General information
Full name plenum van 2002-11-06 14:15:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip280.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K1913
09/06/2000
✔
Projet de loi modifiant l'article 219 du Code des impôts sur les revenus 1992.
50K1973
17/07/2002
✔
Projet de loi concernant les plus-values à l'occasion de l'aliénation de véhicules d'entreprise.
50K1647
22/02/2002
✔
Projet de loi modifiant les lois électorales en ce qui concerne l'indication des partis politiques au-dessus des listes de candidats sur les bulletins de vote pour les élections des Chambres législatives fédérales, du Conseil régional wallon, du Conseil flamand, du Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale et du Conseil de la Communauté germanophone.
50K2032
24/09/2002
✔
Projet de loi portant protection des conseillers en prévention.
50K2031
24/09/2002
✔
Projet de loi modifiant la loi du 8 avril 1965 instituant les règlements de travail.
50K1736
18/04/2002
✔
Projet de loi relative à la responsabilité des et pour les membres du personnel au service des personnes publiques.
50K2061
10/10/2002
✔
Projet de loi portant confirmation de certaines dispositions de l'arrêté royal du 23 octobre 2001 modifiant l'arrêté royal du 19 août 1998 fixant les rétributions et cotisations dues au Fonds budgétaire des Matières premières.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#10
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#16
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#17
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#18
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#19
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#20
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#21
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#22
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#23
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#24
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#25
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#26
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#27
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#38
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#39
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#45
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#46
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#47
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#48
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#49
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#50
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#51
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#52
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#53
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#54
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#55
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#56
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#57
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#58
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#59
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#60
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#61
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#62
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#63
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#64
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#65
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#66
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#67
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#68
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#69
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#70
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
...
Translated text
... ...
#2
Official text
Laat u niet afleiden.
Translated text
Do not let you distract.
#3
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik krijg geen commentaar, dus blijkbaar gaat iedereen akkoord met mijn opmerking.
Translated text
Mr. Speaker, I do not receive any comments, so apparently everyone agrees with my comment.
#4
Official text
...
Translated text
... ...
#5
Official text
Als u mijn ervaring inroept, wordt het een beetje verontrustend.
Translated text
If you invoke my experience, it becomes a little disturbing.
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, een ander probleem met het begrip letterwoord dat geregeld opdook, is het feit dat cijfers en tekens er niet in mogen voorkomen. Bij gemeenteraadsverkiezingen komt het nochtans vaak voor dat een politieke partij cijfers of tekens in haar benaming mag gebruiken. Om te voorkomen dat dergelijke partijen op de stembiljetten voor de kiezers onvoldoende herkenbaar zouden zijn en bijgevolg een belangrijk electoraal nadeel zouden ondervinden, stonden sommige hoofdbureaus bij de gemeenteraadsverkiezingen het gebruik van cijfers in het letterwoord toe, hoewel het volgens de letter van de wet niet was toegestaan.
Ten slotte heeft een aantal politieke partijen recentelijk een nieuwe naam aangenomen waarin tekens of cijfers voorkomen.
Om de hierboven vermelde redenen is het aangeraden de kieswetgeving in twee opzichten te moderniseren. In de eerste plaats wordt een bredere definitie van het begrip letterwoord voorgesteld door de mogelijkheid te bieden ook cijfers en tekens in het letterwoord op te nemen. In de tweede plaats krijgen politieke partijen door die voorstellen de mogelijkheid om hun logo in plaats van hun letterwoord op de stembiljetten te laten weergeven.
Het logo wordt door de politieke partijen in de kiescampagne immers veelvuldig gebruikt. In de verkiezingspropaganda, brieven, brochures, folders, affiches, noem maar op, wordt het logo steeds vermeld. Voor de kiezers is het logo bijgevolg een belangrijk element van herkenbaarheid.
De oorspronkelijke tekst van het voorstel, werd na bespreking in commissie en overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en zijn administratie, op een aantal punten aangepast en verdedigd. De eerste door de commissie goedgekeurde teksten bepaalden dat het letterwoord ten hoogste zes letters en cijfers en ten hoogste zeven tekens mag bevatten.
Het letterwoord wordt opgevat als de verkorte uitdrukking van de naam van de lijst, samengesteld uit de beginletters van de woorden die de partijnaam wordt. Het logo dat op het stembiljet kan worden weergegeven is de grafische voorstelling van de naam van de lijst. Het maximumaantal letters, tekens en cijfers, waaruit het logo kan worden opgenomen, is hetzelfde als voor het letterwoord. Het verschil met het letterwoord bestaat erin dat in het logo niet alle letters als hoofdletter weergegeven hoeven te worden en dat letters, cijfers of tekens in een andere opmaak dan het standaardlettertype kunnen worden weergegeven, weliswaar binnen de maximale breedte en hoogte.
Door de plenaire vergadering van 20 juni werden de wetsvoorstellen evenwel teruggezonden naar de commissie, die nog twee vergaderingen, namelijk op 26 juli en op 16 oktober, aan de voorstellen wijdde. Er werden tijdens de commissievergadering van 26 juli nieuwe amendementen ingediend.
Een eerste reeks amendementen van de collega's Van de Casteele en Van Weert strekte ertoe het maximumaantal letters, cijfers en tekens dat in het letterwoord of het logo kan worden gebruikt, te verhogen tot respectievelijk 12 letters en of cijfers en of 13 tekens. De amendementen werden verantwoord door het feit dat de regering een kiesdrempel invoert en dat kleine partijen als gevolg hiervan zich zouden kunnen verenigen en dat om deze redenen het mogelijk moet worden gemaakt om het letterwoord of het logo van beide partijen of een combinatie ervan, op het stembiljet weer te geven.
Collega Langendries diende tijdens de vergadering van 26 juli amendementen in die de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid bieden om het gebruik van letterwoorden of logo's te verbieden, indien ze sterk gelijken op de letterwoorden of logo's die gebruikt zijn bij vorige verkiezingen of die gebruikt worden door een politieke partij die vertegenwoordigd is in een assemblee en die aldus verwarring bij de kiezer kunnen veroorzaken.
De minister van Binnenlandse Zaken diende subamendementen in op de amendementen van collega Langendries, omdat hij het eens kon zijn met de doelstelling ervan, maar niet met de modaliteiten ervan, in hoofdzaak omdat de criteria waarop de minister zich volgens het amendement van collega Langendries moet baseren om een letterwoord of logo te verbieden, vaag en onduidelijk waren en het gevaar van subjectiviteit inhielden.
Tijdens haar vergadering van 26 juli besliste de commissie dan eenparig de voorzitter van de Kamer te vragen de Raad van State om een dringend advies te verzoeken over de door de commissie aangenomen teksten, alsook over de amendementen die na de indiening van het verslag werden ingediend.
De Raad van State bracht op 3 juli 2002 twee adviezen uit. De Raad van State stelde dat het oogmerk van de amendementen, namelijk het voorkomen van verwarring bij de kiezer, aanvaardbaar is, maar dat de amendementen nr.31 van collega Langendries en nr.33 van de minister, onvoldoende nauwkeurig waren, in die zin dat de verbodsbepaling kan gerechtvaardigd worden op basis van een aantal redenen die voorafgegaan worden door het woord "inzonderheid", wat betekent dat nog andere redenen zouden kunnen worden aangevoerd, die niet uitdrukkelijk in de wet zijn opgenomen.
Belangrijker ten slotte was de opmerking van de opmerking van de Raad van State dat de amendementen nrs. 31 en 33 — ik citeer -:"op buitensporige wijze afbreuk doen aan de vrijheid van vereniging". De Raad van State baseerde zich hiervoor op de verantwoording bij het amendement van collega Langendries, waarin staat dat het verbod kan gelden voor letterwoorden die de formaties tijdens de loop der verkiezingen gebruiken, en waarbij een risico, hoe gering ook, volstaat om het gevraagde verbod te krijgen. De Raad van State is dus van oordeel dat, met het oog op de vrijheid van vereniging, de controle van de minister slechts marginaal kan zijn. Gezien dit fundamenteel bezwaar van de Raad van State besliste de minister tijdens de commissievergadering van 16 oktober zijn amendementen in te trekken. De weerlegging van de bezwaren van de Raad van State door collega Viseur en de nieuwe amendementen die hij indiende, konden de minister niet van mening doen vernaderen. De amendementen van collega Langendries werden dan ook door de commissie verworpen. De amendementen van de collega's Van de Casteele en Van Weert daarentegen werden aanvaard. De aldus geamendeerde en verbeterde wetsvoorstellen werden dan door de commissie eenparig aangenomen.
Translated text
Mr. Speaker, another problem with the literal word concept that regularly emerged is the fact that numbers and characters should not be included in it. In municipal council elections, however, it is often the case that a political party may use numbers or signs in its name. In order to prevent such parties from being insufficiently recognizable on the ballots for the voters and consequently suffering a significant electoral disadvantage, some headquarters allowed the use of numbers in the letter in the municipal council elections, although it was not permitted under the letter of the law.
Finally, a number of political parties have recently adopted a new name that presents signs or numbers.
For the reasons mentioned above, it is recommended to modernize the electoral legislation in two ways. First, a broader definition of the concept of letter word is proposed by providing the possibility to also include numbers and characters in the letter word. Secondly, those proposals allow political parties to have their logo displayed on the ballots instead of their letter.
The logo is often used by political parties in the election campaign. In the electoral propaganda, letters, brochures, folders, posters, mention it, the logo is always mentioned. For voters, therefore, the logo is an important element of recognition.
The original text of the proposal, after discussion in a committee and consultation with the Minister of Internal Affairs and his administration, was amended and defended on a number of points. The first texts approved by the committee stipulated that the letter may contain no more than six letters and digits and no more than seven characters.
The letter word is understood as the abbreviated expression of the name of the list, composed of the beginning letters of the words that become the party name. The logo that can be displayed on the ballot note is the graphical representation of the name of the list. The maximum number of letters, characters and numbers from which the logo can be incorporated shall be the same as for the letterword. The difference with the font is that the logo does not need to display all the letters as major letters and that letters, numbers or characters can be displayed in a different format than the standard font type, though within the maximum width and height.
However, by the plenary session of 20 June, the bills were returned to the committee, which dedicated two further meetings, namely on 26 July and 16 October, to the proposals. Amendments were submitted at the committee meeting of 26 July.
A first series of amendments by colleagues Van de Casteele and Van Weert aimed to increase the maximum number of letters, numbers and characters that can be used in the letterword or logo to 12 letters and or numbers and or 13 characters, respectively. The amendments were responsible for the fact that the government is introducing a voting threshold and that as a result small parties could unite and that for these reasons it should be possible to display the letter or logo of both parties or a combination thereof on the ballot.
Collega Langendries submitted amendments at the meeting of 26 July allowing the Minister of Internal Affairs to prohibit the use of letters or logos, if they are very similar to the letters or logos used in previous elections or used by a political party represented in an assembly and which can thus cause confusion among voters.
The Minister of Internal Affairs submitted sub-amendments to the amendments of Mr Langendries, because he could agree with their objective, but not with their modalities, mainly because the criteria on which the Minister must rely in accordance with the amendment of Mr Langendries to prohibit a letter or logo were vague and vague and contained the danger of subjectivity.
During its meeting on 26 July, the committee unanimously decided to ask the Speaker of the Chamber of Representatives to ask the State Council for an urgent opinion on the texts adopted by the committee, as well as on the amendments submitted after the submission of the report.
The State Council issued two opinions on 3 July 2002. The State Council held that the purpose of the amendments, namely the avoidance of confusion among the voters, was acceptable, but that the amendments No. 31 of Mr. Langendries and No. 33 of the Minister, were not sufficiently accurate, in the sense that the prohibition may be justified on the basis of a number of reasons preceded by the word "particularity", which means that other reasons could be invoked, which are not explicitly included in the law.
More important, finally, was the note of the State Council’s note that the amendments nrs. 31 and 33 – I quote – “excessively impair the freedom of association”. The State Council therefore based on the accountability in the amendment of Mr Langendries, which states that the prohibition may apply to letters used by the formations during the course of the elections, and where a risk, however small, is sufficient to obtain the requested prohibition. The State Council thus considers that, in view of the freedom of association, the control of the minister can be only marginal. In view of this fundamental objection of the State Council, the Minister decided at the committee meeting of 16 October to withdraw his amendments. The rejection of the objections of the State Council by colleague Viseur and the new amendments he submitted could not cause the minister to humble his opinion. The proposed amendments were rejected by the committee. The amendments of the colleagues Van de Casteele and Van Weert, on the other hand, were accepted. The amended and improved bills were then unanimously adopted by the committee.
#7
Official text
Mijnheer Vanpoucke, ik dank u voor uw verslag. Ik zal nu het woord geven aan de leden die zich in de algemene bespreking hebben ingeschreven. Vraagt u nu het woord, mijnheer de minister, of nadien?
Translated text
Mr Vanpoucke, thank you for your report. I will now give the floor to the members who have registered in the general discussion. Do you ask the word now, Mr. Minister, or later?
#8
Official text
Nadien.
Translated text
and after.
#9
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la fédération PRL FDF MCC a récemment muté en un Mouvement Réformateur. Nous avons éprouvé ce besoin d'adapter la dénomination de notre formation politique aux évolutions doctrinales qui ont traversé, ces dernières années, les réflexions de la société et de nos membres et que nous nous apprêtons aujourd'hui à défendre devant l'électeur.
La voie que nous avons choisie est également celle d'une intégration plus poussée de nos différentes composantes. Les trois formations politiques se retrouvent aujourd'hui sous un seul et même sigle. D'autres formations, principalement du nord du pays, semblent s'engager dans la démarche inverse. Je songe au SP.A et à Spirit.
Dans l'état actuel de la loi électorale, leur "fusion terminologique" est impossible puisqu'il est prévu que sur les bulletins de vote, un sigle composé de six lettres au plus indique le parti politique auquel les candidats appartiennent. Il importe, dès lors, de faire droit à plus de souplesse en relevant le plafond du nombre de lettres et/ou de signes sur les bulletins.
En commission, les partis démocratiques se sont entendus pour fixer ce plafond à douze lettres et/ou chiffres et au plus treize signes. Aller plus loin est impossible, compte tenu des impératifs techniques. Il faut, par ailleurs, être conscient que la nouvelle réglementation n'affecte pas l'espace dévolu sur les bulletins aux formations politiques. Ceux qui feront donc le choix d'un long sigle verront la taille des éléments qui le composent réduite en proportion.
Il est un autre aspect de la problématique qui est imparfaitement rencontré par la législation en vigueur. Je l'ai déjà partiellement évoqué. Le sens actuellement donné à la notion de sigle est trop restrictif. La modification proposée vise à ce que le sigle puisse désormais comprendre également des chiffres et des signes. Il est aussi proposé de permettre de reproduire non pas le sigle mais le logo sur les bulletins de vote. L'évolution est nécessaire lorsque l'on parcourt les différents changements adoptés par plusieurs formations politiques. Je songe ici encore au SP.A mais aussi au CD&V. Ces nouveaux sigles proviennent de réflexions internes reflétant l'image que ces formations veulent donner à l'opinion. Il est logique d'adapter la loi afin de leur permettre d'en faire état sur les principaux documents soumis aux électeurs.
Pour ce qui est du logo, à savoir la représentation graphique du nom de la liste, les partis politiques l'utilisent largement dans la campagne électorale. Ce logo est, en effet, omniprésent dans la propagande électorale (lettres, brochures, dépliants, affiches et autres supports de communication). Pour les électeurs, le logo constitue donc un élément de repère important. Il est dès lors souhaitable de permettre aux partis politiques de faire figurer leur logo sur les bulletins de vote.
Nous voterons ce texte avec conviction parce qu'en cette matière, il est impératif que la loi s'adapte aux évolutions politiques vécues sur le terrain: la loi n'est ici qu'un instrument formalisant et réglementant une pratique.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, dear colleagues, the PRL FDF MCC Federation has recently transformed into a Reform Movement. We have experienced this need to adapt the name of our political formation to the doctrinal developments that have passed through, in recent years, the reflections of society and our members and which we are now preparing to defend before the electorate.
The path we have chosen is also that of a further integration of our different components. The three political formations are now under one and the same acronym. Other formations, mainly from the north of the country, seem to engage in the opposite approach. I think of SP.A and Spirit.
In the current state of the electoral law, their "terminological fusion" is impossible since it is provided that on the ballots, an acronym composed of six letters at most indicates the political party to which the candidates belong. Therefore, it is important to give rise to more flexibility by raising the ceiling on the number of letters and/or signs on bulletins.
In a committee, the Democratic parties agreed to fix this ceiling to 12 letters and/or numbers and to a maximum of 13 signs. It is impossible to go further, given the technical imperatives. It is also necessary to be aware that the new regulation does not affect the space devoted on the ballots to political formations. Those who will therefore choose a long sigle will see the size of the elements that make it proportionally reduced.
It is another aspect of the problem that is imperfectly met by the current legislation. I have already mentioned it in part. The meaning currently given to the notion of sigle is too restrictive. The proposed amendment aims to make it possible for the acronym to now also include numbers and signs. It is also proposed to allow the reproduction not of the logo but of the logo on the ballots. Evolution is necessary when you go through the different changes adopted by various political formations. I think here again of SP.A but also of CD&V. These new acronyms come from internal reflections reflecting the image these formations want to give to the public. It makes sense to adapt the law to allow them to report on the main documents submitted to voters.
As for the logo, i.e. the graphical representation of the list name, political parties use it widely in the electoral campaign. This logo is, in fact, ubiquitous in electoral propaganda (letters, brochures, pamphlets, posters and other communication media). For voters, the logo is therefore an important landmark element. It is therefore desirable to allow political parties to display their logo on ballot papers.
We will vote this text with conviction because in this matter, it is imperative that the law adjusts to the political developments experienced on the ground: the law is here only an instrument formalizing and regulating a practice.
#10
Official text
Je veux tout d'abord me réjouir de l'excellent esprit qui a présidé aux travaux de la commission de l'Intérieur sous la présidence de M. Tant, de la collaboration de tous les groupes politiques, majorité et opposition, mais également bien sûr de mon département. Ceci est exemplaire de l'esprit démocratique puisque certains groupes étaient plus intéressés que d'autres par la modification de la loi. Ayant fait le choix d'un nouveau sigle, si la loi n'avait pas été modifiée, ils n'auraient pas pu se présenter aux élections avec ce nouveau sigle. Si les amendements ont été rejetés, comme l'a signalé M. Vanpoucke dans son excellent rapport, c'est tout simplement qu'il est apparu après analyse que certaines propositions présentaient plus d'inconvénients que d'avantages, qu'il y avait une observation sérieuse de la part du Conseil d'État ou encore qu'on se heurtait à une série de difficultés d'ordre technique. Il y a des limites aux possibilités offertes par l'impression des bureaux de vote.
Pour qu'il n'y ait pas d'équivoque, je vais essayer en trois mots, monsieur le président, de préciser quelle est la portée de ce texte. Ces propositions de loi donnent une nouvelle définition du sigle appelé à surmonter les listes de candidats sur le bulletin de vote. Elles introduisent par ailleurs la notion de logo et donnent aux partis politiques la faculté de faire surmonter leur liste de candidats sur le bulletin de vote soit du sigle, soit du logo selon leur choix. Les dimensions du sigle et du logo sont fixées de manière uniforme pour toutes les élections à un centimètre de hauteur et à trois centimètres de largeur au maximum.
Ces propositions ont pour objectif de mettre un terme aux multiples difficultés qui ont surgi dans le passé à propos de la définition à donner à la notion de sigle. Elles rencontrent également la préoccupation des partis politiques qui ont adopté un signe ou un chiffre dans leur sigle, comme c'est le cas pour le CD&V ou ID21. Suivant la définition qu'en donnent les développements des propositions, le sigle est conçu comme l'expression abrégée du nom du parti, composé de l'initiale du nom du parti ou des initiales qui forment le nom du parti. Les lettres peuvent mais ne doivent pas être séparées par un point, lequel est considéré comme un signe, et toutes les lettres doivent être imprimées en majuscules. Seuls les signes figurant sur un clavier AZERTY peuvent être utilisés, à l'exclusion de tous les autres signes.
Le logo est quant à lui défini comme étant la représentation graphique du nom du parti. Le nombre maximum de lettres et/ou chiffres que peut comprendre le logo est le même que pour le sigle. La seule différence par rapport au sigle est que dans le logo, toutes les lettres ne doivent pas nécessairement être reproduites en majuscules et que les lettres, chiffres ou signes peuvent être reproduits sous une autre forme que les caractères normaux, par exemple en italique, dans la limite toutefois de la hauteur et de la largeur maximales prévues, soit respectivement un et trois centimètres. L'usage du symbole du parti, un arbre par exemple, monsieur D'hondt, n'est en revanche pas autorisé.
Le deuxième élément extrêmement important, c'est le nombre de lettres ou d'espaces qui étaient autorisés. Je ne suis pas opposé aux amendements qui visaient à porter à 12 et 13 respectivement au lieu de 6 et 7 le nombre de lettres et/ou chiffres et signes que peut comprendre le sigle ou le logo, ce qui bien sûr a une conséquence sur le plan de la lisibilité, comme M. D'hondt l'a signalé. Cette majoration vise à rencontrer la préoccupation des partis qui se proposent de constituer des listes de cartel avec d'autres partis lors des prochaines élections. Les amendements ont été votés en commission et donc, la proposition de loi qui est soumise à votre vote vise une limitation à 12 lettres et/ou chiffres et 13 signes au plus. Je crois, monsieur le président, qu'il s'agira là d'une modernisation utile de notre législation électorale.
Translated text
First of all, I would like to congratulate myself on the excellent spirit that presided over the work of the Interior Committee under the presidency of Mr. So much, from the collaboration of all political groups, majority and opposition, but also of course of my department. This is exemplary of the democratic spirit since some groups were more interested than others in changing the law. Having made the choice of a new sign, if the law had not been amended, they would not have been able to stand in the elections with this new sign. If the amendments were rejected, as stated by Mr. Vanpoucke in his excellent report, it is simply that it appeared after analysis that some proposals presented more disadvantages than advantages, that there was a serious observation from the State Council, or even that one encountered a series of technical difficulties. There are limits to the possibilities offered by the printing of the polling stations.
In order to avoid any ambiguity, I will try in three words, Mr. Speaker, to clarify the scope of this text. These bills give a new definition of the acronym called to overcome the candidate lists on the ballot. They also introduce the notion of logo and give political parties the possibility to override their list of candidates on the ballot, either the logo or the logo of their choice. The dimensions of the logo and logo are uniformly fixed for all elections to a maximum of one centimeter in height and three inches in width.
These proposals aim to put an end to the multiple difficulties that have arisen in the past with regard to the definition to be given to the notion of signs. They also face the concern of political parties that have adopted a sign or a number in their signs, as is the case for CD&V or ID21. According to the definition given by the developments of the proposals, the acronym is conceived as the abbreviated expression of the name of the party, composed of the initial of the name of the party or of the initials that form the name of the party. Letters can but should not be separated by a point, which is considered a sign, and all letters must be printed in majuscules. Only the signs on an AZERTY keyboard can be used, excluding all other signs.
The logo is defined as the graphical representation of the name of the party. The maximum number of letters and/or numbers that the logo can contain is the same as for the acronym. The only difference from the signs is that in the logo, not all letters must necessarily be reproduced in majuscules and that letters, numbers or signs can be reproduced in a form other than normal characters, for example in Italian, within the limit of the maximum height and width provided, or one and three centimeters respectively. The use of the symbol of the party, a tree, for example, Mr. D'Hondt, is not permitted.
The second extremely important element is the number of letters or spaces that were allowed. I am not opposed to the amendments which aimed to increase to 12 and 13 respectively instead of 6 and 7 the number of letters and/or numbers and signs that can be included in the signs or logos, which of course has a consequence in terms of readability, as Mr. D’Hondt said it. This increase is aimed at meeting the concern of parties that are proposing to constitute cartel lists with other parties in the upcoming elections. The amendments were voted in a committee and therefore, the bill that is submitted to your vote aims at a limitation of 12 letters and/or numbers and 13 characters maximum. I believe, Mr. President, that this will be a useful modernization of our electoral legislation.
#11
Official text
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, bij de bespreking van dit wetsontwerp in de commissie voor de Binnenlandse Zaken heeft de minister van Ambtenarenzaken, de heer Van den Bossche, in zijn toelichting nog eens de grote krachtlijnen van het ontwerp geschetst. Hij wees erop dat de regeling tot doel had het verschil in behandeling aangaande burgerrechtelijke aansprakelijkheid van overheidspersoneel voor fouten gemaakt tijdens de uitoefening van hun ambt tussen statutairen en contractuelen op te heffen. Bij de vroegere regeling was de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor statutaire ambtenaren zwaarder dan voor contractuelen. Op deze verschillende behandeling was er immers reeds kritiek gekomen van het Arbitragehof.
De ontworpen aansprakelijkheidsregeling waarvoor uiteindelijk werd gekozen, vloeit voort uit deze die bestaat voor personen die zijn aangeworven met een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van een paar verschillen voor sommige categorieën van ambtenaren. Bovendien wordt met dit wetsontwerp een einde gemaakt aan het verschil tussen ambtenaren die als orgaan optreden en ondergeschikte ambtenaren. Dit verschil heeft immers nefaste repercussies.
Na deze algemene toelichting van de minister merkte de heer Tant op dat hij de strekking van het voorstel volledig kon onderschrijven, maar toch nog enkele verduidelijkingen wenste. Zo vroeg hij zich af of de bestaande specifieke aansprakelijkheidsregelingen zullen worden vervangen door de voorliggende algemene regeling en of de term "dading" niet beter zou worden vervangen door "minnelijke schikking". De minister antwoordde op deze vragen dat de bestaande specifieke regelingen onverkort van kracht blijven en hij had geen bezwaar tegen de wijziging van de term "dading" naar "minnelijke schikking".
Bovendien stelde de heer Tant dat de beschikkingen in het ontwerp voor het personeel van het vrij onderwijs volgens hem, hierbij gesteund door de Raad van State, zonder voorwerp zijn. De minister herinnerde aan de tegenstrijdige rechtspraak hieromtrent en opteerde om de betrokken bepaling aldus te behouden.
Tijdens de bespreking van de artikelen werd door de heer Vanpoucke een amendement ingediend om de term "dading" te vervangen door de term "minnelijke schikking".
De commissie heeft dit wetsontwerp met het voorgestelde amendement eenparig aangenomen tijdens haar vergadering van 16 oktober jongstleden.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Ministers, Mr. Colleagues, in the discussion of this bill in the Committee on Internal Affairs, the Minister of Public Affairs, Mr. Van den Bossche, in his explanation, once again outlined the major strengths of the draft. He pointed out that the scheme was intended to eliminate the difference in treatment in civil liability of public servants for errors made during the exercise of their duties between statutory officers and contractual contracts. In the previous system, the civil liability for statutory officials was heavier than for contractual contracts. This different treatment has already been criticized by the Arbitration Court.
The draft liability scheme that was eventually chosen derives from the one that exists for persons recruited under an employment contract, with the exception of a few differences for some categories of officials. In addition, this bill eliminates the difference between officials acting as an organ and subordinate officials. This difference has negative repercussions.
Following this general explanation by the Minister, Mr Tant noted that he could fully endorse the scope of the proposal, but still wanted some further clarifications. For instance, he wondered whether the existing specific liability arrangements would be replaced by the present general arrangements and whether the term “dading” would not be better replaced by “male settlement”. The Minister responded to these questions that the existing specific arrangements remain in force uninterrupted and he had no objection to the change of the term "dading" to "male settlement".
Furthermore, Mr Tant argued that, in his opinion, the decisions in the draft for the staff of the free education, supported by the State Council, are without subject. The Minister recalled the conflicting jurisprudence in this regard and chose to retain the provision in question.
During the discussion of the articles, Mr Vanpoucke submitted an amendment to replace the term "dading" with the term "male settlement".
The committee unanimously adopted this draft law with the proposed amendment at its meeting on 16 October last.
#12
Official text
Mijnheer de voorzitter, het ontwerp heeft een vrij belangrijke draagwijdte, het gaat immers over het vastleggen van de verantwoordelijkheid van ambtenaren, zoals wij dat in het verleden ook al hebben gedaan voor politieke mandatarissen. Het was een open gesprek in de commissie, wat ons zelfs toeliet nog enkele bijsturingen te doen. Ik heb echter nog één vraag. De minister is hier niet aanwezig, maar ik ga daarvan geen probleem maken.
Translated text
Mr. Speaker, the draft has a fairly important scope, since it is about defining the responsibility of officials, as we have done in the past for political mandators. It was an open conversation in the committee, which even allowed us to make a few additional adjustments. However, I have another question. The Minister is not present here, but I will not make it a problem.
#13
Official text
Hij heeft zich laten verontschuldigen. (...)
Translated text
He allowed himself to apologize. The [...]
#14
Official text
Ik had nog één vraag. Ik had de minister gevraagd na te denken over de wenselijkheid van overgangsmaatregelen. Als er betwistingen bestaan, gebaseerd op het bestaande huidige statuut, die hangende zijn, in eender welk stadium of voor eender welke rechtbank of rechtsprekende instantie ook, rijst de vraag welke procedure dan moet worden gevolgd. De minister heeft daarop geantwoord dat de bestaande procedure van toepassing blijft voor alle zaken die ondertussen hangende zijn. Mijnheer de voorzitter, ik dacht nochtans dat het tot de vaste rechtsgewoonten behoort dat als een regeling zoals ze voorkomt in de nieuwe regeling gunstiger is voor de rechtzoekende, hij dan een beroep kan doen op deze nieuwe regeling.
Translated text
I had another question. I had asked the Minister to consider the desirability of transitional measures. If there are disputes, based on the existing current statute, which are pending, at any stage or before any court or judicial authority, the question arises which procedure should then be followed. The Minister responded that the existing procedure will continue to apply to all cases pending. Mr. Speaker, however, I thought that it belongs to the established legal practice that if a system such as it is found in the new system is more favourable for the applicant, he can then invoke this new system.
#15
Official text
Bedoelt u in de loop van de procedure bijvoorbeeld?
Translated text
Do you mean in the course of the procedure, for example?
#16
Official text
Precies, dat bedoel ik.
Translated text
Exactly, that is what I mean.
#17
Official text
Ik meen dat u gelijk hebt op dat vlak.
Ik suggereer u morgen die vraag te stellen voor de stemming. Eventueel, minister Tavernier, kunt u aan minister Van den Bossche vragen of hieromtrent een verklaring kan worden afgelegd. De vraag van de heer Tant is immers belangrijk.
Translated text
I think you are right in that regard.
I suggest you ask that question tomorrow before the vote. Eventually, Minister Tavernier, you can ask Minister Van den Bossche if a statement can be made on this subject. The question of Mr. Tante is important.
#18
Official text
Ook omwille van het rechtsgevoel.
Translated text
Also because of the sense of justice.
#19
Official text
Inderdaad. Uw vraag is pertinent.
Translated text
Indeed indeed. Your question is relevant.
#20
Official text
Mocht men beter worden bediend door de nieuwe regeling, dan zou het logisch zijn op dit voorstel in te gaan.
Translated text
If one is better served by the new scheme, then it would be logical to go into this proposal.
#21
Official text
Dat lijkt mij pertinent. Ik suggereer u dus nogmaals deze vraag morgen te stellen, net voor de stemming.
Mocht de regering een verklaring afleggen, dan maakt deze deel uit van de interpretatie van deze bespreking, hetgeen meer inhoud geeft aan het geheel.
Ik sta positief tegenover uw verzoek, maar ik verkies dat de regering die tenslotte verantwoordelijk is voor het wetsontwerp, dit naar voren brengt.
Translated text
This seems to me relevant. I suggest that you ask this question again tomorrow, just before the vote.
If the Government makes a statement, it is part of the interpretation of this discussion, which gives more content to the whole.
I am in favor of your request, but I prefer that the government, which is ultimately responsible for the draft law, bring this forward.
#22
Official text
Mijnheer de voorzitter, men moet zich in de plaats stellen van de betrokken rechtzoekende die vaststelt dat iemand die toevallig na hem komt, op een andere en gunstigere behandeling aanspraak kan maken.
Translated text
Mr. Speaker, one should take the place of the applicant concerned who determines that someone who happens to come after him can claim a different and more favourable treatment.
#23
Official text
Monsieur le président, je me réfère au rapport écrit.
Translated text
I refer to the written report.
#24
Official text
Monsieur le président, je me réfère au rapport écrit.
Translated text
I refer to the written report.
#25
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
Translated text
Mr President, Mr
#26
Official text
Ce minister, ik merk dat de leden van deze assemblee talrijk aanwezig zijn.
Namens mijn fractie wens ik na de rapporteur te hebben bedankt, niet voor zijn stilzwijgend verslag in deze plenaire vergadering, maar voor de schriftelijke weergave ervan, kort te interveniëren omtrent het wetsontwerp dat wij thans bespreken.
Het wetsontwerp dat wij bespreken, is een gevolg van de wegblokkades. Er zijn wegblokkades op komst, gelet op wat in het ABX-dossier aan de gang is, maar er vonden reeds wegblokkades plaats tijdens deze legislatuur, naar aanleiding van problemen rond de accijnzen op diesel, brandstof en de vervoercrisis in het algemeen.
In 2000 vonden er effectief wegblokkades plaats die lang duurden wegens het stilzitten van de regering. Dit zorgde voor enorme economische schade voor het land. Op een gegeven ogenblik werd er een oplossing voorgesteld, niet zozeer door de minister die terzake verantwoordelijk is, maar door andere excellenties die suggereerden de vervoerders zo ver te krijgen dat zij effectief de blokkades zouden opheffen.
De geschiedenis zou onrecht worden aangedaan mochten wij de heroïsche rol van de minister van Financiën in dat verband niet onderstrepen. Volgens mij heeft de minister van Financiën, met het gezond verstand dat hem bij vlagen kenmerkt, in belangrijke mate, samen met de minister van Tewerkstelling en Arbeid — toevallig hier verenigd — bijgedragen tot de oplossing van de crisis.
Het thans voorliggende wetsontwerp voorziet in een vrijstelling van de belasting op meerwaarde die totstandkomt bij vervreemding van een bedrijfsvoertuig — een camion of een vrachtwagen — wanneer deze meerwaarde opnieuw wordt geïnvesteerd in een milieuvriendelijk bedrijfsvoertuig. Dit is een goede oplossing, niet alleen omdat mede hiermee de crisis kon worden opgelost, maar ook omdat een zinvol milieuobjectief werd nagestreefd. Na de inwerkingtreding van dit wetsontwerp en van de uitvoeringsbesluiten zal men hopelijk ook erin slagen om desgevallend een aantal bijdragen te leveren voor een aantal milieudoelstellingen waarachter ons land staat.
Belangrijk om weten is — tenzij de minister mij tegenspreekt — dat het wetsontwerp alleen in werking kan treden via uitvoeringsbesluiten, na goedkeuring van de Europese Commissie.
De eerste belangrijke vraag in dit dossier is wat de stand van zaken is met betrekking tot de noodzakelijke goedkeuring van de Europese Commissie van deze maatregelen. Uit contacten her en der, waartoe een oppositiepartij zoals de onze veroordeeld is, meende ik te hebben begrepen dat men de goedkeuring van de Europese Commissie verwachtte tegen eind november. Welnu, het einde van november is nabij en ik had graag vernomen welke de stand van zaken is met betrekking tot de goedkeuring van het wetsontwerp en van de uitvoeringsbesluiten, door de Europese Commissie. Ik vraag mij trouwens af of de uitvoeringsbesluiten ook moeten worden onderworpen aan de goedkeuring van de Europese Commissie.
Ik benadruk dit, eerst en vooral omwille van de grond van de zaak, en vervolgens omwille van het feit dat in het advies van de Raad van State met betrekking tot dit wetsontwerp — ik verwijs naar de bladzijden 11 tot 13 van het document 1973 — terecht en conform de adviesprocedure die normaal wordt gevolgd, wordt opgemerkt dat de adviesvraag van de regering omtrent dit wetsontwerp, onontvankelijk is. De Raad van State merkt in zijn advies — volgens mij terecht — op dat de adviesvraag van de regering om advies uit te brengen over het wetsontwerp, eigenlijk onontvankelijk is precies omwille van het feit dat de maatregel die het voorwerp uitmaakt van het wetsontwerp en van de uitvoeringsbesluiten die nog van kracht moeten worden, op dat ogenblik nog niet was aangemeld bij de Europese Commissie. Dat blijkt inmiddels in de feiten te zijn geverifieerd.
Ik kom tot mijn derde vraag, mijnheer de minister. Klopt het dat u van regeringszijde een wetsontwerp hebt voorgelegd voor advies aan de Raad van State, terwijl de aanmelding van de voorgenomen maatregel — die door de Europese Commissie moet worden getoetst op het potentieel marktverstorend karakter — nog niet was gebeurd? Dat lijkt mij toch belangrijk. Ik heb destijds nog legistiek gestudeerd. Ik denk dat dat toch een zekere invloed heeft en dat het zelfs zou kunnen betekenen dat de Raad van State zich onbevoegd verklaart. Via die weg — doordat de regering dat willens en wetens doet — zou de regering het advies van de Raad van State, dat desgevallend als negatief zou kunnen worden gepronostikeerd, kunnen ontwijken. Men legt het betrokken wetsontwerp wetens en willens voor advies aan de Raad van State voor, terwijl men pertinent weet dat de Raad van State, collega Pieters, zich onontvankelijk zal moeten verklaren omdat de betrokken maatregel — die het voorwerp uitmaakt van het betrokken wetsontwerp — nog niet is aangemeld bij de Europese Commissie.
Ik kom tot een drietal inhoudelijke opmerkingen. De maatregel waarvan sprake, collega's, heeft betrekking op een investering in bedrijfsactiva. Ik denk dat we het daarover allemaal eens zijn. In totaal worden vier maatregelen voorgenomen die een investering in activa vereisen.
De eerste maatregel waarvan sprake is, gaat over de vrijstelling van investeringsmeerwaarde van bedrijfsvoertuigen. Dat staat in het wetsontwerp document nummer 1973 waarover we hier spreken, meer bepaald in artikel 2 dat een nieuw artikel 44bis inlast in het Wetboek van Inkomstenbelasting. Dat is een eerste maatregel die een investering in activa vereist.
Ik kom tot de tweede gunstmaatregel — bij manier van spreken — die, volgens mij, gerechtvaardigd is. Mijn fractie staat positief ten opzichte van het beleidsvoornemen dat het voorwerp uitmaakt van het wetsontwerp in kwestie. De tweede maatregel is de verspreide taxatie van meerwaarden. In het betrokken wetsontwerp nummer 1973 is — als ik me niet vergis in artikel 4 — de verspreide taxatie van de betrokken meerwaarden opgenomen. Artikel 4 strekt ertoe artikel 47 van het Wetboek van Inkomstenbelasting te wijzigen. Dat is de tweede maatregel.
De derde maatregel is de investeringsaftrek in het algemeen. Ik verwijs naar de fiscaal-gemeenrechtelijke investeringsaftrek in de artikelen 68 tot 77 van het Wetboek van Inkomstenbelasting. Dat is de derde maatregel die een investering in activa vereist.
De vierde maatregel is de behandeling van de investeringsreserve in deze zaak. De wettelijke en fiscale regeling daarover maakt — als ik mij niet vergis — het voorwerp uit van het wetsontwerp nummer 1918, meer bepaald artikel 6 dat ertoe strekt om een nieuw artikel 194quater in het Wetboek van Inkomstenbelasting in te voeren.
Het gaat dus om vier maatregelen, mijnheer de voorzitter, die — om er als eigenaar van een transportbedrijf voor in aanmerking te komen — vereisen dat er een investering in activa zou gebeuren. Ik beklemtoon dat, omdat volgens ons nogal wat bedenkingen kunnen worden geformuleerd over de notie belastbaar tijdperk. Ik verklaar mij nader. De maatregelen 1, 2 en 4 in mijn opsomming vergen een investering in activa binnen een bepaalde termijn. Die termijn verschilt naar gelang van de casus waarin we ons bevinden. Enerzijds zijn er de maatregelen 1 en 2, waar het gaat over een termijn bij gedwongen verwezenlijking, zoals brand of onteigening. Anderzijds gaat het om een termijn bij vrijwillige verwezenlijking van de meerwaarden.
We kijken specifiek naar de verschillende mogelijkheden, meer bepaald de maatregelen die ik als eerste, tweede en laatste heb opgesomd. Ik maak even abstractie van de fiscaal-gemeenrechtelijke investeringsaftrek, zoals die in de artikelen 68 tot 77 van het WIB is beschreven. Als we kijken naar de belastbare tijdperken voor de maatregelen 1, 2 en 4, hebben we met een probleem van complexiteit te maken.
De regering heeft als belangrijke beleidsoogmerk naar voren geschoven, naast de vele andere natuurlijk waaraan nu nogal ludiek — vaak nogal cynisch — wordt herinnerd door de bevolking ten aanzien van de regering, de zaken wat eenvoudiger te maken.
Wat stel ik in deze vast? In verband met de eerste maatregel, zijnde vrijstelling herwaarderingsmeerwaarde bedrijfsvoertuigen, overeenkomstig artikel 2 van het betrokken wetsontwerp, nieuw artikel 44bis, paragraaf 3, in het Wetboek van de inkomstenbelasting lees ik: "De herbelegging moet uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid gebeuren en binnen een termijn: 1° van 1 jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen ...; 2° van 2 jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar" — dat is, mijnheer de voorzitter, iets anders dan het belastbare tijdperk in deze — "waarin de meerwaarden vermeld in § 1, tweede lid, 2°, zijn verwezenlijkt."
Dat is de letterlijke tekst, mijnheer de minister, van het artikel 2 van het wetsontwerp dat wij bespreken. Daarmee loop ik eigenlijk vooruit op de bespreking van de artikelen, maar ik meen dat de voorzitter mij dat welgevallig zal toestaan.
Dat is de eerste omschrijving van het, laten wij zeggen, belastbare tijdperk — de ene keer het belastbare tijdperk, de andere keer het kalenderjaar met een verschil van termijn.
De tweede maatregel waarbij het belastbare tijdperk wat van naderbij wordt bekeken, is inzake de gespreide taxatie van meerwaarden. Het gaat om het artikel 4 van dit wetsontwerp 1973, waarbij het artikel 47 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen wordt gewijzigd. Daarin staat letterlijk: "De herbelegging moet uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid gebeuren en dit binnen een termijn: 1° van drie jaar na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen...; 2° van drie jaar vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de meerwaarden ... zijn verwezenlijkt".
Er is nog in wat uitzonderingen voorzien, mogelijkheden tot verlengingen. Ik ga ze niet uitgebreid citeren; ze zijn vervat, mijnheer de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, in artikel 47 § 4 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Tot zover de regeling van de tweede maatregel, zijnde de spreiding van de taxatie van meerwaarden.
Ik kom tot de vierde maatregel, zijnde de maatregel met betrekking tot investeringsreserves, die het onderwerp uitmaken van wetsontwerp 1918, dat ertoe strekt met zijn artikel 6 een nieuw artikel 194quater in het Wetboek van de inkomstenbelastingen in te voegen. In verband met de tijdsspanne waarop de gunstmaatregel desgevallend betrekking kan hebben, lezen wij: "Een bedrag gelijk aan de investeringsreserve moet door de vennootschap worden geïnvesteerd " — punt a) en punt b) — "binnen een termijn van drie jaar, die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk, waarvoor de investeringsreserve is aangelegd en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap."
Mijnheer de voorzitter, ik heb dit in extenso geschetst, omdat het toch wel een fantastische voorbeeld is van complexiteit. Er wordt gejongleerd met verschillende tijdsspannen in de voorwaarden om te kunnen genieten van een maatregel die goed bedoeld is, ook voor de KMO's en de zelfstandigen. U moet de betrokken eigenaar van een vrachtwagenbedrijf, een zelfstandige transporteur, maar eens confronteren met de complexiteit van deze regelgeving en de uiteenlopende termijnen. Ik ben niet de rapste, maar ik heb mij toch even in het haar moeten krabben als ik de tekst ter opfrissing gisteren opnieuw las. Ik neem het concrete voorbeeld van het afschrijven van een vrachtwagen overeenkomstig de normale afschrijvingsregels en de vervanging ervan door een milieuvriendelijk voertuig. U moet zich maar eens in de plaats stellen van die zelfstandige, van die KMO. Natuurlijk is hij tevreden omdat het effectief neerkomt op een belastingverlaging en ik steun dat. Maar als u dan nagaat aan welke voorwaarden hij moet voldoen, wordt met dit wetsontwerp 1973 alsmede met het nummer 1918, toch een hoge mate van complexiteit doorgevoerd.
Vandaar dat ik mij toch een aantal vragen stel. Ten eerste, mijnheer de minister, waarom gaat u in dit wetsontwerp 1973 in een één- en tweejarige termijn voorzien? Ik heb toch juist gelezen? In de artikelen 2 en 4 voorziet u in termijnen van respectievelijk 1 en 2 jaar, terwijl in de andere gevallen telkens gesproken wordt over een termijn van 3 jaar, in het opsommen van de voorwaarden die men moet vervullen om de betrokken fiscale gunstmaatregel te kunnen genieten. Men kan zich dan de vraag stellen of zo'n termijn niet wat te kort is. Mijnheer de minister, hebt u zicht op wat de normale leveringstermijn is van een vrachtwagen, a fortiori van een vrachtwagen die aan bepaalde vereisten moet voldoen? Is het realistisch dat een vrachtwagen, die aan bepaalde vereisten moet voldoen, binnen een termijn van 1 jaar kan besteld en geleverd worden, opdat een belastingplichtige onderneming of een belastingplichtige zelfstandige zou kunnen voldoen aan de voorwaarden van vrijstelling van meerwaarden op bedrijfsvoertuigen? Ik merk ook op dat het hier gaat, en dat beleidsoogmerk steunen we, om ecologisch vriendelijke bedrijfsvoertuigen en vrachtwagens, wat dan toch misschien een element van complicatie is naar de leveringstermijnen.
Het zou ons dus niet verwonderen dat die termijnen wat langer zijn dan normaal, zeker bij verhitting van de markt, wat nu niet het geval is onder meer wellicht omwille van een bepaald beleid. Maar goed, op dit moment is er geen verhitting van de markt. Maar het kan dat op een bepaald moment leveringstermijnen van specifieke vrachtwagens of voertuigen, zegt men mij ook vanuit federaties van transporteurs, dermate lang zijn dat men eigenlijk ternauwernood nog aan die voorwaarden kan voldoen. De maatregel die u voorstelt, die u ons vraagt goed te keuren, zou voor een groot deel van de betrokken bedrijven een slag in het water zijn.
Ik kom nu tot een tweede geheel van vragen. Ik heb wat problemen, mijnheer de voorzitter, met het door elkaar gebruiken van enerzijds, de notie belastbaar tijdperk en anderzijds, de notie kalenderjaar. Het blijkt dat in alle gevallen in de fiscale regelgeving die hier van toepassing is, gerefereerd wordt aan het belastbaar tijdperk, wat laten wij zeggen de normale nomenclatuur is, wat de normale verwijzing is die men in fiscale regelgeving in deze zou moeten doen, weliswaar met uitzondering precies van dit wetsontwerp betreffende de vrijwillig verwezenlijkte meerwaarde op bedrijfsvoertuigen, waar men het heeft over belastbaar tijdperk en niet over kalenderjaar. Is dit een vergissing, of is dit wel degelijk zo bedoeld? Indien het zo bedoeld is, wat is dan eigenlijk de ratio legis? Waarom spreekt men hier van belastbaar tijdperk en niet van kalenderjaar? In de personenbelasting is het probleem minder omdat in de personenbelasting het belastbaar tijdperk samenvalt met een kalenderjaar. Daar zal in de praktijk dus geen verschil zijn tussen de twee. Maar natuurlijk is die maatregel, die u ons hier ter goedkeuring voorlegt, onder meer en misschien zelfs voornamelijk van toepassing in de vennootschapsfiscaliteit. De vrijstelling voor verwezenlijkte meerwaarde op bedrijfsvoertuigen voor al die ondernemingen waarvan er heel wat geen fysieke of belastbare personen maar rechtspersonen zijn, zal dus in heel wat gevallen gaan over toepassing van vennootschapsbelasting. U weet even goed als ik, mijnheer de minister, alhoewel ik daarover twijfel als ik die teksten lees, dat het belastbaar tijdperk in de vennootschapsbelasting varieert afhankelijk van het boekjaar, dat verkort of verlengd kan worden maar dat in heel wat gevallen dus niet zal overeenstemmen met het kalenderjaar.
Ik stel een retorische vraag. Mijnheer de minister, is de maatregel die u voorstelt, ook van toepassing op vennootschappen? Ik veronderstel dat u ja zult antwoorden. Waarom wijkt het ontwerp af van het gebruikelijke begrip "belastbaar tijdperk"? Hoe zult u de problemen oplossen — alweer een element van complexiteit — in de vennootschapsbelasting wanneer bedrijven geen boekhouding voeren per kalenderjaar? Hoe wordt dat probleem opgelost? Zult u in de uitvoeringsbesluiten een of andere verduidelijking geven? Zult u in afspraak — zo veronderstel ik — met de sector praktische oplossingen zoeken die de wettelijke toets toch kunnen doorstaan? Wat is de ratio legis van uw keuze?
Ik vat samen, mijnheer de voorzitter. CD&V heeft principiële vragen niet alleen inzake het verloop van de procedure, maar ook inzake de inhoud. Ik heb het over de aanmelding bij de Europese Commissie. We hebben ook vragen bij het feit dat er uitvoeringsbesluiten worden klaargemaakt, zonder dat de Europese Commissie reeds over de aangemelde maatregel van het wetsontwerp uitspraak heeft gedaan, waarbij een heel specifieke techniek wordt gehanteerd: er wordt advies gevraagd aan de Raad van State terwijl men op voorhand weet dat de Raad van State de adviesvraag onontvankelijk moet verklaren, omdat de zaak niet aangemeld is bij de Europese Commissie. Ten tweede, hebben we heel wat vragen over een bijzonder complex aspect, waarbij verschillende invullingen van het begrip belastbaar tijdperk worden gehanteerd. Ik heb daar in de bescheiden tijd die mij werd toegemeten, een aantal voorbeelden van gegeven en een tip van de sluier gelicht van de praktische moeilijkheden voor zelfstandigen, KMO's en zelfstandige transporteurs.
Translated text
This Minister, I notice that the members of this assembly are numerous present.
On behalf of my group, I would like to thank the rapporteur, not for his silent report at this plenary session, but for its written presentation, to briefly intervene on the draft law that we are currently discussing.
The bill we are discussing is a result of the road blocks. Road blocks are coming, given what is going on in the ABX file, but there have already been road blocks during this legislature, following problems surrounding the excise duties on diesel, fuel and the transport crisis in general.
In 2000 there were effective road blockades that lasted for a long time because of the government’s impasse. This caused enormous economic damage to the country. At one point, a solution was proposed, not so much by the minister responsible for the matter, but by other excellences that suggested the carriers get so far that they would effectively remove the blockades.
History would be wronged if we did not emphasize the heroic role of the Minister of Finance in this regard. In my opinion, the Minister of Finance, with the common sense that characterizes him by flags, has contributed to a significant extent, together with the Minister of Employment and Labour — coincidentally joined here — to the resolution of the crisis.
The current draft legislation provides for an exemption from the value added tax resulting from the alienation of a commercial vehicle — a truck or a truck — when that value added is reinvested in an environmentally friendly commercial vehicle. This is a good solution, not only because it helped solve the crisis, but also because a meaningful environmental objective was pursued. After the entry into force of this draft law and of the implementing decisions, one will hopefully also be able to make a number of contributions to a number of environmental goals behind which our country stands.
It is important to know — unless the minister contradicts me — that the draft law can only come into force through implementing decisions, after approval by the European Commission.
The first important question in this dossier is the state of affairs with regard to the necessary approval by the European Commission of these measures. From contacts here and there, to which an opposition party like ours is condemned, I thought I understood that the approval of the European Commission was expected by the end of November. Well, the end of November is near and I would have liked to hear about the state of affairs with regard to the approval of the draft law and the implementing decisions, by the European Commission. I wonder, by the way, whether implementing decisions should also be subject to the approval of the European Commission.
I emphasize this, first and foremost because of the substance of the case, and then because of the fact that the State Council’s opinion on this bill — I refer to the pages 11 to 13 of the document 1973 — correctly and in accordance with the advisory procedure which is normally followed, notes that the government’s request for advice on this bill is inadmissible. The Council of State notes in its opinion — in my opinion correctly — that the government’s request for advice on the draft law is in fact inadmissible precisely because the measure which is the subject of the draft law and the implementing acts which are yet to come into force had not yet been notified to the European Commission at that time. This has now been verified in the facts.
I come to my third question, Mr. Minister. Is it true that the Government has submitted a draft law for advice to the State Council, while the notification of the proposed measure — which must be assessed by the European Commission for the potential market distortion — had not yet taken place? That seems to me important. At the time, I was still studying law. I think that does have a certain influence, and that it could even mean that the State Council declares itself incompetent. Through this way — by the government doing it willingly and knowingly — the government would be able to avoid the opinion of the State Council, which could eventually be pronounced as negative. The draft law in question is submitted to the Council of State for advice knowingly and willingly, while it is relevant to know that the Council of State, Mr. Pieters, will have to declare itself inadmissible because the measure in question – which is the subject of the draft law in question – has not yet been notified to the European Commission.
I have three substantive comments. The measure in question, colleagues, relates to an investment in corporate assets. I think we all agree on this. In total, four measures are envisaged that require an investment in assets.
The first measure concerns the exemption from investment value added of commercial vehicles. This is stated in the draft law document number 1973 that we are talking about here, more specifically in Article 2, which introduces a new article 44bis in the Code of Income Tax. This is a first measure that requires an investment in assets.
I come to the second favourable measure — in a way of speaking — which, in my opinion, is justified. My group is positive about the policy intent that is the subject of the draft law in question. The second measure is the spread taxation of surplus values. The draft law no. 1973 in question contains, if I am not mistaken in Article 4, the spread assessment of the surplus values in question. Article 4 aims to amend Article 47 of the Income Tax Code. This is the second measure.
The third measure is the investment withdrawal in general. I refer to the tax-common-law investment deduction in Articles 68 to 77 of the Income Tax Code. This is the third measure that requires an investment in assets.
The fourth measure is the treatment of the investment reserve in this case. The legal and fiscal regulation in this regard makes — if I am not mistaken — the object of Bill No. 1918, more specifically Article 6, which aims to introduce a new article 194quater in the Income Tax Code.
There are, therefore, four measures, Mr. Speaker, which, in order to qualify as owner of a transport company, require an investment in assets. I emphasize that because, in our opinion, quite a few concerns can be formulated about the notion of taxable age. I explain myself more closely. Measures 1, 2 and 4 in my list require an investment in assets within a certain period. That term varies depending on the casus in which we are located. On the one hand, there are measures 1 and 2, which refer to a period in the case of forced execution, such as fire or expropriation. On the other hand, it is a deadline for the voluntary realization of the surplus values.
We look specifically at the various possibilities, in particular the measures I have listed as the first, second and last. I will abstract from the tax-common-law investment deduction, as described in Articles 68 to 77 of the WIB. If we look at the taxable periods for measures 1, 2 and 4, we are facing a problem of complexity.
The government has pushed forward as a major policy objective, besides the many other, of course, which is now reminded quite ludic — often quite cynical — by the population in relation to the government, to make things a little simpler.
What am I putting in this? In connection with the first measure, which is exemption from revaluation surplus value commercial vehicles, in accordance with Article 2 of the draft law concerned, new Article 44bis, paragraph 3, in the Code of Income Tax I read: "The re-investment must take place no later than the termination of the professional activity and within a period: 1° of 1 year after the expiry of the taxable period in which the compensation was received ...; 2° of 2 years from the first day of the calendar year" — that is, Mr. President, something different from the taxable period in this — "in which the more values mentioned in § 1, second paragraph, 2°, have been achieved."
That is the literal text, Mr. Minister, of Article 2 of the bill we are discussing. Thus I am actually advancing the discussion of the articles, but I think the President will allow me to do so.
That is the first description of the, say, taxable period — the one time the taxable period, the other time the calendar year with a difference in term.
The second measure, which examines the taxable period in more detail, relates to the spread taxation of surplus values. It is the article 4 of this bill 1973, which amends Article 47 of the Income Tax Code. The re-investment must take place no later than the termination of the professional activity and this within a period: 1° of three years after the expiry of the taxable period in which the compensation was received ...; 2° of three years from the first day of the taxable period in which the surplus values ... have been accomplished.”
There are still some exceptions, possibilities for extension. I will not cite them extensively; they are contained, Mr. President, Mrs. and Mr. Minister, Colleagues, in Article 47 § 4 of the Income Tax Code.
Insofar as the arrangement of the second measure, which is the spread of the taxation of surplus values.
I come to the fourth measure, which is the measure concerning investment reserves, which is the subject of draft law 1918, which aims with its article 6 to incorporate a new article 194quater into the Code of Income Tax. Regarding the period of time for which the preferential measure may be applicable, we read: "An amount equal to the investment reserve must be invested by the company" — point a) and point b) — "within a period of three years, starting on the first day of the taxable period for which the investment reserve has been established and at the latest at the dissolution of the company."
Mr. Speaker, I have described this in extent, because it is a fantastic example of complexity. There are different periods of time in the conditions to benefit from a measure that is well intended, including for SMEs and self-employed persons. You should face the owner of a truck company, an independent carrier, but once with the complexity of this regulation and the different deadlines. I am not the rapest, but I still had to scratch my hair when I read the text for refreshment yesterday again. I will take the concrete example of depreciating a truck in accordance with the normal depreciation rules and replacing it with an environmentally friendly vehicle. You must take the place of that self-employed, of that small and medium-sized enterprise. Of course, he is satisfied because it effectively represents a tax reduction and I support that. But if you look at what conditions he must meet, this bill 1973 as well as the number 1918 still carry out a high degree of complexity.
Therefore I ask myself a few questions. First, Mr. Minister, why do you provide in this Bill 1973 a one- and two-year term? I just read it, right? In Articles 2 and 4, you provide for periods of 1 and 2 years, respectively, while in the other cases it is always spoken of a period of 3 years, in the listing of the conditions that must be fulfilled in order to benefit from the tax preference measure in question. You may ask yourself whether such a deadline is not too short. Mr. Minister, do you know what is the normal delivery time of a truck, a fortiori of a truck that must meet certain requirements? Is it realistic that a truck, which must meet certain requirements, can be ordered and delivered within a period of one year, so that a taxable undertaking or a taxable self-employed person could meet the conditions for exemption from value added on commercial vehicles? I also note that it is here, and that policy objective we support, to environmentally friendly commercial vehicles and trucks, which then may be an element of complication to the delivery deadlines.
Therefore, it would not surprise us that those deadlines are a little longer than normal, ⁇ when the market is warming, which is not the case now, ⁇ because of a certain policy. But well, at the moment there is no warming of the market. But it can be that at some point the delivery periods of specific trucks or vehicles, it is said to me also from the federations of carriers, are so long that one can actually almost still meet those conditions. The measure you propose, which you ask us to approve, would be a blow to the water for a large part of the companies involved.
I now come to a second set of questions. I have some problems, Mr. Speaker, with the confusing use of the notion of taxable period on the one hand and the notion of calendar year on the other. It turns out that in all cases the tax regulations applicable here refer to the taxable period, which we say is the normal nomenclature, which is the normal reference that should be made in the tax regulations therein, although with the exception precisely of this bill concerning the voluntarily achieved surplus value on commercial vehicles, where one speaks of the taxable period and not of a calendar year. Is this a mistake, or is this really meant? If so, what is the ratio legis? Why is this a taxable period and not a calendar year? In the personal tax, the problem is less because in the personal tax the taxable period coincides with a calendar year. In practice there will therefore be no difference between the two. But of course that measure, which you present to us here for approval, is, among other things, and ⁇ even mainly applicable in corporate taxation. The exemption for realised value added on commercial vehicles for all those undertakings, many of which are not natural or taxable persons but legal persons, will therefore in many cases involve the application of corporate tax. You know as well as I, Mr. Minister, although I doubt this when I read these texts, that the taxable period in the corporate tax varies depending on the fiscal year, which can be shortened or extended but that in many cases therefore will not correspond to the calendar year.
I ask a rhetorical question. Is the measure you propose also applicable to companies? I suppose you will answer yes. Why does the design deviate from the usual concept of "taxable age"? How will you solve the problems — again an element of complexity — in corporate tax when companies do not carry out accounting per calendar year? How is this problem solved? Will you provide any clarification in the implementing decisions? Will you, in agreement — I suppose — with the industry, seek practical solutions that will survive the legal test? What is the ratio legis of your choice?
I agree, Mr President. CD&V has principled questions not only concerning the course of the procedure, but also concerning its content. I am talking about the notification to the European Commission. We also have questions regarding the fact that implementing decisions are being prepared without the European Commission having already ruled on the notified measure of the draft law, using a very specific technique: consultation is requested to the State Council while it is known in advance that the State Council must declare the consultation request inadmissible, because the case has not been notified to the European Commission. Second, we have a lot of questions about a ⁇ complex aspect, in which different embodiments of the concept of taxable period are used. There, in the modest time that was measured to me, I gave a few examples of giving and a tip of the veil illuminating the practical difficulties for self-employed persons, SMEs and self-employed carriers.
#27
Official text
Mijnheer de voorzitter, wat de Europese Commissie betreft — de eerste vraag van de heer Leterme -, heb ik gisteren in de Ecofinraad een vraag gesteld aan de Europese Commissie om een antwoord te krijgen niet alleen over die maatregel maar ook over twee andere maatregelen die aan de Europese Commissie werden overgezonden. Ik verwacht een antwoord in de tweede helft van november. Ik denk dat het een gunstig advies zal zijn. Dat is evident: er is reeds een positief antwoord voor bepaalde landen die andere maatregelen hebben genomen inzake accijnzen en belastingen op benzine en diesel. We hebben een andere keuze gemaakt. We hebben gekozen voor maatregelen die geen invloed hebben op de benzine- en dieselprijzen. Ik denk dat de goedkeuring van de Europese Commissie in de tweede helft van november antwoorden zal volgen. Nogmaals, ik denk dat het antwoord positief zal zijn.
Translated text
Mr. Speaker, as regards the European Commission — the first question of Mr. Leterme — I asked the European Commission in the Ecofin Council yesterday in order to obtain a response not only on that measure but also on two other measures that were transmitted to the European Commission. I expect an answer in the second half of November. I think it will be a favourable advice. This is obvious: there is already a positive response for certain countries that have taken other measures on excise duties and taxes on gasoline and diesel. We made a different choice. We have chosen measures that do not affect gasoline and diesel prices. I think the approval of the European Commission will follow the answers in the second half of November. Again, I think the answer will be positive.
#28
Official text
Het is niet nodig aan de Europese Commissie de koninklijke besluiten voor te leggen. We hebben reeds een presentatie met al de nodige maatregelen gedaan. We kunnen voortgaan met de uitvoering van het wetsontwerp en enkele uitvoeringsmaatregelen zonder een nieuwe termijn.
Translated text
It is not necessary to submit the royal decrees to the European Commission. We have already made a presentation with all the necessary measures. We can continue with the implementation of the bill and some implementation measures without a new deadline.
#29
Official text
Ten tweede, wat het probleem inzake de Raad van State betreft, dat is een andere zaak. Om klaar en duidelijk te zijn: het is een politieke keuze. Waarom? Er is een moeilijkheid. We kunnen een advies vragen aan de Raad van State na een positief advies van de Europese Commissie, maar dat is pas na een zeer lange termijn, misschien zelfs enkele maanden.
Translated text
Second, as regards the problem of the Council of State, that is another matter. To be clear and clear: it is a political choice. Why Why ? There is a difficulty. We can ask for an opinion from the State Council after a positive opinion from the European Commission, but that is only after a very long period of time, ⁇ even several months.
#30
Official text
U weet dat er twee jaar geleden een akkoord met de vervoerders tot stand is gebracht. Wij hebben in een ontwerp een andere keuze gemaakt dan andere landen. Daarover hebben we eerst de Raad van State om advies op formeel vlak gevraagd en daarna hebben we de tekst voorgelegd aan de Europese Commissie en het Parlement. Eigenlijk is er maar één probleem en dat is er een van conformiteit op Europees vlak. Is er sprake van staatshulp of niet? Dat antwoord moet van de Europese Commissie komen, eerder dan van de Raad van State.
Translated text
You know that two years ago an agreement was reached with the carriers. We have made a different choice in a design than other countries. We first asked the State Council for formal advice on this subject and subsequently submitted the text to the European Commission and Parliament. In fact, there is only one problem and that is one of compliance at the European level. Is there state aid or not? That response should come from the European Commission, rather than from the Council of State.
#31
Official text
Ik herhaal dus dat het een politieke keuze is om naar het Parlement te komen en naar de Europese Commissie, mogelijk zelfs zonder ernstig onderzoek door de Raad van State, maar dat is een gevolg van die keuze. Het betreft meer een Europees probleem waarop een Europees antwoord moet komen wat de conformiteit met de Europese reglementering betreft.
Translated text
So I repeat that it is a political choice to come to Parliament and to the European Commission, possibly even without serious investigation by the State Council, but that is a consequence of that choice. It is more a European problem that needs a European response in terms of compliance with European regulation.
#32
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat is niet het enige ontwerp waarachter zo'n redenering zit. Wij komen naar het Parlement met een formeel advies van de Raad van State, maar wij zullen een nieuw koninklijk besluit moeten uitvaardigen om tot een correcte toepassing te komen na advies van de Europese Commissie. Ik herhaal dat het mogelijk moet zijn in de tweede helft van november.
Translated text
This is not the only proposal behind such a reasoning. We come to Parliament with a formal opinion from the Council of State, but we will have to issue a new royal decree in order to be properly implemented after the advice of the European Commission. I repeat that it should be possible in the second half of November.
#33
Official text
Wat de verschillende termijnen betreft, klopt het dat de reglementering complex is. Daar zijn verschillende redenen voor.
Translated text
Regarding the different deadlines, it is true that the regulation is complex. There are several reasons for this.
#34
Official text
In de eerste plaats is voor fiscaal gunstige maatregelen voor specifieke sectoren steeds zeer moeilijk om tot zeer eenvoudige maatregelen te komen. Er zijn veel verschillende vragen en er gelden vaak uitzonderingen in vergelijking met het algemeen recht en met het algemeen stelsel. Die complexiteit is dus normaal.
Translated text
First, it is always very difficult for fiscal favourable measures for specific sectors to come up with very simple measures. There are many different questions and there are often exceptions compared to general law and the general system. That complexity is normal.
#35
Official text
Ten tweede, een en ander gebeurt in overleg met de sector. In september 2000 hadden wij, ook met minister Picqué, die aanwezig was, een overleg en onderhandeling met de sector gedurende twee tot drie dagen en nachten. Na zo'n onderhandeling hebben wij veel maatregelen genomen, nog steeds in overleg met de sector. Nu hebben wij een akkoord met de vervoerders om de maatregelen uit te voeren. Ik denk dat het nuttig is om die werkwijze te herhalen.
Translated text
Secondly, something happens in consultation with the sector. In September 2000, we had, also with Minister Picqué, who was present, a consultation and negotiation with the sector for two to three days and nights. After such negotiations, we have taken many measures, still in consultation with the sector. Now we have an agreement with the carriers to implement the measures. I think it is useful to repeat this process.
#36
Official text
Ten derde, wij komen tot kortere termijnen in vergelijking met het algemene recht. Wij maken dus ook een keuze op begrotingsvlak om een correcte controle te bewerkstelligen. Wij moeten komen tot het hergebruik van een meerwaarde in een kortere termijn om er zeker van te zijn dat er een link is tussen de meerwaarde en de nieuwe investeringen.
Translated text
Third, we come to shorter deadlines compared to general law. Therefore, we also make a budgetary choice to ensure proper control. We must come to reuse a value added in a shorter term to make sure that there is a link between the value added and the new investments.
#37
Official text
Je vous dirais d'ailleurs, monsieur le président, qu'il est assez logique que les délais soient souvent assez courts — je vais y revenir — car ce que l'on veut évidemment, c'est que la plus-value soit utilisée pour le véhicule de remplacement.
Translated text
I would like to tell you, Mr. Speaker, that it is quite logical that the deadlines are often quite short — I will return to it — because what we obviously want is that the surplus value is used for the replacement vehicle.
#38
Official text
Je suis bien conscient du fait que les délais de livraison sont en général assez longs mais beaucoup de transporteurs, lorsqu'ils ont revendu un véhicule, souhaitent quand même disposer le plus rapidement possible — et si possible dès le lendemain — d'un nouveau véhicule. Il est assez rare dans une entreprise de transport que l'on revende une partie de la flotte et que l'on reste pendant un trimestre, deux trimestres, un an, en attente de la nouvelle flotte. C'est une règle de gestion assez simple, même pour des PME de transport, de faire en sorte lorsqu'on prévoit une plus-value sur un véhicule, que l'on prévoie aussi au même moment le remplacement, avec des délais suffisants de livraison.
Translated text
I am well aware that delivery times are generally quite long, but many carriers, when they resell a vehicle, still want to dispose of a new vehicle as soon as possible – and if possible from the next day. It is quite rare in a transport company to sell a part of the fleet and stay for a quarter, two quarters, a year, waiting for the new fleet. It is a fairly simple rule of management, even for transport SMEs, to ensure that when anticipating a value added on a vehicle, it is also provided at the same time the replacement, with sufficient delivery times.
#39
Official text
Ces délais-ci me paraissent même assez longs. Logiquement, c'est le jour même ou la même semaine que le changement se fait, étant entendu que les commandes ont été passées longtemps à l'avance et que les cessions ont parfois été décidées longtemps à l'avance. Mais je reconnais que comme dans beaucoup d'autres domaines en matière fiscale, des règles avantageuses pour un secteur sont en général assez complexes. Je ne prétends pas — je ne l'ai jamais dit d'ailleurs — que ce projet de loi était un projet de simplification de la fiscalité sur les entreprises de transport. Mais je puis vous dire que les entreprises de transport préfèrent un projet de loi un peu complexe qui leur donne un avantage fiscal à un projet de simplification qui pourrait être pris, alignant leurs dispositions sur celles des autres entreprises, avec évidemment un coût fiscal plus élevé. C'est assez classique chez les contribuables. Wat de terminologie betreft, kan ik het volgende zeggen. Voor het gebruik van de verschillende concepten, zoals aanslagjaar of kalenderjaar, zijn er verschillende redenen. Ten eerste, dat ontwerp is niet alleen van toepassing op de vennootschapsbelasting, maar ook op de personenbelasting. Wij komen dus tot een evenwicht: voor alle vervoerders geldt dezelfde redenering. Het hanteren van de termijn per kalenderjaar is misschien de beste oplossing voor iedereen. Het was wel een keuze om dat te doen. Het was evenzeer mogelijk om een termijn per aanslagjaar te hanteren. Hoe dan ook denk ik dat wij nu een correcte oplossing hebben voor alle belastingplichtigen.
Translated text
Those deadlines seem quite long. Logically, it is the same day or the same week that the change is made, being understood that orders have been placed long in advance and that assignments have sometimes been decided long in advance. But I acknowledge that, as in many other areas in tax matters, rules favorable to a sector are generally quite complex. I do not claim — I have never said it anyway — that this bill was a draft for simplifying taxation on transport companies. But I can tell you that transport companies prefer a somewhat complex bill that gives them a tax advantage to a simplification project that could be taken, aligning their provisions with those of other companies, with obviously a higher tax cost. This is quite common among taxpayers. In terms of terminology, I can say the next. For the use of different concepts, such as the year of the calendar year, are different redemptions. Ten eerste, dat ontwerp is niet alleen van toepassing op de vennootschapsbelasting, maar ook op de personenbelasting. We come therefore to a balance: for all carriers the same redemption is valid. Het hanteren van de termijn per kalenderjaar is ⁇ the best solution for everyone. It was a choice to do it. It was evenzeer possible om en termijn per aanslagjaar te hanteren. How and also I think that we have no correct solution for all taxpayers.
#40
Official text
Kortom, ik hoop dat het, twee jaar na het overleg met de sector, mogelijk zal zijn om tot de goedkeuring van de laatste maatregelen te komen, waaronder die op de verzekeringsbelasting.
Translated text
In short, I hope that, two years after consultation with the industry, it will be possible to reach the adoption of the last measures, including those on insurance tax.
#41
Official text
Ten tweede, ik hoop een positief antwoord te krijgen van de Europese Commissie de tweede helft van november voor een zo vlug mogelijke invoering.
Translated text
Second, I hope to receive a positive response from the European Commission in the second half of November for as soon as possible implementation.
#42
Official text
Ten derde, er zijn nog enkele complexe elementen. Ik denk dat er echter een zeer belangrijk argument is om, in overleg met de sector, naar een vermindering van de belastingen te gaan. Ik ga liever naar een vermindering van de belastingen, samen met een vereenvoudiging van het stelsel. Hoewel de regeling complex is, is ze wel in het voordeel van de vervoerders.
Translated text
Third, there are still some complex elements. I think, however, there is a very important argument to go, in consultation with the sector, towards a reduction in taxes. I would rather go to a reduction in taxes, along with a simplification of the system. Although the system is complex, it is in the benefit of the carriers.
#43
Official text
Mijnheer Leterme, geef uw repliek maar rustig vanop uw bank.
Translated text
Mr. Leterme, give your replica but calmly from your couch.
#44
Official text
Mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat de methode wordt gebruikt, maar ik zou deze retorische vraag kunnen stellen: stel dat de Europese Commissie neen zegt — het is een hypothese -, in welke situatie bevinden we ons dan? De wet wordt hier goedgekeurd, wordt overgezonden aan de Koning en wordt afgekondigd, maar de Europese Commissie zegt neen.
Translated text
Mr. Minister, this is not the first time the method is used, but I could ask this rhetorical question: suppose that the European Commission says no — it is a hypothesis — in what situation are we in? The law is approved here, transmitted to the King and announced, but the European Commission says no.
#45
Official text
De Raad van State laat dat trouwens opmerken.
Translated text
The State Council has noted this.
#46
Official text
Heel terecht, denk ik.
Translated text
Very rightly, I think.
#47
Official text
Ik herhaal. In de eerste plaats moet er een positief advies van de Europese Commissie komen en daarna een koninklijk besluit voor de concrete toepassing van de wet. Er is een verschil tussen een koninklijk besluit voor de invoering van de nieuwe wetgeving en een ander besluit dat aan de Koning kan worden overgezonden, voor de uitvoering van verschillende precieze maatregelen, die echter geen toepassing kunnen hebben zonder een algemeen koninklijk besluit. Daarin wordt ook voorzien in artikel 8 van het ontwerp voor de inwerkingtreding van de wet.
Het is misschien een speciale werkwijze, maar wij denken dat het mogelijk zal zijn een positief advies te krijgen. Wij komen naar het Parlement met zo'n zeer specifieke maatregel om vlugger te kunnen werken. Wij gaan dus voort met verschillende maatregelen: een koninklijk besluit voor de uitvoering van de wet die pas in werking treedt met een zeer specifiek koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 8. Er is dus geen gevaar. Er is een evenwicht tussen het zogenaamde Maribel-risico en een vertraging van een nieuwe maatregel. We kunnen dus vlugger gaan, zonder enig risico op een nieuw Maribel-probleem. Er is dus een evenwicht tussen beide.
Ik herhaal, voor mij is het belangrijker een advies van de Europese Commissie te hebben dan een advies van de Raad van State wat een Europese wetgeving betreft.
Translated text
I repeat it. First, there must be a positive opinion from the European Commission and then a royal decree for the concrete application of the law. There is a difference between a royal decree for the introduction of the new legislation and another decree that can be transmitted to the King, for the execution of various precise measures, which however cannot apply without a general royal decree. It also provides in Article 8 of the draft for the entry into force of the law.
It may be a special method, but we think it will be possible to get a positive advice. We come to Parliament with such a very specific measure to work faster. We therefore proceed with various measures: a royal decree for the enforcement of the law that comes into force only with a very specific royal decree for the enforcement of Article 8. So there is no danger. There is a balance between the so-called Maribel risk and a delay in a new measure. So we can go faster, without any risk of a new Maribel problem. There is a balance between the two.
I repeat, for me it is more important to have an opinion of the European Commission than an opinion of the Council of State on a European legislation.
#48
Official text
Ik merk op dat het debat in de plenaire vergadering ruimer zal uitvallen dan het debat in de commissie. Het is echter niet de eerste keer dat dat gebeurt.
Translated text
I would like to point out that the debate in the plenary session will be more extensive than the debate in the committee. However, this is not the first time that happens.
#49
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#50
Official text
Dat is waarschijnlijk te wijten aan de verschillende uiteenzettingen. Ik heb daarmee geen probleem, ver daarvan.
Translated text
This is probably due to the different arrangements. I have no problem, far from that.
#51
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wens nog iets te zeggen over de inhoud van het debat, alsook over dat procedurele punt: ik zal u tegemoetkomen en ervoor zorgen dat straks in de commissie de bespreking van een wetsontwerp over de BTW lang genoeg duurt, zodat, wanneer wij hier terugkeren, de bespreking in de plenaire vergadering korter kan zijn. Ik zal daarvoor mijn best doen.
Mijnheer de minister, ik neem akte van uw uitleg. Inderdaad, we moeten ons reppen, want de eerste actie van de transporteurs tegen de regering is nog maar pas bijna opgelost, of er worden nieuwe acties aangekondigd. Voor er nieuwe protestacties tegen de regering worden gelanceerd, is het belangrijk dat de vorige afspraken worden nagekomen. Dat is een goede reden om zo snel mogelijk voort te gaan.
Wat de complexiteit betreft, u hebt toegegeven dat de regeling complex is. U hebt een argument wanneer u zegt dat die complexiteit mee in overleg met de beroepsgroep tot stand is gekomen. Zij hebben zelf ook gekozen voor een bepaalde mate van complexiteit.
Mijnheer de voorzitter, ik heb tot slot nog een kleine vraag met betrekking tot de samenhang van de termijnregeling waarin wordt voorzien in artikel 47, § 3, ten tweede, met de uitzondering in artikel 47, § 4 met betrekking tot de drie jaar en de vijf jaar.
Het is misschien een idiote vraag, maar ik veronderstel dat dit niet cumulatief is. Het is een van de twee termijnen die geldt. Men heeft dus artikel 47 § 3, 2° waarin wordt gesproken over een termijn van drie jaar vanaf de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de meerwaarden vermeld — enzovoort — zijn verwezenlijkt. Dan is er een uitzondering, een verlenging van termijnen die — als ik het allemaal goed begrijp, maar mijn vermogens terzake zijn zeer beperkt — vervat is in artikel 47 § 4. Ik veronderstel dat het of het een of het andere is. Wanneer het gaat om herbeleggingen in onroerende goederen, vaartuigen en — misschien is het cynisch bedoeld, maar het staat hier — vliegtuigen, dan is het een termijn op zich.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to say something more on the content of the debate, as well as on that procedural point: I will meet you and make sure that later in the committee the discussion of a draft law on VAT takes long enough, so that, when we return here, the discussion in the plenary session can be shorter. I will do my best for that.
Mr. Minister, I take note of your explanation. Indeed, we need to repair ourselves, because the first action of the carriers against the government is only almost resolved, or there are new actions being announced. Before new protests against the government are launched, it is important that the previous agreements are fulfilled. That is a good reason to continue as soon as possible.
As for the complexity, you have admitted that the scheme is complex. You have an argument when you say that that complexity was created in consultation with the professional group. They have also chosen for a certain degree of complexity.
Finally, Mr. Speaker, I have a small question concerning the coherence of the time scheme provided for in Article 47 § 3, secondly, with the exception in Article 47 § 4 relating to the three years and the five years.
It may be an idiotic question, but I assume that this is not cumulative. This is one of the two deadlines. Article 47 § 3, 2° thus refers to a period of three years from the first day of the taxable period in which the above-mentioned surplus values — and so on — have been realized. Then there is an exception, an extension of periods which — if I understand it all correctly, but my resources in this regard are very limited — is contained in Article 47 § 4. I suppose it or it is one or the other. When it comes to reinvestments in real estate, ships and — ⁇ it is cynically meant, but it is stated here — aircraft, then it is a term in itself.
#52
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#53
Official text
U kunt het terugvinden in de gecoördineerde tekst en ook in de bijlagen
Translated text
You can find it in the coordinated text and also in the annexes.
#54
Official text
Maar alleen in het Nederlands, niet in het Frans.
Translated text
But only in Dutch, not in French.
#55
Official text
Ja, ik heb het gezien, in het Nederlands alleen.
Translated text
Yes, I saw it, only in Dutch.
#56
Official text
Het is alleen een correctie in het Nederlands.
Translated text
It is only a correction in Dutch.
#57
Official text
Telkens is er een duidelijke bepaling of keuze of men zich in het ene geval dan wel in het andere geval bevindt al naargelang de aard van het goed waarin men de herbelegging doet. Zo lees ik het toch.
Translated text
There is always a clear determination or choice whether one is in one case or in the other, depending on the nature of the property in which one makes the reinvestment. I read it like that.
#58
Official text
Monsieur le président, c'est l'intérêt de la démarche innovante de la Chambre d'avoir un texte coordonné en annexe.
Translated text
Mr. Speaker, it is in the interest of the Innovative Approach of the Chamber to have a coordinated text in annex.
#59
Official text
C'est pour cela que nous avons rendu cela obligatoire. La Chambre s'en souviendra plus tard, je l'espère.
Translated text
That is why we made it mandatory. The House will remember it later, I hope.
#60
Official text
Nous ne modifions rien au système actuel en la matière et donc de ce point de vue, je peux confirmer la situation sans difficulté. Il est vrai que si l'on regarde les textes coordonnés, on retrouve également les dispositions existantes.
Translated text
We are not changing anything to the current system in this matter and therefore from this point of view, I can confirm the situation without difficulty. It is true that if we look at the coordinated texts, we also find the existing provisions.
#61
Official text
Monsieur le président, je me réfère au rapport écrit.
Translated text
I refer to the written report.
#62
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik verontschuldig mij voor het feit dat ik in de commissievergadering niet aanwezig kon zijn, maar ik heb met des te meer interesse het verslag van collega Delizée gelezen. Tot mijn verbazing heb ik geconstateerd dat er vanuit de meerderheid maar weinig opmerkingen zijn gemaakt, laat staan dat zou zijn gewezen op de knelpunten bij de uitvoering van de fel betwiste wet betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. Daarover werden bijzonder weinig knelpunten aangekaart.
Ik herhaal nog eens dat de mobbingwet een terechte aandacht creëerde voor de problematiek van pesterijen op het werk, maar dat wij al bij de behandeling van die wet in de plenaire vergadering gewezen hebben op een aantal moeilijkheden voor ons, namelijk de externe benadering, de omgekeerde bewijslast, de inschakeling van de psychologen als preventieadviseurs en niet de reeds in dat kader werkende arbeidsgeneesheer, de extra kosten die dat allemaal teweegbrengt, de administratieve rompslomp, het overdreven aantal beschermde werknemers met alle mogelijke gevolgen binnen een bedrijf en, last but not least, de toenemende juridisering die de invulling van die wet zou teweegbrengen.
Nu zijn we zover. De wet over de bescherming van de preventieadviseurs wil nu dat die preventieadviseurs over de nodige juridische bescherming zouden beschikken om hun opdracht in alle onafhankelijkheid te kunnen uitvoeren. Anderzijds moeten alle soorten adviseurs eenzelfde soort van bescherming krijgen. Op zichzelf kan men niets anders dan die doelstelling volmondig onderschrijven.
Mijn eerste opmerking is dat door die wet opnieuw een aantal beschermde werknemers gecreëerd wordt. Het is statistisch bewezen dat in bepaalde ondernemingen met meer dan 100 werknemers het aantal beschermenden oploopt tot meer dan 80%. In een kleiner bedrijf met 50 + 1 werknemers, loopt het aantal beschermde werknemers op tot 60%. Mevrouw de minister, u weet dat misschien niet, maar dat is door werkgeversorganisaties zwart op wit op papier gezet. Wij zitten dus met bijzonder grote aantallen beschermde werknemers in een onderneming, wat een negatieve invloed heeft op de werkgelegenheid, omdat die ondernemingen niet meer geneigd zullen zijn om door te groeien, gezien de toenemende druk van de bescherming. Daarbij wens ik te onderstrepen dat ook het overleg tussen de werknemers en werkgevers noodzakelijk is in een bedrijf. Dat moet gestimuleerd worden. Wanneer het overleg echter te veel wordt, dan kan dat frustrerend en anti-economisch werken.
Vervolgens wil ik opmerken dat de werkgever een preventieadviseur alleen maar kan ontslaan of hem uit zijn functie verwijderen om redenen die losstaan van zijn onafhankelijkheid en zijn bevoegdheid. Daarbij moet een zeer omslachtige procedure worden gevolgd, zo blijkt uit de wet. De werkgevers moeten namelijk de preventieadviseurs aangetekend inlichten omtrent het voornemen en de reden tot ontslag of verwijdering uit de functie. De werkgever moet vervolgens advies vragen aan het comité voor preventie op het werk, of, bij gebrek daaraan binnen de onderneming aan de vakbondsafgevaardigde, of, bij gebrek daaraan, aan de werknemer zelf. Indien deze een negatief advies of helemaal geen advies uitbrengen, mag de werkgever de preventieadviseur niet ontslaan of verwijderen uit zijn functie vooraleer daarover advies in te winnen bij de sociale inspectie en vervolgens de arbeidsrechtbank om een uitspraak te vragen. Wanneer ik daarnet sprak over juridisering, dan bedoel ik dat daarmee.
Indien de werkgever de preventieadviseur toch ontslaat of uit zijn functie verwijdert zonder de procedure te volgen, moet hij aan die preventieadviseur een vergoeding betalen die gelijk is aan twee of drie jaar loon, afhankelijk van het feit of de preventieadviseur minder of meer dan vijftien jaar dienst heeft gehad. Uit het verslag leer ik dat u hiermee refereert aan soortgelijke bepalingen in de wet van 28 december 1977 tot bescherming van de arbeidsgeneesheren. Die wet dateert echter van 1977 en ondertussen worden er meer en meer van zulke beschermde werknemers verplicht gemaakt in een bedrijfscontext.
Al die verplichtingen verzwaren de bedrijfsvoering, vooral in het klein bedrijf, dat met meer dan twintig werknemers een interne preventieadviseur moet aanwerven. De relatie tussen de werknemers zal er niet op verbeteren en de juridisering zal in sterke mate toenemen, zoals voorspeld bij de behandeling van de wet op de pesterijen. Veelal zal de werkgever verplicht zijn een procedure bij de arbeidsrechtbank op te starten. De verdere verloning gedurende die periode zal ook wegen op de loonkosten van het bedrijf. Voor werknemers-preventieadviseurs die niet hun volledige arbeidstijd aan preventie wijden, zal het in geval van conflict bijzonder moeilijk zijn de juiste tijdsbesteding voor preventie aan te stippen. Het gevolg daarvan is dat er een grote rechtsonzekerheid zal worden gecreëerd.
Bovendien stelt het wetsontwerp vooral de werkgever in een klein bedrijf voor een serieus dilemma. De KMO-werkgever heeft er alle belang bij dat er een goed werkende preventie-adviseur in dienst zal zijn, maar die ondernemer zal wel geneigd zijn de preventieadviseur zo weinig mogelijk tijd te laten besteden aan preventie, om de eventuele uit te betalen beschermingsvergoeding in geval van ontslag of verwijdering zo laag mogelijk te houden.
Dat alles creëert een grote rechtsonzekerheid. Het roept ook veel discussies op rond de essentiële taakinvulling van de preventieadviseurs. De werkgeversorganisaties hebben zich dan ook met reden verzet tegen de invulling van de mobbingwet. De bestaande wetgeving volstaat mijns inziens ruimschoots om die problematiek op te vangen. Bovendien is het wetsontwerp tot bescherming van de preventieadviseurs veel te log en trouwens een overbodige zaak.
Eens te meer bleef het opvallend stil op de banken van de MR en de VLD. Ik vraag mij op de duur af waarvoor zij staan.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, colleagues, I apologize for not being able to attend the committee meeting, but I have read the report of colleague Delizée with even greater interest. To my surprise, I found that few comments from the majority were made, let alone that would have been pointed out on the difficulties in the implementation of the heavily disputed law on protection against violence, harassment and unwanted sexual behavior at work. In this regard, very few trouble points were addressed.
I repeat once again that the Mobbing Act created a rightful attention to the problem of harassment at work, but that we have already pointed out a number of difficulties for us when dealing with that law in the plenary session, namely the external approach, the reverse burden of evidence, the recruitment of psychologists as prevention advisors and not the occupational physician already working in that framework, the additional costs that all this entails, the administrative burden, the excessive number of protected workers with all possible consequences within a company and, last but not least, the increasing jurisprudence that would result in the fulfillment of that law.
Now we are so far. The law on the protection of prevention advisors now requires that those prevention advisors would have the necessary legal protection to be able to perform their tasks in full independence. On the other hand, all types of advisors should receive the same type of protection. On its own, nothing can be done except to fully endorse this goal.
My first observation is that this law again creates a number of protected workers. It has been statistically proven that in some companies with more than 100 employees the number of protectors increases to more than 80%. In a smaller company with 50 + 1 employees, the number of protected employees rises to 60%. Mrs. Minister, you may not know that, but it has been put black on white on paper by employer organisations. We are therefore with a ⁇ large number of protected workers in an enterprise, which has a negative impact on employment, because those enterprises will no longer be inclined to continue to grow, given the increasing pressure of protection. I would like to emphasize that consultation between employees and employers is also necessary in a company. This must be encouraged. However, when the consultation becomes too much, it can be frustrating and anti-economic.
Next, I would like to note that the employer can only dismiss a prevention adviser or remove him from his position for reasons that are separate from his independence and competence. This is a very complicated procedure, according to the law. Employers must inform the appointed prevention advisors of the intention and the reason for dismissal or removal from the position. The employer must then seek advice from the Committee on Prevention at Work, or, in the absence of such advice within the company, from the trade union representative, or, in the absence of such advice, from the employee himself. If they give a negative opinion or no advice at all, the employer may not dismiss or remove the prevention adviser from his position before seeking advice on this matter from the social inspection and then the labour court to seek a decision. When I spoke of jurisprudence, I mean that.
If the employer dismisses or removes the prevention adviser without following the procedure, he must pay that prevention adviser a compensation equal to two or three years of salary, depending on whether the prevention adviser has served less or more than fifteen years. I learn from the report that you herein refer to similar provisions in the law of 28 December 1977 on the protection of occupational physicians. That law, however, dates back to 1977 and in the meantime more and more of such protected workers are being made mandatory in a business context.
All these obligations complicate the operation of the business, especially in the small business, which has more than twenty employees to hire an internal prevention adviser. The relationship between employees will not improve on it and the jurisprudence will increase to a great extent, as predicted in the treatment of the bullying law. Often, the employer will be obliged to initiate a procedure before the labour court. Further remuneration during that period will also weigh on the company’s wage costs. For workers’ prevention advisors who do not dedicate their entire working time to prevention, it will be ⁇ difficult in the event of conflict to designate the correct time spent for prevention. As a result, a large legal uncertainty will be created.
Moreover, the bill puts the employer in a small company in a serious dilemma. The employer of SMEs is interested in the employment of a well-functioning prevention advisor, but that entrepreneur will be inclined to allow the prevention advisor to spend as little time as possible on prevention, in order to keep the possible protection compensation to be paid in case of dismissal or removal as low as possible.
All this creates great legal uncertainty. It also arouses many discussions around the essential tasks of prevention advisors. Employers’ organisations have reasonably opposed the enforcement of the bullying law. I think the existing legislation is sufficient to address this problem. Furthermore, the draft law on the protection of prevention advisors is too much forgotten and, by the way, an unnecessary matter.
Once again, the banks of the MR and the VLD remained remarkably silent. I wonder how long they stand for.
#63
Official text
Ik zie dat er nog een aantal commissies bezig is. Zij laten onze kamerleden op andere plaatsen werken.
Translated text
I see that a number of committees are still working. They let our room members work in other places.
#64
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mevrouw Pieters, het was misschien stil op de banken van de VLD, maar wij waren wel aanwezig. We zullen elk wel onze eigen agenda regelen.
Het voorliggend wetsontwerp heeft tot doel ervoor te zorgen dat de preventieadviseurs de nodige juridische bescherming genieten om onafhankelijk en efficiënt te werk te gaan. Het was duidelijk geïnspireerd op de wet voor de bescherming van de arbeidsgeneesheren, die door mevrouw Pieters is aangehaald. Het zorgt bovendien voor een eenvormige procedure in geval de overeenkomst van de preventieadviseurs wordt beëindigd.
De eerste doelstelling was volgens ons wel noodzakelijk. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat preventieadviseurs in een bedrijf schrik moeten krijgen van hun eigen schaduw en van hun overste om gewoon te doen waarvoor ze worden betaald, met name hun job.
De hamvraag is alleen hoe ver de juridische bescherming moet gaan. Bij de tweede doelstelling wordt in de werkgeverskringen de vraag gesteld of een eenvormige procedure voor beëindiging van de overeenkomst voor alle preventieadviseurs wel zo noodzakelijk is. Zo ja, moet deze procedure meteen zonodig geconcipieerd worden dat men de meest strenge regeling aan iedereen oplegt? Precies dit laatste zou ik willen aangrijpen om een algemene bedenking te formuleren. Dit wetsontwerp voorziet — zoals de meeste andere analoge ontwerpen van de minister — in een vrij verregaande bescherming. De rechten van de ene zijn echter ook de plichten van de andere. In dit geval is het de werkgever die met een groot aantal extra plichten wordt opgezadeld.
Het is niet de bedoeling om alleen de werkgeversbelangen te verdedigen, maar we moeten er toch ook eens bij stilstaan dat een zware regelgeving deze mensen een extra belasting bezorgt. Dit niet alleen administratief, maar ook financieel en ook — zoals mevrouw Pieters aanhaalt — met allemaal procedures via de arbeidsrechtbank. Het is ook zo dat de werkgevers nog steeds na hun uiteindelijke taak tijd moeten overhouden om hun oorspronkelijke taak met veel zin en inzet te vervullen, met name zich bezighouden met het verschaffen van werk.
De procedure om een preventieadviseur te verwijderen is zwaar en de schadevergoedingen zijn niet mals. Is het bijvoorbeeld nodig om in elk geval schadevergoedingen te laten oplopen tot twee tot drie jaar loon naargelang van de anciënniteit zoals in het ontwerp wordt bepaald?
Het ontwerp bepaalt tevens dat de werkgever de preventieadviseur moet blijven doorbetalen zolang de procedure loopt, zelfs indien blijkt dat de werkgever het bij het rechte eind had heeft hij niet de mogelijkheid — deze vraag werd in de commissie gesteld — om met terugwerkende kracht dat geld te recupereren.
Het spreekt voor zich dat het in de praktijk erg moeilijk zal worden om preventieadviseurs te ontslaan of te ontzetten uit hun functie. Wij willen daarmee niet zeggen dat ze geen bijzondere bescherming verdienen — de aard van hun job verdient dat eigenlijk — maar de vraag blijft of deze maatregelen effectief deze moeten zijn zoals ze in het wetsontwerp worden bepaald. Bovendien wijst de Raad van State in zijn advies op de mogelijke, imaginaire situatie waarin de preventieadviseur niet langer het vertrouwen van de werknemers zou genieten. Wat gebeurt er dan? Kunnen de werknemers dan een procedure inleiden via de werkgever? Wij weten het niet.
Dit wetsontwerp moet worden beschouwd als een verlengstuk van de door het bedrijfsleven reeds erg onwillig onthaalde mobbingwet. Vele ondernemers waren misnoegd omwille van de vele bijkomende plichten door deze wet opgelegd. Bovendien zijn de angsten in werkgeverskringen voor misbruiken niet uit de lucht. In het algemeen blijkt ook het feit dat door dit wetsontwerp het aantal werknemers met een bijzonder hoge bescherming andermaal wordt verhoogd. Het hoeft dan ook niet verbazen indien deze tendens een tegenbeweging op gang zou brengen bij de ondernemers. Zij zullen in de toekomst wel twee keer langer nadenken alvorens nog extra arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur aan hun werknemers aan te bieden.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het is niet de eerste keer dat wij dit zeggen. De VLD kan zich wel vinden in de oorspronkelijke doelstelling van het wetsontwerp maar had de concrete implementatie minder verregaand willen zien. Wij hopen, mevrouw de minister, dat u, in de toekomst, bij uw volgende projecten met onze mening rekening zult houden.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, colleagues, Mrs. Pieters, it may have been silent on the banks of the VLD, but we were present. Each of us will arrange our own agenda.
The present draft law aims to ensure that prevention advisors enjoy the necessary legal protection to operate independently and efficiently. It was clearly inspired by the Act for the Protection of Occupational Physicians, cited by Ms. Pieters. It also provides for a uniform procedure in the event that the agreement of the prevention advisors is terminated.
The first goal was necessary. After all, it may not be intended that prevention consultants in a company should be scared of their own shadow and of their bosses to just do what they are paid for, especially their job.
The question is just how far the legal protection should go. In the second objective, the employer’s guarantees ask whether a uniform contract termination procedure for all prevention advisors is so necessary. If so, should this procedure be conceived immediately, if necessary, to impose the strictest regulation on everyone? I would like to use this latter to formulate a general concern. This bill provides, like most other analogue ministerial drafts, a fairly extensive protection. The rights of one are also the duties of the other. In this case, it is the employer who is charged with a large number of additional duties. Their
It is not intended to defend only the employer’s interests, but we must still bear in mind that a tough regulation brings these people an additional burden. This is not only administrative, but also financial and also – as Ms. Pieters points out – with all procedures through the Labour Court. It is also true that employers still need to leave time after their final task to fulfill their original task with great meaning and commitment, in particular engaging in the provision of work.
The procedure for removing a prevention advisor is heavy and the damages are not ugly. Is it necessary, for example, in any case to allow compensation for damages up to two to three years of salary depending on the old age as determined in the draft?
The draft also stipulates that the employer must continue to reimburse the prevention advisor as long as the procedure is in progress, even if it turns out that the employer had it at the right end he did not have the possibility — this question was asked in the committee — to recover that money with retroactive effect.
It is obvious that in practice it will be very difficult to dismiss or dismiss prevention advisors from their positions. This does not mean that they do not deserve special protection — the nature of their job deserves that in fact — but the question remains whether these measures should be effective as they are set out in the draft law. Furthermore, the State Council points out in its opinion the possible, imaginary situation in which the prevention adviser would no longer enjoy the confidence of workers. What happens then? Can employees initiate a procedure through the employer? We do not know.
This bill should be considered as an extension of the bullying law already very unwillingly received by the business. Many entrepreneurs were disappointed because of the many additional obligations imposed by this law. Furthermore, the fears in employer threats for abuse are not out of the air. In general, the fact that this bill increases the number of workers with a ⁇ high level of protection is also evident. It is therefore not surprising if this trend would trigger a counter-motion among entrepreneurs. In the future, they will think twice before offering additional unlimited employment contracts to their employees.
Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, this is not the first time we say this. The VLD may find itself in the original goal of the bill, but would have wanted to see the concrete implementation less extensive. We hope, Mrs. Minister, that in the future, you will take our opinion into account in your next projects.
#65
Official text
Monsieur le président, voici quelques éléments d'information. De quoi parle-t-on? Des conseillers en prévention, c'est-à-dire de ces hommes et de ces femmes (psychologues, ingénieurs, médecins) qui s'occupent de la qualité de l'emploi, de la prévention des accidents du travail, de la lutte contre la violence à l'emploi, des conditions de travail dans l'entreprise. Si d'aucuns s'accordent à dire que la qualité de l'emploi est importante, dans ce cas, il faut en assumer les conséquences, en permettant aux professionnels qui gèrent cette qualité de l'emploi au profit des entreprises et des travailleurs, de travailler et de donner des conseils en toute indépendance.
N'oubliez pas que ces conseillers en prévention travaillent soit dans des services de prévention internes, soit dans des services de prévention externes. Toutes les petites entreprises ont évidemment un contrat avec un service de prévention externe. Là, l'employeur n'est plus la PME, mais le service lui-même. Donc, ces règles-là ne concernent plus l'entreprise, elles concernent le service de prévention et de protection au travail.
On maintient les dispositifs existants concernant le licenciement pour motif grave. Il est toujours possible. Donc, si le conseiller fait quelque chose qui est inacceptable, il peut être licencié pour motif grave. La procédure telle que prévue dans le projet n'est plus d'application. Voilà qui fait donc exception au principe prévu ici. Il importe également de le préciser.
Ce projet a également été discuté avec les partenaires sociaux et l'avis était partagé: les uns y étaient entièrement favorables et les autres ont posé quelques questions. Ils s'interrogeaient quant à une éventuelle augmentation du coût pour les entreprises. Il leur a été répondu par la négative, ils ont été rassurés: il n'y aura pas d'augmentation du coût pour ce qui concerne les entreprises. Quid de la proportionnalité? On leur a répondu en modifiant le projet et en tenant compte de l'expérience au travail des conseillers en prévention. Ne risque-t-on pas de dévier vers une protection généralisée des travailleurs? Il a évidemment été répondu que non. Ce que l'on fait ici, c'est une législation spécifique, telle qu'elle existe déjà pour les médecins du travail. Vous en aviez d'ailleurs déjà parlé, madame De Block. Je pense qu'il faut remettre la législation et dans sa philosophie et dans ses modalités sans penser que cela modifiera soudainement et fondamentalement notre droit social. Cependant, il est effectivement important de pouvoir bénéficier de services internes et externes de qualité qui exécutent un travail indépendant.
J'en termine en disant qu'en cas d'intervention devant le tribunal du travail — lorsque le conseiller en prévention n'est pas d'accord avec le licenciement —, des délais très courts sont prévus dans le projet de loi comme, en général, pour les travailleurs protégés. Il est notamment prévu dès l'introduction du dossier, une médiation; dans les trois jours, une notification d'ordonnance; dans le mois, les plaidoiries. Les délais d'appel sont véritablement raccourcis. On a aussi tenu compte de l'équilibre entre les parties, soit entre l'employeur et les travailleurs.
Translated text
Here are some information elements. What are we talking about? Prevention counselors, that is, those men and women (psychologists, engineers, doctors) who take care of the quality of employment, the prevention of accidents at work, the fight against violence at work, the working conditions in the company. If some agree that the quality of employment is important, in this case it is necessary to assume the consequences, allowing professionals who manage this quality of employment for the benefit of companies and workers, to work and give advice in full independence. by
Keep in mind that these prevention advisors work either in internal prevention services or in external prevention services. All small ⁇ obviously have a contract with an external prevention service. The employer is no longer the SME, but the service itself. Thus, these rules no longer concern the company, they concern the service of prevention and protection at work. by
The existing arrangements for dismissal for serious reasons are ⁇ ined. It is always possible. So, if the counselor does something that is unacceptable, he can be fired for a serious reason. The procedure as provided in the project is no longer applicable. This is an exception to the principle set forth here. It is also important to clarify this. by
This project was also discussed with the social partners and the opinion was shared: some were entirely in favor and others asked a few questions. They questioned the possible increase in costs for companies. They were answered by the negative, they were reassured: there will be no increase in cost for companies. What about proportionality? They were answered by modifying the project and taking into account the work experience of prevention advisors. Are we not at risk of diverting towards a widespread protection of workers? Obviously, it was answered that no. What is being done here is a specific legislation, as it already exists for working doctors. You have already mentioned this, Mrs. De Block. I think it is necessary to put legislation back in its philosophy and in its modalities without thinking that it will suddenly and fundamentally change our social law. However, it is really important to be able to benefit from quality internal and external services that perform independent work.
I conclude by saying that in case of intervention before the labour court – when the prevention adviser does not agree with the dismissal – very short deadlines are provided in the bill as, in general, for protected workers. In particular, it is planned from the introduction of the file, a mediation; within three days, a notification of an order; in the month, the pleasures. The call time is actually shortened. It also took into account the balance between the parties, either between the employer and the workers.
#66
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil een heel korte opmerking maken. Ik dacht dat ik wel heel duidelijk in mijn uiteenzetting gezegd had dat vanaf bedrijven met meer dan twintig werknemers een interne preventieadviseur moet worden ingeschakeld en dat de kleinere omgaan met een externe preventieadviseur.
Mevrouw de minister, ik dacht dat heel het debat rond mobbing en preventieadviseurs een aanleiding kon zijn — zoals gevraagd door de patronale organisaties — om even te discussiëren over het aantal beschermingen binnen een bedrijf. Wanneer ik u daarnet de cijfers gaf, dan zijn dat sectoren — ik herhaal het nog even — die meer dan 100 werknemers of dus 101 werknemers hebben. Die zitten met 81 beschermde werknemers. Dat is ongelooflijk. Dat is 80,2%. Wanneer men 50 plus 1 werknemer heeft, dan kan men maximaal te doen hebben met 30 beschermde werknemers. Dat is 60%. Run maar eens een bedrijf in deze constellatie. Wanneer u zegt dat dit naar juridisering allemaal niet zo erg is, dat die arbeidsrechtbank kan ingeschakeld worden in een korte periode, dat die binnen drie dagen een advies moet geven, dat het maximaal een maand moet duren, dan wil ik u uitnodigen ter plekken en zien hoe u in deze omstandigheden uw bedrijf — voornamelijk het kleine bedrijf — in fatsoenlijke omstandigheden zonder spanningen onder mensen nog draaiend kunt houden. Daar gaat het mij om. Het gaat mij, zoals mevrouw De Block zei, om tewerkstelling. Dat is één punt. Het gaat mij er echter ook om producten en diensten af te leveren in goede werkomstandigheden.
Translated text
Mr. Speaker, I want to make a very brief comment. I thought I had said very clearly in my presentation that from companies with more than twenty employees an internal prevention advisor should be engaged and that the smaller deal with an external prevention advisor. Their
Mrs. Minister, I thought that the whole debate around bullying and prevention advisors could be an occasion — as requested by the employer organisations — to discuss for a moment the number of protections within a company. When I just gave you the figures, those are sectors — I repeat it for a moment — that have more than 100 employees or 101 employees. It has 81 protected workers. That is incredible. That is 80.2 percent. If you have 50 plus 1 employees, you can have a maximum of 30 protected workers. That is 60%. Run a company in this constellation. When you say that this is not all so bad by jurisdiction, that that labour court can be engaged in a short period of time, that it must give an opinion within three days, that it should last no more than one month, then I want to invite you to places and see how in these circumstances you can keep your business — especially the small business — running in decent conditions without tensions among people. That is what I am concerned with. I am concerned, as Mrs. De Block said, with employment. That is one point. However, I am also concerned with delivering products and services in good working conditions.
#67
Official text
Les chiffres de Mme Creyf sont évidemment surprenants. Je suppose que les exemples qu'elle a cités sont ceux d'entreprises qui emploient énormément de femmes enceintes.
Translated text
Mrs. Creyf’s figures are obviously surprising. I suppose the examples she cited are those of companies that employ a huge number of pregnant women.
#68
Official text
Ik denk niet dat in de grafische sector meer vrouwen zwanger zijn dan in andere sectoren.
Translated text
I do not think that in the graphic sector more women are pregnant than in other sectors.
#69
Official text
... Je ne sais pas où vous allez chercher cela.
Translated text
... ... I don’t know where you’re going to look for that.
#70
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.
Translated text
I refer to the written report.