General information
Full name plenum van 2002-02-28 19:23:00+00:00 in Chamber of representatives
Type plenum
URL https://www.dekamer.be/doc/PCRI/html/50/ip211.html
Parliament Chamber of representatives
You are currently viewing the advanced reviewing page for this source file. You'll note that the layout of the website is less user-friendly than the rest of Demobel. This is on purpose, because it allows people to voluntarily review and correct the translations of the source files. Its goal is not to convey information, but to validate it. If that's not your goal, I'd recommend you to click on one of the propositions that you can find in the table below. But otherwise, feel free to roam around!
Propositions that were discussed
Code
Date
Adopted
Title
50K1363
17/07/2001
✔
Projet de loi modifiant la loi ordinaire du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat.
50K1583
09/01/2002
✔
Projet de loi relatif à la protection contre la violence et le harcèlement moral ou sexuel au travail.
Discussions
You are currently viewing the English version of Demobel. This means that you will only be able to review and correct the English translations next to the official text. If you want to review translations in another language, then choose your preferred language in the footer.
Discussions statuses
ID
German
French
English
Esperanto
Spanish
Dutch
#0
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#1
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#2
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#3
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#4
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#5
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#6
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#7
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#8
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#9
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#10
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#11
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#12
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#13
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#14
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#15
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#16
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#17
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#18
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#19
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#20
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#21
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#22
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#23
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#24
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#25
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#26
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#27
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#28
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#29
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#30
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#31
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#32
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#33
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#34
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#35
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#36
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#37
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#38
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#39
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#40
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#41
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#42
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#43
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#44
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#45
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#46
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#47
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#48
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#49
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#50
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#51
⚙
★
⚙
⚙
⚙
⚙
#52
⚙
⚙
⚙
⚙
⚙
★
#0
#1
Official text
Mijnheer Borginon, ik breng met genoegen verslag uit van de bespreking in de commissie van het wetsvoorstel van de heer Coveliers. Dit wetsvoorstel hebben wij in de commissie besproken op 23 en 29 maart van dit jaar, of — ik vergis mij — 23 en 29 januari van dit jaar.
Translated text
Mr Borginon, I am pleased to report on the discussion in the committee of Mr Coveliers’ bill. We discussed this bill in the committee on 23 and 29 March of this year, or — I am mistaken — on 23 and 29 January of this year.
#2
Official text
Mijnheer de verslaggever, u kent het fameuze vers in het Latijn: festina lente.
Translated text
You know the famous verse in Latin: festina lente.
#3
Official text
Mijnheer de voorzitter, wij hebben het wetsvoorstel besproken op 23 en 29 januari. Het wetsvoorstel van de heer Coveliers werd enigszins in extremis mee ondertekend door de heer Van Campenhout die daarmee uiteraard zijn gehechtheid aan dit voorstel wilde onderstrepen. De indiener stelde dat het wetsvoorstel tot doel had de rechtsonzekerheid weg te nemen die vandaag bestaat voor zowel de burger als de administratie van de belastingen in verband met de toepassing van de milieutaks op drankverpakkingen. Daarnaast was het de bedoeling een rechtsgrond te creëren die het ministerie van Financiën moet toelaten te waken over de continuïteit van de dienstverlening in dat verband, meer bepaald omdat de opvolgingscommissie die geïnstalleerd was bij wet van 16 juli 1993 eigenlijk sedert 1998 niet meer samenkomt. In de algemene bespreking werd eigenlijk vooral het woord genomen door enerzijds, uw verslaggever en anderzijds, de minister van Financiën en ook door de heer Leterme. Dit wetsvoorstel werd "gekaderd" in de hele problematiek van het verpakkingsafval en de milieubelasting op dat afval. Er werd onderstreept dat dit paste in een nieuwe benadering waarbij we eigenlijk naar een nieuw systeem evolueren. In plaats van het vroeger uitgewerkte systeem van ecotaksen krijgen we een nieuw systeem van enerzijds, ecoboni en anderzijds, een verpakkingsheffing waarbij de opvolgingscommissie die sedert een aantal jaren niet meer samenkomt ontheven wordt van haar bevoegdheden.
Het ministerie van Financiën zou die bevoegdheden gaan uitoefenen. Daarbij werd uiteraard de vraag gesteld naar de huidige stand van zaken in het dossier van het politiek akkoord rond het nieuwe systeem van ecoboni en verpakkingsheffing. Daarover werd door de minister van Financiën uitleg gegeven. Hij bevestigde dat er over het vraagstuk van de ecofiscaliteit een akkoord bestaat binnen de regering dat intussen naar de Raad van State is verstuurd.
Bovendien werd na een eerste summier advies van de Europese Commissie ondertussen een meer inhoudelijk advies verstrekt. Dit advies zal ook aan de Raad van State worden overgemaakt zodat binnenkort het ontwerp in de Ministerraad kan worden besproken en bij het Parlement kan worden ingediend.
De heer Leterme heeft terzake opgemerkt dat zijn bezorgdheid ging naar de rechtszekerheid van consumenten en bedrijven. Hij heeft ook vragen gesteld naar de stand van zaken in dit dossier.
De minister heeft hierop geantwoord dat de Europese Commissie had bepaald dat de procedure mocht worden voortgezet zonder te wachten op het formele advies van de Commissie. Dit advies is ondertussen aangekomen. De minister zei bovendien dat de Europese Commissie geen fundamentele kritiek had op het ontwerp.
Een punt van discussie was het al dan niet invoeren van een limietdatum. Mijnheer Leterme, uw rapporteur heeft dit punt aangekaart en de commissie heeft na overleg met de minister gemeend dat dit op dat moment niet wenselijk was.
Daarnaast waren er ook amendementen ingediend door de heer Leterme, die voorstelde om het BTW- en accijnstarief op minerale waters en frisdranken te verlagen. Hij verwees daarbij naar een wetsvoorstel dat hij in het begin van deze legislatuur samen met de heren Stefaan De Clerck en Dirk Pieters had ingediend. Hierop werd door de minister geantwoord dat die voorstellen aan bod zouden komen bij de bespreking van het definitieve ontwerp van wet. Op dit moment leek het hem evenwel enigszins voorbarig om dit nu reeds in dit overgangsontwerp op te nemen. De minister zei overigens heel duidelijk dat het de bedoeling was om het BTW-tarief te verlagen van 21 naar 6%.
Na deze discussie werden de verschillende artikelen aangenomen met 9 stemmen voor en 1 onthouding. De amendementen die waren ingediend door de heer Leterme werden verworpen. Een amendement van de heer Coveliers, ter verbetering van de tekst, werd aangenomen. Het geheel van het wetsvoorstel werd bij de eindstemming in de commissie unaniem aangenomen door alle aanwezige leden.
Translated text
We discussed the bill on 23 and 29 January. Mr. Coveliers’s bill was signed in some extreme by Mr. Van Campenhout, who, of course, wanted to emphasize his attachment to this proposal. The applicant argued that the bill was intended to remove the legal uncertainty existing today for both the citizen and the administration of the taxes related to the application of the environmental tax on beverage packaging. Furthermore, it was intended to create a legal basis that should allow the Ministry of Finance to monitor the continuity of the services provided in that regard, in particular because the succession committee established by law of 16 July 1993 has in fact ceased to meet since 1998. In the general discussion, on the one hand, your reporter and, on the other hand, the Minister of Finance and also Mr. Leterme took the floor. This legislative proposal was "adjusted" in the entire issue of packaging waste and the environmental tax on that waste. It was emphasized that this fits into a new approach in which we actually evolve into a new system. Instead of the previously developed system of ecotaxs, we get a new system on the one hand, ecoboni and on the other, a packaging tax in which the follow-up committee, which has not met since several years, is removed from its powers. Their
The Ministry of Finance will exercise these powers. At the same time, of course, the question was raised about the current state of affairs in the file of the political agreement regarding the new system of ecoboni and packaging tax. This was explained by the Minister of Finance. He confirmed that there is an agreement within the government on the issue of ecofiscality, which has been sent to the State Council.
In addition, after a first summary opinion from the European Commission, a more substantive opinion was given. This opinion will also be forwarded to the State Council so that the draft can soon be discussed in the Council of Ministers and submitted to Parliament.
Mr Leterme noted in this regard that his concern was about the legal certainty of consumers and ⁇ . He also asked questions about the state of affairs in this case.
The Minister responded that the European Commission had decided that the procedure could be continued without waiting for the formal opinion of the Commission. In the meantime, this advice has arrived. The Minister also said that the European Commission had no fundamental criticism of the draft.
One point of discussion was whether or not to introduce a limit date. Mr. Leterme, your rapporteur has addressed this point and the committee, after consultation with the minister, has agreed that this was not desirable at the time.
In addition, there were also amendments submitted by Mr Leterme, who proposed to lower the VAT and excise duty rates on mineral waters and soda drinks. He referred to a bill that he had submitted at the beginning of this legislature together with the gentlemen Stefaan De Clerck and Dirk Pieters. The Minister responded that these proposals would be discussed during the discussion of the final draft law. At this time, however, it seemed to him somewhat premature to include this already in this transitional draft. The Minister also stated very clearly that it was intended to reduce the VAT rate from 21 to 6%.
Following this discussion, the various articles were adopted with 9 votes for and 1 abstinence. The amendments submitted by Mr Leterme were rejected. An amendment by Mr Coveliers, in order to improve the text, was adopted. The entire bill was unanimously adopted by all the members present at the final vote in the committee.
#4
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik dank de verslaggever voor de inspanningen die hij heeft geleverd om uiteindelijk, zij het met enige vertraging — ik kom daar seffens op terug — het verslag te brengen waarvoor hij ook aangeduid was. Ik wil wel beklemtonen dat ik niet akkoord ga met de omschrijving van de verslaggever, collega Tavernier, die het eminente voorstel van collega Coveliers heeft herleid tot — ik probeer hem te citeren — een overgangswetsvoorstel. Ik vind dit denigrerend, collega Coveliers, en ik wil ten uwen aanzien in volledige duidelijkheid en namens mijn fractie, mijn partij en mijn beweging, die mij hebben verkozen, beklemtonen dat ik mij distantieer van deze zeer denigrerende opmerking van de heer Tavernier.
Collega's, het fundamentele debat over de ecotaksen, de ecobelastingen, de ecoheffingen zullen wij binnen enkele weken of maanden, wellicht nog tijdens deze legislatuur, mag ik veronderstellen — ik kom daar straks nog op terug — nog kunnen voeren. Vandaar dat ik mij veroorloof om mij vandaag te beperken tot een aantal bedenkingen en, straks, tot een aantal precieze vragen aan de indiener. Ik zal ook voorstellen indienen tot wijziging van wat voorligt.
Collega's, dit wetsvoorstel behandelt een deel van het geheel van de sturende heffingen, de indirecte fiscaliteit, wat tot doel heeft het gedrag van de mensen te reguleren. Ook het regeerakkoord heeft daar wellicht, veronderstel ik toch, vanuit de andere geledingen van de meerderheid...
Mijnheer de voorzitter, de minister van Financiën probeert mijn aandacht af te leiden door met muntstukken te zwaaien. De minister van Financiën heeft hiermee gisteren enige animositeit gecreëerd in dit Huis, of tenminste in een aantal belendende percelen van dit Huis. Ik vraag de minister van Financiën om mijn aandacht niet verder af te leiden met geld, zij het bijna verwezen geld. Het is immers achtentwintig februari, het is dus nog gangbaar. Hij probeert mijn aandacht af te leiden of mij misschien uit te kopen.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to thank the reporter for the effort he has made to finally, though with some delay — I will be quick to recall that — deliver the report for which he was also appointed. I would like to emphasize that I disagree with the description of the reporter, colleague Tavernier, who reduced the eminent proposal of colleague Coveliers to — I try to quote him — a transitional bill. I find this denigrating, colleague Coveliers, and I would like to emphasize to you in full clarity and on behalf of my group, my party and my movement, who elected me, that I distance myself from this very denigrating comment of Mr. Tavernier. Their
Colleagues, the fundamental debate on the ecotox, the ecotox, the ecotox, we will be able to conduct within a few weeks or months, ⁇ even during this legislature, I can assume — I will return to that later. Hence I permitted myself to limit myself today to a few concerns and, later, to a few precise questions to the applicant. I will also submit proposals for amendments to what is anticipated.
Colleagues, this bill covers part of the whole of the guiding taxes, the indirect taxation, which aims to regulate the behavior of the people. The government agreement may also have there, I suppose, from the other ranks of the majority...
Mr. Speaker, the Minister of Finance is trying to distract my attention by swinging with coins. The Minister of Finance has thus yesterday created some animosity in this House, or at least in a number of floating parcels of this House. I ask the Minister of Finance not to distract my attention further with money, though it is almost referred to money. It is 22nd February, so it is still common. He tries to distract my attention or maybe buy me out.
#5
Official text
Mijnheer de voorzitter, dat is toch beter dan het in brand te steken.
Translated text
That is better than burning it.
#6
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik probeer mij niet te laten afleiden, maar dat is moeilijk als men zwaait met geld en collega's uit mijn fractie mij proberen te onderbreken. Bij de vorming van de regering werd in het regeerakkoord een passus opgenomen met betrekking tot sturende heffingen inzake consumptiegedrag, meer bepaald de ecofiscaliteit, de ecoheffingen en de ecobelastingen. Om een of andere reden werd de grote eenstemmigheid hierrond, die blijkbaar aan de basis lag van het regeerakkoord en ook van de regeringsverklaring, op bepaalde momenten tegengewerkt door problemen, meningverschillen, interpretatieverschillen of technische moeilijkheden. In elk geval is paars-groen er in de eerste helft van de legislatuur niet in geslaagd om elementen van de ecofiscaliteit op een ordentelijke manier aan te pakken overeenkomstig de doelstellingen die in het regeerakkoord waren opgenomen. Vandaar dat — een juridisch novum, hoewel het ook al in de jaren negentig is gebeurd — op 22 december 2000 in het Belgisch Staatsblad een bericht verschijnt dat zegt: er bestaat wel een wet, maar ik, minister van Financiën, zeg u, beste burgers en bedrijven, wij gaan die wet voorlopig niet toepassen.
De wetgeving inzake fiscaliteit en het ius fisci dat reeds dateert van de late Middeleeuwen, vormen een belangrijk onderdeel van de bevoegdheden van het Parlement. Het recht om een belasting te heffen is een essentieel element van de parlementaire functie. Op 22 december 2000 stellen wij vast dat men, ondanks de ontroerende eenstemmigheid en de goed samenwerking binnen de coalitie, er blijkbaar niet in slaagt om de beloften aan de groenen in te vullen. De groenen hebben na de verschijning van het bericht in het Staatsblad gezegd dat er geen probleem was. Ik merk op dat er in het verleden vanuit de groene fractie moord en brand werd geschreeuwd toen er rond ecofiscaliteit vrijwel iets gelijkaardigs moest gebeuren, ondanks het feit dat er toen wel sprake was van een voorontwerp van wet, terwijl er nu enkel een politiek akkoord was, zoals de heer Tavernier het daarnet heeft gezegd. Eind 2000 was het voor de groenen in elk geval geen enkel probleem om te zeggen dat er geen nieuwe ecotaksregeling was en dat men overging tot de orde van de dag met de bedoeling weliswaar om heel snel, in het voorjaar van 2001, een definitieve tekst van een voorontwerp van wet klaar te hebben, dat de normale procedure zou doorlopen tot in het Parlement.
In het jaar 2001 zijn we getuige geweest van allerlei insinuaties, afdreigingen, verdraaiingen van werkelijkheden en woorden en verdachtmakingen vanuit de groene fractie ten aanzien van de minister van Financiën. Men begon zelfs met het citeren uit teksten die, volgens de toenmalige fractieleider van de groenen, niet aan de Europese Commissie werden genotificeerd of niet voor verder gevolg werden doorgegeven aan de Raad van State, zoals het akkoord was genotuleerd in de Ministerraad. De sfeer met betrekking tot het ontwerp rond deze problematiek was blijkbaar verpest. Het was voor mij dan ook niet verwonderlijk dat de voorbije maanden de animositeit omtrent dit dossier binnen de paars-groene meerderheid — en dan vooral binnen de groene fractie — steeg. Het verslag van de heer Tavernier zal zulks niet kunnen verbergen. Omdat het een slechte gewoonte is en omdat het daarvoor in de toekomst moet worden vermeden, herhaal ik dat men vanuit de groene fractie zelfs niet is gezwicht voor het aanwenden en misbruiken van de positie als verslaggever, in de persoon van de heer Jef Tavernier. Men is niet gezwicht voor het misbruik van vertrouwen, toegekend door de commissie voor de Financiën en de Begroting aan collega Tavernier om verslag uit te brengen van de commissiewerkzaamheden aangaande het eminente voorstel van de heer Coveliers. De heer Tavernier heeft er niet voor gezwicht om misbruik te maken van deze positie om de bespreking in het Parlement uit te stellen, niet alleen tot ergernis van de heer Coveliers. (...)
Translated text
Mr. Speaker, I try not to let myself be distracted, but that is difficult when one swings with money and colleagues from my group try to interrupt me. At the time of the formation of the government, the government agreement included a passage concerning direct taxes on consumer behaviour, in particular ecofiscality, ecotaxes and ecotaxes. For some reason, the great unanimity around this, which apparently was the basis of the government agreement and also of the government declaration, was at certain times countered by problems, disagreements, differences in interpretation or technical difficulties. In any case, in the first half of the legislature, purple-green failed to address elements of ecofiscality in an orderly manner in accordance with the objectives contained in the government agreement. Therefore — a legal novum, although it has already happened in the 1990s — on 22 December 2000 in the Belgian Staatsblad appears a message saying: there is a law, but I, Minister of Finance, say to you, dear citizens and companies, we will not apply that law for the time being.
Tax legislation and the ius fisci, which dates back to the late Middle Ages, form an important part of the Parliament’s powers. The right to collect a tax is an essential element of the parliamentary function. On 22 December 2000, we found that, despite the touching unanimity and the good cooperation within the coalition, it appears to be unsuccessful to fulfill the promises made to the Greens. The Greens said after the publication of the report in the State Gazette that there was no problem. I note that in the past there was a murder and fire scream from the green group when something similar had to happen around ecofiscality, despite the fact that there was a preliminary bill at the time, while now there was only a political agreement, as Mr. Tavernier said earlier. At the end of 2000, it was no problem for the Greens, in any case, to say that there was no new eco-tax scheme and that it was transitioned to the agenda with the intention, however, to very soon, in the spring of 2001, a final text of a preliminary draft law, that the normal procedure would continue until the Parliament.
In the year 2001 we have witnessed all sorts of insinuations, threats, distortions of reality and words and suspicions from the Greens against the Minister of Finance. One even started by quoting from texts that, according to the then group leader of the Greens, were not notified to the European Commission or not forwarded to the State Council for further follow-up, as the agreement was noted in the Council of Ministers. The atmosphere related to the design surrounding this problem was apparently ruined. It was therefore not surprising to me that in the past few months the animosity about this dossier has increased within the purple-green majority — and then especially within the green group. Mr. Tavernier’s report will not be able to hide this. Because it is a bad habit and because it must be avoided in the future, I repeat that one from the Green group has not even taken the weight to use and abuse the position of reporter, in the person of Mr. Jef Tavernier. The abuse of confidence granted by the Committee on Finance and Budget to Mr. Tavernier to report on the committee’s work on Mr. Coveliers’ eminent proposal. Mr Tavernier has no reason to abuse this position to postpone the discussion in Parliament, not only to upset Mr Coveliers. The [...]
#7
Official text
De heer Coveliers is meer dan zijn voorstel eminent.
Translated text
Mr Coveliers is more eminent than his proposal.
#8
Official text
Ik vraag u, mijnheer de minister, om de kwalificatie van politieke en andere verdiensten van de heer Coveliers hier terzijde te laten.
U bent er in elk geval niet voor gezwicht, mijnheer Tavernier, om misbruik te maken van uw positie als verslaggever om zodoende het debat hier onmogelijk te maken. Blijkbaar is het een uiting van de goede verstandhouding binnen de paars-groene coalitie. Ik ben pertinent zeker dat het verslag 4 of 5 weken geleden reeds afgerond en uitgetikt was en klaar lag op de diensten van ons secretariaat. Het verslag werd trouwens opgemaakt door de eminente medewerkers die steeds uitstekend werk verrichten bij de redactie van verslagen. U hebt uw positie misbruikt om de discussie hier uit de weg te gaan. U hebt in een ijdele hoop geprobeerd om de tijd voor de behandeling van het wetsvoorstel te rekken, tot het voorontwerp van wet inzake de definitieve ecotaksregeling terugkwam van de Raad van State.
Het behandelen van het eminente wetsvoorstel van de heer Coveliers moest zo lang worden gerokken tot er duidelijkheid was, ook politiek, over het globale wetsontwerp inzake de ecotaks.
Collega's, de heer Coveliers zal het in zijn uiteenzetting ongetwijfeld herhalen, maar het voorliggende wetsvoorstel ambieert vooral het creëren van rechtszekerheid rond de positie van de opvolgingscommissie. Let wel, het is niet de eerste verantwoordelijkheid van de vorige meerderheid dat de opvolgingscommissie niet tijdig werd samengesteld en niet heeft gefunctioneerd. Het is ook grotendeels de verantwoordelijkheid van de huidige regering. Goed, daar zal ik niet over uitweiden.
Translated text
I ask you, Mr. Minister, to put aside the qualification of political and other merits of Mr. Coveliers here.
In any case, you are not there for health, Mr. Tavernier, to abuse your position as a reporter to thus make the debate here impossible. Apparently it is an expression of good understanding within the purple-green coalition. I am pertinently confident that the report was already completed and scheduled four or five weeks ago and was ready for the services of our secretariat. The report was, by the way, compiled by the eminent employees who always do an excellent job in the editing of reports. You abused your position to get out of the discussion here. You have attempted, in an idle hope, to extend the time for the examination of the bill until the preliminary draft law on the definitive eco-tax scheme was returned from the State Council.
The examination of Mr. Coveliers’ eminent bill had to be suspended until there was clarity, including political, about the global bill on the ecotox.
Colleagues, Mr. Coveliers will undoubtedly repeat it in his presentation, but the present bill is primarily aimed at creating legal certainty around the position of the Succession Committee. Note, it is not the first responsibility of the previous majority that the succession committee was not set up on time and did not function. It is also largely the responsibility of the current government. Okay, I will not extend this.
#9
Official text
Mijnheer de voorzitter, twee kleine opmerkingen. Omdat de heer Leterme blijkbaar problemen heeft met data en tussentijden, heb ik met opzet in mijn verslag vermeld dat dit werd besproken op 22 en 29 januari 2002. Tussen vandaag en 29 januari zitten net vier weken, dus kan niets vier tot vijf weken zijn blijven liggen. Een verslag is nooit klaar voor het einde van de werkzaamheden. Bovendien zat er een week vakantie tussen. Trouwens, als een commissie niet meer samenkomt en niet meer opnieuw wordt samengesteld in 1998, valt dit dan niet onder de vorige meerderheid?
Translated text
Mr. Speaker, two small comments. Since Mr. Leterme appears to have problems with dates and intervals, I have intentionally mentioned in my report that this was discussed on 22 and 29 January 2002. Between today and January 29 there are just four weeks, so nothing can be left behind for four to five weeks. A report is never ready before the end of the work. There was a week of vacation between. Furthermore, if a committee no longer meets and is no longer reassembled in 1998, does this not fall under the previous majority?
#10
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik wil gerust met de heer Tavernier het debat over de opvolgingscommissie aangaan, over wie de leden moest aanduiden, vanwaar de voordrachten moesten komen. Ik zie echter dat de heer Tavernier dat debat liever afrondt. Spreken wij af dat wij bij de bespreking van het wetsontwerp ten gronde ingaan op de verantwoordelijkheden, voor zover dit zinvol zou zijn. Het is immers vooral de toekomst die ons bezighoudt. In ieder geval heeft de waarheid haar rechten. Het is iets te makkelijk om inzake de opvolgingscommissie de vorige meerderheid met de vinger te wijzen, wat bij u uiteraard een beetje een systeem geworden is, namelijk het afschuiven van de eigen verantwoordelijkheid. Ik hoop dat de minister ons niet verlaten heeft, want ik kom thans tot mijn vragen. Eerst zwaait u met geld, nu probeert u aan te vallen in de rug.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to open the debate with Mr. Tavernier on the follow-up committee, on whom the members should designate, where the submissions should come from. However, I see that Mr. Tavernier would rather close that debate. Let us agree that in the discussion of the draft law we are essentially engaged in the responsibilities, to the extent that this would make sense. After all, it is primarily the future that concerns us. In any case, the truth has its rights. It is a little too easy to point the finger on the previous majority in the succession committee, which, of course, has become a bit of a system for you, namely, the dismissal of your own responsibility. I hope that the Minister has not left us, because I am now coming to my questions. First you swing with money, now you are trying to attack in your back.
#11
Official text
De minister luistert naar u.
Translated text
The Minister is listening to you.
#12
Official text
Ten aanzien van de minister en de collega's heb ik een viertal vragen of opmerkingen. Een eerste vraag heeft te maken met...
Translated text
To the Minister and colleagues, I have four questions or comments. The first question has to do with...
#13
Official text
Dat noemt men in een andere taal apengeld.
Translated text
This is called monkey money in another language.
#14
Official text
Mijnheer de voorzitter, nu vraag ik wat meer uitleg. De mensen die binnen 500 jaar aan heuristiek zullen doen en onze debatten zullen napluizen, zullen zonder beeld niet begrijpen waarom u nu begint over apengeld. Tenzij ik dit mag beschouwen als een persoonlijk feit, zou ik u willen vragen nu iets meer uitleg te geven.
Translated text
Mr. Speaker, I would like to ask for some further explanation. The people who will be doing heuristic in 500 years and our debates will flourish, without image, will not understand why you are starting about monkey money now. Unless I may consider this as a personal fact, I would like to ask you to give a little more explanation now.
#15
Official text
Wij hebben dezelfde zaken in de hand, wij kregen die van dezelfde minister en wij kunnen er niets mee doen.
Translated text
We have the same things in our hands, we got those of the same minister and we can do nothing about it.
#16
Official text
Dat is met deze regering heel vaak het geval. Het eerste probleem dat ik wil aankaarten is dat de ecotakswet een aantal keren werd gewijzigd. Indien men de opeenvolgende wijzigingen op een rijtje zet, ziet men dat de wijziging van 7 maart 1996 belangrijk is. Het was de zoveelste in de rij, maar voor zover ik weet werd die nooit genotificeerd aan de Europese Commissie. Dat is de facto een inbreuk op wat het verdrag bepaalt. In dergelijke gevallen is het evident dat er een notificatie gebeurt aan de Europese Commissie. Ik geef toe, mijnheer Tavernier, dat deze inbreuk uit de voorgaande legislatuur dateert. Om dit te verhelpen en de situatie te regulariseren, had de vorige regering besloten om een koninklijk besluit houdende coördinatie van de wettelijke beschikkingen inzake de ecofiscaliteit te redigeren en te notificeren aan de Europese instanties.
Volgens mijn informatie gebeurde dit op 18 december 1997. Het probleem is dat het ontwerp van koninklijk besluit, dat bij de Europese Commissie werd genotificeerd, nooit werd goedgekeurd.
Mijnheer de minister, uit de stukken blijkt dat u op 22 mei 2000 schriftelijk aan de Europese Commissie hebt gemeld dat u het ontwerp van koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad ter bekrachtiging aan de Koning zult voorleggen. Ik meen echter te weten dat het ontwerp van koninklijk besluit nooit in de Ministerraad ter sprake kwam. Het ontwerp van koninklijk besluit werd echter vrij snel na de missive aan de Europese Commissie — op 31 juli 2000 — aan de Raad van State overgezonden.
Mijnheer de minister, hoever staat het nu met het ontwerp van koninklijk besluit waarvan u zegt dat het in de Ministerraad werd besproken? Dit blijkt echter niet in de Ministerraad te zijn besproken. Heeft de Raad van State zijn advies al gegeven of is er nog geen advies? Klopt het dat de Europese Commissie van plan was om een procedure te starten tegen de Belgische regering voor de te grote vertraging inzake de ratificatie van het koninklijk besluit waarvan in 1997 sprake was. Wat is de ware toedracht van dit dossier? Een inbreukprocedure tegen ons land is immers niet niets. Een tweede reeks vragen en bedenkingen hebben betrekking op de problematiek inzake de retroactieve vrijstelling die aan een aantal drankproducenten werd verleend, inclusief het invoeren van een fictieve retroactieve aansluiting bij FOST Plus. Op 3 juli 2001 hadden wij het daarover reeds in de commissie voor de Financiën en op 12 juli 2001 in de plenaire vergadering. Ik stelde een aantal vragen over een Luiks bedrijf en de minister speelde in zijn antwoord daarop open kaart. Hij zei dat hij tegen de wet in een fictieve retroactieve aansluiting bij FOST Plus in een aantal bedrijven zou toelaten om te ontsnappen aan de normale besluitvorming in het kader van de procedure voor overtreding van de ecotakswetgeving. Daarover was ik het niet met de minister eens.
Op basis van het eminente wetsvoorstel van de heer Coveliers heb ik drie vragen over deze feiten van juli 2001. Ik veronderstel dat bij de stemming over het wetsvoorstel van de heer Coveliers de wettelijke basis voor een aantal heffingen zal wegvallen. Ik zal uitleggen wat mijn twijfel terzake is.
Gesteld dat de wettelijke basis zou wegvallen en dat het dossier bij wijze van spreken zou worden afgehandeld, heb ik enkele vragen te stellen.
Alvorens mijn vragen te stellen wil ik citeren uit de Handelingen van 12 juli 2001, datum waarop de heer Tavernier, naar aanleiding van de stemming over de motie tot besluit van mijn interpellatie van 3 juli 2001 in de commissie voor de Financiën, zei: "Bovendien stel ik vast dat de minister in de commissie en achteraf zich geëngageerd heeft om die ondernemingen te vergoeden die op basis van de situatie in 1996 boetes hebben betaald".
Mijnheer de minister, al is het soms moeilijk, toch probeer ik trouw te blijven aan alle pogingen om te blijven behoren tot degenen die de woorden van de heer Tavenier ten volle ernstig nemen.
In de Handelingen van 12 juli 2001 — wellicht de verbeterde versie, mijnheer Tavernier, want zowel in uw hoedanigheid van rapporteur als van spreker ontvangt u documenten die u kunt verbeteren of aanpassen; die documenten werden aldus verondersteld aan u te zijn overgezonden voor correctie — lees ik dat u zei, zonder te worden tegengesproken door de regering: "Bovendien stel ik vast dat de minister in de commissie en achteraf" — wellicht in de wandelgangen of ter gelegenheid van een persoonlijk onderhoud — "zich geëngageerd heeft om die ondernemingen te vergoeden die op basis van de situatie in 1996 boetes hebben betaald".
Met uitvoering van de ecotakswetgeving die strafrechtelijk wordt gesanctioneerd kan de heer Tavernier hier slechts boetes bedoelen die na een strafrechtelijke procedure zijn opgelegd. Het kan hier immers niet gaan om heffingen; er is geen sprake van taksen, maar wel van boetes.
Mijnheer de minister, werden er werkelijk ondernemingen vergoed? Engageerde u zich in de commissie, ten aanzien van de heer Tavernier, om boetes terug te betalen op basis van de situatie in 1996, namelijk de niet-aansluiting, het niet-lidmaatschap uit hoofde van een aantal bedrijven contra lege en het niet-lidmaatschap van FOST Plus? Wegens de niet-betaling van heffingen worden vonnissen uitgesproken waardoor aan bedrijven boetes worden opgelegd. In mijn dossier zitten een paar vonnissen als voorbeeld, met betrekking tot de periode die van toepassing is.
Mijnheer de minister, ik vraag u uitdrukkelijk of uw diensten daadwerkelijk boetes terugbetaalden aan ondernemingen die op basis van de situatie in 1996 werden veroordeeld tot het betalen van boetes? Zo ja, gebeurde dat ook in dossiers waarin de rechter een uitspraak deed?
In bevestigend geval doet er zich een bijzonder pregnant probleem voor, aangezien u niet gerechtigd bent om dergelijke daden te stellen. In ontkennend geval doet er zich eveneens een probleem voor omdat dan de bedrijven die werden veroordeeld en de boetes betaalden, niet werden vergoed, maar de andere bedrijven wel.
Voor mijn tweede vraag moet ik weer de woorden van de heer Tavernier uit de tweede lezing citeren. Ik drink uw woorden, collega Tavernier. Op 12 juli 2001, bij de stemverklaring over de motie tot besluit van de interpellatie, gehouden in de commissie voor de Financiën van 3 juli 2001, zegt u het volgende. (...)
Mijnheer de minister, uw non-verbale communicatie geeft de indruk dat u geen belang hecht aan de woorden van collega Tavernier.
Ik citeer: "Een algemene maatregel werd genomen waarvan een dertigtal bedrijven genieten voor een heel beperkte periode, meer bepaald voor 1996, toen er onduidelijkheid heerste over de toepassing van de betrokken wetgeving."
Tot zover het citaat van collega Tavernier, eminent lid van de meerderheid, die bij machte is om een eminent wetsvoorstel van collega Coveliers tegen te houden.
Mijnheer de voorzitter, de heer Coveliers wenst tussenbeide te komen.
Translated text
This is often the case with this government. The first problem I want to address is that the Ecotaks Act has been amended several times. If you look at the successive amendments, you can see that the amendment of 7 March 1996 is important. It was another in the row, but as far as I know it was never notified to the European Commission. This is de facto a violation of what the treaty stipulates. In such cases, it is obvious that a notification is made to the European Commission. I admit, Mr. Tavernier, that this infringement dates from the previous legislature. In order to remedy this and regularise the situation, the previous government had decided to edit a royal decree coordinating the legal decisions on ecofiscality and to notify the European institutions.
According to my information, this happened on December 18, 1997. The problem is that the draft royal decree, which was notified to the European Commission, was never approved.
Mr. Minister, the documents indicate that you notified the European Commission in writing on 22 May 2000 that you will submit the draft royal decree to the King for approval after consultation in the Council of Ministers. However, I believe to know that the draft royal decree was never discussed in the Council of Ministers. However, the draft royal decree was sent to the Council of State fairly soon after the missive to the European Commission — on 31 July 2000.
Mr. Minister, how far is it now with the draft royal decree that you say was discussed in the Council of Ministers? This has not been discussed in the Council of Ministers. Has the State Council already given its opinion or is there still no opinion? It is true that the European Commission intended to initiate a procedure against the Belgian government for the delay in the ratification of the royal decree that was in question in 1997. What is the real purpose of this file? Infringement proceedings against our country are nothing. A second set of questions and concerns relates to the problem of the retroactive exemption granted to a number of beverage producers, including the introduction of a fictitious retroactive attachment to FOST Plus. We already talked about this on 3 July 2001 in the Committee on Finance and on 12 July 2001 in the plenary session. I asked a few questions about a Luiks company and the minister played an open card in his response. He said that he would allow against the law in a fictitious retroactive connection to FOST Plus in a number of companies to escape the normal decision making within the framework of the procedure for infringement of the ecotox legislation. I did not agree with the Minister on this.
Based on the eminent bill proposed by Mr. Coveliers, I have three questions about these facts of July 2001. I assume that by voting on Mr Coveliers’ bill, the legal basis for a number of taxes will disappear. I will explain what my doubts are about.
Assuming that the legal basis would disappear and that the file would be handled in the manner of speech, I have a few questions to ask.
Before submitting my questions, I would like to quote from the Acts of 12 July 2001, the date on which Mr. Tavernier, following the vote on the motion for resolution of my interpellation of 3 July 2001 in the Committee on Finance, said: "In addition, I note that the Minister in the Committee and subsequently undertook to compensate those companies who paid fines on the basis of the situation in 1996".
Mr. Minister, although it is sometimes difficult, I try to remain faithful to all attempts to remain among those who take Mr. Tavenier’s words fully seriously.
In the Acts of 12 July 2001 — ⁇ the improved version, Mr. Tavernier, because both in your capacity as rapporteur and speaker you receive documents that you can improve or modify; those documents were thus supposed to have been transmitted to you for correction — I read that you said, without being contradicted by the government: "In addition, I note that the minister in the committee and afterwards" — ⁇ in the walks or at the occasion of a personal interview — "engaged to compensate those companies who paid fines based on the situation in 1996".
With the implementation of the ecotox legislation sanctioned by criminal law, Mr. Tavernier can here only mean fines imposed after a criminal procedure. There can be no taxes; there are no taxes, but fines.
Are companies really reimbursed? Have you engaged in the committee, with respect to Mr. Tavernier, to repay fines based on the situation in 1996, namely the non-membering, the non-membering by a number of companies contra lege and the non-membering of FOST Plus? Due to non-payment of taxes, judgments are issued which impose fines on companies. In my dossier there are a few judgments as examples, relating to the period that applies.
Mr. Minister, I explicitly ask you whether your services actually refunded fines to companies who were sentenced to pay fines on the basis of the situation in 1996? If so, did this happen in cases in which the judge made a judgment?
In the affirmative case, a ⁇ pregnant problem occurs, since you are not entitled to commit such acts. In the case of denial there is also a problem because then the companies that were convicted and paid the fines were not compensated, but the other companies did.
For my second question, I must again quote the words of Mr. Tavernier from the second reading. I drink your words, colleague Tavernier. On 12 July 2001, in the voting statement on the motion to resolve the interpellation, held in the Committee on Finance of 3 July 2001, you say the following. The [...]
Mr. Minister, your non-verbal communication gives the impression that you do not care about the words of Mr. Tavernier. Their
I quote: "A general measure was adopted which one thirty companies benefit from for a very limited period, more specifically before 1996, when there was uncertainty about the application of the legislation in question."
As far as the citation of colleague Tavernier, eminent member of the majority, who is in power to stop an eminent bill of colleague Coveliers.
Mr Coveliers wishes to intervene.
#17
Official text
U bent provocatief. De heer Coveliers doet bewegingen, maar spreekt niet. Mijnheer Leterme, ik wil u niet opjagen, maar u benadert stilaan het maximum van uw spreektijd.
Translated text
You are provocative. Mr. Coveliers makes movements, but does not speak. Mr. Leterme, I do not want to chase you, but you are gradually approaching the maximum of your speech time.
#18
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik heb vervelende vragen.
Translated text
Mr. Speaker, I have annoying questions.
#19
Official text
Er is ook een Reglement.
Translated text
There is also a regulation.
#20
Official text
Mijnheer de minister, klopt het dat de heer Tavernier kennis heeft kunnen nemen van een lijst van een dertigtal bedrijven, op grond waarvan hij de eenvoudige motie heeft goedgekeurd, in tegenstelling tot het niet-tekenen van de eenvoudige motie in commissie? Is die lijst aan de heer Tavernier meegedeeld? Ik durf veronderstellen van wel, als ik de verklaringen van de heer Tavernier mag geloven. Mijnheer de minister, deel deze lijst ook mee aan de andere collega's. Ik durf u op zijn minst vragen — indien de woorden van collega Tavernier juist zijn — om wat selectiever om te gaan met uw gezwaai met beroepsgeheim, waarvan u in fiscale materies geregeld gebruikmaakt. Ik heb nog een laatste vraag over de debatten die in juli hebben plaatsgevonden en de retroactieve vrijstellingen die toen op basis van een effectieve aansluiting bij FOST Plus zijn doorgevoerd. Mijnheer de minister, ik verwijs naar hangende rechtszaken, die vooral te maken hebben met bedrijven die actief zijn bij de productie van batterijen. U hebt in de commissie toegegeven dat u retroactieve vrijstellingen hebt verleend aan drankbedrijven voor de ecotaksheffingen, op basis van effectieve aansluiting bij FOST Plus. Mijnheer de minister, waarom is dit niet gebeurd ten aanzien van bedrijven uit de batterijsector, die niet bij B-BAT — een met FOST Plus te vergelijken erkende instelling voor de batterijsector — zijn aangesloten en nu voor rechtbanken aanvoeren dat voor B-BAT geen retroactieve vrijstelling wordt verleend.
Voor mijn voorlaatste bemerking verwijs ik naar artikel 2 van het wetsvoorstel van collega Coveliers. Mijnheer Coveliers, ik zal proberen uw wetsvoorstel, wat dat aspect betreft, samen te vatten. U stelt voor om in artikel 373, §1 — ik moet het nakijken — bij het epitheton voor de colon van de recyclagepercentages "2000 en volgende" toe te voegen.
U zegt dat 2000 het laatste jaar was waarvoor recyclagepercentages waren uitgezet. U stelt voor "en volgende" eraan toe te voegen, zodat de recyclagepercentages vooropgezet voor 2000 ook van toepassing zijn voor de volgende jaren en de vrijstelling van ecotaks verder zou gelden en er rechtszekerheid is voor de bedrijfssector.
Ik heb een probleem met dit gegeven. Ik heb geen probleem om uw wetsvoorstel met zijn filosofie en zijn bedoeling goed te keuren. Collega Coveliers, u bent trouwens een eminent jurist.
Mijnheer de minister, bij mijn weten worden gegevens met betrekking tot recyclage tot hiertoe niet geproduceerd door de gewesten. De gewesten leveren dus geen gegevens inzake recyclage. Dan rijst het probleem van de goede intenties van collega Coveliers betreffende de aanvulling "2000 en volgende", met behoud evenwel van paragraaf 5 van artikel 373. Daarin wordt bepaald dat wanneer men op basis van informatie geproduceerd door de gewesten het recyclagepercentage niet blijkt te halen, men een bepaalde heffing moet betalen, zijnde de ecotaksheffing.
Collega Coveliers, op welke wijze wordt er vandaag rechtszekerheid geboden aan de bedrijven, zoals door u beoogd, zijnde dat zij die ecotaksheffing niet moeten betalen bij gebrek aan een legale basis? Hoe kunt u dit hard maken door de toevoeging van de woorden "en volgende" wanneer u paragraaf 5 van artikel 373 onaangepast laat? Persoonlijk meen ik dat er een andere tekstwijziging of tekstaanvulling moet worden aangebracht, in de zin zoals het is verwoord in het amendement. Mijnheer de voorzitter, als u het mij toestaat, licht ik het amendement toe, zodat we straks daarvoor geen tijd meer moeten uittrekken.
Ik stel voor om te starten vanuit de gegevens van de interregionale verpakkingscommissie, die deze gegevens wel kan produceren. Die gegevens worden door de gewesten niet geproduceerd en zullen a fortiori niet meer worden geproduceerd, onder meer omdat de bijzondere financieringswet voorziet dat de ecotaksen — tenzij ik mij vergis — opnieuw een federale bevoegdheid worden. Vandaar dat wij voorstellen een artikel 2bis in het wetsvoorstel van collega Coveliers in te voegen. Het is mijn innige overtuiging dat indien we dit niet doen, het wetsvoorstel dat wij nochtans bereid waren te steunen om de rechtszekerheid te betrachten, althans op dat vlak een slag in het water — in het drinkwater — is.
Het amendement luidt als volgt: "Bij ontstentenis van de mededeling van de gewesten inzake de bedoelde recyclagepercentages voor het jaar 2000" — en ze is er tot op heden niet — "niettemin vrijstelling voor het beschouwde kalenderjaar wordt verkregen, indien uit de informatie van de verpakkingscommissie — commissie bedoeld in artikel 22 van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval, blijkt dat het recyclagepercentage voor huishoudelijk afval voldoet aan de minimale globale percentages die worden opgelegd in artikel 3, paragraaf 2 van het voormelde samenwerkingsakkoord, percentages die overeenkomen met deze die opgenomen zijn in de ecotakswet."
Collega Coveliers, bijgevolg vraag ik u hoe u het kunt hard maken dat er rechtszekerheid komt. Volgens mij komt ze er niet, tenzij wij die toevoeging doen. Indien we ze niet doen — ik zie dat collega Taverniers glundert — dan is het mijn innige overtuiging dat uw goedbedoeld wetsvoorstel, minstens wat dit beperkt maar belangrijk aspect betreft, een slag in het water is. Ik heb reeds echo's uit de sector gehoord dat het daar ook zo wordt gepercipieerd.
Bijgevolg bied ik aan om dit amendement goed te keuren, wat wellicht betekent dat we er volgende week opnieuw moeten over stemmen. Dan kunnen wij echter spreken van een sluitende rechtszekerheid. De thans voorliggende tekst is terzake ontoereikend. Ik geef toe dat de tekst ook mijn goedkeuring wegdroeg, maar na grondig onderzoek nadien bleek dat hij niet voldeed. Mijnheer de minister, tot slot vraag ik u of u ons kunt inlichten over de stand van zaken inzake timing en de oefening die wij nu doen met betrekking tot het globale ontwerp. Is het al teruggezonden door de Raad van State? Wanneer zal het in de Kamer worden ingediend?
Translated text
Mr. Minister, is it true that Mr. Tavernier was able to take note of a list of thirty companies, on the basis of which he approved the simple motion, as opposed to not signing the simple motion in the committee? Has this list been communicated to Mr. Tavernier? I dare assume yes, if I can believe the statements of Mr. Tavernier. Please share this list with the other members. I dare at least ask you — if the words of colleague Tavernier are correct — to deal with your swing of professional secrecy, which you regularly use in tax matters, a little more selectively. I have a final question on the debates that took place in July and the retroactive exemptions that were then implemented on the basis of an effective accession to FOST Plus. Mr. Minister, I refer to pending lawsuits, which are mainly related to companies active in the production of batteries. You have admitted in the commission that you have granted retroactive exemptions to beverage companies for the eco-tax duties, based on effective adherence to FOST Plus. Mr. Minister, why has this not occurred with regard to companies in the battery sector, which are not affiliated with B-BAT — an authorised body in the battery sector comparable to FOST Plus — and now claim before the courts that no retroactive exemption is granted to B-BAT. Their
For my preliminary last observation, I refer to Article 2 of the bill proposed by Mr Coveliers. Mr. Coveliers, I will try to summarize your bill, as regards that aspect. In article 373, §1 — I must check it — you propose to add to the epithheton for the colon the recycling rates "2000 and subsequent".
You say that 2000 was the last year for which recycling rates were dismissed. You propose adding "and next" so that the recycling rates predetermined for 2000 also apply for the following years and the exemption from ecotax would continue to apply and there would be legal certainty for the business sector.
I gave a problem with this. I have no problem approving your bill with its philosophy and its intention. Coveliers, you are an eminent lawyer. Their
As far as I know, data on recycling is not produced by the regions for this purpose. Therefore, the regions do not provide data on recycling. Then arises the problem of the good intentions of colleague Coveliers regarding the supplement "2000 and following", subject, however, to paragraph 5 of Article 373. It stipulates that if, on the basis of information produced by the regions, the recycling rate does not appear to be achieved, one must pay a certain tax, namely the ecotox tax.
Collega Coveliers, how is today the legal certainty provided to the companies, as you intended, being that they do not have to pay that ecotox tax in the absence of a legal basis? How can you make this hard by adding the words "and next" when you leave section 5 of article 373 unadapted? I personally believe that another text amendment or text supplementation should be made, in the sense expressed in the amendment. Mr. Speaker, if you allow me to do so, I am approving the amendment so that we will not have to spend more time on it later.
I suggest starting from the data of the Interregional Packaging Commission, which can produce this data. These data are not produced by the regions and will not be produced a fortiori anymore, in particular because the Special Financing Act provides that ecotaxes – unless I am mistaken – will again become a federal competence. Therefore, we propose to insert an article 2bis into the bill of colleague Coveliers. I am deeply convinced that if we do not do so, the bill we were yet willing to support in order to consider legal certainty, at least on that level, is a blow in the water — in the drinking water.
The amendment reads as follows: "In the absence of the communication of the regions on the aforementioned recycling rates for the year 2000" — and it is not there so far — "there is nevertheless exemption for the aforementioned calendar year, if from the information of the Packaging Committee — committee referred to in Article 22 of the Cooperation Agreement on the Prevention and Management of Packaging Waste, it appears that the recycling rate for household waste meets the minimum global percentages imposed in Article 3, paragraph 2, of the aforementioned Cooperation Agreement, percentages corresponding to those included in the Ecotac Act."
Colleague Coveliers, therefore, I ask you how you can make it hard that there is legal certainty. I don’t think it will come, unless we add that. If we do not do them — I see that colleague Taverniers glimpses — then it is my inner conviction that your well-intentioned bill, at least in this limited but important aspect, is a blow in the water. I have already heard echoes from the sector that it is also perceived there. Their
Therefore, I propose that this amendment be approved, which may mean that we will need to vote again next week. Then, however, we can speak of closing legal certainty. The current text is inadequate in this regard. I admit that the text also took away my approval, but after thorough investigation thereafter it turned out that it did not satisfy. Finally, Mr. Minister, I ask you if you can inform us about the status of timing and the exercise we are currently doing with regard to the global design. Has it already been returned by the State Council? When will it be submitted to the Chamber?
#21
Official text
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb de discussies over dit wetsvoorstel in de commissie voor de Financiën niet kunnen volgen. Mijn betoog zal zich beperken tot een aantal bezorgdheden. Ik wil het debat niet opentrekken tot de hele problematiek van de ecofiscaliteit. Deze problematiek is te belangrijk om op een drafje te behandelen.
Ik kom terug tot het voorliggend voorstel. Het verheugt ons dat er, enerzijds, rechtszekerheid komt voor de belastingplichtige en, anderzijds, duidelijke richtlijnen voor de administratie. Beide komen echter laat, te laat. Het voorstel zal immers met terugwerkende kracht in werking treden op 1 januari 2001. Minder tevreden ben ik over de wijze waarop het gebeurt, zeker omdat een aantal zaken op de lange baan zal worden geschoven.
Meer dan een jaar geleden besliste de Ministerraad om de overgangsperiode zoals bepaald in het Sint-Michielsakkoord te beperken tot het jaar 2000 zodat de nieuwe regeling in 2001 had moeten ingaan. Die nieuwe regeling zou de ecoboni en de heffing op wegwerpverpakkingen invoeren.
Uit het verslag van de heer Tavernier kan ik niet opmaken of hij alleen een verslag van de besprekingen gebracht heeft of ook reeds de huidige stand van zaken met betrekking tot het nieuwe ontwerp heeft toegelicht. Hij heeft een aantal elementen vermeld die ik niet in het verslag kan terugvinden. Ik hoop dat de minister de precieze stand van zaken zal toelichten.
Ongeveer een maand geleden werd de discussie in de commissie gevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat de regering sindsdien gewerkt heeft aan het nieuwe ontwerp. De minister heeft verklaard dat de Ministerraad het ontwerp in januari niet kon goedkeuren en het opnieuw naar werkgroepen heeft verwezen omdat een aantal regeringsleden opmerkingen had geformuleerd. Hij voegde eraan toe dat het ontwerp wellicht ook zou moeten worden aangepast aan het advies van de Europese Commissie. Mijnheer de minister, heeft de Ministerraad ondertussen reeds een basisakkoord terzake goedgekeurd? Werd het ontwerp reeds voor advies aan de Raad van State verzonden.
Binnen welke termijn is het advies gevraagd? Wat houden de opmerkingen van de Europese Commissie precies in? Zullen die opmerkingen tot fundamentele wijzigingen van het ontwerp leiden? Welke wijzigingen zullen er worden aangebracht en binnen welke termijn zult u het ontwerp in de Kamer indienen, mijnheer de minister?
De opmerking die ik zopas nog even aanstipte, had vooral te maken met uw uitspraak in de commissie naar aanleiding van een vraag van de rapporteur over de vaststelling van een mogelijke einddatum van de overgangsperiode. Het baart mij toch wat zorgen dat u daar op de bekende manier op antwoordde, met name dat er zich altijd onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen waardoor niet kan worden doorgewerkt aan het ontwerp of waardoor het niet snel wordt goedgekeurd. Dat doet mij vermoeden dat u niet veel geloof hecht aan een snelle totstandkoming van een definitief ontwerp. Vandaar dat ik vandaag nog enkele amendementen heb ingediend die terzake een oplossing moeten bieden.
Mijnheer de voorzitter, sta me toe mijn amendementen toe te lichten. Zowel in artikel 2 als in artikel 3 stel ik voor om de overgangsperiode te beperken tot 2001 en 2002. De recyclagevoorwaarden moeten dan wel in de loop van dit jaar stijgen. Er zijn goede resultaten geboekt in de voorgaande jaren. Het beter doen moet de uitdaging zijn. Vandaar dat ik ervan overtuigd ben dat ik zeker de steun van de groenen zal krijgen, omdat ze er uitdrukkelijk om bezorgd zijn de overgangsperiode niet te eeuwigen dagen te laten lopen. Trouwens, ook de milieubeweging dringt daarop aan.
Ik hoop dan ook van de minister heel concrete informatie over de nieuwe voorstellen te krijgen. Ik stel vast dat hij verwonderd kijkt. Het is echter zeer belangrijk dat het Parlement, op een ogenblik dat het instemt met een overgangsperiode, concreet zicht heeft op wat in de toekomst in het Parlement zal worden besproken.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Minister, colleagues, I have not been able to follow the discussions on this bill in the Committee on Finance. My speech will be limited to a number of concerns. I do not want to open the debate to the whole issue of ecofiscality. This issue is too important to be dealt with on a draft.
I will return to the present proposal. We are pleased that, on the one hand, there is legal certainty for the taxpayer and, on the other hand, clear guidelines for the administration. Both are late, too late. The proposal will enter into force with retroactive effect on 1 January 2001. I am less satisfied with the way it happens, ⁇ because some things will be pushed over the long run.
More than a year ago, the Council of Ministers decided to limit the transitional period as provided for in the Saint Michel Agreement to the year 2000, so that the new arrangement should have entered into force in 2001. That new scheme would introduce the ecoboni and the tax on disposable packaging.
From Mr. Tavernier’s report, I cannot determine whether he only provided a report of the discussions or also already explained the current state of affairs with regard to the new draft. He mentioned a number of elements that I cannot find in the report. I hope the Minister will explain the exact state of affairs.
About a month ago the discussion was held in the committee. I am convinced that the government has been working on the new draft since then. The Minister stated that the Council of Ministers could not approve the draft in January and referred it again to working groups because a number of government members had formulated comments. He added that the draft may also need to be adapted to the opinion of the European Commission. Has the Council of Ministers already approved a basic agreement on this subject? The draft has already been sent to the State Council for advice.
Within what period has the advice been requested? What exactly are the comments of the European Commission? Will these comments lead to fundamental changes to the design? What changes will be made and within what time will you submit the draft to the Chamber, Mr. Minister?
The comment I just made was mainly related to your decision in the committee following a question from the rapporteur on the determination of a possible end date of the transition period. However, I am concerned that you have responded to it in the familiar way, in particular that there can always be unforeseen circumstances that make it impossible to carry on with the design or make it impossible to approve quickly. This suggests that you do not have much confidence in the rapid implementation of a definitive design. Therefore, today I have submitted several amendments that should provide a solution to this issue.
Please allow me to explain my amendments. In both Article 2 and Article 3, I propose to reduce the transitional period to 2001 and 2002. Recycling conditions should be increased in the course of this year. Good results have been achieved in the previous years. Doing better should be the challenge. Therefore, I am convinced that I will surely get the support of the Greens, because they are expressly concerned about not allowing the transition period to run forever days. Furthermore, the environmental movement also urges this.
Therefore, I hope that the Minister will receive very concrete information about the new proposals. I think he looks astonished. However, it is very important that Parliament, at a time when it agrees on a transitional period, has a concrete vision of what will be discussed in the Parliament in the future.
#22
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik zal zeer bondig zijn. Ik heb een voorstel ingediend dat gebaseerd is op de vaststelling dat de bij wet opgerichte opvolgingscommissie al gedurende drie jaar niet meer bijeenkwam en dan maar beter werd afgeschaft, quid dat zij in het verleden wellicht nuttig werk heeft geleverd. Aangezien de commissie al drie jaar niet meer vergadert, is het mijns inziens beter — ik herhaal het — ze af te schaffen en de taak toe te vertrouwen aan degene die ze nu al drie jaar heeft verricht, met name de eminente minister van Financiën.
Ik merk nu dat onze eminente collega Leterme daar allerlei andere punten aanbreit, wat uiteraard zijn goed recht is. Om tijd te winnen, is het, denk ik, beter dat ik de minister van Financiën de kans geef om meteen op alle vragen te antwoorden, om dubbelwerk te voorkomen.
Mag ik eraan herinneren dat het voorstelletje, dat ik in alle bescheidenheid heb geformuleerd, in de commissie unaniem werd goedgekeurd? Zelfs collega Leterme noemt het een eminent voorstel, waar ik ongelooflijk mee gevleid ben. Ik neem aan dat er bij de stemming geen enkel probleem zal zijn en dat de minister naar aanleiding van de bespreking van het voorstel zal antwoorden op een aantal vragen dat eigenlijk met het voorstel niets te maken heeft. Ik weet daar niets van. De minister zal daar dus op antwoorden.
Ik dank alle collega's voor hun bijzonder lovende bewoordingen voor dat voorstel. Ik hoop dat dit niet de laatste keer was.
Translated text
I will be very concise. I submitted a proposal based on the conclusion that the lawfully established Succession Committee had been absent for three years and would rather be abolished, quid that it may have done useful work in the past. Since the committee has not been meeting for three years, I think it is better — I repeat it — to abolish it and entrust the task to the one who has been performing it for three years, in particular the eminent Minister of Finance.
I now notice that our eminent colleague Leterme spreads all sorts of other points there, which is of course his right. In order to gain time, I think it is better to give the Minister of Finance the opportunity to answer all questions immediately, in order to avoid duplication of work.
Can I remind you that the proposal, which I have formulated in all modesty, was unanimously approved in the committee? Even colleague Leterme calls it an eminent proposal, which I am incredibly enthralled with. I assume that there will be no problem at the vote and that the Minister will answer a number of questions that actually have nothing to do with the proposal following the discussion of the proposal. I know nothing about it. The Minister will respond to this.
I would like to thank all my colleagues for their ⁇ praiseful words for that proposal. I hope this was not the last time.
#23
Official text
Monsieur le président, M. Coveliers vient déjà de donner une certaine indication. Une proposition de loi a été déposée pour régler des problèmes qui paraissaient évidents, pour garantir une sécurité juridique, pour octroyer d'ailleurs des compétences fonctionnelles au ministre des Finances.
Translated text
The President, Mr. Coveliers have already given some indication. A bill was submitted to resolve problems that seemed obvious, to guarantee legal certainty, to grant functional competences to the Minister of Finance.
#24
Official text
Je remercie l'auteur de la proposition mais également les membres de la commission qui ont adopté ce texte à l'unanimité. Je pense qu'il est temps de mettre fin à un certain nombre d'éléments d'insécurité juridique et j'espère que ce vote nous permettra de conclure une procédure à l'avantage de l'Etat et des contribuables qui pourraient être concernés. C'est l'élément de fond principal.
Translated text
I would like to thank the author of the proposal, but also the members of the committee who adopted this text unanimously. I think it is time to put an end to a number of elements of legal uncertainty and I hope that this vote will enable us to conclude a procedure for the benefit of the state and the taxpayers that may be affected. This is the main background element.
#25
Official text
Je n'ai donc pas grand-chose à ajouter en ce qui concerne la proposition, le débat a eu lieu en commission et je m'y suis exprimé à ce sujet. Je le répète, il est temps que la sécurité juridique l'emporte sur des questions qui peuvent se poser.
Translated text
So I have not much to add about the proposal, the debate took place in a committee and I have expressed myself on this subject. I repeat, it is time that legal certainty prevails over questions that may arise.
#26
Official text
Au-delà de cela, à l'occasion de l'examen d'une proposition de loi, on peut tenter de refaire le point sur toute une série de débats. Je veux bien apporter des précisions mais, monsieur le président, vous me permettrez de ne pas le faire dans le détail. Comme le gouvernement s'y est engagé, j'aurai l'occasion de présenter un projet de loi au parlement pour, comme je l'ai dit quelques fois, recycler les écotaxes en écobonis ou en écoréductions. A ce moment, toutes les questions auront l'occasion d'être débattues.
Translated text
Furthermore, on the occasion of the consideration of a bill proposal, one can attempt to rethink the point on a whole series of debates. I would like to clarify, but, Mr. Speaker, you will allow me not to do it in detail. As the government has committed to it, I will have the opportunity to present a bill to parliament to, as I have said a few times, recycle ecotaxes into ecobonis or ecoreductions. At that time, all issues will have the opportunity to be discussed.
#27
Official text
De heer Leterme heeft enkele vragen gesteld. Ik zal eerst ingaan op de coördinatie van het koninklijk besluit.
Translated text
Mr. Leterme asked a few questions. I will first address the coordination of the Royal Decree.
#28
Official text
Nu hebben wij een ontwerp van koninklijk besluit en een advies van de Raad van State. De procedure is dus erg formeel. Wij hebben de keuze tussen twee mogelijkheden. Ofwel publiceren wij het koninklijk besluit, ofwel hernemen wij enkele artikelen uit het koninklijk besluit in ons nieuw ontwerp. Wij kunnen twee of drie nieuwe artikelen aan de wet toevoegen ofwel de volledige coördinatietekst van het koninklijk besluit publiceren.
Translated text
Now we have a draft royal decree and an opinion from the State Council. The procedure is very formal. We have the choice between two options. Either we publish the royal decree, or we take some articles from the royal decree into our new draft. We can add two or three new articles to the law or publish the full coordination text of the royal decree. Their
#29
Official text
Die werkwijze was erg belangrijk om ook van de Europese Commissie een advies te kunnen krijgen. De Europese Commissie vraagt namelijk om een coördinatietekst — koninklijk besluit of wet — te hebben vooraleer zij een formeel advies geeft.
Translated text
This method was very important in order to obtain an opinion from the European Commission. The European Commission requires a coordination text — royal decree or law — before giving a formal opinion.
#30
Official text
Wij beschikken nu dus over het advies van de Raad van State en over het eerste advies van de Europese Commissie. Wij wachten nog op een advies van de Raad van State over ons nieuw wetsontwerp. De regering heeft de Raad van State daarvoor een maand de tijd gegeven. Na die maand zouden wij een advies binnen drie dagen kunnen bekomen. Ik hoop dat wij dat advies van de Raad van State over dat nieuw ontwerp begin maart 2002 ontvangen, dus in de eerstvolgende dagen.
Translated text
So we now have the opinion of the State Council and the first opinion of the European Commission. We are still waiting for an opinion from the State Council on our new bill. The Government has given the State Council a month to do so. After that month, we could get advice within three days. I hope that we will receive that opinion from the State Council on that new draft at the beginning of March 2002, i.e. in the coming days.
#31
Official text
Voor de coördinatietekst is er bijgevolg geen probleem: wij beschikken over het advies van de Raad van State en kunnen ervoor kiezen het koninklijk besluit zelf te publiceren of enkele artikelen ervan in het nieuwe wetsontwerp op te nemen.
Translated text
Therefore, there is no problem with the coordination text: we have the opinion of the State Council and can choose to publish the Royal Decree ourselves or to include some of its articles in the new bill.
#32
Official text
Over de procedure van FOST Plus en de retroactieve vrijstelling en enkele verklaringen van de heer Tavernier kan ik het volgende zeggen. De vragen van de heer Tavernier zijn volgens mij geen vragen voor de minister van Financiën, alhoewel ik over die problematiek wel wat kan zeggen.
Translated text
Regarding the FOST Plus procedure and the retroactive exemption and some statements made by Mr Tavernier, I can say the following. The questions of Mr. Tavernier are, in my opinion, not questions for the Minister of Finance, although I can say something about this problem.
#33
Official text
Wij moeten zorgen voor een retroactieve vrijstelling voor FOST Plus voor 1996. Voor alle ondernemingen is dat al achter de rug. Voor de fiscale boetes loopt er een procedure en de minister van Financiën is terzake bevoegd. Dat geldt echter niet voor de boetes uitgesproken door een rechtbank. In dat verband heb ik geen beslissing genomen, maar ik ben momenteel ook niet op de hoogte van eventuele geschillen. De retroactieve vrijstelling voor 1996 was dus mogelijk, maar ik ben niet op de hoogte van betwistingen omtrent boetes versus mijn departement.
Translated text
We must provide a retroactive exemption for FOST Plus for 1996. For all companies, this is already behind. There is a procedure for tax penalties and the Minister of Finance is responsible. However, this does not apply to fines imposed by a court. I have not made a decision in this regard, but I am not currently aware of any disputes. The retroactive exemption for 1996 was thus possible, but I am not aware of disputes about fines versus my department.
#34
Official text
Monsieur le président, quant aux situations spécifiques des contribuables, comme je l'ai dit souvent en commission et en séance plénière, non seulement dans le chef des agents de mon département mais dans mon chef également, le secret professionnel ne nous autorise pas à donner d'autres informations sur des dossiers individuels.
Translated text
Mr. Speaker, regarding the specific situations of taxpayers, as I have often said in committees and in plenary sessions, not only in the head of officers of my department but also in my head, the professional secret does not authorize us to provide further information on individual cases.
#35
Official text
Je rappelle bien entendu que quelle que soit la localisation des entreprises, les mêmes règles s'appliquent dans les mêmes conditions. Je précise que la rétroactivité de l'affiliation à FOST Plus n'est pas contraire à la loi. La loi dit qu'il faut être affilié. Peut-on régulariser une situation avec effet rétroactif ou non? Rien n'est précisé et les avis peuvent diverger. J'ai pris une décision très nette et, jusqu'à présent, le parlement m'a suivi sur ce sujet, M. Leterme l'a d'ailleurs rappelé lui-même. Il existe une procédure permettant de marquer la confiance sur de telles décisions. La situation est donc très claire et l'affiliation avec effet rétroactif a été entérinée.
Translated text
Regardless of the location of the company, the same rules apply under the same conditions. I specify that the retroactivity of affiliation to FOST Plus is not contrary to the law. The law says that you must be affiliated. Can a situation be regulated with retroactive effect or not? Nothing is specified and opinions may differ. I made a very clear decision and, so far, the Parliament has followed me on this subject, Mr. Leterme has recalled it himself. There is a procedure to show confidence in such decisions. The situation is therefore very clear and affiliation with retroactive effect has been confirmed.
#36
Official text
Je le répète, en ce qui concerne des remboursements éventuels, la seule chose qui soit possible, c'est l'abandon d'un certain nombre d'amendes fiscales par le ministre des Finances. J'ai eu l'occasion de le faire ainsi que mon prédécesseur, à longueur d'année, en application de la législation fiscale. Quant aux décisions judiciaires, c'est un autre problème.
Translated text
I repeat, as far as possible refunds are concerned, the only thing that is possible is the abandonment of a number of tax fines by the Minister of Finance. I have had the opportunity to do so, along with my predecessor, over a year, in application of the tax legislation. As for judicial decisions, this is another problem.
#37
Official text
Cela étant, monsieur le président, je ne voudrais pas être plus long. Le texte recyclant les écotaxes est attendu dans les prochaines semaines par le parlement. Bien entendu, nous reviendrons sur l'ensemble de ces débats à cette occasion. Ce soir, je voudrais dire cependant que ce qui me paraît fondamental, c'est que la commission ait pu s'exprimer à l'unanimité sur une proposition qui garantit la sécurité juridique et qui va couvrir un fait exceptionnel. M. Leterme a fait allusion tout à l'heure à un avis publié au Moniteur belge en décembre 2000. Cet avis a donné lieu à une procédure un peu spéciale puisque 3 associations particulièrement concernées par la problématique de l'environnement ont introduit une procédure en référé devant le tribunal de première instance de Bruxelles pour demander que les contribuables paient malgré tout l'impôt. C'est assez exceptionnel. Je fais des recherches dans les annales du département et il est très rare que des contribuables introduisent des procédures judiciaires en vue de payer l'impôt. Il existe un contentieux très important provenant de contribuables qui ne souhaitent pas payer totalement ou en partie l'impôt. Malgré cela, le département des Finances a obtenu gain de cause. Le tribunal de première instance de Bruxelles a décidé en référé qu'il n'y avait pas lieu de donner droit à ces demandes. Je n'ai pas de nouvelles d'une quelconque procédure au fond. Mais, je le répète, la proposition qui devrait être votée aujourd'hui permettrait de mettre fin à tout doute en la matière. Sur un plan plus économique, je continue de répéter ce que j'ai dit depuis la fin 2000, lorsque j'ai publié cet avis au Moniteur: il serait grotesque de mettre en vigueur des articles d'une législation qui prévoit 15 francs belges d'augmentation de fiscalité sur des boissons, vendues par exemple dans des écoles en quantités de 25 ou 33 cl, ou 37 centimes d'euros sur les mêmes récipients. Il serait absurde d'imposer une taxation de 20, 30, 40 ou 50% selon le prix des produits, simplement parce que la législation contient une faille, c'està-dire une rupture dans la continuité des textes.
Translated text
I would not want to be longer. The text recycling ecotaxes is expected in the coming weeks by Parliament. Of course, we will return to all these discussions on this occasion. Tonight, however, I would like to say that what I think is fundamental is that the commission has been able to speak unanimously on a proposal that guarantees legal certainty and that will cover an exceptional fact. by Mr. Leterme recently referred to a notice published in the Moniteur belge in December 2000. This notice gave rise to a somewhat special procedure since 3 associations ⁇ concerned by the problem of the environment have introduced a referral procedure before the Brussels Court of First Instance to demand that taxpayers pay the tax despite all. This is quite exceptional. I'm doing research in the department's annals and it's very rare for taxpayers to enter legal proceedings in order to pay the tax. There is a very large litigation coming from taxpayers who do not wish to pay the tax in whole or in part. Despite this, the Department of Finance has gained cause of cause. The Brussels Court of First Instance ruled in reference that there was no need to give right to these requests. I have no news of any procedures at the bottom. But, I repeat, the proposal that should be voted today would put an end to any doubt on this subject. On a more economical level, I continue to repeat what I said since the end of 2000, when I published this notice in Moniteur: it would be grotesque to put into force articles of a legislation that provides for 15 Belgian francs of tax increase on drinks, sold for example in schools in amounts of 25 or 33 cl, or 37 cents of euros on the same containers. It would be absurd to impose a taxation of 20, 30, 40 or 50% depending on the price of the products, simply because the legislation contains a gap, i.e. a break in the continuity of texts.
#38
Official text
Je me réjouis que la commission ait voté ce texte à l'unanimité. J'espère que la Chambre ira dans la même voie, ou en tout cas le votera à une très large majorité parce qu'il est temps de refermer ce dossier qui garantit la sécurité juridique et d'ouvrir, dans les toutes prochaines semaines, le dossier de fond qui mettra en oeuvre la législation en matière d'écoréductions.
Translated text
I am pleased that the committee voted unanimously on this text. I hope that the House will go the same path, or in any case will vote for it with a very large majority because it is time to close this file that guarantees legal certainty and to open, in the very coming weeks, the background file that will implement the legislation on eco-reductions.
#39
Official text
Voilà ce que je tenais à vous dire. J'interviens quasiment de l'extérieur puisque ce n'est pas la première fois qu'une proposition de loi émane de la commission des Finances, avec le soutien unanime de la majorité et de l'opposition, pour aboutir en séance plénière.
Translated text
This is what I wanted to tell you. I intervene almost from the outside, since this is not the first time that a bill comes from the Finance Committee, with the unanimous support of the majority and the opposition, to result in a plenary session.
#40
Official text
Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een paar vragen in de algemene bespreking. Als ik het goed voorheb, ontkent de minister wat de heer Tavernier gezegd heeft. Ik citeer van bladzijde 46 van het document P151: "Op basis van de gegevens die de minister mij bezorgd heeft" — zegt de heer Tavernier op 12 juli 2001 — "is er enerzijds een algemene maatregel genomen voor dertig bedrijven en engageert de minister zich om retroactief boetes terug te betalen". De minister heeft terecht het onderscheid gemaakt tussen fiscale en andere boetes. Ik kom daar straks op terug.
Mijnheer de minister, hebt u de heer Tavernier al dan niet gegevens verstrekt? Dat is een zeer eenvoudige vraag. In het verlengde daarvan, heeft de heer Tavernier kennis gekregen van de dertig bedrijven? Hij heeft gezegd dat hij in de commissie vond dat er onvoldoende duidelijkheid was, wat voor hem een reden was om de eenvoudige motie niet mee te ondertekenen. Op basis van de gegevens die de minister hem heeft bezorgd, zegt hij dat het nu in orde is voor hem.
Tot slot kom ik bij mijn laatste vraag in de algemene bespreking. De minister heeft ook niet geantwoord op iets dat cruciaal is voor een aantal zaken die lopen. Wat is de motivering van het onderscheid tussen de retroactieve vrijstelling op basis van een fictieve aansluiting voor het jaar 1996 in casu en het feit dat men deze mogelijkheid niet opent voor de batterijsector? Het gaat dus om drie precieze vragen.
Ten eerste, hebt u de heer Tavernier gegevens bezorgd op grond waarvan hij kon zeggen dat het niet om één bedrijf in Luik ging maar dat er dertig bedrijven waren die van de maatregel konden genieten? Heeft hij kennis van die dertig bedrijven?
Ten tweede, waarom kan men voor de drankensector doen wat blijkbaar voor de batterijsector niet kan?
Translated text
I have a few questions in the general discussion. If I think correctly, the Minister denies what Mr. Tavernier said. I quote from page 46 of the document P151: “On the basis of the information provided to me by the Minister” — says Mr Tavernier on 12 July 2001 — “on the one hand, a general measure has been taken for thirty companies and the Minister undertakes to reimburse fines retroactively”. The Minister has rightly made a distinction between tax and other fines. I will return to that later.
Mr. Minister, did you provide Mr. Tavernier with data or not? That is a very simple question. In the course of this, has Mr. Tavernier acquired knowledge of the thirty companies? He said that he found in the committee that there was insufficient clarity, which for him was a reason not to sign the simple motion. Based on the data that the minister has provided him, he says that it is okay for him now.
Finally, I will come to my last question in the general discussion. The Minister has also not responded to something that is crucial for a number of issues that are underway. What justifies the distinction between the retroactive exemption based on a fictitious connection for the year 1996 in the present case and the fact that this possibility is not opened to the battery sector? There are three precise questions.
First, did you provide Mr Tavernier with data on the basis of which he could say that it was not a single company in Liège but that there were thirty companies that could benefit from the measure? Does he know about those 30 companies?
Second, why can one do for the beverage sector what apparently cannot for the battery sector?
#41
Official text
Monsieur le président, je crois avoir déjà répondu à ce sujet, y compris lors des débats de l'année dernière. Les mêmes règles ont été appliquées à l'ensemble des contribuables. En ce qui concerne la rétroactivité de l'affiliation, il est évident que l'affiliation est bien réelle, même si la rétroactivité est une fiction juridique. Il s'agit d'une affiliation pour une année antérieure. Cette affiliation a valu pour toutes les entreprises qui en ont fait la demande. Je n'ai évidemment pas recherché quelles sont les entreprises qui n'auraient pas été affiliées pendant l'année. Tous ceux qui l'ont souhaité, l'ont été. M. Tavernier a peut-être relevé un nombre important d'entreprises dans ce cas, mais, quoi qu'il en soit, tout le monde a été traité de la même manière. Je ne pourrais pas vous dire si ces entreprises étaient plus ou moins au nombre de trente. En tout cas, je n'ai jamais donné d'indications sur la série d'entreprises concernées.
En ce qui concerne les différenciations, j'ai demandé à mon administration de traiter tous les contribuables exactement de la même manière, quel que soit le secteur. Partout où l'affiliation rétroactive était possible, cela a été fait. Mais il fallait pour cela que les conditions soient identiques. Je rappelle que le système de recyclage n'était pas le même pour l'ensemble des produits. J'essaie toujours de comprendre au mieux la législation assez compliquée qui a été mise en place il y a quelques années. Les secteurs sont parfois traités différemment en fonction des techniques de recyclage utilisées. Cela étant, monsieur le président, je suis tout à fait ouvert à ce qu'à l'occasion de l'examen du projet qui sera déposé, mes services revoient l'ensemble de la procédure, pour autant que ce soit compréhensible pour chacun vu la législation en place. Dans le passé, nous avons connu un certain nombre d'errements en matière d'écotaxes. Nous allons tenter de mettre de l'ordre en la matière mais ce n'est pas toujours possible.
Je répète que le principe de base est que tout contribuable, dans cette matière comme dans d'autres, soit traité exactement de la même façon.
Si un contribuable a échappé à la démarche, il existe toujours des procédures. Je n'ai pas connaissance de contentieux en cette matière. Si un contentieux devait intervenir, je répondrais bien entendu volontiers. Mais je propose qu'on en reparle lorsque le projet sera examiné en séance.
Translated text
I think I have already answered this issue, including during last year’s debates. The same rules apply to all taxpayers. Regarding affiliation retroactivity, it is obvious that affiliation is really real, even though retroactivity is a legal fiction. This is an affiliation for a previous year. This affiliation has been valid for all companies that have applied for it. I obviously did not look at which companies would not have been affiliated during the year. Everyone who wanted it, did. by Mr. Tavernier may have highlighted a significant number of companies in this case, but, anyway, everyone has been treated in the same way. I can’t tell you if these companies were more or less the number of thirty. In any case, I have never given any indications on the series of companies involved.
As for differentiations, I asked my administration to treat all taxpayers exactly the same way, regardless of the sector. Wherever retroactive affiliation was possible, it was done. However, the conditions should be the same. Recycling is not the same for all products. I always try to understand the fairly complicated legislation that was put in place a few years ago. Sectors are sometimes treated differently depending on the recycling techniques used. That being said, Mr. Speaker, I am quite open to the fact that on the occasion of the examination of the project that will be submitted, my departments review the whole procedure, as long as it is understandable for everyone given the legislation in place. In the past, we have experienced a number of errors in ecotaxes. We will try to put order in this matter, but this is not always possible.
I repeat that the basic principle is that all taxpayers, in this matter as in other, are treated exactly the same way.
If a taxpayer has escaped the procedure, there are still procedures. I am not aware of any disputes on this subject. If a dispute should intervene, I would of course gladly answer. But I suggest that we discuss this again when the project will be discussed in the session.
#42
Official text
Mijnheer de minister, ik daag u uit om te ontkennen dat u op een bepaald moment op een schriftelijke vraag van de politiek aflijvige collega Jean-Pierre Viseur hebt geantwoord dat retroactieve aansluiting in casu niet kon.
Ten tweede, wat de problematiek van de boetes betreft, maakt u terecht een onderscheid tussen fiscale boetes en boetes opgenomen in gerechtelijk uitspraken. De vonnissen waarover ik beschik en waarrond wellicht in de komende weken en maanden één en ander te doen zal zijn, betreffen onder meer bedrijven die failliet zijn gegaan. Dat faillissement is mee veroorzaakt door boetes die zijn opgelegd door gerechtelijke vonnissen. U bevestigde zojuist dat ieder bedrijf dat bij u aanklopt en dat retroactief wenst te worden vrijgesteld van de heffing die betaald moest worden omdat men niet aangesloten was bij FOST Plus, welkom is. Er zijn bedrijven die intussen failliet zijn gegaan. Het faillissement, dat ten nadele is van privé-personen, is mee veroorzaakt door gerechtelijke uitspraken. U hebt dus eigenlijk een discriminatie doorgevoerd waarover we het bij de bespreking van het wetsontwerp dat we binnen zeer korte tijd mogen verwachten verder kunnen hebben.
Translated text
Mr. Minister, I challenge you to deny that at some point you have answered to a written question of the politically absent colleague Jean-Pierre Viseur that retroactive joining could not be possible in the present case.
Second, as regards the problem of fines, you rightly make a distinction between tax fines and fines included in court decisions. The judgments that I have at my disposal and around which there may be more and more to be done in the coming weeks and months, include companies that have gone bankrupt. This bankruptcy was caused by fines imposed by judicial decisions. You have just confirmed that any company that calls you and that wishes to be exempted retroactively from the tax due to not being affiliated with FOST Plus, is welcome. There are companies that have gone bankrupt. The bankruptcy, which is detrimental to private persons, is caused by judicial decisions. So you have actually carried out a discrimination that we could have discussed in the discussion of the bill that we can expect in a very short time.
#43
Official text
Mijnheer de voorzitter, opdat er geen onduidelijkheid of insinuaties van de heer Leterme zouden zijn wil ik toch even aanstippen dat ik nooit individuele gegevens heb gevraagd of gekregen van de minister, want het is niet oorbaar dat die worden gevraagd. Het gaat over een algemeen principe en een algemene uitleg en bevestiging van de minister. Ik heb die uitleg gevolgd.
Translated text
Mr. Speaker, in order to avoid any ambiguity or insinuations from Mr. Leterme, I would like to point out that I have never requested or received individual data from the Minister, because it is not judgable that they are requested. It is a general principle and a general explanation and confirmation by the Minister. I followed that explanation.
#44
Official text
Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, au moment de prendre la parole, j'éprouve une certaine inquiétude. Je me demande si le fait de faire en sorte que les séances du jeudi durent systématiquement jusqu'à des heures tardives ne procède pas du harcèlement moral. C'est une question que nous devrons sans doute nous poser après avoir examiné la loi.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker. I wonder if the fact of making sure Thursday’s sessions last systematically until late hours does not constitute moral harassment. This is a question that we will probably have to ask ourselves after examining the law.
#45
Official text
Monsieur le rapporteur, il fut une période où nous avions des séances de nuit deux ou trois fois par semaine. C'était il y a une vingtaine d'années. A ce moment-là, le harcèlement était peut-être présent.
Translated text
Mr. Rapporteur, there was a time when we had night sessions two or three times a week. It was about 20 years ago. At that time, harassment may have been present.
#46
Official text
Ooit vergaderden wij één of twee keer per week 's nachts.
Translated text
Once we met once or twice a week at night.
#47
Official text
Heureusement, depuis, on a sans doute sérieusement réglementé le travail de nuit.
Ce projet de loi relatif à la protection contre la violence et le harcèlement moral et sexuel au travail aura été marqué par d'importants débats, très longs, parfois reportés faute de quorum, mais toujours très passionnants. Il vise à régler deux problèmes graves, rencontrés sur le terrain et révélés notamment par une enquête européenne. En 2000, dans les quinze Etats membres, 3 millions de travailleurs auraient été victimes de violences physiques, 3 millions de travailleurs auraient également été victimes de harcèlement sexuel et 13 millions ont fait l'objet de harcèlement moral. C'est dire l'intérêt du débat.
Globalement, les débats auront tourné autour de trois grands axes.
Le premier concernait l'enjeu global du projet.
Je pense que l'arc-en-ciel aura brillé de toutes ses couleurs à propos de ce projet puisqu'il s'agissait d'enjeux spécifiques au monde du travail. Il est apparu — et personne ne s'en est étonné — que les intérêts des employeurs et des travailleurs ne sont pas toujours convergents, bien qu'ils soient réels.
De surcroît, comme les partenaires sociaux qui avaient été sollicités n'ont pas réussi à accorder leurs points de vue lors des débats au Conseil national du travail, nous avons rencontré les mêmes tensions — elles existent d'ailleurs encore — au moment de débattre de ce point en commission des Affaires sociales.
Un certain nombre d'entre nous mettaient en valeur les intérêts des travailleurs, qui ne sont niés par personne. M. Delizée en faisait un problème de dignité humaine. Il mettait l'accent sur l'exclusion professionnelle et les difficultés de réinsertion engendrées par ce problème. Il était relayé par M. Viseur qui insistait sur la nécessité d'une intervention légale pour éviter la charge globale et le silence qui entoure souvent ce genre de situation.
Ils étaient également soutenus par Mmes Cahay et De Meyer, M. Wauters et moi-même, qui avons rappelé, outre la réalité du terrain, les études réalisées par l'OIT et l'Europe.
D'autres, sans nier les problèmes vécus dans le monde du travail mais soucieux de l'intérêt légitime des employeurs et du développement économique, ont donc insisté sur d'autres aspects. Mme Pieters a ainsi dénoncé les aspects trop lourds et trop répressifs du projet de loi, particulièrement pour les PME à l'égard des employeurs ainsi que la trop grande protection des témoins. M. D'Haeseleer, étonnamment, s'est plaint du risque de judiciarisation des relations sociales; M. Denis a souligné le harcèlement fiscal dont faisaient déjà l'objet pas mal de petites entreprises. M. Anthuenis et Mme De Block ont abondé en ce sens.
Le deuxième axe de notre travail, qui s'est étendu sur au moins une journée, concernait la nécessité de légiférer au-delà de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être, au-delà de l'article 122bis du Code pénal qui couvre des aspects répressifs et au-delà de la loi du 7 mai 1999 sur l'égalité de traitement entre hommes et femmes. Chacun a regretté que les partenaires sociaux ne soient pas parvenus à un accord, mais il a été fait mention de l'absolue nécessité de distinguer les faits de la violence provoquée par des tiers extérieurs à l'entreprise, qui relève du droit pénal.
Je dois vous avouer humblement, monsieur le président, que, n'étant pas juriste, un certain nombre de subtilités juridiques relatives à cette problématique m'ont échappé. Mais d'éminents collègues se sont passionnés, voire régalés sur cette problématique. Finalement, une majorité s'est accordée pour signaler la nécessité d'une approche globale de cette problématique dans une seule loi.
Le troisième et dernier axe, de mon point de vue de rapporteur, a concerné la mise en place de nouvelles mesures à l'occasion de cette loi. Ainsi ont été évoquées la nécessité d'une importante campagne d'information, la formation des conseils en prévention, l'évaluation des dispositifs qui sera confiée au département de l'Emploi en concertation avec le département de la Justice et du Conseil national du travail (CNT). Donc, l'ensemble des problématiques relatives à la mise en place de cette nouvelle loi a été évoqué. Seule la proposition d'une ligne téléphonique gratuite a été rejetée, peut-être parce que son auteur l'avait qualifiée de téléphone vert.
Voilà donc, en quelques mots, le résumé d'une journée de travail intensif, sans compter les multiples intercabinets, les études et réunions entre partenaires sociaux et toutes les études ou réunions informelles. C'est une problématique sur laquelle d'autres pays européens travaillent. J'ai eu l'occasion d'examiner, avec attention et intérêt, le grand projet de loi français sur la modernisation sociale. Ce chantier est en oeuvre, si pas depuis de nombreuses années, en tout cas depuis de nombreux mois et contient un chapitre sur le harcèlement.
Permettez-moi de signaler à cette tribune que si la supériorité qu'affichent trop souvent les Français est réelle en football par rapport à la Belgique, elle ne se vérifie pas en matière de harcèlement. Je pense que la proposition qui sera soumise au vote est largement plus intéressante et bien plus complète.
Le débat n'est évidemment pas clos. Il se poursuivra aujourd'hui en séance plénière. D'importants lobbies ont encore agi, ce matin, pour influencer le vote d'un certain nombre de parlementaires. Cependant, comme l'a signalé M. Anthuenis, membre de la commission, dans une citation qui, à présent, est régulièrement rappelée en commission des Affaires sociales: "Chacun doit prendre ses responsabilités".
Translated text
Fortunately, since then, night work has probably been seriously regulated.
This bill on protection against violence and moral and sexual harassment at work has been marked by important debates, very long, sometimes postponed due to lack of quorum, but still very exciting. It aims to address two serious problems, encountered on the ground and revealed in particular by a European investigation. In 2000, in the 15 Member States, 3 million workers were victims of physical violence, 3 million workers were also victims of sexual harassment and 13 million were the victims of moral harassment. That is the interest of the debate. by
Overall, the discussions will revolve around three major axes. by
The first concerned the overall issue of the project. by
I think the rainbow will shine in all its colors about this project because it was specific to the world of work issues. It has emerged—and no one has been surprised—that the interests of employers and workers are not always convergent, although they are real.
Furthermore, as the social partners who had been invited failed to give their views during the discussions at the National Labour Council, we encountered the same tensions – they still exist – when discussing this point in the Social Affairs Committee. by
A number of us highlighted the interests of the workers, which are not denied by anyone. by Mr. It made it a problem of human dignity. He emphasized the work-related exclusion and the difficulties of reintegration caused by this problem. It was relayed by Mr. Visitor who insisted on the need for legal intervention to avoid the overall burden and the silence that often surrounds this kind of situation. by
They were also supported by Ms. Cahay and De Meyer, Mr. Wauters and myself, who recalled, in addition to the realities of the field, the studies carried out by the ILO and Europe.
Others, without denying the problems experienced in the world of work but concerned with the legitimate interest of employers and economic development, therefore insisted on other aspects. Pieters denounced the too heavy and too repressive aspects of the bill, ⁇ for SMEs in relation to employers, as well as the too high protection of witnesses. by Mr. D'Haeseleer, surprisingly, complained about the risk of judicialization of social relations. Denis highlighted the tax harassment that already faced small ⁇ . by Mr. Anthuenis and Mrs. De Block have been abundant in this regard.
The second axis of our work, which extended over at least one day, concerned the need to legislate beyond the law of 4 August 1996 on welfare, beyond Article 122bis of the Criminal Code which covers repressive aspects and beyond the law of 7 May 1999 on equal treatment between men and women. Everyone regretted that the social partners had not reached an agreement, but was mentioned the absolute need to distinguish facts from violence caused by third parties outside the company, which falls under criminal law.
I must humbly confess to you, Mr. Speaker, that, not being a lawyer, a number of legal subtleties relating to this problem have escaped me. But some prominent colleagues were enthusiastic, or even delighted with this problem. Finally, a majority agreed to signal the need for a comprehensive approach to this problem in a single law.
The third and final axis, from my point of view as a rapporteur, concerned the introduction of new measures on the occasion of this law. Thus, they discussed the need for a major information campaign, the training of prevention councils, the evaluation of devices that will be entrusted to the Department of Employment in consultation with the Department of Justice and the National Labour Council (CNT). All the issues related to the implementation of this new law have been discussed. Only the proposal for a free phone line was rejected, ⁇ because its author had called it a green phone.
This is, in a few words, the summary of an intense day of work, not counting the multiple intercabinets, the studies and meetings between social partners and all the studies or informal meetings. This is a problem that other European countries are working on. I had the opportunity to examine, with attention and interest, the great French bill on social modernization. This work has been underway, if not for many years, at least for many months and contains a chapter on harassment. by
Allow me to point out to this tribune that if the superiority that the French exhibit too often is real in football compared to Belgium, it does not verify itself in matters of harassment. I think the proposal that will be submitted to vote is much more interesting and much more comprehensive.
The debate is not closed. It will continue in the plenary session today. Major lobbyists have also acted this morning to influence the vote of a number of parliamentarians. However, as stated by Mr. Anthuenis, a member of the commission, in a quote that is now regularly recalled in the Social Affairs Committee: "Everyone must take responsibility."
#48
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, zoals ik in de commissie voor de Sociale Zaken reeds zei tijdens de bespreking van dit wetsontwerp, onderstreep ik hier opnieuw dat mijn fractie het principe van dit ontwerp positief vindt omdat in deze de overheid aandacht besteedt aan het fenomeen van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk en de betrachting heeft om, op het niveau van het bedrijf, ten aanzien van de slachtoffers evenals ten aanzien van de algemene en wettelijke verantwoordelijkheid van de werkgever voor het voeren van een beleid van welzijn op het werk, doeltreffend en efficiënt in te grijpen.
Zoals ik ook zei in de commissie herhaal ik dat ik niet akkoord kan gaan met de wijze waarop de regering dit probleem aanpakt. De regeling van dit probleem sluit niet aan bij de gangbare praktijken inzake preventie. Het voorkomen van pesterijen in het bedrijf dreigt op de achtergrond te geraken; de klemtoon ligt op de externe, gerechtelijke benaderingen en houdt een groter risico in van een overmatige juridisering van de arbeidsrelaties.
Het wetsontwerp dat vooreerst een preventief en informatief luik bevat, bepaalt dat elke onderneming, zowel in haar globaal preventieplan als in haar jaarlijks actieplan, preventiemaatregelen tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag moet uitwerken. De werkgever dient hiervoor een preventieadviseur aan te duiden, maar het wetsontwerp verlaat de multidisciplinaire aanpak omdat de arbeidsgeneesheer niet kan optreden in deze omdat deze functie volgens de minister moet worden uitgeoefend door een psycholoog. Dit gaat totaal in tegen de wet op het welzijn op het werk waarin de preventieadviseur een generaliserende rol werd toebedeeld.
Het repressief gedeelte is te uitgesproken sanctionerend. Niet alleen het slachtoffer heeft het recht een gerechtelijke vordering in te stellen, ook vakbonden en externe organisaties, die slachtoffers verdedigen, kunnen dit doen. Bovendien wordt de bewijslast doorgeschoven naar de tegenpartij, wat inhoudt dat de vermeende dader, zijnde de werkgever, een andere werknemer of iemand van buitenuit, dient te bewijzen dat hij niet heeft gepest of geen geweld heeft gebruikt. Hoe kan de vermeende dader van geweld of pesterijen — de werkgever, een andere werknemer of een derde — bewijzen dat hij het vermeende slachtoffer niets heeft gedaan?
Door deze wet wordt tevens de bescherming van de werknemer fors uitgebreid. Hij of zij zal gedurende twaalf maanden beschermd persoon worden wanneer de klacht wordt ingediend bij een preventieadviseur in het bedrijf en tot 3 maanden na het definitieve vonnis van de arbeidsrechtbank indien de klacht wordt ingediend bij de rechter. Als een getuige optreedt ten voordele van een gepeste werknemer wordt ook die persoon automatisch een beschermd werknemer gedurende heel de periode.
Bovendien kan de werkgever, gedurende deze periode, noch de werknemer, noch de getuige ontslag geven. Indien hij toch tot ontslag zou overgaan om andere gemotiveerde redenen dient hij te bewijzen dat het ontslag niets te maken heeft met de klacht van de werknemer en moet hij nog het bewijs leveren dat hij het slachtoffer niet heeft gepest. De werkgever wordt hierdoor zwaar belast en het lijkt mij niet uitgesloten dat op het ogenblik dat een nakend ontslag voor een werknemer in de lucht hangt, het voor hem of haar wel heel gemakkelijk wordt om snel een klacht wegens pesterijen op het werk in te dienen waardoor hij voor jaren beschermd wordt.
Ook al stelt het wetsontwerp dat de werknemer de procedure niet mag misbruiken, toch zal het, door de omkering van de bewijslast, voor de werkgever uiterst moeilijk zijn om aan te tonen dat de werknemer de procedure heeft misbruikt. Hoewel het wetsontwerp voorziet dat een werknemer die de procedure misbruikt heeft, nadien kan ontslagen worden, zelfs om dringende redenen, zal deze sanctie in de praktijk onwerkbaar zijn. Zowel de werknemer als de getuige zullen in dienst moeten worden gehouden, zonodig gedurende een heel lange tijd, zolang de rechtszaak aansleept. De hele procedure zal loodzwaar wegen voor tal van ondernemingen, inzonderheid voor KMO's, maar ook voor administraties en personeelsverantwoordelijken. Wij pleiten dan ook voor een gedeelde bewijslast. De procedure tot bescherming van de werknemer zal voor tal van ondernemingen, inzonderheid KMO's, bijzonder zwaar zijn. Er zal bijna altijd een rechtsvordering worden ingesteld, vermits naast het slachtoffer, ook nog andere instanties bij de rechtbank klacht kunnen indienen. Het opstarten van een rechtsgeding zal daardoor voor een werknemer kosteloos zijn, terwijl de werkgever voor de gerechtskosten zal moeten opdraaien.
Ik heb daarnaast ook een aantal bedenkingen geuit omtrent de interacties tussen de bepalingen van de ontworpen tekst en de bepalingen die vervat zijn in het koninklijk besluit van 18 september 1992 ter bescherming van de werknemer tegen ongewenst sexueel gedrag op het werk. Dit koninklijk besluit houdt reeds maatregelen in die, zowel op preventief als op curatief vlak, optreden tegen ongewenst sexueel gedrag op het werk. Tevens bestaat er een procedure die vervat ligt in artikel 5 van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot het zelfstandig beroep en de aanvullende regeling voor sociale zekerheid. Ik vraag mij dan ook af of deze bepalingen van het koninklijk besluit van 18 september nog van kracht zijn. Komt dit wetsontwerp in de plaats van dat koninklijk besluit en van het artikel 5 van de wet van 7 mei 1999 of blijven al deze wettelijke bepalingen naast mekaar bestaan?
Ik blijf mij ook vragen stellen over de meerwaarde van de ontworpen tekst wat geweld en pesterijen betreft, vermits in artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996, namelijk de wet op het welzijn op het werk, het begrip psychisch-sociale aspecten op het werk reeds uitdrukkelijk is ingeschreven. Het zou volstaan om de problematiek van de pesterijen op het werk te verankeren in de welzijnswet, door het derde domein nader te omschrijven, maar dat doet u niet. Tevens sluit u door een nieuw achtste punt de geïntegreerde, multidisciplinaire benadering uit.
Het wetsontwerp stelt in zijn memorie van toelichting tevens dat ook het geweld van buitenaf geviseerd wordt. Het lijkt mij logisch dat werknemers ook hiertegen de nodige bescherming verdienen. De vraag rijst echter of dergelijke vormen van geweld niet te sterk afwijken van de problematiek van pesterijen en bijgevolg andere preventie- en interventiemechanismen vereist. Het beschrijven van extern geweld bijvoorbeeld, hold-ups, overvallen met geweld, plunderingen, gewelddadig gedrag van klanten, intimidatie door personen van buiten de onderneming en dergelijke meer, vallen mijns inziens in eerste instantie onder de verantwoordelijkheid van de overheid, die verantwoordelijk is voor de ordehandhaving. De vrees leeft bij mij en bij mijn fractie dat dit ontwerp zal leiden tot en onrechtstreekse overheveling van deze verantwoordelijkheid van de overheid naar de ondernemingen.Het is nog minder denkbaar dat een onderneming die het slachtoffer is van extern geweld daarvoor bovendien gestraft zou worden. Ik vraag mij af waar wij in godsnaam mee bezig zijn.
Bovendien zijn de ideeën omtrent de aanpak op bedrijfsniveau nog volop in ontwikkeling en ik verwijs hierbij naar Europese discussies terzake. De vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties in de NAR kwamen naar buiten met een niet eensluidend advies. Het is spijtig, mevrouw de minister, dat de sociale partners van u niet meer tijd hebben gekregen, want eigenlijk stonden ze niet ver van een unaniem advies. De werkgeversorganisaties hebben een gedetailleerde argumentatie ontwikkeld, terwijl de vakorganisaties op dit punt zeer summier, maar terecht hebben gereageerd en ik citeer: "dat het wetsontwerp zal leiden tot een stijging van het aantal rechtsvorderingen en dat dit niet altijd opportuun is voor het oplossen van conflicten die zich per definitie op de werkplek voordoen en die volgens hen beter door de sociale partners binnen de onderneming kunnen worden aangepakt dan erbuiten.". Onze opmerkingen behelzen diverse punten van kritiek die in ingediende amendementen werden vertaald.
Ik wil alleen nog onderstrepen dat enkel de KMO's door het wetsontwerp worden getroffen. Zij zullen ten eerste, niet in staat zijn om de problemen binnen de onderneming op te lossen en ze zullen een beroep moeten doen op externe preventieadviseurs. Indien pestproblemen in kleine ondernemingen niet langer intern kunnen worden opgelost, dan zal de werksfeer snel verzieken en is het dat wat de regering beoogt. Het is ten tweede, niet langer toegelaten aan de arbeidsgeneesheer om de pestgevallen op te lossen, maar wel aan psychologen. Dit creëert extra problemen. Externe diensten zullen bijkomende psychologen moeten aanwerven, waardoor de bijdragen van de bedrijven aan de externe preventiediensten zullen verhogen, waardoor ook de kosten van de bedrijven zullen verhogen. De arbeidsgeneesheer is nochtans vertrouwd met hetgeen op de werkvloer leeft. Ik vraag mij nogmaals af of de arbeidsgeneesheer niet voldoende bekwaam is om deze problematiek op te lossen.
Zoals ik in het begin al stelde, heeft het wetsontwerp duidelijk goede bedoelingen. Een geïntegreerde aanpak binnen de bestaande wetten had alles veel doorzichtiger en eenvoudiger gemaakt en had minder administratieve rompslomp met zich gebracht. Het bedrijfsleven wordt opnieuw door deze regering geconfronteerd met ondoeltreffend en onrealistisch ingrijpen van de overheid. Ik beaam dan ook ten volle wat ik in de commissiebespreking van een lid van de VLDmeerderheid heb gehoord: "Hebben onze ministers zitten slapen bij de vele besprekingen van het wetsontwerp die aan deze zijn voorafgegaan, mevrouw De Block, of hebben ze hun oren gestopt?"
Ik ben ervan overtuigd, mevrouw de minister, dat het vertrouwen van het bedrijfsleven met dit ontwerp opnieuw een flinke deuk krijgt. U doet maar, wij kijken veeleer geamuseerd toe.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, colleagues, as I have already said in the Committee on Social Affairs during the discussion of this draft law, I reiterate here that my group considers the principle of this draft positive because in it the government pays attention to the phenomenon of violence, harassment and unwanted sexual behavior at work and has the consideration to intervene, at the level of the company, with regard to the victims as well as with regard to the general and legal responsibility of the employer for implementing a policy of welfare at work, effectively and efficiently.
As I said in the committee, I repeat that I cannot agree with the way the government deals with this problem. The treatment of this problem is not in line with the usual practices of prevention. The prevention of harassment in the company threatens to fall into the background; the emphasis is on the external, judicial approaches and involves a greater risk of excessive legalization of employment relations.
The draft law, which primarily includes a preventive and information gap, stipulates that every company, both in its global prevention plan and in its annual action plan, must develop prevention measures against violence, harassment and unwanted sexual behavior. The employer should appoint a prevention adviser for this purpose, but the bill leaves the multidisciplinary approach because the occupational physician cannot intervene in this because this function, according to the minister, must be exercised by a psychologist. This is totally contrary to the workplace well-being law in which the prevention counselor was assigned a generalizing role.
The repressive part is too severely sanctioning. Not only the victim has the right to bring a legal action, but trade unions and external organisations that defend victims can also do so. Furthermore, the burden of proof is transferred to the opposing party, which means that the alleged perpetrator, which is the employer, another employee or someone from outside, must prove that he has not harassed or used violence. How can the alleged perpetrator of violence or harassment — the employer, another employee or a third party — prove that he did nothing to the alleged victim?
This law also greatly enhances the protection of workers. He or she will become a protected person for twelve months when the complaint is submitted to a prevention adviser in the company and up to 3 months after the final judgment of the labour court if the complaint is submitted to the court. If a witness acts in favour of a harassed employee, that person also automatically becomes a protected employee for the entire period.
In addition, during this period, the employer may neither dismiss the employee nor the witness. If, however, he would be dismissed for other justified reasons, he must prove that the dismissal has nothing to do with the employee’s complaint and must also provide proof that he did not harass the victim. The employer is heavily burdened by this and it does not seem to me to be excluded that at the moment when an imminent dismissal for a worker hangs in the air, it becomes very easy for him or her to quickly file a complaint for harassment at work which protects him for years.
Although the draft law stipulates that the employee may not abuse the procedure, it will be extremely difficult for the employer to prove that the employee has abused the procedure due to the reversal of the burden of proof. While the draft law provides that an employee who abuses the procedure may subsequently be dismissed, even for urgent reasons, this sanction will be ineffective in practice. Both the employee and the witness will have to be employed, if necessary, for a very long period of time, as long as the proceedings continue. The entire procedure will be heavy for many companies, in particular for SMEs, but also for administrations and staff managers. We advocate a shared burden of proof. The procedure for protecting workers will be ⁇ difficult for many companies, in particular SMEs. A legal action will almost always be brought, as other bodies can file a complaint with the court in addition to the victim. The initiation of a legal proceedings will therefore be free of charge for an employee, while the employer will have to pay the court costs. Their
I have also expressed a number of concerns regarding the interactions between the provisions of the draft text and the provisions contained in the Royal Decree of 18 September 1992 on the protection of workers from unwanted sexual behavior at work. This Royal Decree already contains measures, both preventive and curative, against unwanted sexual behavior at work. There is also a procedure contained in Article 5 of the Act of 7 May 1999 on the equal treatment of men and women with regard to working conditions, access to employment and promotion opportunities, access to the self-employed profession and the supplementary scheme for social security. I wonder, therefore, whether these provisions of the Royal Decree of 18 September are still in force. Does this bill replace that Royal Decree and Article 5 of the Act of 7 May 1999 or do all these legal provisions continue to exist side by side?
I also continue to ask myself questions about the added value of the draft text with regard to violence and harassment, since in Article 4 of the law of 4 August 1996, namely the law on welfare at work, the concept of psychosocial aspects at work has already been explicitly inscribed. It would be sufficient to anchor the problem of work-related harassment in the welfare law, by further describing the third domain, but you do not. In addition, a new eighth point will exclude the integrated, multidisciplinary approach.
The draft law also states in its memorandum of explanation that violence from outside is also discriminated against. It seems to me logical that workers also deserve the necessary protection against this. However, the question arises whether such forms of violence do not differ too much from the problem of harassment and therefore require other prevention and intervention mechanisms. Describing external violence, for example, hold-ups, violent robberies, robbery, violent behavior of customers, intimidation by persons outside the company and so on, falls, in my opinion, primarily under the responsibility of the government, which is responsible for order enforcement. The fear lives with me and my group that this draft will lead to and indirect transfer of this responsibility from the government to the enterprises.It is even less conceivable that an enterprise that is the victim of external violence would be punished in addition for this. I wonder what hell we are doing.
In addition, the ideas for the approach at the enterprise level are still in full development and I refer here to European discussions on this subject. Representatives of the employer organisations in the NAR came out with a non-consensual opinion. It is a pity, Mrs. Minister, that your social partners have not been given more time, because in fact they were not far from a unanimous opinion. The employer organisations have developed a detailed argument, while the trade union organisations have responded to this point very summarily, but correctly, and I quote: “that the bill will lead to an increase in the number of legal claims and that this is not always appropriate for resolving conflicts that occur by definition at the workplace and which they believe can be better addressed by the social partners within the enterprise than outside.” Our comments include various points of criticism translated into submitted amendments. Their
I would only like to emphasize that only SMEs are affected by the bill. First, they will not be able to solve the problems within the company and they will have to resort to external prevention advisors. If pest problems in small enterprises can no longer be solved internally, then the workplace will rapidly deteriorate and that is what the government aims to. Second, it is no longer permitted to the occupational physician to resolve the plague cases, but to psychologists. This creates additional problems. External services will have to hire additional psychologists, which will increase the companies’ contributions to the external prevention services, which will also increase the costs of the companies. However, the employment physician is familiar with what lives on the workplace. I wonder once again whether the labor doctor is not competent enough to solve this problem. Their
As I said at the beginning, the bill clearly has good intentions. An integrated approach within the existing laws had made everything much more transparent and simpler and had reduced administrative burden. The industry is once again faced by this government with ineffective and unrealistic government intervention. I am therefore fully aware of what I heard in the committee discussion of a member of the VLD majority: "Have our ministers been sitting asleep during the many discussions of the draft law that preceded them, Mrs. De Block, or have they shut their ears?"
I am convinced, Mrs. Minister, that the confidence of the business community in this design will be regained again. You do it, we look at it rather amused.
#49
Official text
Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, le harcèlement moral, que ce soit sur les lieux du travail ou dans la vie sociale en général, est une réalité qui présente un caractère inacceptable et qui mérite d'être combattue. La lutte contre le harcèlement moral au travail trouve une place importante dans la politique de l'entreprise, non seulement parce qu'il s'agit de problèmes graves dans le chef des victimes, mais aussi parce que les employeurs, qu'ils soient publics ou privés, ont la responsabilité de mener à bien, au sein de leur entreprise, une politique en matière de bien-être au travail. Le harcèlement moral doit être combattu au sein des entreprises dès lors qu'il génère des conséquences néfastes sur la productivité, l'absentéisme et les relations de travail. Enfin, le harcèlement moral ou sexuel — faut-il le rappeler? — est une atteinte à la dignité de la personne et nous ne pouvons le tolérer.
Le projet de loi qui nous est soumis a pour objet de prévenir la violence, le harcèlement moral et le harcèlement sexuel au travail et de protéger les personnes qui sont victimes de tels actes. D'emblée, il faut regretter que les partenaires sociaux au sein du Conseil national du travail n'ont pu émettre un avis unanime en la matière, ou même n'ont pu, de leur propre initiative, s'accorder sur une telle problématique. En effet, ce sont eux qui, in fine, porteront l'exécution de ce dossier.
Les employeurs partagent certaines craintes que j'entends relayer ici, tout comme je l'ai fait en commission. Premièrement, j'attire l'attention sur les coûts indirects que risque de générer le présent projet, en particulier sur les PME, via le recours à des conseillers externes en prévention.
Deuxièmement, bien que ce concept apparaisse dans certaines directives européennes, le renversement de la charge de la preuve est regrettable, même s'il n'a lieu que lorsque la victime peut justifier d'un intérêt.
Il importe d'être circonspect avec la charge de la preuve et son renversement, étant donné qu'à la lumière de la subjectivité en cette matière, il risque d'y avoir des accusations lancées à la légère, qui portent atteinte à la dignité de la personne accusée injustement. A cet égard, il me paraît utile de rappeler que le présent projet consacre le principe que "toute personne s'abstiendra de tout usage abusif de la procédure de plainte." Ainsi, les dispositions 443 et suivantes du Code pénal, relatives à la calomnie et à la diffamation, s'appliquent aux imputations calomnieuses de faits de violence ou de harcèlement au travail. Il nous importait d'avoir cette garantie afin d'éviter toute prolifération de plaintes injustifiées.
Pour terminer, madame la vice-première ministre, je pense, tout comme vous, que l'approche préventive est certainement à privilégier. Les employeurs, les travailleurs et les partenaires sociaux se doivent de développer une approche préventive du problème qui nous occupe. Un climat serein, une confiance réciproque, un dialogue de conciliation approprié éviteront de recourir au volet répressif.
Nous espérons que c'est dans un tel contexte que cette loi s'exécutera et que l'on évitera une judiciarisation des relations au travail.
Voilà, monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, les différentes remarques que je voulais apporter lors de la discussion de ce projet de loi que nous soutiendrons.
Translated text
Moral harassment, whether on the workplace or in social life in general, is a reality that is unacceptable and deserves to be combated. The fight against harassment at work has an important place in the corporate policy, not only because it is serious problems in the victim’s head, but also because employers, whether public or private, have a responsibility to implement, within their company, a policy on well-being at work. Moral harassment must be combated in enterprises as long as it has adverse consequences on productivity, absence and employment relations. Moral or sexual harassment – should it be remembered? It is an offence to the dignity of the person and we cannot tolerate it. by
The bill submitted to us aims to prevent violence, moral harassment and sexual harassment at work and to protect those who are victims of such acts. At first, it is regrettable that the social partners within the National Labour Council were unable to issue a unanimous opinion on the matter, or even could not, on their own initiative, agree on such a problem. In fact, they are the ones who will ultimately carry out this file.
Employers share some fears that I hear relayed here, just as I did in commission. First, I would like to draw attention to the indirect costs that this project may generate, in particular for SMEs, through the use of external prevention advisors.
Secondly, although this concept appears in some European directives, the reversal of the burden of proof is regrettable, even if it only occurs when the victim can justify an interest.
It is important to be careful with the burden of proof and its reversal, given that in the light of the subjectivity in this matter, there may be accusations laid down lightly, which undermine the dignity of the person accused unjustly. In this regard, it seems to me useful to recall that the present bill consists of the principle that "everyone shall refrain from any misuse of the complaint procedure." Thus, the provisions 443 and following of the Criminal Code, relating to slander and defamation, apply to slander accusations of acts of violence or harassment at work. We care about having this guarantee in order to avoid any proliferation of unjustified complaints.
To conclude, I think, like you, that the preventive approach is definitely to be preferred. Employers, workers and social partners need to develop a preventive approach to the problem that concerns us. A serene climate, mutual trust, an appropriate dialogue of conciliation will avoid the use of the repressive aspect.
We hope that it is in such a context that this law will be implemented and that a judicialization of employment relations will be avoided. by
Here are, Mr. Speaker, Mrs. Deputy Prime Minister, dear colleagues, the various remarks I wanted to make during the discussion of this bill which we will support.
#50
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, laat mij duidelijke taal spreken: wij hadden dit wetsontwerp inhoudelijk liever anders ingevuld. Het is een publiek geheim dat de VLD-fractie bezwaren had tegen de inhoud van dit wetsontwerp en deze ook heeft geuit tijdens de bespreking in de commissie. De minister had er geen oren naar en dus hebben collega Anthuenis en ik haar goede raad opgevolgd — chacun prend sa responsabilité dans la vie — en ons onthouden bij de stemming, eraan toevoegend dat onze fractie zich nog zou beraden over haar stemgedrag tijdens de plenaire bespreking. Een aantal Franstalige kranten zag in onze houding een manoeuvre om de profilering van onze partij aan te scherpen. Zij dwalen. Laten wij de wereld niet op zijn kop zetten: het was niet de VLD die zonder enig overleg amendementen heeft ingediend.
Een andere kritiek als zou onze partij de spreekbuis van het VBO zijn in deze materie, klopt evenmin. Merkwaardig dat diezelfde kranten zich nooit hebben afgevraagd waarom het advies van de NAR verdeeld was en zich meer bepaald niet luidop afvragen of er al dan niet, en zo ja door wie, uitsluitend gehoor werd gegeven aan de roep van bepaalde werknemersorganisaties.
Er mag geen misverstand over bestaan dat de VLD de doelstelling van het wetsontwerp — het verbod op pesten en het vermijden van pesten — steunt. Natuurlijk moeten pesterijen op het werk worden bestreden! Wil dat echter zeggen dat het doel zo maar alle middelen heiligt? Ten eerste hadden wij het toepassingsgebied van het wetsontwerp liever beperkt gezien tot pesterijen op het werk. Voor ongewenst seksueel gedrag bestaat er reeds een regeling sinds het koninklijk besluit van 18 september 1992. Tevens bevat de wet van 7 mei 1999 inzake de gelijke behandeling van mannen en vrouwen een procedurele regeling. In positieve zin wil ik eraan toevoegen dat de inperking van de oorspronkelijke definitie van geweld op het werk een goede zaak is. Aanvankelijk werden immers ook de organisatievormen en de werkdruk als mogelijkheden tot pesterij beschouwd.
Ten tweede vrezen wij mogelijke misbruiken door werknemers, net als mevrouw Pieters. De VLD kan zich akkoord verklaren met een bescherming voor de werknemers in die zin dat zij tijdens de procedure worden beschermd, uitsluitend waar dit betrekking heeft op het pesten. Dit kan echter niet worden ingeroepen omwille van andere motieven die tot ontslag kunnen leiden als herstructureringen of economische motieven. Het kan niet de bedoeling zijn dat een werknemer die een negatieve evaluatie kreeg, zich wil laten beschermen onder het mom gepest te worden.
Voor de VLD is de kostprijs geen argument tegen het wetsontwerp en dit om de eenvoudige reden dat de meerkost van de ontworpen teksten geen bijkomende kosten met zich mee zal brengen, zo heeft de minister gezegd. Er werd afgesproken dat de forfaitaire vergoedingen die aan de sociale fondsen moeten worden betaald om het welzijn van de werknemers te financieren, niet mogen worden verhoogd ingevolge het uitgebreide takenpakket van de preventieadviseurs door dit wetsontwerp. Wij staan er dan ook op dat deze afspraken te goeder trouw worden uitgevoerd. Er is ook voor gezorgd dat de preventieadviseur die in een onderneming moet worden aangeduid, geen nieuwe persoon moet zijn. Bovendien zit de eerstelijnsbewaking voor het pesten in de handen van een vertrouwenspersoon.
Het meest problematisch voor de VLD was echter de bepaling van de omgekeerde bewijslast. In dit wetsontwerp wordt het vermoeden van onschuld genegeerd ten aanzien van de werkgever. Dit is een gevaarlijk principe in het strafrecht, waar men verondersteld wordt onschuldig te zijn tot bewijs van het tegendeel.
Om deze reden had de VLD oor naar het amendement van mevrouw Pieters over de vervanging van de omgekeerde bewijslast door een gedeelde bewijslast. Het valt immers niet uit te sluiten dat omgekeerde bewijslast in deze praktisch onwerkbaar wordt. Het is vaak moeilijker om iemands onschuld aan te tonen dan iemands schuld.
Meer nog dan het inhoudelijke aspect neemt de VLD akte van het feit dat een PS-minister het principe van de omgekeerde bewijslast introduceert. De relativering van het principe van onschuld tot bewijs van het tegendeel kan in de toekomst ook in andere zaken tot een oplossing bijdragen zoals bijvoorbeeld de kaalpluk- of de witwaswetgeving.
Mevrouw de minister, artikel 10 van dit wetsontwerp voorziet in een evaluatie binnen een termijn van twee jaar. Ik wil erop aandringen dat het artikel geen dode letter blijft, maar dat de evaluatie daadwerkelijk gebeurt en de nodige feedback krijgt.
Mevrouw de minister, uw wetsontwerp laat mij met gemengde gevoelens achter. Positieve gevoelens, omdat de VLD het uiteraard eens is met een regeling tegen pesterijen. Op bepaalde punten zoals de omgekeerde bewijzen en eventuele misbruiken door de werknemers is dit wetsontwerp voor ons echter te vergaand. Daarom zal ik mij tijdens de stemming onthouden. De andere leden van de fractie zullen dit wetsontwerp steunen en dit uit loyaliteit met de regering, namens wie u dit ontwerp hebt ingediend.
Translated text
Mr. Speaker, Mrs. Minister, colleagues, let me speak clearly: we would have preferred to fill this bill in a different way in terms of content. It is a public secret that the VLD group had objections to the content of this draft law and also expressed them during the discussion in the committee. The minister had no ears to it and so colleague Anthuenis and I followed her good advice — chacun prend sa responsabilité dans la vie — and abstained at the vote, adding that our group would still discuss its voting behaviour during the plenary session. A number of French-language newspapers saw in our attitude a manoeuvre to sharpen the profiling of our party. They are wandering. Let us not put the world on the head: it was not the VLD that submitted amendments without any consultation. Their
Another criticism that our party would be the speech tube of the VBO in this matter is also not correct. Curiously, these same newspapers have never wondered why the opinion of the NAR was divided and, more ⁇ , have not questioned loudly whether or not, and if so by whom, the call of certain workers’ organisations was solely answered. Their
There should be no misunderstanding that the VLD supports the objective of the bill — the prohibition of harassment and the avoidance of harassment. Of course, harassment at work must be combated! Does that mean that the end justifies all means? First, we would rather have limited the scope of the draft law to harassment at work. Unwanted sexual behavior has already been regulated since the Royal Decree of 18 September 1992. The Law of 7 May 1999 on Equal Treatment of Men and Women also contains procedural rules. In a positive sense, I would like to add that limiting the original definition of violence at work is a good thing. Initially, organizational forms and labor pressure were also considered as opportunities for harassment. Their
Secondly, we fear possible abuses by employees, like Ms. Pieters. The VLD may agree to a protection for employees in the sense that they are protected during the procedure, only where this relates to harassment. However, this cannot be invoked for other reasons that may lead to dismissal, such as restructuring or economic reasons. It cannot be intended that an employee who received a negative assessment wants to be protected under the pretext of being harassed. Their
For the VLD, the cost price is not an argument against the bill and this is for the simple reason that the surplus cost of the draft texts will not involve additional costs, the minister said. It was agreed that the flat-rate payments to be paid to the social funds to finance the well-being of workers should not be increased as a result of the extended task package of prevention advisors by this bill. We therefore insist that these agreements are carried out in good faith. It is also ensured that the prevention advisor to be appointed in an enterprise should not be a new person. In addition, the first-line surveillance for bullying is in the hands of a trusted person.
However, the most problematic for the VLD was the determination of the reverse burden of proof. In this bill, the presumption of innocence is ignored with respect to the employer. This is a dangerous principle in criminal law, where one is presumed to be innocent to prove the opposite. Their
For this reason, the VLD listened to the Amendment of Mrs. Pieters on the replacement of the reverse burden of proof by a shared burden of proof. In fact, it cannot be ruled out that the reverse burden of proof in this case becomes practically inoperable. It is often harder to prove one’s innocence than one’s guilt.
More than the substantive aspect, the VLD takes note of the fact that a PS minister introduces the principle of the reverse burden of proof. The relativisation of the principle of innocence as proof of the contrary may in the future also contribute to a solution in other matters such as, for example, the shell-picking or the laundering legislation.
Article 10 of this bill provides for a review within two years. I would like to insist that the article does not remain dead letter, but that the evaluation actually takes place and receives the necessary feedback.
Your bill leaves me with mixed feelings. Positive feelings, because the VLD of course agrees with a regime against harassment. On certain points such as the reverse evidence and possible abuses by employees, however, this bill is too extensive for us. I will abstain during the vote. The other members of the group will support this bill and this out of loyalty to the government on whose behalf you submitted this bill.
#51
Official text
Monsieur le président, madame la vice-première ministre, chers collègues, depuis plusieurs années, les entreprises connaissent des changements importants, changements majeurs liés à la mondialisation de l'économie, répondant à des impératifs de productivité et de flexibilité de plus en plus déterminants pour assurer la survie des entreprises.
Bien souvent, ces changements organisationnels s'accompagnent d'une précarité croissante de l'emploi et sont destinés à adapter les besoins de main-d'oeuvre aux besoins fluctuants du marché. Du point de vue des travailleurs, ces changements ont marqué de leur empreinte les relations sociales. Ils ont généré des modifications notables dans l'environnement du travail: le stress, les tensions relationnelles, la diminution de la qualité de la vie. Le monde du travail a profondément changé.
Dans ce contexte, diverses formes de violence au travail ont fait leur apparition et se sont développées. M. Timmermans l'a rappelé dans le rapport et a cité un certain nombre de chiffres. Depuis une décennie, le phénomène a été révélé au grand jour et on parle de ce concept de harcèlement moral, en anglais le "mobbing".
Certes, tout le monde est d'accord sur le constat et chacun, en commission, a reconnu le phénomène. Personne ne l'a nié. Mais ensuite, que faire? Mme Pieters dit que ce projet ne manque pas de bonnes intentions mais certains pensent qu'il faut aller au-delà de celles-ci et poser des actes. Certes, le harcèlement moral est probablement inhérent aux premières formes de travail collectif mais toutes les études récentes attestent qu'il s'agit d'un phénomène dont l'ampleur est loin d'être négligeable. Dans une Europe où la qualité de l'emploi est sans cesse mise en avant, le droit à la sécurité et à la dignité dans l'exécution de son travail est un droit qui nous semble fondamental et qu'il convient dès lors de garantir dans un cadre légal approprié.
Actuellement, aucune législation en Belgique ne confère une reconnaissance explicite au harcèlement moral sur les lieux du travail. Ce qui est sans doute, ces dernières années, c'est l'évolution dans la reconnaissance du phénomène, qui est passée d'une forme de statut de problèmes subis par une minorité, supposée inadaptée, à un statut de problèmes importants de la santé et de la sécurité au travail.
La première victoire est donc une prise de conscience collective du phénomène et celle-ci suppose que l'on peut nommer l'inadmissible, que l'on peut conscientiser les victimes potentielles mais aussi tous les travailleurs et intervenants au sein de l'entreprise. Et ceci afin que nous ne retrouvions pas notre capacité à nous indigner uniquement lorsque les faits apparaissent sur la scène publique et qu'ils sont éventuellement relayés et amplifiés par les médias.
Le harcèlement a beaucoup de conséquences et provoque bien souvent des maladies graves et, à terme, il entraîne l'exclusion professionnelle ou des difficultés de réadaptation ultérieure. Il engendre également des coûts pour l'entreprise: salaire garanti et congé de maladie, coûts directs et indirects de production. Une situation difficile dans le chef du travailleur engendre démotivation, moindres performances, absentéisme et rotation de personnel. M. Timmermans, dans son rapport, a dit que les intérêts des travailleurs et des employeurs sont non convergents. Je pense pour ma part qu'ils sont convergents et que les entreprises ont intérêt à ce qu'il n'y ait ni stress, ni harcèlement afin que les travailleurs puissent travailler dans de bonnes conditions et être tout à fait efficaces.
Je peux comprendre qu'un certain nombre d'employeurs ou leurs représentants ne soient pas entièrement convaincus de cela.
Cette question fait aussi partie du débat. Au lieu de s'intéresser aux victimes, ce débat s'est orienté vers l'abus de droit ou vers les dérives possibles du droit.
En commission, certains ont soutenu que les principes généraux de la recherche du bien-être des travailleurs comportent déjà des mesures visant la prévention du harcèlement moral, rendant ainsi inutile l'ajout d'un point spécifique consacré à ce phénomène. Si, effectivement, la loi de 1996 oblige tout employeur à assumer, entre autres, les charges psychosociales occasionnées par le travail, celles-ci font surtout référence aux pratiques de productivité, de flexibilité, de rentabilité professionnelle et donc aussi au stress et aux tensions relationnelles. Si la charge psychosociale peut être une cause possible du harcèlement, elle n'épuise certainement pas le phénomène qui doit être nommé pour ce qu'il est, une forme de meurtre psychique ou un processus de destruction systématique de l'individu et non une forme extrême de stress social comme certains le nomment.
En ce sens, nous soutenons l'orientation du présent projet de loi qui est de traiter de manière tout à fait spécifique la prévention des différentes formes de harcèlement, mais aussi la violence sur les lieux de travail. Toute autre orientation n'aurait pas été en adéquation ni avec le cheminement vers une prise de conscience collective du phénomène ni avec l'objectif politique du projet qui est précisément de rompre avec la banalisation, avec cette sorte d'excès de tolérance que l'on retrouve encore trop souvent dans le monde des entreprises. En commission, Mme la ministre a utilisé cette formule: "Il faut briser le silence". C'était d'ailleurs la conclusion après les marches blanches, dans un autre contexte certes mais il y a des similitudes. Mme la ministre a utilisé l'expression "casser le cycle de la peur, de l'isolement, de l'humiliation". Nous pensons que c'est bien de cela qu'il s'agit.
Cette exigence de conscientiser tout un chacun au fait que les phénomènes dénoncés sont une réalité et qu'ils ne peuvent pas exister nous amène à la clé de voûte de l'ensemble des dispositifs à l'examen, à savoir tout le volet préventif qui lie la détection des risques et la mise sur pied des mesures adaptées à leur prévention.
Les débats l'ont prouvé en commission, certains se sont focalisés sur le répressif. Nous l'avons déjà dit et répété, cela figure dans le rapport, l'activation du volet "sanctions" est subsidiaire et repose nécessairement sur un constat d'échec, le but étant avant tout de créer un climat de confiance permettant d'apporter une solution interne au problème posé. L'existence de ce volet répressif — je pense par exemple au droit pour les organisations d'ester en justice — est bien de faire comprendre que la prévention n'est pas une mesure passive que l'on traite avec légèreté ou désinvolture, mais un processus exigeant qui implique l'engagement de tous les acteurs au sein de l'entreprise, en particulier dans la mise en oeuvre d'une politique volontariste de prévention.
Un aspect qui a été débattu et sur lequel certains se sont exprimés à cette tribune est la crainte d'une judiciarisation croissante des conflits et des éventuels abus dans l'application du volet répressif. Nous pensons que ces craintes ne sont pas fondées. Comme cela figure dans le rapport, on a rappelé en commission que s'il devait y avoir des accusations lancées à la légère, en mettant en cause l'intégrité d'une personne injustement accusée, non seulement les articles 443 et suivants du Code pénal relatifs aux atteintes portées à l'honneur ou à la considération des personnes peuvent s'appliquer, mais également les règles du droit du travail. D'où toute l'importance du règlement du travail qui peut, bien évidemment, fixer les sanctions applicables au travailleur qui abuserait de la procédure de plainte. Il n'est pas exclu non plus — cela a été rappelé — qu'un travailleur qui abuserait gravement de la présente loi puisse être licencié pour faute grave.
Un autre point positif de ce projet est que l'on brise désormais l'isolement dans lequel se trouve généralement la victime et que l'on impose une investigation rapide des faits de violence ou de harcèlement. Il est vrai qu'il faut agir vite car les effets et les conséquences se portent sur le long terme si on ne le fait pas.
Si ce projet de loi vise en premier lieu à garantir le droit à la dignité humaine au travail, on oublie trop souvent que la qualité de l'emploi participe aussi aux intérêts économiques et financiers de l'entreprise et à ceux de la société dans son ensemble.
En conclusion, monsieur le président, le groupe socialiste soutient ce texte car il aborde la problématique d'une manière intelligente et cohérente tant en ce qui concerne le champ d'application général du projet que sa portée et son approche des solutions préconisées face aux différentes situations de violence et de harcèlement.
En particulier, le renversement de la charge de la preuve au civil, principe qui n'est d'ailleurs pas neuf et qui ne sera applicable que lorsque le travailleur justifie d'un intérêt, ainsi que la protection contre le licenciement et les modifications unilatérales des conditions de travail sont autant d'éléments positifs et innovateurs présents dans ce projet de loi.
Notre sentiment est qu'il s'agit d'une bonne loi, d'une loi complète dont l'efficacité sera démontrée dans deux ans. Certains ont évoqué l'évaluation. Pour ma part, je suis optimiste et je suis convaincu, madame la ministre, que la première évaluation qui sera effectuée en collaboration avec les partenaires sociaux sera positive.
Nous voterons donc ce projet de loi.
Translated text
For several years, ⁇ have undergone major changes, major changes related to the globalization of the economy, meeting increasingly decisive requirements of productivity and flexibility to ensure the survival of ⁇ .
Often, these organizational changes are accompanied by increasing job insecurity and are aimed at adapting labor needs to fluctuating market needs. From the perspective of workers, these changes have marked their footprints on social relations. They have generated noticeable changes in the work environment: stress, relationship tensions, decreased quality of life. The world of work has profoundly changed.
In this context, various forms of violence at work have emerged and developed. by Mr. Timmermans recalled this in the report and cited a number of figures. For a decade, the phenomenon has been exposed, and we speak of this concept of moral harassment, in English "mobbing".
Of course, everybody agrees with the finding and everybody in the committee has recognized the phenomenon. No one denied it. But then what to do? Ms. Pieters says that this project is not lacking in good intentions but some think that we need to go beyond them and take action. Sure, moral harassment is probably inherent to the earliest forms of collective work, but all recent studies prove that it is a phenomenon of far from negligible magnitude. In a Europe where the quality of employment is constantly highlighted, the right to safety and dignity in the performance of work is a right that we consider fundamental and that should therefore be guaranteed in an appropriate legal framework.
Currently, no legislation in Belgium explicitly recognizes moral harassment at work. What is likely, in recent years, is the evolution in the recognition of the phenomenon, which has gone from a form of status of problems suffered by a minority, supposedly unadapted, to a status of important health and safety problems at work.
The first victory, therefore, is a collective awareness of the phenomenon and it implies that one can name the inadmissible, that one can raise awareness of potential victims but also all workers and stakeholders within the company. And this so that we do not regain our ability to indignate ourselves only when the facts appear on the public stage and are eventually relayed and amplified by the media.
Harassment has many consequences and often causes serious illness and, in the long run, results in occupational exclusion or difficulties in subsequent rehabilitation. It also generates costs for the company: guaranteed wage and sick leave, direct and indirect production costs. A difficult situation in the worker’s head leads to dismotivation, lower performance, absence and staff rotation. by Mr. Timmermans, in his report, said that the interests of workers and employers are not convergent. For my part, I think they are convergent and that companies have an interest in neither stress nor harassment so that workers can work in good conditions and be quite efficient.
I can understand that a number of employers or their representatives are not fully convinced of this. by
This is also part of the debate. Rather than focusing on victims, this debate has focused on abuse of law or possible derivations from law.
In the committee, some have argued that the general principles of seeking the well-being of workers already include measures aimed at preventing moral harassment, thus making it unnecessary to add a specific point dedicated to this phenomenon. If, indeed, the law of 1996 obliges every employer to assume, among other things, the psychosocial burdens incurred by work, these mainly refer to practices of productivity, flexibility, professional profitability and therefore also to stress and relationship tensions. While psychosocial load can be a possible cause of harassment, it ⁇ does not exhaust the phenomenon that should be named for what it is, a form of psychic killing or a process of systematic destruction of the individual and not an extreme form of social stress as some call it.
In this sense, we support the orientation of this bill which is to address in a quite specific way the prevention of different forms of harassment, but also violence in the workplace. Any other orientation would not have been appropriate neither to the path to collective awareness of the phenomenon nor to the political goal of the project which is precisely to break with banalization, with this kind of excess tolerance that is still found too often in the business world. In the commission, the minister used this formula: "We must break the silence." This was the conclusion after the white steps, in a different context of course, but there are similarities. She used the phrase “break the cycle of fear, isolation, humiliation.” We think that is exactly what it is.
This requirement to raise awareness of the fact that the phenomena denounced are a reality and that they cannot exist leads us to the pivotal key of all the devices under consideration, namely the entire preventive aspect that links the detection of risks and the establishment of appropriate measures for their prevention.
The debates proved this in the committee, some focused on repression. As we have already said and repeated, this is stated in the report, the activation of the "sanctions" window is subsidiary and necessarily based on a finding of failure, the aim being above all to create a climate of confidence that allows for an internal solution to the problem posed. The existence of this repressive aspect – I think, for example, of the right for organisations to be brought to justice – is good to make clear that prevention is not a passive measure that is treated with gentleness or disengagement, but a demanding process that involves the involvement of all actors within the company, in particular in the implementation of a voluntary prevention policy.
One aspect that has been debated and on which some have expressed themselves at this forum is the fear of a growing judicialization of conflicts and possible abuses in the application of the repressive aspect. We believe these fears are unfounded. As stated in the report, it was recalled in the commission that if there were charges laid down lightly, questioning the integrity of an unjustly accused person, not only the articles 443 and following of the Criminal Code relating to offences against the honor or respect of persons can apply, but also the rules of labour law. Hence the importance of the labour regulation which can, of course, set the penalties applicable to the worker who would abuse the complaint procedure. It is also not excluded that a worker who seriously abuses this law may be fired for a serious mistake.
Another positive aspect of this project is that the isolation in which the victim is usually found is now broken and a rapid investigation of acts of violence or harassment is required. It is true that action must be taken quickly because the effects and consequences are long-term if not.
While this bill aims first and foremost to guarantee the right to human dignity at work, too often it is forgotten that the quality of employment also participates in the economic and financial interests of the company and of society as a whole.
In conclusion, Mr. Speaker, the Socialist Group supports this text because it addresses the problem in an intelligent and coherent way, both in terms of the overall scope of the project and its scope and approach to the suggested solutions to different situations of violence and harassment.
In particular, the reversal of the burden of proof to the civil, a principle that is not new and will only be applicable when the worker justifies an interest, as well as protection against dismissal and unilateral changes in working conditions are all positive and innovative elements present in this bill.
We feel that this is a good law, a complete law whose effectiveness will be demonstrated in two years. Some have mentioned the assessment. For my part, I am optimistic and I am convinced, Madam the Minister, that the first assessment that will be carried out in collaboration with the social partners will be positive.
We will vote on this bill.
#52
Official text
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, wij zijn gemeenzaam de term mobbing gaan gebruiken. Iedereen weet daarmee waarover het gaat. Mobbing is echter de Engelse term voor meute en is afkomstig uit Amerika. Hij werd gebruikt in verband met de maffia die de uitbaters van bars afperste. Met mobbing werd dus het ongewenst agressief gedrag van de meute beklemtoond. Vandaag hebben wij een instrument om die meute op de werkvloer te bestrijden. Het is belangrijk dat het probleem intern, op de werkvloer, wordt aangepakt. Daarvan zijn dramatische voorvallen bij De Post bekend. Het probleem moet echter ook extern worden aangepakt. Ik denk dan aan bus- en treinbegeleiders die door externen worden geïntimideerd en gepest.
Uit getuigenissen van slachtoffers — die ons zwaar hebben getroffen — bleek door welke hel zij moeten gaan en hoezeer zij lijden. Het gaat echter niet alleen om menselijk leed, maar ook om economisch leed. Door dergelijk gedrag zijn er immers meer arbeidsongevallen, grotere periodes van ziekteverlof en een groot verlies aan productiviteit. Wij vinden dat dit een sociaal probleem is waarvoor tussen de werkgevers en werknemers een oplossing moet worden gevonden. Mevrouw de minister, ook in de commissie maakte wij duidelijk dat wij terzake volledig achter uw benadering staan. Wij zijn ervan overtuigd dat via dit wetsontwerp de werknemers een aantal middelen wordt aangereikt om het taboe rond deze materie, het grote zwijgen zoals u het zelf noemde, te doorbreken.
Ik herhaal de zeven pluspunten die wij reeds aanhaalden in de commissievergadering.
Het eerste, zeer belangrijke punt is dat geweld, pesterijen en seksuele intimidatie een geïntegreerde benadering vergen omwille van het feit dat de grens tussen deze vergrijpen zeer klein is, in die zin dat het ene voortvloeit uit het andere.
Ten tweede, de slachtoffers en de getuigen worden beschermd tegen ontslag en krijgen mogelijks een vergoeding. Dit is een goede maatregel via dewelke het stilzwijgen zal worden doorbroken, omdat betrokkenen zich, zij het gedurende een bepaalde periode, beschermd voelen en weten dat zij in alle veiligheid kunnen spreken.
Ten derde, de omkering van bewijslast. Naar verluidt doen de liberalen moeilijk over de omkering van de bewijslast, maar aangezien wij op dat vlak zijn gebonden aan de Europese directieven heb ik daarmee geen enkel probleem. Trouwens, dit biedt een betere bescherming aan het slachtoffer.
Ten vierde, in dit ontwerp ligt de klemtoon op preventie en preventieplannen. Eigenlijk is preventie de eerste en meteen ook de belangrijkste stap die moet worden gezet.
Ten vijfde, naast de syndicale organisaties krijgen ook de NGO's het recht om op te treden en deel te nemen aan het debat.
Ten zesde, via dit wetsontwerp kunnen ook externe en derde personen worden aangepakt en benaderd. Dat is ook belangrijk.
Ten zevende, via dit ontwerp kunnen de bestaande sociale instrumenten worden gehanteerd in ondernemingen. Inderdaad, het Comité voor Preventie wordt ingeschakeld, het arbeidsreglement krijgt zijn plaats, de preventieadviseurs en de medische inspectie worden ingeschakeld. Op die manier wordt gebruikgemaakt van de sociale overlegstructuren die in een onderneming bestaan. Het kan ons slechts verheugen dat ook ten volle aandacht werd gevraagd voor het sociaal overleg. Het is evenwel jammer dat de sociale partners geen akkoord bereikten, al betekent dat niet dat wij niet moeten optreden. Wij moesten trouwens optreden om zowel de privé- als de openbare sector in te dekken.
De sociale partners zullen later ook via de wet nog mee worden betrokken. Zij zullen niet alleen de regels inzake de toepassing van de preventiemaatregelen moeten uitwerken, maar ook maatregelen voor de werknemers die in contact komen met het publiek en de verdere modaliteiten inzake informatie verspreiden.
Mevrouw de minister, ik heb toch een aantal opmerkingen en vragen.
Ten eerste, over deze wet wordt straks gestemd. Op welke wijze zult u de wet bekendmaken? Welk informatiemateriaal zult u gebruiken? In welke vorm zult u die informatie gieten en welke doelgroep wilt u bereiken? Wij moeten duidelijk weten hoe u deze wet verder zult ondersteunen. In welke mate zult u de groepering van slachtoffers bij de informatiecampagne betrekken?
Ten tweede, uw voorganger, mevrouw Smet, heeft de groene telefoonlijn omwille van budgettaire maatregelen afgeschaft. Nochtans kwamen daar per jaar 15 oproepen binnen van slachtoffers die geen raad meer wisten. Kunt u dit kanaal opnieuw openen zodat u, naast de instrumenten binnen de onderneming, ook over een ander middel beschikt waarlangs de slachtoffers de stilte kunnen doorbreken.
Ten derde, de externe preventiediensten zijn voor ons belangrijk. De uitvoeringsbesluiten zijn al vier jaar geleden genomen. Wij vinden het ook belangrijk dat de preventieadviseur — een psycholoog — de psychosociale bijstand kan leveren. Mevrouw de minister, kunt u dringend maatregelen uitvaardigen inzake de opleidings- en diplomavereisten die deze mensen moeten hebben? Deze uitvoeringsmaatregelen zijn er nog niet voor de preventieadviseurs, waarop u nu een beroep wilt doen. Zij spelen voor mij een belangrijke rol in deze materie. Wij moeten kunnen aangeven aan welke vereisten en diplomavoorwaarden deze mensen moeten voldoen.
Bovendien rijst de vraag naar de financiering en de minimale dienstverlening die deze externe preventiediensten moeten leveren. Wij moeten een antwoord op die vragen krijgen zodat uw wet ten volle kan renderen.
Ik wil u een suggestie doen, mevrouw de minister. Wij weten dat er een checklist bestaat om na te gaan of er werkelijk sprake is van mobbing. De verschillende organisaties gebruiken die lijst al. Ik meen dat u dit belangrijk instrument in de uitvoeringsbesluiten moet opnemen zodat wij ook het oneigenlijk gebruik van deze wet kunnen tegengaan. Van bij het begin moeten wij de probleemstelling goed kunnen omschrijven.
Mevrouw de minister, wij zijn erg tevreden dat u het amendement voor een evaluatie om de twee jaar, geïnspireerd door de groene fractie, hebt aangehouden. Wij vinden het heel belangrijk dat wij daaruit lessen zouden trekken. Zo kunnen wij in de regelgeving een duidelijke vooruitgang boeken en bijsturen waar nodig. Wij menen dat deze wet zal bijdragen tot een verandering van de bedrijfscultuur als zodanig.
Mevrouw de minister, mag ik u ook vragen om de organisatie van slachtoffers ook bij deze evaluatie te betrekken.
Er is nog een aspect waarvoor wij in de kou zijn blijven staan. Wij dachten een sluitstuk te maken door een extern anoniem meldpunt op te richten zodat de kring wordt gesloten. Immers, mobbing gebeurt niet alleen op werkvloer. Wij stellen vast dat mobbing vaak in het privé- en ontspanningsleven en in de sociaal-culturele dimensie wordt voortgezet. Mobbing verspreidt zich en is dus niet alleen op de werkplek merkbaar.
Daarom zou het goed zijn dat er een extern anoniem meldpunt komt waar slachtoffers zich kunnen melden en van waaruit ook kan worden geageerd. Wij willen dit blijven beklemtonen. Wij werken aan een wetsvoorstel om uw wet, in onze overtuiging, te vervolledigen.
Mevrouw de minister, onze benadering is altijd rechtlijnig geweest. Wij steunen ten volle dit wetsontwerp. Wij begrijpen de CD&V niet die wel in de bomen kruipt om te zeggen dat de treitertelefoons moeten worden afgeschaft. Dit gaat hier over meer dan treitertelefoons. Dit gaat hier over fundamentele zaken en hier laat de CD&V het afweten. Het is duidelijk dat de CD&V uitsluitend de patronale kaart trekt. Wij kunnen dat niet begrijpen. Dat is warm en koud tegelijkertijd blazen. Dat ze maar op die manier voortdoen in de oppositie, het zal haar niet verder brengen.
Translated text
Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker, Mr. Speaker. Everyone knows what it is about. Mobbing, however, is the English term for meute and comes from America. It was used in connection with the mafia that suppressed the exploiters of bars. Thus, with bullying, the unwanted aggressive behavior of the mob was emphasized. Today, we have a tool to combat this bullying in the workplace. It is important that the problem is addressed internally, on the workplace. Dramatic events have been ⁇ by the Post. However, the problem must also be addressed externally. I think then of bus and train escorts who are intimidated and bullied by external persons.
The testimonies of victims—who have severely affected us—showed what hell they should go through and how much they suffer. It is not only human suffering, but also economic suffering. Such behavior results in more accidents at work, longer periods of sick leave and a large loss of productivity. We believe that this is a social problem that needs to be solved between employers and workers. We also made clear in the committee that we fully support your approach in this regard. We are convinced that through this bill the workers will be provided with a number of means to break the taboo around this matter, the great silence as you called it yourself.
I would like to repeat the seven plus points that we have already mentioned at the committee meeting.
The first, very important point is that violence, harassment and sexual harassment require an integrated approach because the boundary between these crimes is very small, in the sense that one derives from the other.
Second, victims and witnesses are protected from dismissal and may receive compensation. This is a good measure by which the silence will be broken, because the persons concerned feel protected, even for a certain period of time, and know that they can speak safely.
Third, the reversal of the burden of proof. Liberals are ⁇ ly struggling to reverse the burden of proof, but since we are bound by the European directives in that regard, I have no problem with this. By the way, this provides better protection to the victim.
Fourth, this design emphasizes prevention and prevention plans. In fact, prevention is the first and immediately also the most important step to be taken.
Fifth, in addition to the trade union organisations, NGOs are also entitled to act and participate in the debate.
Sixth, through this bill, external and third parties can also be addressed and approached. This is also important.
Seventh, through this design, existing social instruments can be used in enterprises. Indeed, the Committee for Prevention is activated, the Rules of Work gets its place, the prevention advisors and the medical inspection are activated. In this way, the social consultation structures that exist in an enterprise are used. We can only be pleased that full attention was also sought for social consultation. However, it is a pity that the social partners have not reached an agreement, although that does not mean that we should not act. In addition, we had to act to cover both the private and the public sector.
Social partners will also be involved later through the law. They will not only need to develop rules for the application of preventive measures, but also measures for workers who come into contact with the public and to disseminate further modalities for information.
Mr. Minister, I have a few comments and questions.
First, this law will be voted later. How will you publish the law? What information material will you use? In what form will you pour that information and which target audience do you want to reach? We need to know clearly how you will continue to support this law. To what extent will you involve the victim groups in the information campaign?
Second, your predecessor, Ms. Smet, has abolished the green phone line due to budgetary measures. However, there were 15 calls per year from victims who did not know the advice. Can you reopen this channel so that, in addition to the instruments within the company, you also have another means by which the victims can break the silence. Their
Third, external prevention services are important to us. The implementation decisions were made four years ago. We also consider it important that the prevention counselor — a psychologist — can provide psychosocial assistance. Can you urgently issue measures regarding the training and diploma requirements that these people must have? These implementation measures are not yet available for the prevention advisors, to whom you want to appeal now. They play an important role in this matter for me. We must be able to specify what requirements and diploma requirements these people must meet.
In addition, there is a growing demand for the financing and the minimum services that these external prevention services must provide. We need to get answers to those questions so that your law can fully perform. Their
I would like to give you a suggestion, Mrs. Minister. We know that there is a checklist to check whether there is really bullying. The various organizations already use that list. I think you should include this important instrument in the implementing decisions so that we can also counter the misuse of this law. From the beginning, we must be able to correctly describe the problem.
Mrs. Minister, we are very pleased that you held the amendment for a review every two years, inspired by the Green Group. We find it very important that we learn lessons from this. In this way, we can make clear regulatory progress and update it where necessary. We believe that this law will contribute to a change in the corporate culture as such.
Mrs. Minister, I may also ask you to include the organization of victims in this assessment.
There is another aspect for which we have remained in the cold. We thought of making a lock by setting up an external anonymous notification point so that the circle is closed. After all, bullying does not only happen in the workplace. We note that bullying often continues in the private and recreational life and in the socio-cultural dimension. Mobbing is spreading and is therefore not only noticeable in the workplace.
Therefore, it would be good to have an external anonymous notification point where victims can report and from which any claim can be made. We want to continue to emphasize this. We are working on a bill to complete your law, in our conviction.
Our approach has always been straightforward. We fully support this bill. We do not understand the CD&V that crawls in the trees to say that the trader phones should be abolished. This is about more than trader phones. This is about fundamental issues and here the CD&V leaves the discourse. It is clear that the CD&V only draws the patronal card. We cannot understand that. It is warm and cold blowing at the same time. If they continue in this way in the opposition, it will not lead her further.