General information
Full name plenum van 2003-02-06 14:16:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip0323.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K2117
12/11/2002
✔
Projet de loi portant création d'un Organe Central pour la Saisie et la Confiscation et portant des dispositions sur la gestion à valeur constante des biens saisis et sur l'exécution de certaines sanctions patrimoniales.
50K2185
12/12/2002
✔
Projet de loi relatif au recrutement des militaires et au statut des musiciens militaires et modifiant diverses lois applicables au personnel de la défense.
50K2167
03/12/2002
✔
Projet de loi portant des mesures pour renforcer la prévention en matière de bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#16
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#17
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#18
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#19
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#20
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#21
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#22
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#23
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#24
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#25
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#26
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#27
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#35
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#36
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#37
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#38
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#39
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#42
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#0
#1
Official text
Mijnheer de voorzitter, het ontwerp dat vandaag aan de Kamer wordt voorgelegd, is een bijzonder belangrijke schakel in een politiek die reeds geruime tijd wordt gevolgd in het kader van het beheersen van de georganiseerde misdaad, de georganiseerde fraude en ook de witteboordencriminaliteit.
Translated text
Mr. Speaker, the draft proposal presented today to the House is a ⁇ important link in a policy that has been pursued for a long time in the context of controlling organized crime, organized fraud and also white board crime.
#2
Official text
Enige tijd geleden is er trouwens reeds een belangrijke studie gemaakt door een aantal politiemensen. In deze studie zei men dat de misdaad niet mag lonen. Met andere woorden, het is van het allergrootste belang dat men niet alleen de winsten, die occasioneel uit een misdrijf voorkomen, in beslag zou kunnen nemen. Men zou eventueel ook moeten kunnen overgaan tot grotere inbeslagnames. In onze buurlanden geeft men een naam aan een dergelijke wetgeving. In Nederland bijvoorbeeld noemt men die wet de "kaalplukwetgeving". Het eerste deel van de trilogie van deze wetgeving bestond daar trouwens in een vergroting van de mogelijkheid tot inbeslagname van met criminele activiteiten verworven inkomsten evenals van de opbrengsten ervan.
Translated text
Some time ago, by the way, there was already an important study done by a number of police officers. In this study, it was said that crime should not be paid. In other words, it is of the utmost importance that one could seize not only the profits, which occasionally come from a crime. It could also be possible to move to larger seizures. In our neighboring countries, such legislation is given a name. In the Netherlands, for example, this law is called the "kaalpluk legislation". Furthermore, the first part of the trilogy of this legislation consisted in increasing the possibility of seizure of the proceeds of criminal activities as well as of the proceeds thereof.
#3
Official text
Het is evident dat er vaak heel wat tijd verloopt tussen de inbeslagname en het eventuele uiteindelijke vonnis. Het is evenzeer evident dat het niet zo is dat de inning van de in beslag genomen goederen gemakkelijk kan worden gerealiseerd. Ik heb het hier bijvoorbeeld over een aantal waardedocumenten, die in beslag kunnen worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld ook over een aantal onroerende goederen, die in beslag kunnen worden genomen. Er zijn ook andere elementen. Zo is er reeds een oplossing gevonden voor de voertuigen. Die oplossing betreft voertuigen die in beslag kunnen worden genomen en die nog bruikbaar zijn voor de politiediensten.
Translated text
It is obvious that there is often a lot of time between the seizure and the eventual final sentence. It is equally evident that it is not that the collection of the confiscated goods can be easily realized. I am talking here, for example, about a number of valuable documents, which can be seized. For example, it is also a number of real estate, which can be confiscated. There are also other elements. There is already a solution for the vehicles. That solution concerns vehicles that can be seized and that are still useful for the police services.
#4
Official text
De realisatie van deze vermogens is ook een van de bedoelingen van de tekst die voorligt. De realisatie moet op de meest optimale manier gebeuren. Ze mogen niet zomaar zonder boe of ba publiek worden verkocht. Daarom wordt er in België een centraal orgaan voor de inbeslagname en verbeurdverklaring opgericht. Dit orgaan kan worden vergeleken met wat men in Nederland de BOOM noemt, het Bestuur Ontneming Openbaar Ministerie. Dit centraal orgaan heeft in feite twee taken. Een eerste taak is adviesverlening aan de magistraten die de inbeslagname hebben gedaan. Zij zijn dus ook verantwoordelijk voor die inbeslagname. Het centraal orgaan moet ook advies verlenen aan de griffiers, bij wie eventueel in beslag genomen goederen zouden worden gedeponeerd. Als tweede taak kan het centraal orgaan ook overgaan tot de realisatie van deze goederen, mits een aantal voorwaarden zijn vervuld. Op die voorwaarden wil ik niet dieper ingaan; u kan ze lezen in het verslag van de heer Hove.
Translated text
The realization of these abilities is also one of the intentions of the text that presents. The implementation must be done in the most optimal way. They should not be sold without boe or ba public. Therefore, a central body for the seizure and declaration of confiscation is established in Belgium. This body can be compared to what is called in the Netherlands the BOOM, the Government Abstinence Public Prosecution Ministry. This central body actually has two tasks. The first task is to provide advice to the magistrates who made the seizure. They are also responsible for this seizure. The central body should also advise the secretaries to whom any confiscated goods would be deposited. As a second task, the central body may also proceed to the realisation of these goods, provided that a number of conditions are met. I do not want to go deeper into those conditions; you can read them in Mr Hove’s report.
#5
Official text
Het is uiteraard mogelijk dat aan het einde van de procedure blijkt dat de rechtbank — vrij en onafhankelijk — ten gronde beslist dat de inbeslagname ten onrechte was. In dat geval zal het de Staat zijn die zal moeten overgaan tot teruggave van de waarde van de goederen, vermeerderd met de eventuele intresten.
Translated text
It is of course possible that at the end of the proceedings it turns out that the court — freely and independently — in essence decides that the seizure was wrong. In that case, it will be the State that will have to proceed to return the value of the goods, increased by any interest.
#6
Official text
Ik zou nog op een tweede element willen wijzen. Dat element is belangrijk in de evolutie ... (Vanuit de tribune worden pamfletten gegooid) (Des tracts sont jetés de la tribune) Dat is waarschijnlijk iemand die met een inbeslagname is geconfronteerd.
Translated text
I would like to point out a second element. This element is important in the evolution ... (From the tribune pamphlets are thrown) (Des tracts sont jetés de la tribune) That is probably someone who has faced a seizure.
#7
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#8
Official text
Mijnheer Coveliers, doet u maar verder.
Translated text
Mr. Coveliers, please continue on.
#9
Official text
Ik denk dat deze opposant zich van onderwerp vergist. Hij vergist zich ook van zaal.
Translated text
I think this opponent is mistaken on the subject. He also made a mistake in the room.
#10
Official text
(...
Translated text
( ... ...
#11
Official text
Mijnheer Van Hoorebeke, u gaat toch niet zeggen dat de heer Coveliers die mensen heeft geprovoceerd door zijn aanblik.
Mijnheer Coveliers, gaat u door.
Translated text
Mr. Van Hoorebeke, you are not going to say that Mr. Coveliers has provoked people by his appearance.
Mr Coveliers, you go on.
#12
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik vind dat het ergste dat kan gebeuren is dat iemand je onverschillig laat. Die man zal nu wel ergens verhoord worden. Dat hoop ik toch. Dat zal wel gebeuren als de wetten worden toegepast. Hij zal misschien enige tijd hier moeten blijven, als de wetten toegepast worden.
Translated text
The worst thing that can happen is that someone leaves you indifferent. That man will be questioned somewhere. I hope that. This will happen if the laws are applied. He may have to stay here for a while if the laws are applied.
#13
Official text
Dat zal zo zijn.
Translated text
It will be so.
#14
Official text
Ik heb nooit iets naar beneden gegooid van hierboven. Ik zou het erger vinden als ik hem onverschillig zou laten dan wanneer ik hem provoceer.
Translated text
I never threw anything down from above. I would find it worse if I left him indifferent than when I provoked him.
#15
Official text
Mijnheer Coveliers, ik treed u volkomen bij. Waar u later ook nog zult zitten, u hebt één groot voordeel, niemand laat u onverschillig. Overal waar u komt, laat u sporen na.
Translated text
Mr Coveliers, I fully agree with you. Wherever you sit later, you have one great advantage, no one leaves you indifferent. Wherever you go, leave a trace.
#16
Official text
Collega Van Hoorebeke, ik zou ontroerd zijn als ik hier nog niet zo lang zou zitten. Laten we verdergaan met wat men in het Frans "Revenons à nos moutons" noemt, de verbeurdverklaring van de goederen.
Collega's, het is in deze tekst ook belangrijk dat dit centraal orgaan voor inbeslagneming gesitueerd wordt binnen het openbaar ministerie. Het krijgt dus geen rechtspersoonlijkheid. Het wordt binnen het openbaar ministerie gesitueerd. Ik ga hier niet opnieuw de hele theorie van het verminderen of beter gezegd het veranderen van de taak van de onderzoeksrechter na het gerechtelijk onderzoek naar voren brengen, al zou dit de plaats kunnen zijn. Dit is echter opnieuw een bewijs dat deze evolutie duidelijk aan de gang is. Dit is ook belangrijk omdat geacht werd dat een centraal orgaan geleid en gevormd door magistraten beter zou kunnen communiceren met de magistraten te velde — dat is de hoofdzaak — de parketmagistraten en de magistraten van het federale parket.
Dit voorstel is overigens unaniem goedgekeurd, als ik mij niet vergis, mijnheer de verslaggever, mijnheer de voorzitter van de commissie voor Justitie. Ik denk dan ook dat dit voorstel een belangrijke stap is. Het is een van de vele stappen die reeds gezet zijn in het kader van de beheersing van de georganiseerde misdaad. Het is een voorstel in afwachting van een aantal andere stappen die zullen moeten worden gezet vermits deze vorm van criminaliteit permanent dient getoetst te worden. Er zal een permanente evaluatie van de wetgeving nodig zijn.
Wij zullen dan ook met veel enthousiasme — met nog een groter enthousiasme dan waarmee de man daarnet de papiertjes naar omlaag gooide — deze wet goedkeuren.
Translated text
Colleague Van Hoorebeke, I would be shocked if I didn’t sit here for so long. Let us proceed with what is called in French "Revenons à nos moutons", the declaration of confiscation of the goods. Their
Colleagues, it is also important in this text that this central body for seizure is located within the Public Prosecutor’s Office. It does not have legal personality. It is located within the Public Prosecutor’s Office. I’m not going to repeat here the whole theory of reducing or rather changing the task of the investigative judge after the judicial investigation, even if this might be the place. However, this is once again proof that this evolution is clearly ongoing. This is also important because it was considered that a central body led and formed by magistrates would be better able to communicate with the magistrates in the field — that is the main thing — the prosecutor’s magistrates and the magistrates of the federal prosecutor’s office. Their
This proposal was unanimously approved, if I am not mistaken, Mr. Reporter, Mr. Chairman of the Committee on Justice. I think this proposal is an important step. It is one of the many steps already taken in the framework of controlling organized crime. It is a proposal pending a number of other steps that will need to be taken as this form of crime needs to be permanently reviewed. A continuous review of the legislation will be required. Their
We will therefore approve this law with much enthusiasm — with even greater enthusiasm than with which the man just threw down the papers — with much enthusiasm.
#17
Official text
Monsieur le président, madame la vice-première ministre, mes chers collègues, le projet qui vous est soumis cet après-midi a pour but de renforcer la prévention en matière de bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail.
Durant la période de l'examen du projet de loi, plusieurs accidents de travail sont venus, malheureusement, renforcer la pertinence des mesures que ce projet de loi nous propose. Le projet comporte trois axes. Je vais essayer d'être synthétique de manière telle que chacun des membres ici présents puisse procéder au vote en connaissance de cause.
Comme je viens de vous le dire, il y a trois axes. Le premier axe est la prévention du secteur de l'intérim. Effectivement, l'actualité, lors du dépôt du projet de loi, nous a mis en mémoire et en évidence l'accident de travail qui a eu lieu à Cockerill. Deux points précis sont à souligner. L'entreprise de travail intérimaire ne pourra plus désormais mettre son travailleur à la disposition d'un utilisateur si celui-ci ne remplit pas ses obligations en matière de sécurité, notamment les équipements de protection, les fiches de poste, etc. Par ailleurs, l'utilisateur ne pourra plus recourir à la société intérimaire si celle-ci ne remplit pas ses obligations dans les mêmes matières.
Le deuxième axe est la prévention de la répétition des accidents graves. Dans ce but, un chapitre 11 bis de la loi du 4 août 1996 est inséré et instituera une procédure d'expertise qui doit être activée après tout accident grave. Cet expert possédera une qualification de conseiller en prévention de niveau 1. Ces personnes pourront obtenir leur inscription sur la liste d'experts établie par l'administration. Cet expert établira un rapport destiné à dégager les mesures effectives de prévention applicables à toute autre circonstance de travail. Les honoraires seront fixés par arrêté royal et pris en charge par l'assureur de l'employeur de la victime. Le montant maximum est de 300 euros.
Enfin, le troisième axe du projet a trait aux mesures relatives à l'inspection du travail. Celle-ci pourra ordonner des mesures organisationnelles pour mettre fin aux situations de risque.
Il s'agit du premier élément qui présente le projet de loi.
Quelle a été la procédure adoptée par la commission? Il a été décidé de procéder à l'audition des différents interlocuteurs sociaux: la FEB, les Classes moyennes et les organisations syndicales représentatives. Nous n'avons pas demandé l'avis du Conseil national du travail (CNT) car il aurait, me semble-t-il, retardé la mise en oeuvre du projet.
Je tiens à rapporter très succinctement ce qui s'est dit dans la commission. Pour le reste, je vous renvoie au rapport écrit, relativement dense.
Enfin, contrairement à celle que vient de défendre M. Flahaut, ceci n'est pas une mini loi-programme puisque celle-ci ne contient que huit articles.
Dans la discussion générale, votre serviteur s'inquiète de la formation permanente qui sera donnée aux experts. Il se pose la question de la rédaction d'un rapport annuel permettant de mesurer l'évolution des accidents graves du travail. Il souligne la contradiction entre, d'une part, la recherche de la rentabilité des entreprises et, de l'autre, les mesures de prévention nécessaires pour assurer la santé et la sécurité des travailleurs.
Mme Pieters, au nom du CD&V, souligne qu'il est prioritaire pour les employeurs de rechercher les mesures de prévention contre les accidents du travail. Elle signale l'augmentation considérable des charges administratives et indique que ce projet n'a pas reçu l'avis du Conseil national du travail. A ses yeux, c'est majorer les coûts du travail plutôt que de les réduire. Suite à cela, elle a déposé deux amendements au projet de loi.
M. Delizée, au nom du PS, souligne que le débat ne doit pas être vu en termes de sanction ou d'humiliation. Au contraire, il s'agit de renforcer les mesures de prévention. Il attire l'attention sur le fait que c'est plus particulièrement dans les PME de moins de 50 travailleurs que la moitié des accidents graves et mortels du travail est recensée. Selon lui, il est inacceptable que, pour des raisons de rentabilité, toutes les mesures de précaution ne soient pas prises par rapport au travailleur engagé. Il faut éviter la dissolution des responsabilités lorsque pareil cas survient.
Mme Cahay, au nom du MR, estime qu'il aurait été utile d'avoir l'avis du CNT sur le projet. Toutefois, compte tenu de l'urgence, elle suggère l'audition des partenaires sociaux en commission. M. Anthuenis, au nom du VLD, estime positif que la politique soit émise suite aux accidents graves. Cependant, il souligne le surcoût que cela représente pour les entreprises. Il s'inquiète d'un éparpillement de la prévention et aurait souhaité une meilleure coopération des différents acteurs.
M. Wauters, président de notre commission, souscrit aux objectifs de la ministre. Il souligne que beaucoup de souffrances pourraient être épargnées auprès des travailleurs impliqués et de leur entourage. Il rappelle le rôle important que jouent les comités de prévention et de protection du travail ainsi que les différents services. Il indique que beaucoup d'accidents se produisent dans les secteurs intérimaires.
Voici, très sommairement, les réponses que Mme la vice-première ministre et ministre de l'Emploi a faites aux différents intervenants.
"Les chiffres relatifs aux accidents du travail sont en augmentation depuis plusieurs années. L'autorité publique ne pouvait demeurer sans réponse face à ce problème". Elle souligne, par ailleurs, que le procureur général près la Cour de cassation, dans sa mercuriale de rentrée 2002, dit que l'on ne peut accepter que le travail tue au 21 e siècle. Quant au montant des 300 euros d'indemnité pour l'expert, elle rappelle que ce n'est point une amende mais bien une participation de l'employeur dans cette précaution.
Nous avons eu ensuite une réunion de la commission pour auditionner les différents interlocuteurs sociaux. Voici, aussi très succinctement, ce qu'ils nous ont dit.
M. De Meester, pour la FEB, très schématiquement, désapprouve le projet dans sa forme actuelle. Il fait un long exposé expliquant sa position et donne une définition de l'accident grave.
MM. Fonck, pour la CSC, et Philips, pour la FGTB, se disent, quant à eux, favorables au projet mais ils soulignent un renforcement des moyens en personnel disponible et des moyens financiers des services de l'inspection. Ils soulignent que le système d'experts ne porte pas préjudice aux missions des conseillers en prévention et soulignent aussi que le rapport d'experts devrait être communiqué au comité de prévention, ainsi qu'aux délégations syndicales.
M. Baetens, représentant des Classes moyennes, souhaite également que le nombre d'accidents diminue mais il estime que la proposition est contraire à la philosophie de la loi sur le bien-être.
Quant à M. Van der Haegen, de la CGSLB, il se rallie au point de vue de la FGTB et de la CSC mais il met l'accent sur la dimension préventive de la politique de sécurité. Il souligne néanmoins le problème permanent du stress.
Mme D'hondt et M. Baille rappellent également le problème des maladies professionnelles.
La ministre de l'Emploi et du Travail rappela également tout le rôle important joué par l'asbl Prevent, association qui est financée par les assureurs et qui a un budget de 450 millions d'anciens francs belges par an, moyens non-négligeables en vue d'une prévention. Elle rappelle, pour terminer, que le texte proposé est un complément et un soutien à la politique de prévention.
Enfin, nous avons eu une dernière réunion de la commission pour voter le projet dans lequel un amendement de la majorité a été déposé au vu de ce qui a été dit en commission. Cet amendement a été aussi contresigné par M. Jean-Jacques Viseur, du cdH, qui rappela l'urgence qui touche cette matière et rappelle, en conclusion de son intervention, que la lutte contre les accidents du travail fait partie des premières mesures sociales apparues dans la législation sur le travail.
Pour le reste, je vous renvoie à mon rapport écrit.
Au terme de la discussion, l'amendement de la majorité à l'article 5 fut adopté à l'unanimité des membres présents lors de cette réunion.
Les autres articles furent adoptés à l'unanimité. L'ensemble du texte fut adopté à l'unanimité des membres présents.
Pour terminer cette intervention, je tiens à remercier, d'une part, les membres actifs de la commission et, d'autre part, les services du parlement qui nous ont permis de vous faire rapport ce soir. J'espère, madame la ministre, mesdames et messieurs les membres de la commission, avoir été fidèle aux travaux de notre commission. Je vous remercie pour votre attention.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Deputy Prime Minister, dear colleagues, the project that is submitted to you this afternoon aims to strengthen the prevention of workers’ well-being during the performance of their work. by
During the period of consideration of the bill, several work accidents have come, unfortunately, to strengthen the relevance of the measures that this bill proposes to us. The project has three axes. I will try to be synthetic in such a way that each of the members here present can proceed to the informed vote.
As I said, there are three axes. The first axis is the prevention of the interim sector. Indeed, the actuality, when submitting the bill, made us remember and highlight the work accident that occurred in Cockerill. Two specific points should be emphasized. The temporary employment undertaking will no longer be able to make its employees available to a user if the user does not fulfil its security obligations, including protective equipment, postcards, etc. Furthermore, the user will no longer be able to use the temporary company if it does not fulfill its obligations in the same matters.
The second axis is the prevention of the repetition of serious accidents. For this purpose, a chapter 11a of the Act of 4 August 1996 is inserted and will establish an expert procedure that must be activated after any serious accident. This expert will have a qualification as a level 1 prevention counselor. These persons will be able to obtain their registration on the list of experts established by the Administration. This expert shall draw up a report aimed at revealing effective preventive measures applicable to any other working circumstance. The fees will be fixed by royal decree and covered by the insurer of the employee of the victim. The maximum amount is 300 euros.
Finally, the third axis of the project relates to measures relating to labour inspection. It may order organizational measures to end risk situations.
This is the first aspect of the bill.
What was the procedure adopted by the Commission? It was decided to hear the different social stakeholders: the FEB, the middle classes and representative trade union organisations. We did not request the opinion of the National Labour Council (CNT) because it would, I think, have delayed the implementation of the project.
I would like to summarize very briefly what was said in the commission. For the rest, I refer to the written report, relatively dense.
In contrast to what Mr. Flahaut, this is not a mini program law since it contains only eight articles.
In the general discussion, your servant is concerned about the continuous training that will be given to the experts. The question arises of drawing up an annual report to measure the evolution of serious work accidents. It highlights the contradiction between, on the one hand, the search for business profitability and, on the other hand, the preventive measures necessary to ensure the health and safety of workers.
Ms Pieters, on behalf of CD&V, emphasizes that it is a priority for employers to seek prevention measures against work accidents. It notes the considerable increase in administrative burdens and indicates that this project has not received the opinion of the National Labour Council. In his eyes, it is to increase labor costs rather than to reduce them. He submitted two amendments to the bill.
by Mr. Delizée, on behalf of the PS, stresses that the debate should not be seen in terms of punishment or humiliation. On the contrary, it is about strengthening preventive measures. It is ⁇ in SMEs with less than 50 employees that half of the serious and fatal workplace accidents are recorded. According to him, it is unacceptable that, for reasons of profitability, all precautionary measures are not taken in relation to the employed worker. Discharge of responsibilities should be avoided when such a case occurs.
Mrs Cahay, on behalf of the MR, believes that it would have been useful to have the CNT’s opinion on the project. However, given the urgency, it suggests that the social partners be heard in a committee. by Mr. Anthuenis, on behalf of the VLD, views positively that the policy is issued following serious accidents. However, it highlights the surplus cost that this represents for companies. He is concerned about a spread of prevention and would have desired better cooperation between the various actors.
by Mr. Wauters, chairman of our committee, supports the objectives of the minister. He emphasizes that a lot of suffering could be spared from the workers involved and their surroundings. It recalls the important role played by labor prevention and protection committees and the various services. It indicates that many accidents occur in the temporary sectors.
Here are, very summarily, the responses that the Deputy Prime Minister and Minister of Employment gave to the various speakers.
“The number of work accidents has been increasing for several years. The public authority could not remain unanswered in the face of this problem.” She also emphasizes that the Attorney General at the Court of Cassation, in his 2002 mercurial, says that it is unacceptable that work kills in the 21st century. As for the amount of the 300 euros of compensation for the expert, she recalls that it is not a fine but rather a participation of the employer in this precaution.
We then held a meeting of the committee to hear the different social interlocutors. Here is, too briefly, what they told us.
by Mr. De Meester, for the FEB, very schematically, disapproves the project in its current form. He makes a long exhibition explaining his position and gives a definition of the serious accident.
by MM. Fonck, for CSC, and Philips, for FGTB, say they are in favour of the project but they emphasize an increase in the available personnel and financial resources of the inspection services. They emphasize that the system of experts does not prejudice the tasks of prevention advisors and also emphasize that the expert report should be communicated to the prevention committee, as well as to trade union delegations.
by Mr. Baetens, a representative of the middle class, also wants the number of accidents to decrease, but he believes that the proposal is contrary to the philosophy of the welfare law. by
As for mr. Van der Haegen, of the CGSLB, joins the FGTB and CSC views but emphasizes the preventive dimension of security policy. However, it highlights the constant problem of stress.
Mrs. D'Hondt and Mr. It also focuses on the problem of occupational diseases.
The Minister of Employment and Labour also recalled the important role played by the asbl Prevent, an association that is financed by insurers and which has a budget of 450 million former Belgian francs per year, not negligible means for prevention. She reminds, to conclude, that the proposed text is a complement and support to the prevention policy.
Finally, we had a final meeting of the committee to vote on the draft in which a majority amendment was submitted in light of what was said in the committee. This amendment was also signed by Mr. Jean-Jacques Viseur, of the CDH, who recalled the urgency that affects this matter and reminds, at the conclusion of his speech, that the fight against work accidents is one of the first social measures appearing in the labour legislation.
For the rest, I refer you to my written report.
At the end of the discussion, the majority amendment to Article 5 was adopted unanimously by the members present at this meeting.
The other articles were adopted unanimously. The text was adopted unanimously by the members present.
To conclude this speech, I would like to thank, on the one hand, the active members of the committee and, on the other hand, the Parliament services that allowed us to report to you tonight. I hope, Madam Minister, Ladies and Gentlemen of the Commission, you have been faithful to the work of our commission. I thank you for your attention.
#18
Official text
Monsieur le président, madame la vice-première ministre, monsieur le ministre, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis aujourd'hui s'articule autour de trois axes: la prévention de la répétition dans les entreprises des accidents graves de travail, l'intervention de l'inspection en cas de constatation d'une infraction portant sur l'organisation du travail et la protection du travail intérimaire.
La prévention des accidents graves de travail occupe une place importante parmi les mesures destinées à améliorer le bien-être du travailleur. Tout récemment, l'accident de travail survenu dans les établissements de Cockerill-Sambre a suscité une grande émotion, en particulier dans la région liégeoise. Cet accident a accentué le besoin d'une législation appropriée car, malgré les campagnes d'information, on constate que 200 000 accidents de travail sont encore répertoriés sur une année et que parmi ceux-ci, 13 000 accidents sont considérés comme graves.
L'objectif poursuivi par le présent projet est destiné à expertiser les accidents graves survenus sur le lieu de travail, afin d'en éviter la reproduction, tant dans l'entreprise elle-même que dans toute autre situation de travail similaire ou comparable. La mesure doit donc être vue comme une aide à l'employeur chez qui un accident grave est survenu, afin de prendre des mesures pertinentes, pratiques et préventives grâce à une guidance assurée par un expert en analyse des accidents. Étant donné que les accidents graves du travail représentent un coût important, tant en termes humains que financiers, nous estimons que les employeurs doivent disposer de toute mesure utile pour éviter ces accidents qui, au-delà des aspects humains, peuvent entraîner une perte de l'outil de production, voire un arrêt de la production elle-même. La désignation d'un expert sur les lieux du travail où s'est produit un accident grave a le mérite d'apporter un regard neuf sur la situation. En effet, on constate bien souvent que la plupart des accidents surviennent par habitude ou par une certaine négligence dans les mesures de sécurité nécessaires. Nous nous sommes rendu compte qu'il ne fallait pas systématiquement désigner un expert externe dans toutes les situations et nous avons, par un amendement, remis en cause cette automaticité. D'après cet amendement, l'employeur qui souhaite éviter la désignation d'un expert peut effectuer avec ses experts internes et dans un bref délai un rapport sur les causes de l'accident.
Il appartiendra bien évidemment au fonctionnaire compétent d'apprécier si, faisant suite à ce rapport, un expert doit être envoyé sur place. Nous optons, dès lors, pour une approche plus efficace des accidents graves, en associant en première instance les experts internes de l'entreprise. Les services internes pourront, dès lors, analyser et prendre les mesures adéquates afin d'éviter que des accidents se produisent à nouveau.
En ce qui concerne la protection du travailleur intérimaire, le complément du projet de loi proposé ici a pour objectif d'apporter à l'utilisateur et à l'entreprise de travail intérimaire un outil légal supplémentaire, qui doit leur permettre de pouvoir répondre à leurs obligations en matière de protection des intérimaires. Il s'agit incontestablement d'une approche purement théorique et juridique. Il conviendra, avec tous les acteurs concernés, de la compléter par une vaste politique de lutte contre les accidents du travail dans le secteur de l'intérim.
Voilà, monsieur le président, madame la vice-première ministre, messieurs les ministres, chers collègues, les différentes remarques que je voulais apporter à l'occasion de la discussion de ce projet de loi, que nous entendons défendre eu égard à l'importance de la prévention parmi les mesures destinées à améliorer le bien-être au travail.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Vice Prime Minister, Mr. Minister, dear colleagues, the bill that is submitted to us today is structured around three axes: the prevention of the repetition in the enterprises of serious work accidents, the intervention of the inspection in case of finding of an infringement concerning the organization of work and the protection of temporary work.
Prevention of serious accidents at work occupies an important place among measures aimed at improving the well-being of workers. Recently, the work accident that occurred in the establishments of Cockerill-Sambre has caused great emotion, especially in the Liege region. This accident has increased the need for appropriate legislation because, despite information campaigns, 200,000 work accidents are still recorded over a year and 13,000 of these accidents are considered serious.
The objective pursued by this project is to expertise serious accidents occurring in the workplace, in order to avoid their reproduction, both in the enterprise itself and in any other similar or comparable work situation. The measure should therefore be seen as an aid to the employer in whom a serious accident has occurred, in order to take relevant, practical and preventive measures through guidance provided by an expert in accident analysis. Since serious work accidents represent a significant cost, both in human and financial terms, we believe that employers must have all useful measures available to prevent those accidents that, beyond the human aspects, can result in a loss of the production tool or even a halt of production itself. The appointment of an expert on the workplace where a serious accident occurred has the merit of bringing a new look at the situation. In fact, it is often found that most accidents occur by habit or by some negligence in the necessary safety measures. We realized that it was not necessary to systematically appoint an external expert in all situations and we have, by an amendment, challenged this automaticity. Under this amendment, the employer who wishes to avoid the designation of an expert can make a report with its internal experts and within a short period of time on the causes of the accident.
It will of course be up to the competent official to assess whether, following this report, an expert should be sent on the spot. We therefore opt for a more efficient approach to serious accidents, involving in the first instance the internal experts of the company. Internal services will therefore be able to analyze and take appropriate measures to prevent accidents from happening again.
With regard to the protection of the temporary worker, the supplement to the bill proposed here is intended to provide the user and the temporary work company with an additional legal tool, which should enable them to fulfill their obligations regarding the protection of the temporary workers. This is undoubtedly a purely theoretical and legal approach. Together with all relevant stakeholders, it will need to be complemented by a comprehensive policy to combat occupational accidents in the interim sector.
Here are, Mr. Speaker, Mrs. Vice-Prime Minister, Mr. Ministers, Dear Colleagues, the various remarks I wanted to make on the occasion of the discussion of this bill, which we intend to defend in view of the importance of prevention among measures aimed at improving well-being at work.
#19
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, mijn uiteenzetting kan heel kort en duidelijk zijn. Over de doelstelling van dit ontwerp waren we het in de commissie allemaal roerend eens. Elk arbeidsongeval is er één te veel, elke dode ten gevolge van een arbeidsongeval is er ook één te veel. Dat moet worden verholpen. De cijfers spreken voor zich. Er zijn nog te veel zware ongevallen per jaar.
Dan komt het klassieke "maar". Waarover waren we het oneens, mevrouw de minister? We waren het erover oneens dat het probleem zo moet worden opgelost zonder dat er een probleem bij wordt gecreëerd. De maatregel die in dit ontwerp werd vooropgesteld, moest ertoe bijdragen dat er sneller preventieve maatregelen worden genomen indien zich in een onderneming een ongeval voordoet om zo te trachten het aantal nieuwe slachtoffers te beperken, maar het mocht niet leiden tot een grotere papiermolen of extra kosten voor de ondernemers.
Het was niet de bedoeling de ondernemers per se schuldig te verklaren, omdat in hun onderneming een ongeval was gebeurd. We weten allemaal dat zij dat niet altijd kunnen voorkomen. De extra kosten en de grote papierberg gingen ons eigenlijk een beetje te ver. Wij vroegen dan ook hoorzittingen in de commissie en gelukkig waren de sociale partners bereid naar de hoorzittingen te komen en ons extra informatie te verschaffen.
Daarop werd er een amendement opgemaakt. Wij waren dan ook verheugd, mevrouw de minister, dat u bereid was aan ons amendement tegemoet te komen. Het strekte ertoe het eerste initiatief bij de werkgever te leggen om een uitvoerig verslag te laten maken door zijn interne of externe dienst, dat binnen de acht dagen nadat het ongeval zich heeft voorgedaan, door de inspectie wordt beoordeeld. Indien het verslag niet voldoende is uitgewerkt om direct aanleiding te kunnen geven tot de gepaste preventieve maatregelen, is het niet meer dan terecht dat de inspectie alsnog een externe dienst aanstelt om de toestand in de onderneming nader te onderzoeken.
Zoals gezegd, delen wij ook de bekommernis dat de ondernemers op een correcte manier moeten voldoen aan de vereiste maatregelen indien zich een arbeidsongeval in hun onderneming heeft voorgedaan.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, mevrouw de minister, collega's, het voorliggende ontwerp is een goed voorbeeld van de interactie tussen de regering en het Parlement. Het is in de commissie dankzij de hoorzittingen en de discussies tussen de verschillende fracties en de minister, dat wij tot een compromis zijn gekomen. Dankzij de hoorzittingen hebben wij nieuwe inzichten gekregen. Het compromis is voor onze partij alleszins een goed, aanvaardbaar initiatief. Onze fractie zal dit ontwerp vanzelfsprekend steunen.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, Mr. Ministers, my presentation can be very short and clear. On the objective of this draft we all agreed in the committee. Each work accident is one too many, and every death resulting from a work accident is one too many. This must be corrected. The figures speak for themselves. There are too many serious accidents every year.
Then comes the classic “but”. What did we disagree on, Mr. Minister? We disagreed that the problem should be solved in this way without creating a problem. The measure envisaged in this draft was intended to contribute to accelerating preventive measures in the event of an accident in an enterprise in order to try to reduce the number of new casualties, but it should not lead to a larger paper mill or additional costs for the operators.
It was not intended to declare the entrepreneurs necessarily guilty because an accident had occurred in their company. We all know that they can’t always prevent this. The extra costs and the large mountain of paper actually went us a little too far. We therefore requested hearings in the committee and fortunately the social partners were willing to come to the hearings and provide us with additional information.
Therefore, an amendment was made. We are very pleased that you have accepted our amendment. It was aimed at putting the first initiative on the employer to have a comprehensive report drawn up by its internal or external service, which is assessed by the inspection within eight days after the accident occurred. If the report is not sufficiently drawn up to directly give rise to the appropriate preventive measures, it is not more than correct that the inspection still appoint an external service to further investigate the situation in the enterprise.
As mentioned, we also share the concern that entrepreneurs must properly comply with the required measures if a work accident has occurred in their company.
Mr. Speaker, Mr. Ministers, Mrs. Minister, colleagues, the present draft is a good example of the interaction between the government and the Parliament. It is in the committee, thanks to the hearings and the discussions between the various groups and the minister, that we have reached a compromise. Thanks to the hearings, we gained new insights. The compromise is a good, acceptable initiative for our party. Our group will of course support this draft.
#20
Official text
Monsieur le président, madame la vice-première ministre, messieurs les ministres, chers collègues, je voudrais tout d'abord remercier les deux rapporteurs pour leur travail, notamment M. Baille pour son rapport oral au cours duquel il a rappelé la philosophie du projet et les principales mesures qui y sont incluses, mesures qui constituent finalement la valeur ajoutée dans ce département par rapport à la situation actuelle.
M. Baille a rappelé aussi que notre commission a organisé des auditions pour nous éclairer de l'avis, contrasté d'ailleurs, des partenaires sociaux. Plusieurs intervenants ont rappelé notamment l'accident spectaculaire survenu, le 23 octobre dernier, l'explosion à Cockerill Sambre qui fit deux morts, treize brûlés graves et treize blessés graves. C'est un triste bilan et si cela peut apparaître comme une catastrophe, malheureusement, en termes d'accidents graves, c'est une routine car les accidents sont nombreux; à Cockerill Sambre, par exemple, il s'agit du douzième accident mortel depuis seulement 1998.
Encore quelques chiffres pour dire que rien qu'en 2002, 21 travailleurs sont décédés dans le groupe Arcelor et près de la moitié d'entre eux travaillaient pour des sous-traitants. Cela fait beaucoup pour dire que c'est la faute à pas de chance, même si l'on sait que le travail en sidérurgie est dangereux.
Pour l'année 2000, ce sont les derniers chiffres dont on dispose aujourd'hui, il y a eu 209.508 accidents de travail déclarés qui ont fait 139 morts et qui ont provoqué des milliers d'incapacités de travail.
L'expression utilisée par le premier avocat à la Cour de cassation, à savoir "se tuer au travail", n'est pas seulement une image, mais c'est malheureusement trop souvent une réalité tragique.
Un autre constat qui a été fait, c'est que le nombre d'incapacités permanentes augmente considérablement. De 1982 à 1999, en une petite vingtaine d'années donc, on relève une augmentation de 20%. Un tel constat est suffisant, me semble-t-il, pour nous convaincre qu'il y a lieu d'aller plus loin que la législation actuelle, qu'il y a lieu de compléter le dispositif actuel, sans doute insatisfaisant, pour prévenir plus efficacement les accidents de travail.
Une autre préoccupation de taille, c'est le constat que l'on peut faire que plus le lien entre l'entreprise utilisatrice et le travailleur est lointain, plus il y a des dangers d'accident par défaut de prévention. Lorsqu'un accident dans lequel un sous-traitant est impliqué survient sur un lieu de travail, cet accident n'est pas comptabilisé dans les statistiques de l'entreprise utilisatrice mais bien dans celles de l'entreprise sous-traitante. Les chiffres montrent que les petites et moyennes entreprises belges de moins de 50 travailleurs comptent, en général, la moitié des accidents mortels, alors que le nombre de travailleurs qui y sont occupés ne représente que 39% du total des travailleurs recensés par l'ONSS.
On a aussi parlé des travailleurs intérimaires. Les chiffres montrent, en effet, que les intérimaires courent deux fois plus de risques d'avoir un accident de travail et que le taux de gravité y est deux fois plus élevé par rapport aux autres travailleurs.
Pour notre groupe, l'externalisation des coûts est inacceptable lorsqu'elle revient à brader la sécurité et la protection des travailleurs. Elle consiste trop souvent à remplacer des travailleurs chevronnés par des travailleurs plus jeunes et inexpérimentés qui ne sont nullement préparés aux dangers de leur mission, et ceci parfois au mépris de la réglementation en vigueur.
Par conséquent, nous estimons que ce projet de loi répond, de manière positive, à l'ensemble de cette problématique avec les trois axes que M. Baille a rappelés, à savoir la protection des travailleurs intérimaires, le renforcement des missions de l'inspection du travail et la prévention de la répétition d'accidents graves du travail.
Pour ce dernier point, l'argument des organisations patronales, selon lequel la désignation d'un expert externe sape ou saperait les conséquences de l'expertise présente dans l'entreprise, est inexact dans la mesure où le texte n'est nullement restrictif par rapport aux compétences actuelles des services de prévention, en particulier l'obligation de procéder à une enquête à l'occasion de tout accident de travail.
Loin de nous l'idée selon laquelle il y aurait un quelconque parti pris de la part des services internes de prévention, mais la désignation d'un expert externe répond à une autre logique, fondée sur un constat: la gravité de l'accident et donc l'échec en soi de la prévention, et non sur des suspicions ou dans le but d'établir des responsabilités.
Par ailleurs, nous pensons que l'analyse et les recommandations de cet expert externe constitueront une plus-value dans l'analyse des risques et pourront être confrontées au travail actif des structures internes de prévention et, le cas échéant, soutenir et compléter ce travail.
En conclusion, notre groupe souhaite tout d'abord féliciter Mme la ministre d'avoir maintenu le cap et d'avoir pu aboutir, avec les membres de la commission, à l'adoption de ce projet de loi.
Nous soutenons donc sans réserve ce projet de loi qui permettra, non pas sans doute d'éradiquer les accidents de travail, ce serait trop beau, — mais, nous l'espérons en tout cas, de faire prendre leurs responsabilités aux employeurs et ainsi de faire diminuer drastiquement le nombre d'accidents de travail dans notre pays.
Translated text
First of all, I would like to thank the two rapporteurs for their work. Baille for his oral report in which he recalled the philosophy of the project and the main measures that are included in it, measures that ultimately constitute the added value in this department compared to the current situation.
by Mr. Baille also recalled that our committee has organized hearings to inform us of the opinion, contrary to the other, of the social partners. Several speakers recalled in particular the spectacular accident that occurred on October 23, the explosion at Cockerill Sambre that killed two people, thirteen burned seriously and thirteen seriously injured. It is a sad record and if it can appear as a catastrophe, unfortunately, in terms of serious accidents, it is a routine because accidents are many; in Cockerill Sambre, for example, this is the twelfth fatal accident since only 1998.
In 2002, 21 workers died in the Arcelor Group and ⁇ half of them worked for subcontractors. It makes a lot to say that this is the fault of no chance, even though it is known that steel work is dangerous.
For the year 2000, these are the latest figures available today, there were 209,508 ⁇ work accidents that caused 139 deaths and that caused thousands of work disabilities.
The phrase used by the first lawyer at the Court of Cassation, namely "killing yourself at work", is not only an image, but it is unfortunately too often a tragic reality.
Another finding that has been made is that the number of permanent incapacities is increasing considerably. From 1982 to 1999, in a little twenty years, therefore, we have an increase of 20%. Such a finding seems to me to be sufficient to convince us that there is a need to go further than the current legislation, that there is a need to supplement the current arrangement, ⁇ unsatisfactory, to prevent work accidents more effectively.
Another major concern is the finding that the more distant the link between the user company and the worker is, the more there are risks of accident due to failure to prevent. When an accident involving a subcontractor occurs at a workplace, that accident is not accounted for in the statistics of the user enterprise but in those of the subcontractor enterprise. The figures show that Belgian small and medium-sized enterprises with less than 50 employees generally account for half of the fatal accidents, while the number of workers employed there accounts for only 39% of the total workers recorded by the ONSS.
We also talked about temporary workers. The figures show, in fact, that temporary workers are twice as likely to have a work accident and that the rate of severity is twice as high as other workers.
For our group, cost outsourcing is unacceptable when it comes to bridging the safety and protection of workers. It consists too often in replacing experienced workers with younger and inexperienced workers who are not at all prepared for the dangers of their mission, and this sometimes in disregard of the regulation in force.
Therefore, we consider that this bill responds, in a positive way, to the whole of this problem with the three axes that Mr. Baille recalled, namely, the protection of temporary workers, the strengthening of the tasks of the labour inspection and the prevention of the repetition of serious work accidents.
For the latter point, the argument of employer organisations, according to which the appointment of an external expert undermines or would undermine the consequences of the expertise present in the undertaking, is inaccurate in so far as the text is in no way restrictive in relation to the current competences of prevention services, in particular the obligation to conduct an investigation in the event of any work accident.
Far from us the idea that there would be any part taken from the internal prevention services, but the appointment of an external expert responds to another logic, based on a finding: the severity of the accident and therefore the failure in itself of prevention, and not on suspicions or in order to establish responsibilities.
Furthermore, we believe that the analysis and recommendations of this external expert will constitute an added value in the risk analysis and can be confronted with the active work of the internal prevention structures and, where appropriate, support and complement this work.
In conclusion, our group would like to congratulate Ms. Minister first of all for having ⁇ ined the direction and having been able to lead, with the members of the committee, to the adoption of this bill.
We therefore unreservedly support this bill that will allow, not surely to eradicate work accidents, it would be too beautiful — but, we hope in any case, to make employers take their responsibilities and thus drastically reduce the number of work accidents in our country.
#21
Official text
Monsieur le président, chers collègues, je souhaite simplement vous dire que je suis particulièrement heureuse que ce projet soit mis au vote aujourd'hui et qu'il ait pu faire l'objet d'un consensus. En effet, chaque accident du travail est intolérable et ce, d'autant plus quand les séquelles sont graves, voire dramatiques pour les travailleurs.
En outre, il fallait que ce projet prenne en compte non seulement ces travailleurs mais aussi l'environnement de travail et les capacités des employeurs à répondre au mieux à cette lutte contre les accidents. Le dialogue a permis d'aboutir à une unanimité. Je m'en réjouis pour l'ensemble des travailleurs.
Translated text
Mr. Speaker, dear colleagues, I just want to say that I am ⁇ pleased that this draft was put to the vote today and that it was able to be the subject of a consensus. Indeed, every workplace accident is intolerable, especially when the consequences are serious or even dramatic for workers.
Furthermore, it was necessary that this project took into account not only those workers but also the working environment and the employers’ capabilities to best respond to this fight against accidents. The dialogue resulted in unanimous agreement. I look forward to this for all employees.
#22
Official text
Monsieur le président, je me réfère au rapport écrit.
Translated text
I refer to the written report.
#23
Official text
Mijnheer De Crem, u bent van de oppositie, ik geef u als eerste het woord.
Translated text
Mr. De Crem, you are from the opposition, I give you the first word.
#24
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de titel van het wetsontwerp dat vandaag voorligt is een beetje misleidend. Het wekt de indruk dat het hier bijna uitsluitend gaat over het statuut van de militaire muzikanten maar de toeters en bellen van dit ontwerp verhullen de werkelijkheid. De regering wil immers met dit ontwerp de krijgsmacht openstellen voor Europeanen, niet-Belgen. Hiermee omzeilt de regering de daarvoor noodzakelijke wijziging van de Grondwet.
Daarmee is meteen ook de meest fundamentele kritiek op dit ontwerp geformuleerd. Eens te meer staan we met de oppositie niet alleen in onze kritiek. Ook de Raad van State is vernietigend over deze bepalingen. Zelfs binnen de meerderheid zijn er bijzonder kritische stemmen te horen en dan zeker over de gevolgen hiervan voor de cruciale taalverhoudingen binnen de krijgsmacht. Als een volmaakte tamboer-majoor marcheert de minister van Defensie verder onder het motto: "C'est le ton qui fait la musique."
Het artikel 8 van de Grondwet bepaalt dat een sollicitant slechts kandidaat-militair kan worden als hij Belg of burger is van een lidstaat van de Europese Unie. Wij met de christen-democraten stellen uitdrukkelijk dat we daar principieel niet tegen zijn voor zover het inderdaad onderdanen zijn van een EU-lidstaat. In de evolutie naar een Europese defensie lijkt dit niet meer dan vanzelfsprekend. De maatregelen, die de Europese defensie vooruit moeten helpen, en de regering, die deze maatregelen moet nemen, staan niet boven de Grondwet. Daar ligt het eerste probleem.
Het advies van de Raad van State is hierover bijzonder duidelijk. Het bewuste artikel van de Grondwet bepaalt dat alleen Belgen tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar zijn, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden bepaald. Die grondwetsbepaling beperkt de toegang tot de krijgsmacht voor personen met Belgische nationaliteit. Van dit principe kan bij wet worden afgeweken voor bijzondere gevallen. Dit artikel 10 is een van de oudste artikelen van onze Grondwet en het verwijst naar het ontstaan van het jonge België waarbij de in vorming zijnde krijgsmachten wel eens een beroep moesten doen op buitenlandse militairen om de jonge Staat te beschermen tegen indringers.
De regering ziet met dit ontwerp af van al deze bijzondere gevallen en wil alle soorten betrekkingen binnen de krijgsmacht openstellen voor Europeanen, niet-Belgen. Het gaat niet alleen over een bepaalde categorie van betrekkingen maar over alle betrekkingen. Als dit de bedoeling zou zijn — dit hebben we niet kunnen ontwaren uit de verschillende soorten inleidingen — dan moet eerst het artikel 10, tweede lid, tweede zin van de Grondwet worden gewijzigd. Die uitzonderingssituaties moeten gespecificeerd worden en de eerste uitzonderingssituatie is de 60/40-taalverhouding in het leger. Deze verhouding is wellicht het enige ongeschreven grondwetsartikel van dit land. Om die reden vinden wij het bijzonder belangrijk dat er niet wordt getornd aan die uitzonderingssituaties. Die 60/40-verhouding is immers een heel duidelijke weerspiegeling van de Belgische bevolking.
Dat de praktijk nu anders is — het eeuwig terugkerende argument — is voor ons natuurlijk geen argument om de wettelijke verhoudingen zo maar te gaan aanpassen. De rekrutering van Walen en Vlamingen is immers evolutief: de verhoudingen kunnen gemakkelijk wijzigen, afhankelijk van de maatschappelijke en de sociaal-economische context.
Een argument dat bijzonder vaak terugkeerde, maar niet altijd goed geargumenteerd was in heel deze discussie, is de situatie in het buitenland. Men mag niet vergeten dat de situatie in Spanje, Frankrijk of Duitsland wel degelijk verschillend is. Er werd gemakshalve heel vaak naar een aantal andere EU-lidstaten verwezen, maar de verwijzing begint al met een scheefgelopen vergelijking. Enerzijds is de militaire carrière in die landen — we hebben de mogelijkheid gehad dat op meerdere tijdstippen te onderzoeken — veel aantrekkelijker. Dat is natuurlijk een grote vaststelling: in deze regeringsperiode zijn inzake de aantrekkelijkheid van de militaire carrière omzeggens geen maatregelen genomen. Ze is veel aantrekkelijker in de mate dat de aantrekkelijkheid van een carrière kan worden gemeten in functie van de loopbaan en de verloning en de promotiekansen en de mobiliteitsmogelijkheden, en niet via niet-participatie aan internationale operaties. Wellicht dat dit in België het meest aantrekkelijke is aan de carrière bij de krijgsmacht.
Anderzijds hebben we natuurlijk ook te maken, behoudens het inhoudelijke en functionele aspect van de militaire carrière in de EUlidstaten, met het feit dat er in andere landen een homogeen taalgebied is. Het is dus onmogelijk om de situatie van het Belgische leger te gaan vergelijken met die van de Franse strijdkrachten, van de Italiaanse strijdkrachten, van de Spaanse of Duitse strijdkrachten, omdat het homogene taalgebied hen in een heel bijzondere, specifieke situatie brengt. Of, beter gezegd, omgekeerd: het is ons land met zijn specifieke taalverhouding en taalsituatie dat elke vergelijking onmogelijk maakt. Zelfs in landen met andere taalverhoudingen is het zo dat er een homogene, uniforme gebruikstaal is.
Laat er geen misverstand over bestaan: wij zijn gekant tegen het openstellen van het leger voor vreemdelingen, wanneer dit zou gebruikt worden als een hefboom voor integratie. Naast de manifeste, ogenblikkelijke schending van de 60/40 verhouding is dit de onderliggende drive, de onderliggende stroom van heel dit ontwerp, namelijk dat dit een hefboom voor integratie zou zijn. De minister heeft heel duidelijk ernaar verwezen dat eigenlijk de toetreding van eerst niet-Europeanen, waarop hij terugkwam, maar van niet-buiten-Europeanen een hefboom van integratie zou zijn. Dat is natuurlijk een fundamenteel verkeerde aanpak. Nog slechter zou het zijn zoals in het oorspronkelijke voorstel, dat het laten springen van deze voorwaarden een instrument van migratie zou zijn. Dat was eigenlijk het oorspronkelijke plan waarop werd teruggekomen onder zware druk van een aantal meerderheidspartijen. De evolutie van dit ontwerp is te komen van een voorstel tot een instrument van migratie naar een hefboom van integratie. Er zijn andere mogelijkheden en er moeten andere doelstellingen zijn wanneer we het hebben over migratie, wanneer we het hebben over integratie. De Belgische krijgsmacht kan daarvoor niet het vehikel of zeker nooit het lijdend voorwerp zijn. Het zou een bijzonder nefaste redenering zijn. We hebben die redenering ook in andere dossiers — ik zal er nu niet te lang bij stilstaan — tot stand zien komen, heel in het bijzonder bij de snelbelgwet en de regularisatie van de illegalen.
Het openstellen van de krijgsmacht voor vreemdelingen is trouwens niet alleen in strijd met de Grondwet. Ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat we hier te maken hebben met een manifeste ongrondwettelijkheid. Dit kan dus niet gebeuren zonder de Grondwet te veranderen. Het is echter ook in strijd met de Europese regelgeving. Ik zie dat de paars-groene regering zich veel moeite getroost om van Europa niet alleen een droom, maar ook een werkelijkheid te maken, opdat de Europese regelgeving voortdurend zou kunnen interfereren in onze dagdagelijkse wetgeving en, meer nog, in de plaats ervan zou kunnen komen. Het artikel 39 van het Verdrag van Rome, dat tot nader order nog altijd van toepassing is, voorziet in het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie. Het voorziet echter evenzeer in een afwijking wanneer het gaat over betrekkingen in overheidsdienst.
Het Europese Hof van Justitie heeft net zoals onze Raad van State hieraan in verscheidene arresten een echt restrictieve interpretatie gegeven. Het is een terugplooiende interpretatie. Het is geen open interpretatie maar een naar sluiting neigende interpretatie. Die afwijking slaat in het bijzonder op betrekkingen bij de krijgsmacht, de politie, de magistratuur en de diplomatie. Dat wil dus zeggen dat betrekkingen zoals deze, en de betrekkingen waarover wij het hier hebben, bij de krijgsmacht, afgezien van hun rang of hun graad, in beginsel niet onder het vrije verkeer van werknemers vallen. Dat is een bijzonder belangrijk gegeven, dat we ten overvloede hebben benadrukt tijdens de bespreking in de commissie, maar waarvoor er een oorverdovende stilte heerste op de regeringsbanken en op sommige meerderheidsbanken.
De conclusie van de Raad van State is zeer duidelijk. Ik wil ze u aanhalen, citeren, benadrukken, in de oren laten knopen, ze nogmaals benadrukken, omdat men niet anders kan dan de kritiek van de Raad van State ter harte te nemen. Ik citeer: "De bepalingen waarbij militaire betrekkingen algemeen worden opengesteld voor niet-Belgen, in het bijzonder voor burgers van de EU, moeten vervallen". Ik denk dat er geen interpretatiemogelijkheid kan bestaan over de zinsnede "Die bepalingen moeten vervallen". Dat is ook onze mening. Vooraleer een dergelijke ingrijpende wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de krijgsmacht, moet eerst de Grondwet worden gewijzigd, zodat alle interpretatieve conflicten met zowel de Grondwet als met het Europees recht worden voorkomen. Ik verheel u namens onze fractie dus niet dat er drie belangrijke gevaren zullen opduiken wanneer hier niet met de grootste omzichtigheid wordt te werk gegaan. Het eerste operationele beletsel is het probleem van de interne communicatie en de bevelvoering, die reeds nu in de Belgische krijgsmacht soms een bijzonder groot probleem vormt. Het tweede beletsel is de verfransing de facto van het Belgisch leger. Het derde beletsel is de uitholling van de Belgische nationaliteit.
Wij, christen-democraten, willen streven — het is meer dan een streven, het is een engagement, een bedoeling en een finaliteit — naar een Europese defensie. Tot nader order blijft Defensie, 's lands verdediging, een exclusief nationale bevoegdheid. We zullen daarom dit ontwerp niet goedkeuren. Dat is wellicht jammer voor de militaire muzikanten die dankzij dit ontwerp een beter statuut wilden verkrijgen.
De minister heeft het eigenlijk sluiks gespeeld maar wij zullen niet in de val trappen. De paars-groene symfonie van het Belgische leger heeft er met dit ontwerp nog maar eens een bijzonder slechte partituur bij.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, the title of the bill presented today is a bit misleading. It gives the impression that it is almost exclusively about the status of the military musicians, but the tires and bells of this design hide the reality. With this draft, the government wants to open the military force to Europeans, non-Belgians. In this way, the government bypasses the necessary amendment of the Constitution.
This is the most fundamental criticism of this project. Again, we stand with the opposition not only in our criticism. The State Council is also destructive about these provisions. Even within the majority there are especially critical voices to be heard and ⁇ about the consequences of this on the crucial language relationships within the military force. As a perfect tambour major, the Minister of Defense continues to march under the motto: "C'est le ton qui fait la musique."
Article 8 of the Constitution states that a candidate can only become a military candidate if he is a Belgian or a citizen of a Member State of the European Union. We, together with the Christian Democrats, expressly state that we are in principle not opposed to this in so far as they are indeed nationals of a EU member state. In the evolution toward a European defence, this seems more than obvious. The measures, which should advance European defence, and the government, which must take these measures, are not above the Constitution. That is the first problem.
The opinion of the State Council on this subject is ⁇ clear. The conscious article of the Constitution stipulates that only Belgians can be appointed to the civil and military services, subject to the exceptions that may be stipulated by law for special cases. That constitutional provision restricts access to the military force for persons with Belgian nationality. This principle may be derogated by law for special cases. This article 10 is one of the oldest articles of our Constitution and it refers to the emergence of the young Belgium in which the forming military forces sometimes had to resort to foreign military personnel to protect the young State from invaders.
With this draft, the government avoids all these special cases and wants to open all kinds of relations within the military force to Europeans, non-Belgians. It is not just about a certain category of relationships, but about all relationships. If this is the intention — we have not been able to see this from the various types of introductions — then it is necessary first to amend Article 10, paragraph 2, second sentence, of the Constitution. Those exceptional situations should be specified and the first exceptional situation is the 60/40 language ratio in the military. This relationship is ⁇ the only unwritten constitutional article of this country. For this reason, we consider it ⁇ important that these exceptional situations are not tormented. After all, that 60/40 ratio is a very clear reflection of the Belgian population.
The fact that practice is now different—the eternally recurring argument—is for us, of course, not an argument for any adjustment of the legal relations. After all, the recruitment of Whales and Flamings is evolutionary: the relationships can easily change, depending on the social and socio-economic context. Their
One argument that especially often returned, but not always well argued throughout this discussion, is the situation abroad. It should be noted that the situation in Spain, France or Germany is quite different. For convenience, references to a number of other EU Member States have been made very often, but the reference begins with a flawed comparison. On the one hand, the military career in those countries — we have had the opportunity to explore it at multiple times — is much more attractive. That is, of course, a big finding: during this government period, however, no measures have been taken regarding the attractiveness of the military career. It is much more attractive in that the attractiveness of a career can be measured in terms of career and remuneration and promotion opportunities and mobility opportunities, rather than through non-participation in international operations. Per ⁇ this in Belgium is the most attractive to the career in the military force. Their
On the other hand, of course, apart from the substantive and functional aspects of military careers in the EU Member States, we also have to deal with the fact that there is a homogeneous language area in other countries. It is therefore impossible to compare the situation of the Belgian army with that of the French armed forces, of the Italian armed forces, of the Spanish or German armed forces, because the homogeneous language area puts them in a very special, specific situation. Or, rather, vice versa: it is our country with its specific language relationship and language situation that makes any equation impossible. Even in countries with different language relationships, it is true that there is a homogeneous, uniform language of use. Their
Let there be no misunderstanding: we are opposed to the opening of the army to foreigners, if this would be used as a lever for integration. In addition to the manifest, instantaneous violation of the 60/40 ratio, this is the underlying drive, the underlying current of all this design, namely that this would be a lever for integration. The Minister has very clearly referred to the fact that the accession of first non-Europeans, to which he returned, but of non-out-Europeans would actually be a lever of integration. This is, of course, a fundamentally wrong approach. Even worse, as in the original proposal, it would be that skipping these conditions would be an instrument of migration. That was actually the original plan on which it was returned under heavy pressure from a number of majority parties. The evolution of this design is to come from a proposal to an instrument of migration to a lever of integration. There are other possibilities and there must be other goals when we talk about migration, when we talk about integration. For this, the Belgian military force cannot be the vehicle or ⁇ never the suffering object. It would be a ⁇ nefaste reasoning. We have seen this reasoning come into existence in other cases — I will not stop at it for too long now — in particular in the case of the Fast Belg Act and the regularization of the illegal. Their
The opening of the military force to foreigners, by the way, is not only contrary to the Constitution. I would like to draw your attention to the fact that we are dealing here with a manifest unconstitutionality. This cannot happen without changing the Constitution. However, it is also contrary to European regulations. I see that the purple-green government has worked hard to make Europe not only a dream, but also a reality, so that European regulation could continually interfere with our daily legislation and, moreover, replace it. Article 39 of the Rome Treaty, which is still applicable until further details, provides for the free movement of workers within the Union. However, it also provides for a derogation when it comes to relations in public service.
The European Court of Justice, like our Council of State, has given a truly restrictive interpretation of this in several judgments. It is a regressive interpretation. It is not an open interpretation, but a closing interpretation. That derogation relates in particular to relations with the military force, the police, the judiciary and the diplomacy. This means, therefore, that relations such as these, and the relations of which we speak here, with the military force, apart from their rank or grade, do not, in principle, fall under the free movement of workers. This is a ⁇ important fact, which we have emphasized abundantly during the discussion in the committee, but for which there has been an earring silence in the government banks and in some majority banks.
The conclusion of the State Council is very clear. I would like to remind you of them, to quote them, to emphasize them, to let them knock in the ears, to emphasize them again, because one can only take the criticism of the Council of State to heart. I quote: "The provisions which open military relations generally to non-Belgians, in particular to EU citizens, must be abolished." I think that there can be no possibility of interpretation of the sentence "These provisions must expire". That is also our opinion. Before such a substantial change is made to the organization of the military force, the Constitution must first be amended in order to avoid any interpretative conflicts with both the Constitution and European law. Therefore, I do not exaggerate you on behalf of our group that three major dangers will arise if this is not dealt with with the utmost caution. The first operational obstacle is the problem of internal communication and command, which already now in the Belgian military force sometimes constitutes a ⁇ large problem. The second obstacle is the de facto franchising of the Belgian army. The third obstacle is the deprivation of the Belgian nationality.
We, Christian Democrats, want to strive — it is more than an aspiration, it is a commitment, an intention and a finality — toward a European defence. The defence, the defence of the country, remains an exclusive national competence. We will therefore not approve this draft. That may be a pity for the military musicians who, thanks to this design, wanted to obtain a better status.
The minister has actually played the slug but we will not fall into the trap. The violet-green symphony of the Belgian army has yet again with this design a ⁇ poor partition.
#25
Official text
Monsieur le président, madame la ministre, messieurs les ministres, chers collègues, les ministres de la Défense sont tous, ou presque, confrontés à un problème récurrent: celui de la qualité et de la quantité des recrues qui désirent s'engager dans les Forces armées de leurs pays. Les solutions qui sont à leur disposition sont limitées: des campagnes de publicité attractives dans les médias, l'augmentation significative des soldes versés aux militaires, l'entretien d'un lien fort entre l'armée et la Nation à travers un service de réserves performant et de manifestations qui expliquent au citoyen le rôle de l'armée, l'organisation d'un maillage serré de maisons de la Défense ou de bureaux de recrutement et de l'information.
Monsieur le ministre, vous avez personnellement défendu dans les médias le rôle et la place de l'armée dont vous êtes, par votre fonction, l'ambassadeur, l'image, le meilleur instrument de promotion. Il semble pourtant que les résultats ne sont pas probants. Et chaque ministre, quelles que soient les mesures qu'il ait prises, doit admettre qu'elle n'attire plus ou plutôt pas assez.
On peut estimer que les recrues se regroupent en trois catégories.
La première, des jeunes extrêmement motivés par le métier des armes par tradition familiale ou l'amour du risque et ceux qui suivent une vocation. Ils représentent en moyenne de 10 à 15% de la masse des recrues. A côté de cette première catégorie, les autres recrues sont motivées par des considérations d'ordre économique.
La deuxième, il y a ceux que l'ont peut appeler les profils actifs: assez bien formés, attirés par l'intérêt du travail, la stabilité de l'emploi et la rémunération. La possibilité de mieux les cibler à travers une transparence accrue entre les besoins de l'armée et l'offre de compétences doit être réalisée. L'armée doit peut-être mieux afficher ses besoins en termes de compétences techniques. Elle doit mieux définir les postes à pourvoir lorsqu'ils nécessitent une formation complémentaire ou spécifique. Même si l'armée prend le temps de former les cadres dont elle a besoin, elle pourrait sans doute améliorer la lisibilité de sa politique de recrutement en affichant plus clairement les postes à pourvoir dans ses différentes composantes et ses différents services techniques.
Enfin, il y a ceux que l'on peut qualifier de jeunes passifs: peu formés malheureusement, qui n'ont pas trouvé de travail dans leur région et qui trouvent un refuge sous l'uniforme.
Monsieur le ministre, il faut donc affiner, d'une part, la manière dont l'armée veut séduire les candidats potentiels et afficher plus clairement ses besoins. Votre projet est un véritable travail de codification, rassemblant en un seul document des textes épars, rationalisant et simplifiant des procédures. Un arrêté royal doit venir compléter ce projet de loi. Nous serons évidemment attentifs à sa réalisation et à son contenu. Nous vous interrogerons en commission pour en connaître plus précisément la teneur. Notre voeu, monsieur le ministre, est que les deux textes importants de cette législature sur cette matière — le texte sur la réserve et ce projet de loi sur le recrutement —, puissent porter concrètement leurs fruits. Nous désirons que l'armée attire, que l'armée passionne, que l'armée puisse recruter du personnel de qualité, qui met au centre de ses préoccupations professionnelles la défense de notre Nation et de l'Europe et qui puisse enraciner la place de l'armée dans l'esprit de nos concitoyens.
L'article 8, alinéa 2, est symbolique à cet égard. Je le cite: "Pour pouvoir acquérir la qualité de candidat militaire, le postulant doit être belge ou être citoyen d'un pays membre de l'Union européenne". Cette disposition, monsieur le ministre, est sans doute la plus emblématique de ce projet de loi. La Belgique va donc ouvrir les portes de son armée à des volontaires de 14 pays de l'Union européenne puis, à partir du 1er mai 2004, à ceux des 10 pays qui vont rejoindre l'Union. Il y a un consensus sur cette disposition mais il n'y a pas de consensus pour aller beaucoup plus loin. Nous sommes donc vivement intéressés par l'effet de cette mesure et son degré d'attractivité.
Des amendements ont été introduits, permettant aux chômeurs indemnisés de pouvoir effectuer un stage à l'armée et créant un service civil, un service civique, un service volontaire au sein de la Défense nationale. Nous avons défendu cette idée dans une proposition de loi et nous désirons étendre ce concept de stage ou de service volontaire dans les autres administrations. Sur ces nouvelles formules, monsieur le ministre, intégration de ressortissants de l'Union européenne dans l'armée belge et possibilité de stage au sein de la Défense nationale, nous désirons savoir quelles sont les mesures arrêtées par votre cabinet pour faire partager ces informations au sein de la population et dans les pays concernés.
Enfin, monsieur le ministre, vous devrez également défendre votre projet au Sénat et les dispositions concernant les trois orchestres militaires seront sans nul doute à nouveau évoquées. Si nous approuvons l'ensemble de votre projet, nous espérons vivement que les mesures ainsi arrêtées portent leurs fruits. Nous sommes plus réservés sur la partie du projet concernant les musiques militaires. Nous étions favorables à l'idée de garder une spécificité pour la Musique des Guides, quelle que soit la solution trouvée. Ce ne fut pas le cas, malheureusement, et nous le déplorons. Non par conservatisme, monsieur le ministre, mais parce que nous sommes attachés à un certain sens du mérite et de l'effort récompensé, et surtout à une volonté de perfectionnement. Nous considérons qu'appartenir à une certaine élite n'est pas un défaut majeur. Récompenser justement le travail et la qualité, admettre un talent supérieur quand celui-ci est avéré ne nous semble pas une tare. Néanmoins, nous soutiendrons votre projet.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, Mr. Ministers, dear colleagues, Ministers of Defense are all, or almost, facing a recurring problem: that of the quality and quantity of recruits who wish to engage in the Armed Forces of their countries. The solutions at their disposal are limited: attractive advertising campaigns in the media, the significant increase in salaries paid to the military, the maintenance of a strong link between the army and the nation through a successful reserve service and demonstrations that explain to the citizen the role of the army, the organization of a tight grid of Defense houses or recruitment and information offices.
Mr. Minister, you have personally defended in the media the role and place of the army of which you are, by your function, the ambassador, the image, the best instrument of promotion. However, the results do not appear to be proven. And every minister, whatever measures he has taken, must admit that it attracts no more or rather not enough.
It can be estimated that recruits are grouped into three categories.
The first, young people extremely motivated by the arms trade by family tradition or the love of risk and those who follow a vocation. They represent an average of 10 to 15% of the mass of recruits. In addition to this first category, the other recruits are motivated by economic considerations. by
The second, there are those who have it can call the active profiles: quite well-trained, attracted by the interest of work, stability of employment and remuneration. The possibility of better targeting them through increased transparency between the needs of the army and the supply of skills must be achieved. The military may need to better display its needs in terms of technical skills. It should better define the positions to be occupied when they require additional or specific training. Even if the military takes the time to train the executives it needs, it could undoubtedly improve the readability of its recruitment policy by more clearly displaying the positions to be held in its various components and various technical services. by
Finally, there are those that can be called passive youth: poorly trained unfortunately, who have not found work in their area and who find refuge under the uniform.
Mr. Minister, it is therefore necessary to refine, on the one hand, the way the military wants to seduce potential candidates and show their needs more clearly. Your project is a true coding work, bringing together scattered texts into a single document, streamlining and simplifying procedures. A royal decree must come to supplement this bill. We will, of course, be attentive to its implementation and its content. We will ask you in the committee to know more precisely the content. Our wish, Mr. Minister, is that the two important texts of this legislature on this matter — the text on the reserve and this draft law on recruitment — can bear concrete fruits. We desire that the army attracts, that the army is passionate, that the army can recruit quality personnel, that puts the defense of our nation and of Europe at the center of its professional concerns and that can root the place of the army in the minds of our fellow citizens.
Article 8, paragraph 2, is symbolic in this regard. In order to be eligible for the status of military candidate, the applicant must be Belgian or be a citizen of a Member State of the European Union. This provision, Mr. Minister, is probably the most emblematic of this bill. Belgium will therefore open the doors of its army to volunteers from 14 European Union countries and, from 1 May 2004, to those of the 10 countries that will join the Union. There is consensus on this provision but there is no consensus to go much further. We are therefore deeply interested in the effect of this measure and its degree of attractiveness.
Amendments were introduced, allowing compensated unemployed to be able to make an internship in the army and creating a civil service, a civic service, a voluntary service within the National Defense. We have defended this idea in a bill and we wish to extend this concept of internship or volunteer service to other administrations. On these new formulas, Mr. Minister, integration of EU nationals in the Belgian army and the possibility of internship in the National Defense, we would like to know what measures are adopted by your cabinet to share this information among the population and in the countries concerned.
Finally, Mr. Minister, you will also have to defend your project in the Senate and the provisions concerning the three military orchestras will undoubtedly be mentioned again. If we approve your entire project, we hope that the measures thus decided will bear fruit. We are more reserved on the part of the project related to military music. We were in favour of the idea of ⁇ ining a specificity for the Music of the Guides, whatever the solution was found. Unfortunately, this was not the case, and we regret it. Not by conservatism, Mr. Minister, but because we are attached to a certain sense of merit and rewarded effort, and above all to a will to improve. We consider that belonging to a certain elite is not a major defect. Just rewarding work and quality, admitting a superior talent when it is proven, does not seem to us to be a big deal. We will support your project.
#26
Official text
Mijnheer de voorzitter, collega's, dit wetsontwerp is een vrij eigenaardig (...) wetgevend werk, want als men de titel leest, zou men denken dat het over muziek gaat. Het gaat over heel wat meer dingen. Het is een vlag die heel veel ladingen dekt.
Uiteraard staan in dit wetsontwerp een aantal zeer goede zaken, die reeds lang moesten worden geregeld en waar we ons volledig kunnen achterzetten. Bij een aantal zaken heb ik uiteraard mijn bedenkingen en er zijn zaken waar ik ronduit tegen ben. Ik meen dat het echt niet gepast is om sommige zaken op zo'n manier door het Parlement te sluizen.
Mijn uiteenzetting sluit uiteraard aan bij het betoog van de heer De Crem. Wij hebben de indruk dat de minister zijn willetje wou doordrijven en dat liefst op een manier wou doen dat het zo weinig mogelijk opviel. Tussen een partituur schuift men gewoonweg het ontwerp voor een nieuw vreemdelingenlegioen.
Ik weet dat er een evolutie is op het vlak van de krijgsmacht en dat België altijd een voortrekker is geweest voor een Europese krijgsmacht, maar dit is de zaak omkeren. Ik denk niet dat wij enige inbreng hebben in een te vormen Europese krijgsmacht door zelf allerlei kandidaten weg te halen in andere landen. Ik denk ook dat het openstellen van de krijgsmacht voor vreemdelingen een vrij overroepen zaak is. Ik kan mij niet voorstellen wie geïnteresseerd zal zijn om bij de Belgische krijgsmacht te komen. Onze buurlanden zitten met een gelijkaardig probleem. Het beroep heeft aan imago ingeboet. Dat is nu eenmaal eigen aan deze tijd. Ik meen dat het in de eerste plaats de bedoeling moet zijn het imago van het beroep op te krikken. Daarvoor heeft deze regering niets gedaan. Integendeel, gelet op het niveau van investeringen in de laatste jaren, is het beroep nog verder weggedeemsterd. Niemand van onze jeugd is nog geïnteresseerd om bij de krijgsmacht te gaan. Dat is een spijtige evolutie, want door het afschaffen van de burgerplicht is de krijgsmacht teveel verwijderd geraakt van onze burgerlijke samenleving en dit is zeker geen aanzet om daaraan iets te doen. Integendeel, ik denk niet dat het een goed signaal is aan de burgerbevolking dat onze krijgsmacht stilaan wordt geïnfiltreerd door mensen uit andere landen. Ik weet wel — dat is het schaamlapje van de VLD — dat het hier in de eerste plaats om Europese burgers gaat. Dat kan toch niet zo erg zijn, maar ik kan mij moeilijk voorstellen dat wij morgen worden overspoeld door Duitsers, Luxemburgers, Nederlanders of Fransen. Het zullen waarschijnlijk wel meer mensen uit het Zuiden van Europa zijn. Ik vraag mij af in welke taal wij die mensen zullen ontvangen.
De heer De Crem heeft erop gewezen dat het taalevenwicht een verworven recht binnen onze krijgsmacht is. Dat zal op deze manier zeker niet kunnen standhouden.
Onze Grondwet is vrij duidelijk. De Belgische Grondwet bepaalt in artikel 10, tweede lid dat behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld, alleen Belgen tot militaire bedieningen benoembaar zijn. Dat is vrij duidelijk. Ook de Raad van State heeft dat duidelijk geformuleerd. Wat de minister hier door het Parlement probeert te sluizen, kan niet.
Daarom — en wij gaan iets verder dan onze collega's van de CD&V — dienen wij vandaag een amendement in. Wij wensen dat uit het wetsontwerp geschrapt te zien. Wij willen nog altijd dat de krijgsmacht moet voorbehouden zijn aan Belgen. Als we ooit zullen deelnemen aan een Europese defensie is dat op een ander niveau, op een andere plaats en onder andere voorwaarden. Ik denk niet dat wij hier op de juiste weg zijn.
Ik vind het uiteraard spijtig dat wij tegen dit wetsontwerp zullen moeten stemmen. U geeft ons geen andere keuze, mijnheer de minister. Dit is onaanvaardbaar. Dat is spijtig voor een aantal goede zaken die erin staan, want er staat nogal wat in. Het gaat om de meest uiteenlopende zaken, onder andere over de muzikanten, waarover ik in de commissie mijn mening heb geformuleerd.
Zelf muzikant zijnde, kan ik mij inleven in de problematiek van betrokkenen die tevens militairen zijn. Het is dus een gespleten situatie.
De manier waarop wij het probleem willen oplossen, is zeker niet de juiste.
In het ontwerp worden ook aangelegenheden geregeld die belangrijk zijn voor de militairen, zoals bijvoorbeeld het financieel statuut en de aanpassing van de loonbarema's aan het Copernicus-plan, wat uiteraard een goede zaak is. Deze aanpassing is evenwel normaal. Wij hebben altijd gepleit voor een beter loon en dat geldt niet alleen voor vrijwilligers of onderofficieren, maar ook voor officieren.
Het bevat eveneens goede elementen in verband met de vergoeding bij ongevallen. Zelfs voor de samenwonenden wordt een en ander geregeld.
Het is een soort van programmawet, maar jammer genoeg zullen wij tegenstemmen, mijnheer de minister. Ik had liever gezien dat de materies werden opgesplitst, maar u hebt er een amalgaam van gemaakt. U laat ons geen andere keuze.
Translated text
Mr. Speaker, colleagues, this bill is a rather peculiar (...) legislative work, because when one reads the title, one would think it is about music. It is about a lot more things. It is a flag that covers a lot of loads. Their
Of course, this bill contains a number of very good things, which had to be settled for a long time and where we can fully back up. I have my concerns about a number of things, and there are things that I firmly oppose. I think it is really inappropriate to shut down some issues in such a way by Parliament.
My presentation of course coincides with Mr De Crem’s speech. We have the impression that the minister wanted to spread his will and preferably to do so in a way that appeared as little as possible. Between a partition, one simply shifts the design for a new Alien Legion. Their
I know that there is an evolution in the field of military force and that Belgium has always been a pioneer for a European military force, but this is the reverse. I don’t think we have any contribution to a European military force to be formed by taking away all sorts of candidates from other countries. I also think that the opening of the military force to foreigners is a freely called matter. I cannot imagine who will be interested in joining the Belgian military force. Our neighbors have a similar problem. The profession has compromised the image. This is peculiar to this time. I think it must first and foremost be intended to enhance the image of the profession. This government has done nothing. On the contrary, given the level of investment in recent years, the profession has been further demolished. No one in our youth is yet interested in joining the military force. This is a regrettable evolution, because by the abolition of the civil duty, the military force has become too far removed from our bourgeois society, and this is ⁇ not an incentive to do anything about it. On the contrary, I do not think it is a good signal to the civilian population that our military force is slowly being infiltrated by people from other countries. I know—that is the shame of the VLD—that this is primarily about European citizens. That may not be so bad, but I can hardly imagine that tomorrow we will be flooded by Germans, Luxembourgers, Dutch or French. There will probably be more people from southern Europe. I wonder in what language we will receive those people. Their
Mr. De Crem has pointed out that language balance is an acquired right within our military force. This will ⁇ not be able to stand up in this way.
Our Constitution is quite clear. Article 10(2) of the Belgian Constitution stipulates that, with the exception of exceptions which may be provided for special cases by law, only Belgians are eligible for military service. That is quite clear. The State Council has also made this clear. What the minister is trying to shut down through the parliament here is not possible. Their
Therefore — and we go a little further than our CD&V colleagues — we are presenting an amendment today. We want this to be removed from the bill. We still want the military force to be reserved for the Belgians. If we will ever participate in a European defence, it will be at a different level, in a different place and under different conditions. I do not think we are on the right path here.
Of course, I regret that we will have to vote against this bill. You have no choice, Mr. Minister. This is unacceptable. That is a pity for some good things that are in it, because there is a lot in it. These are the most diverse matters, including the musicians, on which I have formulated my opinion in the committee.
As a musician, I can get involved in the problem of those involved who are also soldiers. This is a fragmented situation.
The way we want to solve the problem is ⁇ not the right one.
The draft also addresses matters that are important to the military, such as the financial status and the adjustment of the wage bars to the Copernicus plan, which is of course a good thing. However, this adjustment is normal. We have always pledged for better wages and this applies not only to volunteers or sub-officials, but also to officers.
It also contains good elements related to compensation in case of accidents. Even for the cohabitants, something is arranged.
It is a kind of program law, but unfortunately we will vote against, Mr. Minister. I would have preferred to see the matter divided, but you made an amalgam of it. You leave us no other choice.
#27
Official text
Monsieur le président, madame et messieurs les ministres, chers collègues, je partage l'appréciation flatteuse que notre collègue Mme Lejeune vient d'émettre quant à la qualité et à la spécificité de la Musique militaire des guides. Mais si l'on veut être crédible en politique, il vaut toujours mieux faire ce que l'on dit, et non pas, après avoir formulé des souhaits express, annoncer que l'on va néanmoins voter le contraire de ce que l'on dit en suivant le point de vue de la majorité arc-en-ciel.
En ce qui concerne le groupe cdH, nous conformerons notre vote à ce que nous pensons et nous ne voterons donc pas ce projet.
Monsieur le ministre, je voudrais vous rappeler que je vous ai transmis le 18 décembre 2002 une question écrite au sujet de mon inquiétude face à la façon improvisée et, me semblait-il, totalement inadéquate dont vous vouliez organiser ou précipiter dans l'urgence la délocalisation de la Musique royale des guides de Neder-overHeembeek vers Heverlee. A cette occasion, je vous posais quatre questions bien précises. Vous m'y avez répondu par la voie du Bulletin des questions parlementaires du 20 janvier 2003 sur la base d'informations que l'on vous a certainement données mais qui s'avèrent inexactes dans les faits, et je m'en étonne. Je suis surpris, en effet, car je connais et j'apprécie votre souci de voir la réalité des choses sur le terrain. Vous allez voir ce qui se passe au Bénin, à Kaboul, à Kinshasa et vous avez raison. Pour ma part, je vous demanderais plus modestement d'aller voir ce qui se passe à Heverlee; c'est moins loin et c'est tout aussi utile.
En effet, vous m'avez répondu ou plutôt on vous a fait répondre: "Les locaux prévus pour l'installation définitive de la Musique royale des guides à Heverlee sont en cours de finition".
Je dois malheureusement vous préciser que la salle de cinéma que vous voulez affecter aux répétitions, en attendant l'organisation des locaux, était encore totalement encombrée il y a quelques jours; elle vient seulement d'être dégagée mais c'est un véritable champ de bataille, pour utiliser un terme militaire. On me dit que les travaux qui seront entrepris pour rendre cette salle momentanément utilisable vont continuer, et cela se passera les après-midi. Si je comprends bien, ce sera la musique le matin, suivie des marteaux-piqueurs l'après-midi! Croyez-vous vraiment que cette installation sera très rapidement réalisée alors que je sais que seuls les locaux qui doivent servir de bureaux sont actuellement en cours d'aménagement et que les ouvriers sur le chantier prétendent que les travaux seront encore longs et disent ne pouvoir préciser quand ils pourront prendre fin?
Dans votre réponse écrite, vous ajoutez que la salle des fêtes du quartier actuellement utilisée par la Musique royale répond aux normes requises. Cela m'étonne car il ressort du constat établi par le docteur commandant Lambrecht, médecin du travail, que cette salle ne répond pas aux normes requises. Je vous ai transmis ce document en annexe à ma lettre et vous avez certainement lu le rapport que je vous ai envoyé pour complément d'information.
Je ne comprends plus. Vous ajoutez qu'un délégué du chef de la Musique a donné son accord sur la conformité de cette salle. Le chef de musique déclare, quant à lui, qu'il n'a délégué personne et que personne n'a reçu semblable mission. J'apprends qu'un référé devant la justice à eu lieu, hier, à ce sujet. J'espère que vous nous préciserez avant le vote ce qu'il est advenu de ce référé en justice.
Vous ajoutez, enfin, que le déménagement n'a nullement eu lieu dans la précipitation. A nouveau, vous auriez dû constater que les travaux ne sont pas terminés à Heverlee, qu'ils vont seulement commencer. On aurait très bien pu laisser encore pendant quelques mois la Musique royale des guides répéter et travailler normalement à Neder-Over-Heembeek où les lieux sont restés en état et inoccupés. On s'est contenté d'enlever le podium pour être certain que la Musique ne puisse plus y répéter. De plus, le futur occupant que vous avez désigné, l'OCASC, a déclaré: "Nous ne serons prêts à emménager que dans plusieurs mois". Pourquoi donc cette précipitation alors que les locaux sont actuellement inoccupés et que les futurs locaux d'Heverlee ne sont pas en état.
Mes questions ne vous surprendront pas, monsieur le ministre, puisque je vous les ai adressées par écrit, le 31 janvier. Dans mon courrier, je vous disais que si je ne recevais pas une réponse précise à mes questions, je vous interrogerais en séance publique. Pourquoi? Parce que les qualités de la Musique sont unanimement reconnues et je ne voudrais pas que l'on remplace cette harmonie parfaite par une cacophonie. Je vous remercie.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. and Mr. Ministers, dear colleagues, I share the favourable appreciation that our colleague Mrs. Lejeune has just issued regarding the quality and specificity of the Military Music of the guides. But if one wants to be credible in politics, it is always better to do what one says, and not, after having formulated express wishes, announce that one will nevertheless vote the opposite of what one says following the point of view of the rainbow majority.
With regard to the CDH group, we will conform our vote to what we think and we will therefore not vote for this draft.
Mr. Minister, I would like to remind you that I sent you on 18 December 2002 a written question concerning my concern over the improvised and, it seemed to me, totally inadequate way in which you wanted to organize or hastily precipitate the relocation of the Royal Music of the guides from Neder-overHeembeek to Heverlee. On this occasion, I asked you four very specific questions. You answered me by means of the Bulletin of Parliamentary Questions of 20 January 2003 on the basis of information that has ⁇ been given to you but which is inaccurate in the facts, and I am surprised. I am surprised, indeed, because I know and appreciate your concern to see the reality of things on the ground. You will see what is happening in Benin, in Kabul, in Kinshasa and you are right. For my part, I would ask you more modestly to go see what is happening in Heverlee; it is less far away and it is just as useful.
Indeed, you answered me, or rather you were answered: "The premises planned for the definitive installation of the Royal Music of the guides in Heverlee are in the process of finishing."
I must unfortunately specify that the cinema room you want to assign to the rehearsals, while waiting for the organization of the premises, was still completely crowded a few days ago; it has just been released but it is a real battlefield, to use a military term. I was told that the work that will be undertaken to make this room temporarily usable will continue, and this will happen in the afternoon. If I understand correctly, it will be music in the morning, followed by hammer-pickers in the afternoon! Do you really believe that this installation will be completed very quickly when I know that only the premises that should serve as offices are currently under construction and that the workers on the construction site claim that the work will still be long and say they can not specify when they can finish?
In your written response, you add that the neighborhood party room currently used by Royal Music meets the required standards. I am surprised because it is apparent from the observation made by Commander Dr. Lambrecht, a labor doctor, that this room does not meet the required standards. I gave you this document as an annex to my letter and you have definitely read the report that I sent you for supplementary information.
I no longer understand. You add that a delegate of the Head of Music has agreed to the compliance of this room. The music director declares, on the other hand, that he has not delegated anyone and that no one has received a similar mission. I learned that a referral before the court took place yesterday on this subject. I hope that you will clarify before the vote what happened to this referral in court.
Finally, you add that the move did not at all take place in precipitation. Again, you should have found that the work is not finished at Heverlee, that they will only begin. It would very well have been possible to allow for a few months the Royal Music of the guides to repeat and work normally in Neder-Over-Heembeek where the places remained in good condition and unoccupied. We just removed the podium to make sure that the Music can no longer repeat it. Furthermore, the future occupant you designated, the OCASC, said: “We will be ready to move only in a few months.” Why then this precipitation when the premises are currently unoccupied and the future Heverlee premises are not in good condition.
My questions will not surprise you, Mr. Minister, since I addressed them to you in writing on 31 January. In my mail, I told you that if I did not receive a precise answer to my questions, I would question you in a public hearing. Why Why ? Because the qualities of Music are unanimously recognized and I would not want this perfect harmony to be replaced by a cacophonia. I thank you.
#28
Official text
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, het wetsontwerp dat vandaag ter stemming voorligt, omvat in totaal 165 artikels en 199 pagina's. Het is eigenlijk een miniprogramamwet voor Landsverdediging, die evenwel een aantal belangrijke of noodzakelijke maatregelen omvat op het vlak van modern personeelsbeheer. De inhoud van het ontwerp moet een antwoord bieden op een aantal uitdagingen waarvoor de Belgische krijgsmacht vandaag staat.
Allereerst wil ik de diensten van de Directie-Generaal Human Resources (DGHR) feliciteren met dit werkstuk, want zij hebben ongetwijfeld de meest belangrijke bijdrage geleverd aan het totstandkomen van deze teksten. Zij geven blijk van een visie en een moderne kijk op het personeelsbeheer in onze krijgsmacht. De werving van militairen kan inderdaad nog gemakkelijker en tegelijk eenvormiger worden, dat was ook de doelstelling van het ontwerp.
De VLD, collega's, heeft zich in het verleden meermaals uitgesproken voor de afbouw van logge structuren, meer transparantie en een snellere, efficiëntere en rationeel werkende administratie. Voortaan wordt slechts in één wettekst, en later ook in één koninklijk besluit, het onderwerp werving behandeld, zodat de overvloed aan teksten eindelijk wordt ingedijkt.
De rechten van de sollicitanten worden statutair verduidelijkt. Cruciale begrippen, zoals sollicitant, wervingssessie enzovoort, worden concreet ingevuld. Tegelijk wordt ook jaarlijks in meer mogelijkheden tot werving voorzien. Dit laatste is een goede zaak. Ook Defensie moet kunnen inspelen op een flexibele arbeidsmarkt. Voor kandidaat-militairen worden beroepsmogelijkheden gecreëerd en de rechtszekerheid van de kandidaat-militairen wordt verbeterd.
Ik kom tot het heikele punt betreffende de rekrutering van EUburgers binnen de Belgische strijdkrachten. Het is vandaag al aangehaald door vorige sprekers. De strekking van het voorstel ging initieel veel verder. Men dacht eraan om alle niet-Belgen toe te laten tot de krijgsmacht, maar de VLD was een van de partijen die er heel erg aan hielden dat dit enkel zou kunnen voor de inwoners van de EU-lidstaten. Zo is het overgenomen in het ontwerp en dat heeft ook onze goedkeuring. Onderdanen van EU-lidstaten kunnen dus vanaf dan solliciteren voor alle personeelscategorieën van de krijgsmacht en dezelfde loopbaan uitbouwen als in hun land van herkomst, tenminste voor zover zij in hun land van herkomst vrij zijn van militieverplichtingen. Wij betreuren wel een beetje dat de wederkerigheid niet werd opgenomen in het ontwerp. Wij hebben daarvoor gepleit. Met wederkerigheid wordt bedoeld dat wij slechts de inwoners van Europese landen als sollicitant kunnen aanvaarden, voor zover het land van herkomst dezelfde wetgeving kent en ook Belgische onderdanen toelaat. Niettemin denken wij dat een leger bestaande uit militairen afkomstig uit verschillende EU-lidstaten een eerste aanzet is tot een Europese defensie, en op dat vlak alleszins een belangrijke symboliek vertolkt.
Wij moeten wel realistisch zijn, collega's. Het loon van militairen in ons land is dermate laag dat wij met enige zin voor realisme moeten stellen dat er waarschijnlijk heel weinig EU-onderdanen hun heil zullen zoeken in een loopbaan bij de Belgische krijgsmacht, hooguit misschien enkele Luxemburgers. Veel meer heil zie ik persoonlijk niet in die maatregel.
Wij mogen ook de taalafspraken, die een ongeschreven grondwetsregel zijn, niet uit het oog verliezen. Ook de VLD staat er uiteraard op en blijft er ook op staan, dat het taalevenwicht — de 60/40 verhouding — alleszins overeind blijft en dat deze maatregel, waarbij inwoners uit EU-lidstaten kunnen solliciteren voor onze krijgsmacht, die taalverhouding niet op de helling zou plaatsen. Ik herhaal dat deze maatregel naar mijn gevoel veeleer een belangrijke symbolische functie zal hebben. Hopelijk krijgt deze maatregel ook opvolging in de buurlanden en andere EU-lidstaten, zodat op die manier een stap wordt gezet naar een verdere integratie van de Europese defensie. De rekrutering van die EU-burgers is inderdaad maar een kleine maatregel, er moeten nog vele andere maatregelen worden genomen. In de commissie hebben wij herhaaldelijk daarop gewezen.
De wervingscampagnes zoals wij die kennen uit het verleden moeten goed overdacht worden. Wat kan eraan verbeterd worden? Wij zijn steeds voorstander geweest van een betere inschakeling op een efficiënte manier van de privé-sector. Haar knowhow kan nuttig zijn om aanvullend ondersteuning te geven aan de dienst human resources. Men kan een groter forum bereiken waarvoor men gespecialiseerde mensen kan inschakelen.
Het meest essentiële punt is dat er werk wordt gemaakt van een geleidelijke aanpassing van de lonen en wedden voor alle categorieën van militairen. De beroepsvrijwilligers hebben reeds een eerste aanpassing ontvangen. De onderhandelingen over de lonen van de onderofficieren moeten zo snel mogelijk succesvol worden afgerond. Op dit ogenblik heerst bij deze groep immers heel wat onrust.
Collega's, het tekort is acuut. De eerste brigade in Leopoldsburg heeft liefst 1.000 man tekort en haalt slechts drie vierde van haar slagorde. Nochtans moeten zij steeds meer opdrachten aankunnen, zowel in binnen- als in buitenland.
Het tweede punt van dit wetsontwerp, eveneens een heikel punt, zijn de muziekkapellen. Er wordt een eenheidsstatuut gecreëerd voor de militaire muzikanten en de drie kapellen die de krijgsmacht op dit ogenblik rijk is. Gisteren was ik uitgenodigd in Flawinne waar het regiment van de Gidsen officieel werd ontbonden. Het gaf een wrang gevoel. Dit prachtig regiment met zijn zeer oude tradities werd gisteren officieel ontbonden. Het vaandel werd overgedragen aan het nieuwe eskadron van de Gidsen dat voortaan zal functioneren onder de brigade van de paracommando's. Gisteren werden de Gidsen uitgeleide gedaan door de muziekkapel van de Gidsen. Dat gaf een extra dimensie aan het gebeuren, zeker omdat we wisten dat vandaag het debat over hun kapel zou plaatsvinden.
Collega's, er is heel wat commotie geweest rond dit onderwerp. We hebben heel wat brieven en e-mails ontvangen van mensen die van ver of dichtbij verbonden zijn met het regiment van de Gidsen en zijn muziekkapel. Voorzichtigheid zal nodig zijn. Voor de twee andere muziekkapellen, die van de marine en die van de luchtmacht, is deze hervorming een goede zaak. Zij krijgen een upgrade, een beter statuut, gelijkwaardig aan dat van de muziekkapel van de Gidsen. We mogen echter niet vergeten dat de muziekkapel van de Gidsen gedurende vele decennia het centre d'excellence is geweest op het vlak van muziek. Zij hebben een heel sterke reputatie zowel in het binnen- als het buitenland. Internationaal worden ze bijzonder geapprecieerd. Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat dit niet kan gezegd worden van de twee andere muziekkapellen.
Ik dring erop aan dat we een methode ontwikkelen om te blijven garanderen dat minstens 1 van de 3 kapellen, mijns inziens bij voorkeur die van de Gidsen, een centre of excellence kan blijven op artistiek vlak in de toekomst. In overleg met de muziekkapellen moet er worden onderzocht op welke manier we er kunnen voor zorgen dat mensen die eerste prijzen halen op de wedstrijden van de conservatoria, blijven kiezen en kunnen blijven kiezen voor een bepaalde kapel die het uithangbord kan zijn van onze militaire kapellen, ook in het buitenland. Het is te hoog gegrepen dat alle drie de muziekkapellen ijzersterk, even goed en allemaal de eerste zouden zijn. Dat is niet mogelijk. In artistieke competitie kan er maar een de beste zijn. Tot op heden was dat de muziekkapel van de Gidsen. Zij nam deze verantwoordelijkheid op en verdedigde dat met veel bravoure in binnen- en buitenland. Ik dring erop aan dat deze kunde zou behouden kunnen blijven.
Omdat het ontwerp daarover geen garanties biedt en de VLD er zal blijven op aandringen om hieraan verder te werken zal ik mij bij de stemming onthouden. Mijn fractie zal het wetsontwerp goedkeuren.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Ministers, Mr. Colleagues, the bill that is put to the vote today comprises a total of 165 articles and 199 pages. It is actually a mini-program law for Land Defense, which, however, includes a number of important or necessary measures in the field of modern personnel management. The contents of the draft are intended to respond to a number of challenges facing the Belgian military today.
First of all, I would like to congratulate the services of the Directorate-General for Human Resources (DGHR) on this work, as they have undoubtedly made the most important contribution to the creation of these texts. They demonstrate a vision and a modern view of personnel management in our military force. The recruitment of military personnel can indeed become even easier and at the same time more uniform, which was also the goal of the design.
In the past, the VLD, colleagues, has repeatedly advocated the demolition of logge structures, more transparency and a faster, more efficient and rationally working administration. From now on, the subject of recruitment will be covered only in one legislative text, and later also in one royal decree, so that the abundance of texts will finally be filled.
The rights of applicants are clarified by statute. Key concepts, such as applicant, recruitment session and so on, are specifically completed. At the same time, more recruitment opportunities are provided each year. The latter is a good thing. Defence should also be able to respond to a flexible labour market. Professional opportunities are created for candidate military personnel and the legal certainty of candidate military personnel is improved.
I come to the delicate point concerning the recruitment of EU citizens within the Belgian armed forces. It has already been quoted by previous speakers. The scope of the proposal went much further initially. It was thought to allow all non-Belgians to join the military force, but the VLD was one of the parties who very much insisted that this could only be for the residents of the EU member states. This is included in the design and it has our approval. EU nationals can therefore apply for all categories of military personnel and pursue the same career as in their home country, at least insofar as they are exempt from military obligations in their home country. We regret a little that the reciprocity was not included in the design. We have pledged for this. Reciprocity means that we can only accept residents of European countries as applicants, insofar as the country of origin has the same legislation and also allows Belgian nationals. Nevertheless, we believe that an army composed of soldiers from different EU Member States is a first step towards a European defence, and in this respect it plays an important symbolism.
We need to be realistic, my colleagues. The salary of military personnel in our country is so low that we must, with some sense of realism, assume that very few EU citizens will probably seek their salvation in a career with the Belgian military force, at most maybe some Luxembourgers. I personally do not see much greater salvation in this measure.
We must also not lose sight of the language agreements, which are an unwritten constitutional rule. Of course, the VLD also stands up and continues to stand up, that the language balance — the 60/40 ratio — remains at all standing and that this measure, which allows residents from EU Member States to apply for our military force, would not put that language ratio on the slope. I repeat that this measure will, in my opinion, rather have an important symbolic function. Hopefully, this measure will also be followed in the neighboring countries and other EU Member States, thus making a step towards further integration of European defence. The recruitment of those EU citizens is indeed only a small measure, many other measures still need to be taken. We have repeatedly pointed out this in the committee.
Recruitment campaigns as we know them from the past need to be well thought out. What can be improved? We have always been in favour of better engaging the private sector in an efficient way. Her know-how can be useful in providing additional support to the human resources service. One can reach a larger forum for which one can engage specialized people. Their
The most essential point is that work is being made of a gradual adjustment of wages and bets for all categories of military personnel. The volunteers have already received an initial adjustment. Negotiations on the salaries of sub-officials should be successfully concluded as soon as possible. Currently, there is a lot of unrest in this group.
The shortage is acute. The first brigade in Leopoldsburg has a shortage of as much as 1,000 men and only achieves three-fourths of its order. However, they must be able to handle more and more contracts, both at home and abroad. Their
The second point of this bill, also a delicate point, are the music chapels. A statute of unity is created for the military musicians and the three chapels that the military force is currently rich. Yesterday I was invited to Flawinne where the Guides regiment was officially disbanded. It gave a wretched feeling. This beautiful regiment with its very old traditions was officially disbanded yesterday. The flag was transferred to the new squadron of the Guides, which from now on will function under the brigade of the paracommandos. Yesterday the guides were taken out by the music chapel of the guides. That gave an additional dimension to happening, ⁇ because we knew that today the debate about their chapel would take place.
There has been a lot of commotion around this topic. We have received numerous letters and e-mails from people who are closely or far connected with the Guides Regiment and its music chapel. Caution will be needed. For the other two music chapels, that of the Navy and that of the Air Force, this reform is a good thing. They receive an upgrade, a better status, equivalent to that of the Music Chapel of the Guides. However, we must not forget that the music chapel of the Gidsen has been the centre of excellence in the field of music for many decades. They have a very strong reputation both at home and abroad. They are ⁇ appreciated internationally. To be honest, we must admit that this cannot be said of the other two music chapels. Their
I insist that we develop a method to continue to guarantee that at least one of the three chapels, in my opinion preferably that of the Guides, can remain a centre of excellence on the artistic level in the future. In consultation with the music chapels, it is necessary to explore how we can ensure that those who win first prizes at the competitions of the conservatories continue to choose and can continue to choose a particular chapel that can be the outer board of our military chapels, also abroad. It is taken too high that all three of the music chapels would be iron-strong, equally good and all the first. That is not possible. In artistic competition, only one can be the best. Until now, it was the music chapel of the Guides. She assumed this responsibility and defended it with great courage at home and abroad. I insist that this can be preserved.
Since the draft does not provide any guarantees in this regard and the VLD will continue to insist on working on this further, I will abstain from voting. My group will approve the bill.
#29
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik zal niet spreken over luik 1 en luik 3 van het voorliggende wetsontwerp, want die luiken dragen mijn goedkeuring en zelfs mijn grote waardering weg. Ik zal het alleen hebben over het tweede luik, dat van de militaire muziekkapel.
Collega's, tot vier keer toe werd dat onderwerp in de bevoegde commissie besproken. Urenlang voerden wij hevige discussies over wat toch in wezen een relatief klein dossier genoemd mag worden in verhouding tot het landsbelang. Ik herinner mij de redevoeringen van de heer Eeman, mevrouw Lejeune, de heer Grafé en mezelf, allemaal in dezelfde richting en dezelfde teneur.
Waarover gaat het? Ten eerste, naar mijn aanvoelen wilt men een nivellering naar beneden.
Ten tweede, men wilt verkeerd begrepen gelijkheidsbeginsels toepassen. Het klopt niet dat elke muzikant geschikt is om eerste viool te spelen. Het klopt evenmin dat elke leraar universiteitsprofessor wordt. Net zo min wordt elke dokter een specialist en niet elke voetballer speelt in eerste nationale.
Zij die kwaliteit verdedigen, worden zeker niet ten schande gesteld omdat dat een misdrijf zou zijn. Integendeel, dat is die mensen hun recht.
Een vierde objectie betreft de consultatie. In die materie, die de muzikanten zelf aanbelangt, kregen de muziekkorpsen zegge en schrijve één dag om advies te geven in dat dossier.
Het vijfde element komt mij bijzonder pijnlijk over. Dat ontwerp, die tekst over de muziekkapellen, wordt gevoegd bij twee andere dossiers, die zeer goed zijn. Het woord is hier al gevallen en in mijn ogen is dat een negatieve beoordeling: het wordt een soort van miniprogrammawet, waarin dat ding van de gidsen wordt gestopt, om het te verzuipen in de rest. Op die manier wordt het er bij wijze van chantage — dat woord is in de commissievergadering gevallen — doorgeduwd. Toen ik probeerde dat apart te laten behandelen, dreigde de minister er ronduit mee dat hij die twee andere, goede dossiers zou intrekken als dat zou gebeuren. Dat is ronduit chantage. Ik heb daarvoor geen ander woord en het spijt mij dat ik dat woord op het spreekgestoelte moet gebruiken, maar dat is wel gebeurd. Zo bedrijft men in dit kleine landje kleine politiek.
Wat mij ook van het hart moet, zijn de hatelijkheden. Zowel mevrouw Lejeune als ikzelf zijn toegeblaft, keihard aangepakt en kregen scheldwoorden naar het hoofd geslingerd van de minister, omdat wij durfden amenderen en tussenbeide komen op dat gegeven.
Mijnheer de minister, ik stel u enkele vragen, die ik u nog al gesteld heb.
Vanwaar die hardnekkigheid? Wat zit daarachter? Waarom vecht u voor een relatief klein dossier op die manier? Daar zit iets achter dat ik niet kan vatten.
Waarom negeert u de gewone vraag om deskundigen te horen inzake muziek? U hebt zelf gesteld — en ik ben dat met u eens, want ik zit in hetzelfde geval — dat wij in de commissie geen van allen deskundig zijn inzake muziek. Waarom hebt u in die louter artistieke benadering nooit, ondanks de uitdrukkelijke vraag van verscheidene groepen, het artistieke element in het debat betrokken? Ondanks de massa brieven van deskundigen, van koninklijke muziekconservatoria, van de academie voor Schone Kunsten, de hoogstgeplaatste artistieke mensen — ik bespaar u de namen —, hebt u niemand willen horen, ondanks hun vraag.
Ik kom tot het laatste punt. Via mijn amendementen wil ik het artistieke element aan bod laten komen. Het is toch godgeklaagd dat in een dossier over muziekkapellen — een van de sierstenen van ons leger; de heer Goris zei nog dat wij voor onze goede muziektraditie in de hele wereld bekend zijn — het artistieke element niet eens aan bod komt. Ik verheug mij bijzonder over de woorden die de heer Grafé, mevrouw Lejeune en de heer Goris uitspraken. Collega's, ik heb heel goed gehoord wat u gezegd hebt. Op mijn beurt zal ook ik terzake de strijd — want dat wordt het stilaan — voortzetten. Ik zal al mijn documentatie bezorgen aan de mensen in de Senaat, zodat dat ontwerp daar opnieuw aangevochten kan worden. Dit werk is namelijk niet goed.
Dit slechte ding wordt samen met twee goede dingen door de Kamer gesluisd. Dat is niet erg mooi. Dat is ook niet erg democratisch.
Ik zal bijgevolg straks vijf amendementen indienen. Ik zal die amendementen nu heel kort toelichten. Ze kunnen heel snel worden toegelicht. Ik heb daarnet een aantal personen genoemd. Al deze personen hebben in de commissie met woord en daad aan mijn zijde gestaan. Ik vraag dan ook uitdrukkelijk dat deze personen in hun stemgedrag die steun laten blijken.
In mijn eerste amendement vraag ik heel eenvoudig dat er ook een muzikaal examen komt. De minister moet het programma en de modaliteiten van dat examen vastleggen. Zo zou meteen het muzikale en het artistieke element aan bod kunnen komen.
Voor mijn tweede amendement vertrek ik vanuit de filosofie dat de Gidsen een lange traditie hebben. De heer Goris heeft die traditie uitdrukkelijk en in heel boeiende bewoordingen verduidelijkt. Ik vraag in dit amendement dat de militaire graad behouden blijft.
In mijn derde amendement vraag ik dat er een vergelijkend examen wordt uitgeschreven.
Het vierde en vijfde amendement gaan over de voordelen, die men in 1994 aan de muzikanten heeft toegekend en die niet werden uitgewerkt in uitvoeringsbesluiten. Ik vraag dus dat men deze voordelen toch bij het besluit zou voegen.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, hiermee besluit ik mijn uiteenzetting. Ik kijk met belangstelling uit naar het stemgedrag op mijn amendementen van al degenen die in de commissie keihard aan mijn zijde hebben gestaan.
Translated text
Mr. Speaker, I will not talk about section 1 and section 3 of the present bill, because those lines carry away my approval and even my great appreciation. I will only talk about the second loop, that of the military music chapel.
This issue has been discussed four times in the committee. For hours we had intense discussions about what can be called a relatively small file in relation to the national interest. I remember the speeches of Mr. Eeman, Mrs. Lejeune, Mr. Grafé and myself, all in the same direction and the same tone.
What is it about? First, according to my feeling, one wants a leveling down.
Second, they want to apply misunderstood equality principles. It is not true that every musician is suitable to play the first violin. It is also not true that every teacher becomes a university professor. Likewise, every doctor becomes a specialist and not every footballer plays in the first national.
Those who defend quality are ⁇ not embarrassed because that would be a crime. On the contrary, that is their right.
The fourth objection concerns consultation. In that matter, which concerns the musicians themselves, the music bodies were given a day to give advice in that file.
The fifth element is ⁇ painful to me. That design, that text on the music chapels, is attached to two other files, which are very good. The word has already fallen here and in my eyes that is a negative assessment: it becomes a kind of mini-program law, in which that thing of the guides is stopped, to suck it out in the rest. In this way it is spread in the form of blackmail — that word has fallen in the committee meeting. When I tried to get that treated separately, the minister threatened outright that he would withdraw those two other, good files if that happened. This is genuine blackmail. I have no other word for it and I am sorry that I have to use that word on the speech floor, but that has happened. In this small country, there is little politics.
Whatever I need from my heart is the hatred. Both Mrs. Lejeune and I have been blamed, harshly dealt with, and have been blamed by the minister, because we dared to amend and intervene on that given.
Mr. Minister, I want to ask you a few questions that I have already asked you.
Why this persistence? What is behind it? Why do you fight for a relatively small file in this way? There’s something behind that I can’t understand.
Why do you ignore the usual request to hear music experts? You have stated yourself — and I agree with you, because I am in the same case — that we in the committee are not all experts in music. Why, in this purely artistic approach, did you never, despite the explicit request of several groups, involve the artistic element in the debate? Despite the mass of letters from experts, from royal music conservatories, from the Academy of Fine Arts, the highest-ranked artistic people — I spare you the names — you have not wanted to hear anyone, despite their request.
I come to the last point. In my amendments, I would like to address the artistic element. It has been blasphemous, however, that in a dossier concerning music chapels — one of the ornaments of our army; Mr. Goris also said that we are known for our good music tradition throughout the world — the artistic element is not even addressed. I am ⁇ pleased with the words spoken by Mr. Grafé, Mrs. Lejeune and Mr. Goris. I have heard very well what you said. In my turn, I will also continue the struggle – for it will be slow. I will deliver all my documentation to the people in the Senate so that that draft can be contested again there. This work is not good.
This bad thing is closed through the Chamber along with two good things. That is not very beautiful. This is also not very democratic.
Therefore, I will submit five amendments. I will briefly explain these amendments. They can be explained very quickly. I just mentioned a few people. All of these people have stood by my side in the committee with word and deed. I therefore expressly ask that these persons demonstrate this support in their voting behavior.
In my first amendment, I ask very simply that there will also be a musical exam. The Minister shall establish the program and modalities of that examination. In this way, the musical and artistic element could immediately be discussed.
For my second amendment, I start from the philosophy that the Guides have a long tradition. Mr. Goris explained this tradition explicitly and in very intriguing terms. In this amendment, I call for the military grade to be ⁇ ined.
In my third amendment, I ask that a comparative exam be issued.
The fourth and fifth amendments relate to the benefits granted to musicians in 1994 that were not outlined in implementing decisions. Therefore, I ask that these advantages be added to the decision.
Mr. Speaker, Mr. Minister, Ladies and Gentlemen, I conclude my presentation. I look forward to the voting behavior on my amendments by all those who have been on my side in the committee.
#30
Official text
Monsieur le président, je tiens tout d'abord à remercier les rapporteurs pour leur travail, ainsi que les différents intervenants.
En ce qui concerne les remarques du Conseil d'Etat quant à l'engagement de jeunes ressortissants européens, nous respectons l'observation qui a été faite, plus spécialement la disposition relative à la libre circulation des personnes. Il n'est pas obligatoire ni interdit de proposer aux ressortissants européens d'autres Etats membres, l'accès à des services tels que la Défense. Certains ont dit qu'il s'agissait peut-être là d'un symbole. Aujourd'hui plus encore qu'hier, tous les symboles qui peuvent contribuer à cette Europe de la Défense bien nécessaire sont les bienvenus.
En ce qui concerne les lois linguistiques, restent d'application les épreuves d'admission se faisant dans une de nos trois langues nationales. La formation est effectuée en français ou en néerlandais.
Il est exact que ce projet de loi s'apparente à une loi-programme. Nous avons rassemblé une série de dispositions et je remercie tous ceux qui ont constaté — c'était la toute grosse majorité — qu'il y avait énormément de choses positives dans ce projet. Je continue à croire que toutes les choses qui y figurent sont positives et nécessaires pour le fonctionnement de la Défense. Nous avons rassemblé une série de dispositions dans un seul et même texte pour ne pas — et vous m'en saurez gré — encore augmenter d'un nombre impressionnant d'articles la précédente loi-programme qui a été déposée et votée.
Je voudrais dire également que ce projet de loi Défense est obligatoire parce qu'il y a énormément de dispositions aujourd'hui qui, pour faire changer les choses au niveau de la Défense doivent passer par la loi, ce qui handicape quelquefois leur façon de fonctionner efficacement.
En ce qui concerne l'éloignement de l'armée par rapport à la société civile, c'est un argument qui tombe automatiquement lorsqu'on observe tous les domaines dans lesquels nous sommes engagés aujourd'hui.
La clé de répartition linguistique 60/40 ne figure ni dans la Constitution ni dans la loi mais elle est appliquée comme un code de conduite et il en est tenu compte autant que possible dans le cadre de tout recrutement ainsi que des promotions. Je supporterai toutes les comparaisons possibles de ceux qui diront qu'on a francisé l'armée ces quatre dernières années. J'ai suffisamment de réalisme et de pragmatisme en politique pour savoir que pour durer longtemps, il convient d'avoir des positions équilibrées, tant sur le plan communautaire que sur les plans sous-régionaux.
Pour répondre précisément à la question de M. Grafé, l'information a été donnée aujourd'hui à 16.45 heures par le chef d'état-major adjoint de la Défense: la salle est occupée depuis lundi par les musiciens. Les répétitions ont lieu malgré quelques travaux de finition et les bureaux provisoires sont dans un état impeccable. Les bureaux définitifs seront à leur disposition dans quinze jours.
En ce qui concerne la préparation de la reconfiguration de Nederover-Heembeek, ce ne sont pas des choses qui se font du jour au lendemain. Je dois utiliser au maximum tous les locaux qui me restent parce que j'en ai vendu à l'OTAN et parce qu'on veut encore en prendre pour les institutions européennes. En clair, j'ai aussi besoin d'espace.
En ce qui concerne la discussion sur les Musiques des guides, il est inutile de revenir sur l'ensemble des préoccupations qui sont émises. Il y a eu notamment une séance d'auditions où toutes les questions techniques ont pu être posées aux trois chefs de musique et les parlementaires présents ont pu se faire un avis sur ce problème.
Monsieur le président, voilà mes réponses aux différentes interventions.
Translated text
First of all, I would like to thank the rapporteurs for their work, as well as the various speakers.
With regard to the State Council’s comments on the engagement of young European citizens, we respect the observation that has been made, in particular the provision on the free movement of persons. It is neither mandatory nor prohibited to offer EU nationals of other Member States access to services such as Defence. Some have said that this might be a symbol. Today, even more than yesterday, all symbols that can contribute to this very needed Europe of Defence are welcome.
With regard to linguistic laws, admission tests in one of our three national languages remain applicable. Training is conducted in French or Dutch. by
It is true that this bill resembles a law-program. We have put together a series of provisions and I thank all those who found — it was the overwhelming majority — that there were a lot of positive things in this project. I continue to believe that all things that are contained in it are positive and necessary for the functioning of the Defense. We have put together a series of provisions in a single text so as not — and you will be grateful to me for that — to add an impressive number of articles to the previous bill-program that was deposited and voted. by
I would also like to say that this Defense bill is mandatory because there are enormous provisions today that, in order to change things at the level of Defense, must pass through the law, which sometimes hampers their way of functioning effectively.
Regarding the distance of the army from civil society, this is an argument that falls automatically when one observes all the areas in which we are engaged today.
The 60/40 language distribution key is not included in the Constitution or in the law but is applied as a code of conduct and is taken into account as much as possible in any recruitment and promotion. I will endure all possible comparisons of those who will say that we have francised the army in the last four years. I have enough realism and pragmatism in politics to know that in order to last long, it is necessary to have balanced positions, both at the community level and at the subregional level.
To answer the question of Mr. Graphed, the information was given today at 16.45 by the Deputy Chief of Staff of Defense: the room has been occupied since Monday by musicians. The rehearsals take place despite some finishing work and the provisional offices are in impeccable condition. The final offices will be available within 15 days. by
As for the preparation of the Nederover-Heembeek reconfiguration, these are not things that are done overnight. I must make the most use of all the premises I have left because I sold them to NATO and because they still want to take them for the European institutions. I also need space.
With regard to the discussion on the Music of the Guides, it is useless to return to all the concerns that are expressed. In particular, there was a hearing session where all technical questions could be asked to the three music chiefs and the parliamentarians present could make an opinion on this issue.
Here are my responses to the various interventions.
#31
Official text
Mijnheer de minister, u 17.09 bent zo handig om op het Verdrag van Rome te wijzen. Het is zeker niet in tegenstrijd met het Verdrag van Rome dat u buitenlanders wilt aanwerven. U wil er een vreemdelingenlegioen van maken. Het is juist: het is niet in tegenstrijd met dat Verdrag. Het Verdrag van Rome zegt echter ook heel duidelijk dat u een uitzondering mag maken wanneer het over ordediensten, politiediensten en de krijgsmacht gaat.
Mijnheer de minister, u zwijgt evenwel handig over artikel 10 van de Grondwet. In dat artikel staat heel duidelijk dat die aanwerving van buitenlanders slechts kan voor bijzondere gevallen. De Raad van State heeft heel duidelijk gesteld dat met bijzondere gevallen enkelingen, voor heel specifieke functies bovendien, worden bedoeld. Op die kwestie antwoordt u niet. Zou u eens willen ingaan op het probleem met de Grondwet?
Translated text
Mr. Minister, you 17.09 are so useful to point out the Treaty of Rome. It is ⁇ not contrary to the Rome Treaty that you want to hire foreigners. You want to make it a foreign legion. It is correct: it is not contrary to that Treaty. However, the Rome Treaty also states very clearly that you can make an exception when it comes to law enforcement services, police services and the military force.
Mr. Minister, however, you are silent about Article 10 of the Constitution. In that article it is very clear that such recruitment of foreigners can only be made for special cases. The State Council has stated very clearly that with special cases, individuals, for very specific functions in addition, are meant. You do not answer this question. Would you like to address the problem with the Constitution?
#32
Official text
Monsieur le président, monsieur le ministre, ce n'est certainement pas dans cet hémicycle, qu'on pourra nous départager sur l'état réel des locaux que vous avez sélectionnés à Heverlee pour les répétitions actuelles. Vous dites qu'elles ont lieu le matin et que les travaux se poursuivent. Il me paraît bizarre que des répétitions musicales aient lieu en même temps que l'utilisation des marteaux-piqueurs!
Le plus simple aurait été que vous autorisiez — et je me demande pourquoi cela n'a pas été le cas — une équipe de la télévision belge (RTBF), qui voulait effectuer un reportage sur l'installation de la Musique des guides à Heverlee, à venir filmer. Les images auraient pu nous départager, mais celle-ci s'est vu refuser l'accès aux locaux. Je le regrette. Ce reportage aurait pu démontrer, sans aucune contestation possible, l'état réel et la situation des lieux telle que je l'ai décrite tout à l'heure.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, it is ⁇ not in this chapter, that we will be able to share on the actual state of the premises that you have selected in Heverlee for the current rehearsals. You say that they take place in the morning and that the work continues. It seems strange to me that musical rehearsals take place at the same time as the use of hammer-pickers! by
The simplest thing would have been that you would allow – and I wonder why it wasn’t – a team of Belgian television (RTBF), who wanted to make a report on the installation of the Guide Music in Heverlee, to come to film. The images could have separated us, but she was denied access to the premises. I regret it. This reporting could have demonstrated, without any possible contestation, the actual state and the situation of the places as I described it just recently.
#33
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil even heel kort het woord nemen omdat het aansluit op de opmerking van de heer Grafé. Ik was gisteren aanwezig op de plechtigheid van de ontbinding van het Koninklijk Regiment der Gidsen en het Derde Lansiers Paracommando. Men bevestigde mij daar dat de zalen in Heverlee op dit ogenblik afgewerkt zijn, dat de muziekkapel van de Gidsen daar repeteert en dat alles op dit ogenblik naar wens verloopt. Ik denk dat de informatie die de minister hier vandaag aan ons heeft meegedeeld kan bevestigd worden.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to speak briefly because it is in line with Mr. Grafé’s comment. Yesterday I was present at the ceremony of the dissolution of the Royal Regiment of Guides and the Third Lancer Paracommando. I was confirmed there that the halls in Heverlee have been finished at this moment, that the music chapel of the Guides is rehearsing there, and that at this moment everything goes as desired. I think the information that the Minister has communicated to us today can be confirmed.
#34
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben bijzonder teleurgesteld over uw zinnetje van repliek. U zegt dat gedane zaken geen keer nemen. Ten eerste, er zijn inderdaad hoorzittingen geweest. Ten tweede, de zaak moet nog naar de Senaat komen. Ten derde, hoe kan u in godsnaam tegen beter weten in, tegen alle adviezen in, tegen iedereen in, tegen de heer Eeman, tegen de heer Goris, tegen mij tegen, de heer Grafé in blijven stellen en blijven beweren dat die drie korpsen hetzelfde zijn. Uw eigen état-major, uw eigen staf van de krijgsmacht biedt het volgende aan voor particulieren die deze korpsen willen laten optreden. De Gidsen kosten 619 euro of 25.000 frank. De twee andere korpsen, namelijk luchtmacht en marine, kosten 371 euro of 15.000 frank. Het leger zelf en u zelf leggen andere criteria aan. Hoe kan u hier blijven stellen dat het hetzelfde is? "Wat baten kaars en bril als de uil niet zien en wil?" zegt men in Vlaanderen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, I am ⁇ disappointed by your phrase of replica. You say that done things never take. First, there have been hearings. Secondly, the case has yet to go to the Senate. Third, how can you, in goddess of God, stand against better knowledge, against all advice in, against everyone in, against Mr. Eeman, against Mr. Goris, against me, against Mr. Grafé, and continue to claim that those three corpses are the same. Your own state-major, your own staff of the military force offers the following for individuals who want these corpses to perform. The guides cost 619 euros or 25,000 francs. The other two corps, namely Air Force and Navy, cost 371 euros or 15,000 francs. The army itself and you yourself set other criteria. How can you continue to say that it is the same? “What use of candles and glasses if the oak does not see and will?” says one in Flanders.
#35
Official text
Mijnheer de minister, wenst u nog te repliceren?
Translated text
Mr. Minister, do you want to replicate?
#36
Official text
Neen, mijnheer de voorzitter.
Translated text
No, Mr the President.
#37
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mag ik eventjes uw aandacht. U antwoordt hierop niet. Het gaat over artikel 10 van de Grondwet. De Grondwet voorziet duidelijk voor bijzondere gevallen in bijzondere omstandigheden. De Raad van State zegt dat het enkelingen voor specifieke functies zijn. U dient hier een wetsontwerp in dat strijdig is met de Grondwet.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, I would like to pay your attention for a moment. You do not respond to this. Article 10 of the Constitution. The Constitution clearly provides for special cases in special circumstances. The State Council says that they are individuals for specific functions. You have here a draft law that is contrary to the Constitution.
#38
Official text
Monsieur le président, j'ai déjà répondu trois fois en commission.
Translated text
I have already responded three times.
#39
Official text
Mijnheer de minister, u hebt nooit geantwoord, ook nu niet. Ik neem er nota van. Het is duidelijk dat u uw ongelijk toegeeft.
Translated text
Mr. Minister, you never answered, not even now. I take note of it. It is clear that you admit your wrong.
#40
Official text
Mijnheer de voorzitter, het mag in het algemeen toch betreurd worden dat een minister in een plenaire vergadering vindt dat hij niet moet antwoorden omdat hij beweert dat hij al zou geantwoord hebben. Ik vind dat een degradatie van de openbare vergadering. Dat valt altijd te betreuren.
Translated text
Mr. Speaker, however, it can be generally regretted that a minister in a plenary meeting considers that he should not answer because he claims that he would have already answered. I think this is a degradation of the public assembly. This is always regrettable.
#41
Official text
Ik heb dat nog gehoord.
Translated text
I have heard that.
#42
Official text
Monsieur le président, la réponse se trouve dans le rapport.
Translated text
The answer is in the report.