onderwijs", zoals die opgenomen was in de amendementen 10 en 11. Schoolgebouwen omvatten immers vaak gedeelten die niet voor het onderwijs zelf worden gebruikt, maar, bijvoorbeeld, als conciërgewoning. Scholen zijn soms ook ondergebracht in kloosters. Vandaar hebben diverse collega's aan de minister gevraagd hoe de fiscale administratie de voorliggende amendementen van mevrouw Moerman cs zou interpreteren, indien ze zouden worden aangenomen.
De heer Desimpel betreurde dat het voorliggende wetsvoorstel niet van toepassing is op de nieuwbouw van scholen, wat volgens de heer Desimpel een vergissing is, omdat dit voor de bouwsector een zeer welgekomen stimulans zou zijn geweest. Mevrouw Moerman beklemtoonde dat zij als gewezen schepen van onderwijs van de stad Gent begaan is met de noden van alle scholen, tot welk onderwijsnet zij ook behoren en dat zij persoonlijk voorstander is van de vermindering van het BTW-tarief, maar dat dit in de Europese context onmogelijk en onhaalbaar bleek te zijn.
De heer Viseur, mede-indiener van het voorstel, gaf tijdens de besprekingen aan dat het wetsvoorstel van de heer Poncelet van meet af aan bedoeld was voor de onderwijsgebouwen van alle onderwijsnetten in het ganse land. Maar, omdat in België het onderwijs niet alleen door de overheid wordt georganiseerd, rees er een probleem inzake BTW. In andere landen, zo merkte de heer Viseur op, is het dezelfde overheid die én het onderwijs organiseert én de BTW op de schoolgebouwen betaalt én terzelfder tijd de BTW in ontvangst neemt. Collega Viseur verheugde zich erover dat via de voorliggende amendementen van mevrouw Moerman cs het voorstel beter zou tegemoetkomen aan de noden van het onderwijs in alle landsgedeelten.
De heer van Weddingen kwam tussenbeide om een aantal correcties aan te brengen in de tekst van het amendement 10 en later ook in de tekst van amendement 11. De commissie stemde hiermee in. Op de vragen in verband met de interpretatie van het begrip "onderwijs" in de tekst van de amendementen 10 en 11, antwoordde de minister dat het begrip onderwijs ruim zou worden geïnterpreteerd om zo elke discriminatie ten aanzien van de belastingplichtigen te voorkomen. Wat betreft het begrip "uitsluitend het onderwijs tot doel" zou volgens de minister het belastingvoordeel alleen worden toegekend voor de delen van een onroerend goed die uitsluitend voor het onderwijs zijn bestemd. Volgens de minister ligt het in dat opzicht voor de hand dat een conciërgewoning die in een onderwijsinstelling gelegen is wel degelijk bijdraagt tot de onderwijsopdracht in de ruime zin van het woord en dus onder het geldingsgebied van de gunstmaatregel valt.
Op de vraag van commissievoorzitter Olivier Maingain of het belastingvoordeel in het gesubsidieerd confessioneel onderwijs ook van toepassing is op dat gedeelte van een gebouw dat voor onderwijs is bestemd en voor de eredienst wordt aangewend, antwoordde de minister dat de gestelde beperking slaat op de rechtstreekse band met de onderwijsactiviteit. Deze rechtstreekse band moet aanwezig zijn. Hij gaf het voorbeeld van een in een school aangelegd zwembad dat voornamelijk voor schoolactiviteiten is bestemd, maar ook toegankelijk is voor het publiek.
Uw rapporteur stelde met genoegen vast dat de minister aan de begrippen "onderwijs" en "uitsluitend doel" een zeer ruime interpretatie geeft en dientengevolge zag uw verslaggever af van een subamendement dat ertoe had kunnen strekken om in de amendementen 10 en 11 de woorden "die tot uitsluitend doel hebben" te vervangen door de woorden "die overwegend tot doel hebben". In dat verband werd echter opgemerkt dat een in een schoolinstelling geïntegreerde kapel die in de week voor eucharistievieringen met de leerlingen wordt gebruikt een zeer duidelijke link met de onderwijsactiviteit vertoont. Die band is nog veel directer dan in het geval van een conciërgewoning.
De minister gaf ten slotte aan dat het voordeel van de maatregel niet geldt voor de onroerende goederen bestemd voor een ander onderwijstype dan het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs. De amendementen 10 en 11 van mevrouw Moerman cs. werden aangenomen met 12 stemmen tegen één onthouding en uiteindelijk werd de geamendeerde tekst in tweede lezing eenparig aangenomen. Het opschrift van het wetsvoorstel is dientengevolge ook aangepast. Tot daar de lezing van het verslag dat werd goedgekeurd met negen stemmen bij één onthouding.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker. Mr. Poncelet has withdrawn; I leave in the middle whether his choice was timely or not. Furthermore, the title of the proposal no longer corresponds to the content of the legal provision that is likely to be adopted tomorrow.
The bill is part of the so-called Lambermont Agreement. Its first version aimed to reduce the VAT rate for renovation and renovation works on school buildings from 21% to 6%. This requires the approval of the European Commission. The Minister of Finance had announced at the meeting of 6 July 2001 that he would address a question in this regard to the European Commission.
On 5 July 2001, the proposal was returned to the competent committee in the plenary session of the Chamber. It re-discussed it at its meetings of 17, 18 and 19 July 2001.
During the meeting of 17 July 2001, Ms. Moerman and consortia submitted two amendments, namely amendments 10 and 11. Those amendments replaced the measure reducing the VAT rate by a measure relating to, on the one hand, the Code of Registration, Mortgage and Registration Rights and, on the other hand, the Code of Succession Rights. As a result, the question of the agreement of the European Commission became subjectless. The way in which the bill was returned to the committee on 5 July by the plenary session of the Chamber – at the last moment, at the request of Mr Tavernier – clearly demonstrated, according to your rapporteur, that the question of adequate response to the aspirations of the French-speaking parties is not without importance. The reason for the return appeared to lie in the fact that the measure, as it was originally outlined in the proposal of law by colleague Poncelet, was unilateral and concerned only the situation on the French-speaking side of the language border, while it should be intended to favour the networks on the opposite sides of the language border in a similar way with this measure.
As mentioned, for that reason two new amendments were submitted, which were signed by a lot of colleagues of majority and opposition. During the discussion that took place after the return to the committee, a number of important questions were addressed, including the meaning of the definition: "buildings exclusively for educational purposes", as included in amendments 10 and 11. After all, school buildings often include sections that are not used for education itself, but, for example, as a concierge residence. Schools are sometimes housed in monasteries. Therefore, several colleagues asked the Minister how the tax administration would interpret the amendments presented by Ms. Moerman cs, if they were adopted. Their
Mr Desimpel regretted that the present bill does not apply to the new construction of schools, which Mr Desimpel considers to be a mistake, as this would have been a very welcome incentive for the construction sector. Ms. Moerman emphasized that, as former educational vessels of the city of Gent, she was committed to the needs of all schools, whatever the educational network they belong to, and that she personally supports the reduction of the VAT rate, but that this proved impossible and unattainable in the European context.
Mr Viseur, co-contributor of the proposal, indicated during the discussions that Mr Poncelet’s bill was from the outset intended for the educational buildings of all educational networks throughout the country. However, because in Belgium the education is not organized solely by the government, there arose a problem with VAT. In other countries, Mr. Viseur noted, it is the same government that organizes education and pays VAT on the school buildings and at the same time receives VAT. Collega Viseur welcomed the fact that through the amendments presented by Ms. Moerman cs, the proposal would better meet the needs of education in all parts of the country.
Mr van Weddingen intervened to make a number of corrections in the text of amendment 10 and later also in the text of amendment 11. The committee voted in this regard. To the questions related to the interpretation of the concept of "education" in the text of amendments 10 and 11, the Minister replied that the concept of education would be interpreted broadly in order to avoid any discrimination against taxpayers. As regards the concept of "exclusively educational purposes", according to the Minister, the tax advantage would be granted only for the parts of an immovable property that are exclusively intended for education. According to the Minister, it is obvious in this regard that a concierge house located in an educational institution does contribute to the educational contract in the broad sense of the word and therefore falls within the scope of the preferential measure.
When asked by Commission Chairman Olivier Maingain whether the tax advantage in the subsidised confessional education also applies to that part of a building that is intended for education and is used for worship, the Minister replied that the proposed limitation refers to the direct connection with the educational activity. This direct link must be present. He gave the example of a swimming pool built in a school that is primarily intended for school activities but is also accessible to the public.
Your rapporteur noted with satisfaction that the Minister gives a very broad interpretation of the concepts "education" and "exclusive purpose" and therefore your rapporteur abstained from a sub-amendment which could have aimed at replacing in amendments 10 and 11 the words "which have an exclusive purpose" with the words "which have a predominant purpose". In this regard, however, it was noted that a chapel integrated into a school institution used in the week for Eucharistic celebrations with the pupils shows a very clear link with the educational activity. That band is even much more direct than in the case of a concierge home.
Finally, the Minister stated that the benefit of the measure does not apply to real estate intended for a type of education other than community education and subsidised education. Amendments 10 and 11 by Ms. Moerman cs. The amendments were adopted by 12 votes against one abstinence and eventually the amended text was unanimously adopted in second reading. The title of the bill has also been amended. Until then, the reading of the report was approved by nine votes with one abstinence.
#15
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil twee opmerkingen maken. Ten eerste, is de opmerking correct dat er een directe band moet zijn tussen "een deel van het gebouw" en de onderwijsfunctie. Daarover is de minister heel duidelijk geweest.
Ten tweede, moet ik de vraag om de weerslag op de begroting te kennen doorgeven aan de bevoegde minister. Toch wil ik er de aandacht op vestigen dat registratierechten worden overgedragen vanaf 1 januari 2002 zodat dit geen federale bekommernis meer is. Uiteraard hebt u het recht om hierover informatie te vragen en ik zal dan ook de hele vraag overzenden.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to make two comments. First, the note is correct that there should be a direct link between "a part of the building" and the educational function. The Minister has been very clear about this.
Second, I must forward the question of knowing the impact on the budget to the competent minister. Nevertheless, I would like to draw attention to the fact that registration rights are transferred from 1 January 2002 so that this is no longer a federal concern. Of course you have the right to request information on this and I will therefore send you the entire question.